zaterdag 17 december 2011

Augustinus en Piet Hein



Toen ik lang geleden in Groningen op de Tweede Christelijke HBS zat, werd een prijsvraag uitgeschreven. De Eerste en de Tweede Chr. HBS gingen scheiden, dus werd een nieuwe naam gezocht.

Er waren slechts twee inzenders, voor zover ik me herinner. De gekozen naam was bedacht door mijn leraar scheikunde. Het Augustinuscollege.
De andere inzender was een leerling en dat was ik. Mijn voorstel: Piet Heincollege. Nooit kreeg ik enige reactie.

Mijn vader had ooit een stoffenzaak die de naam Piet Hein droeg, omdat mijn pake ermee was begonnen in de Piet Heinstraat. Onze leus: ‘Stoffen Piet Hein kleden piekfijn.’ De zaak was niet meer, de naam mag je toch wel in ere houden?

Kerkvader versus zeerover. Ik las pas vanwege zijn filosofie nog eens de ‘Belijdenissen’  van Aurelius Augustinus. Hij was echt een fundamentalist. Alle bestaande dingen, of het nu mens, materie, tijd, recht of orde is, kunnen slechts bestaan als manifestatie van God. En vanuit het goddelijke recht mag de staat straffen en oorlog voeren om onrecht te wreken. In een dergelijke rechtmatige oorlog mag je ook vanuit hinderlagen vechten. Het lijkt Piet Hein wel.

Augustinus schrijft een christelijke moraal van gezindheid en plichten voor. Er zijn overeenkomsten met de tegenwoordig vaak beter bekende islamitische ‘sharia’. Rekkelijk en minder rekkelijk toepasbaar.
Maar ja, mijn Piet Hein was in zijn bestaanswijze van zeerover vast ook een nietsontziende fundamentalist.

Gisteren was de grote dag. De radicaal gereformeerde Augustinus-interpretatie wordt in Piet Hein tot een hogere orde verheven. Donner wordt onze onderkoning naast Hare Majesteit.



zondag 11 december 2011

Terecht boos

.




Gisteren was ik in Den Bosch. Op de manifestatie Armoede Werkt Niet. Meer dan 6500 demonstranten. Veel oprechte kwaadheid op het kabinet dat bezuinigt op de sociale voorzieningen, uitkeringen, reïntegratiebanen en gesubsidieerd werk. 60.000 banen weg in de sociale werkvoorziening? Al die mensen achter de geraniums of met slechter werk en zonder fatsoenlijke CAO? Grote respons uit de zaal. Actie! De mensen zijn echt boos. Gelukkig  organiseert de SP de actie en doen PvdA, de FNV, de grote bonden en andere organisaties volop mee. Het kabinet vertoont scheurtjes. Dat is goed, hoe eerder het valt des te beter is dit voor het land.

Natuurlijk is een crisis ingewikkeld, maar kies voor investeren in een duurzame economie. Bestrijd de armoede en bezuinig eerst op de andere kant van de samenleving. Niet op de sociale kant, maar op de JSF en de hypotheekrente voor hogere inkomens. Belast de winsten en de hoge inkomens meer. Stel andere beleidsprioriteiten.
Het is goed om hier bij te zijn. Volgende keer weer meer dan 6500.

Meer informatie op: armoedewerktniet.nl



woensdag 7 december 2011

Lanzarote is een plaats op Gran Canaria

Enkele dagen geleden hoorde ik een dialoog die ongeveer als volgt ging. ‘Lanzarote is een plaats op Gran Canaria.’ ‘Welnee, het is een van de Canarische Eilanden.’ ‘Neen, ik weet het zeker, het is een plaats op Gran Canaria.’ ‘Hoe weet je dat dan zo zeker?’ ‘Ik heb het duidelijk gezien op Google Maps.’ ‘Toch klopt het niet, ik ben zelf op Lanzarote geweest.’ ‘Maar het is duidelijk te zien op Google Maps ...’ Enzovoorts.

Wie heeft gelijk? Beiden hebben een duidelijk feit waargenomen. Misschien de een iets duidelijker, want die is er zelf geweest. Althans dat beweert deze persoon. Maar ja, wat de ander ziet is ook niet mis, want iedereen, duizenden kunnen zijn waarneming overdoen door op Google Maps te kijken. Kennelijk staat het daar op. Voor de aardigheid heb ik dit nu niet gedaan. Ik ga er maar even van uit dat de genoemde waarneming klopt. Ik kan het verifiëren, maar hoe moet ik verifiëren dat de ander zelf op het kennelijk bestaande eiland is geweest?

De discussie is makkelijk te beslechten, want ik ben er zelf ook geweest. Maar ja, dat geldt dan voor mij, ook voor een ander? Ik kan vervolgens nog tal van gezichtspunten aandragen die mijn eigen waarneming bevestigen.
De onderliggende vraag bestaat echter dan nog steeds. Wat is een feit? De eenvoudige sensualist kan een feit noemen wat hij waarneemt. De constructivist zal daar tegenover beweren dat feiten, weliswaar op grond van ervaringen of waarnemingen, een gedachteconstructie zijn. Immers, we beschrijven de wereld tegenwoordig toch in heel andere termen als vroeger? Bijvoorbeeld in de scheikunde. Als derde optie kan ik als dialectisch denkend persoon beweren dat een feit een verhouding is van een werking van of vanuit de werkelijkheid en een actieve (re)constructie door mijn denkwerk. Dan heeft een feit iets objectiefs of reëels en iets actief-subjectiefs tegelijk.

Dan nog blijft het de vraag overeind hoe die verhouding dan precies is. Zij verandert namelijk steeds, althans in het dagelijks leven. En op grotere schaal, zoals in de wetenschap, ontwikkelt deze verhouding zich steeds verder. Het zal wel een objectief-subjectieve mix zijn, maar welke precies?

In mijn boek over Feuerbach en de actuele religiekritiek ‘Godsdienstkritiek, respect en actieve tolerantie’ schrijf ik: ‘... En met het ontstaan van deze nieuwe mediawerkelijkheid wordt de vraag naar de ‘werkelijke’ werkelijkheid opnieuw aan de orde gesteld.’ (pag. 36) Vormen de beelden van de virtuele wereld de religie van de nieuwe tijd? Kunnen we de werkelijkheid nog goed van digitale beelden en massaal bekeken beweringen onderscheiden? Als beter kijken op Google Maps laat zien dat Lanzarote toch een eiland is, hoeveel anderen zullen door flitskijken op internet het nog steeds anders waarnemen?

Dit brengt ons terug bij het begin. De virtuele digitale werkelijkheid, waar de hele mensheid zich steeds meer totaal in onderdompelt, verandert ons denken, onze redeneringen én onze waarneming en beelden. Er ontstaan leuke en interessante gesprekken door en bovendien belangrijke ethische vragen. Wordt onze werkelijkheid nu versimpeld of niet, en ontstaan hier nieuwe problemen door? Vervreemding?
Misschien is Lanzarote binnenkort volgens vrijwel de hele mensheid toch een plaats op Gran Canaria. Je zult als rechtgeaard Lanzarotter er maar wonen …



Kunt u het zien?
    Zijn we hier in of op Lanzarote?

zaterdag 3 december 2011

Atheïsme voor beginners?

Richard Dawkins’ nieuwste boek ‘De betoverende werkelijkheid’  wordt in dagblad De Pers van 22 november aangeprezen als ‘atheïsme voor beginners’. Inderdaad, voor beginners. Daar moest ik aan denken toen ik vorige week in de trein dat artikeltje las. Naar mijn mening zit Dawkins in zijn eerder verschenen beroemde boek ‘God als hypothese’ (The God delusion) zelf nog gevangen in een semi-religieuze vraagstelling, het atheïsme van de beginneling. Zijn redenering: de hypothese god kan niet worden bewezen, ergo hij bestaat niet en daarmee vervallen alle religieuze aanspraken. Hij lijkt wat op sommige christenen die smachten naar een wonder als bewijs voor het bestaan van god. De filosoof Ludwig Feuerbach zei in zijn religiekritiek hierover: ‘Het wonder is de hypotheek die borg staat voor het wantrouwende en twijfelende geloof.’ (Uit: Über das Wunder, 1839, in Gesammelte Werke, deel 8, Akademie Verlag, Berlin 1982, p. 311.)
Dawkins keert dat simpele geloof gewoon om. Bij hem wordt een niet-religieus wereldbeeld gereduceerd tot een ontkennend antwoord op een absoluut bepaalbaar punt, een te bepalen begin. Dat komt neer op een verkapte religieuze vraagstelling.

De inmiddels vrijwel vergeten filosoof Joseph Dietzgen (1828-1888) bekritiseerde in 1887 de materialistische filosoof en Darwin-aanhanger Ernst Haeckel (1834-1919). Volgens Dietzgen bestaat bij deze vroege voorloper van Dawkins nog een zucht naar het vinden van een absoluut begin. Hij meent dat dit een metafysisch-religieus restant is, zeg maar een religieuze redeneerwijze. Volgens Dietzgen bestaat er nog een mystiek restant in de vraagstelling van een absoluut begin.

Eigenlijk al eerder, maar zeker sinds Immanuel Kant de middeleeuwse godsbewijzen bekritiseerde, kunnen ‘we’ weten dat religiekritiek gerechtvaardigd is en de wetenschap hieraan een bijdrage levert. Maar ook dat deze kritiek niet tot een bespreking van de resultaten van de empirische wetenschap gereduceerd mag worden.
Dat is ook niet nodig. Lezend in ‘Schelpen en beschaving’  van Dawkins’ collega, de evolutiebioloog Geerat Vermeij, zie je dat voor een overtuigend natuurwetenschappelijk, sociaal, economisch en per saldo atheïstisch verhaal je helemaal geen harde god-hypothese op hoeft te stellen. Je overschreeuwt jezelf er alleen maar mee en bereikt de gelovigen echt niet.

Vermeij is niet de eerste die pakkend en historisch-zelfbewust schrijft over de betekenis van de culturele ontwikkeling voor onze kijk op religie.
In 1835 schrijft Heinrich Heine in zijn nog altijd zeer leesbare boek ‘Religie en filosofie in Duitsland’ over een bepaald type christen: ‘De ware Christen wandelde met angstvallig gesloten zintuigen als een abstracte schim in de bloeiende natuur rond.’ (Heinrich Heine, Over Duitsland, Uitgeverij Atlas, Amsterdam, Antwerpen 2009, p. 22.) Net als nu ging bij dat type ook al niet zomaar de ogen open, omdat iemand stellig beweerde dat dit moest, zoals Dawkins tegenwoordig doet. Er was meer voor nodig.

Karl Marx die in zijn vroege werk bij Feuerbachs religiekritiek aansluit en deze vervolgens tot sociale actie transformeert doet er sindsdien meestal wat luchtig over. Een overtuigend maatschappelijk verhaal maakt het religieuze en volgzame geloof onaantrekkelijk. Daar heb je eigenlijk helemaal geen vrijdenkersbeweging voor nodig. Zijn vriend Friedrich Engels schrijft in 1874 zelfs dat de term atheïsme een negatief begrip is: ‘Over de Duitse sociaaldemocratische arbeiders kan men zelfs zeggen dat het atheïsme voor hen een gepasseerd station is. Dit zuiver negatieve woord heeft voor hen geen toepassing meer …’ (Zie K. Marx, F. Engels, Werke, deel 18, Dietz Verlag, Berlin 1973, p. 531.). Ongetwijfeld wat voorbarig, maar wel mooi relativerend.

Een vergelijkbaar humanistisch optimisme zien we later bij de filosofe Susanne Langer. Zij schrijft in 1960 in haar boek ‘Filosofische vernieuwing’  vanuit een heel andere invalshoek over religie. Haar filosofie bouwt voort op Ludwig Wittgenstein en Alfred Whitehead. Zij meent: ‘De godsdienst, het bijgeloof, de fantasierijke Bijbelse geschiedenis zijn niet door de ‘ontdekkingen’ teniet gedaan; de Europese geest is daaraan ontgroeid.’ (Susanne K. Langer, Filosofische vernieuwing, Een studie over symboliek, Uitgeverij Aula, Utrecht, Antwerpen 1965, p. 279.) In het licht van de hedendaagse aanpak van Dawkins zegt zij bovendien nog iets belangrijks. Volgens haar wordt de tegenstander besmet door het leerstuk dat hij aanvalt (pag. 245). Naar mijn mening komt een dergelijke fixatie ook bij Dawkins voor. Zijn ongeloof neemt religieuze, zelfs fanatieke trekken aan.

Dawkins’ afwijzing van een godsdienstig absoluut begin middels de niet ontdekte, nergens waargenomen god, houdt nog vast aan de denkstructuur van het geloof in een absoluut begin. Een geloof in iets, wat hij niet kent. En ook al weet ik hier lang niet alles van, het lijkt erop dat Dawkins’ eigen ‘selfish gene-hypothese’ ook de sporen draagt van een overhaast zoeken naar een absoluut punt. Hij trapt dan in de reductionistische valkuil.
In de tv-serie ‘Een schitterend ongeluk’  van 1993 uit collega-evolutiebioloog Steven J. Gould kritiek op Dawkins’ hypothese van het zelfzuchtige genoom. Hij noemt dat een reductionistische opvatting. (Zie Wim Kayzer, Een schitterend ongeluk, Uitgeverij Contact, Amsterdam, Antwerpen 1993, pag. 131.) Gould versus Dawkins: ‘Volgens Darwin geldt de natuurlijke selectie voor lichamen.’ En waarom zouden immers ook niet andere termen als individu, soort, omgeving, economie, ecosystemen etc. hun bepalende rol moeten spelen om de evolutie en ontwikkeling van de aarde, het leven en de soortenrijkdom te verklaren? Het gen veroorzaakt, maar is zelf ook veroorzaakt.

Het zelfzuchtige gen doet mij denken aan de religieuze ziel, het idee van een absoluut actief beginpunt, een kern die vervolgens in staat is in eeuwigheid voort te leven. Maar goed, ik ben hier te weinig in thuis om definitief te oordelen over de biologische aspecten. Wel valt de denkstructuur op.
Reductionisme, de vaste-punt-hypothese, het absolute begin, het gaat om ongeveer hetzelfde, om dezelfde structuur van de vraagstelling. Er blijkt ook uit dat religie en wetenschap soms meer overeenkomsten hebben dan Dawkins denkt. En bovenal dat het atheïsme een stevige filosofische fundering nodig heeft, uiteraard goed gebruikmakend van en parallel aan de resultaten van de empirische wetenschap.

Een dergelijk degelijk filosofisch verhaal heeft meerdere voordelen. Het kan ook andere aspecten van de religie laten zien, zoals de ethiek, een terrein waarop Dawkins in zijn ‘God als hypothese’  weinig te bieden heeft. Zo’n verhaal kan veel meer ruimte laten voor een dialoog tussen opvattingen die fundamenteel van elkaar mogen verschillen. Dawkins neemt zo fanatiek afstand van de religie dat hij er niet meer echt kritisch over kan zijn. De afstand wordt te groot om het nog te begrijpen. Hij begrijpt de motivatie niet meer van het geloof. Iets dat je bekritiseert moet je proberen te begrijpen.




maandag 21 november 2011

Liever Plato dan Bleker

Zaterdag stapte ik op de fiets om even in mijn hoofd orde op zaken te stellen. Ik ging een stukje schrijven over Plato’s staatsopvatting, zoals hij die beschrijft in ‘Politeia’. Er lag een berg aantekeningen, nu was nog de kunst een aardige insteek te vinden. Het stukje is onderdeel van een langere tekst over ‘Staat en Vrijheid’. Wie weet wordt het ooit nog eens een artikel of boek.

Plato verzet zich tegen democratie, maar vooral tegen een verloedering van de politiek. Het gaat hem om de inhoud, een welvarende samenleving die naar zijn idee nu eenmaal een ordening nodig heeft. Volgens de filosoof Popper pleit Plato voor een gesloten samenleving, eigenlijk een dictatuur. Een opzetje bedenken viel mee, over de brug nog vlak bij huis had ik de lijn al in mijn hoofd.

Dus kon ik met een onnadenkend hoofd de natuur in. Dichtbij is dan de Westerbroekstermadepolder, waar ik hoopte ik de ruigpootbuizerd te zien. Die zag ik er al eerder. Dat deed me toch aan iemand anders denken. Aan staatssecretaris Bleker, die met zijn neoliberale openheid, verpakt in wat gereformeerde verantwoordelijkheidspraat, natuurbehoud en duurzaamheid liberaliseert en er natuurlijk dan gelijk ook op bezuinigt. De nieuwe Wet Natuur maakt de natuur vogelvrij. Popper had er blij om kunnen zijn, zoveel openheid. Weg met de overmaat aan regulering zoals die van Plato, had hij kunnen zeggen.

Maar ja, ik fietste door de ecologische hoofdstructuur en zag tot mijn verrassing op een boompje bij de spoordijk een klapekster. Die zie je niet elke dag. En even later in de Kropswolderbuitenpolder in volle glorie de ruigpootbuizerd, die al even nieuwsgierig was naar mij als ik naar hem. En andere vogels, heel gewoon misschien, maar een flinke club wintertalingen is altijd fraai.

Soms is regulering gewoon nodig. Minder openheid en meer gesloten? Soms wel, als daar goede argumenten voor bestaan. Liever Plato’s verstand dan Blekers blamage. Zonder beleid had ik de klapekster zaterdag niet gezien. Liever verstand dan de ijdelheid van het onbelemmerde vrije marktdenken.



Mijn fototoestel had ik thuis gelaten. Ik leen deze foto van Waarneming.nl, de site waarop ik de waarneming van de klapekster en de ruigpootbuizerd heb doorgegeven.

vrijdag 18 november 2011

Het kan wél!

Geweldloos verzet, heeft dat zin? Helpen sancties en druk van buiten? Had Libië bevrijd kunnen worden zonder de tienduizenden doden en alle ravage? Wat is de situatie toch uitzichtloos in Syrië. Wie kan er nog een goede uitweg zonder geweld verzinnen?
Als de toestand zo desolaat is, lijkt het alsof het niet anders kan dan naar de wapens te grijpen.

In Vietnam heeft de strijd zin gehad en bovendien tot veel bewustwording van jongeren overal ter wereld geleid. Maar is het huidige Vietnam werkelijk zo verschillend van hoe het er anders uit had gezien? Men kan het land socialistisch noemen, maar het is een moeizaam socialisme, minder ontwikkeld dan Ho Chi Minh zich had voorgesteld.
De weg naar vrede, sociale vooruitgang en duurzaamheid is lang.

Maar het kan wel! Wie had het voor mogelijk gehouden dat het vreedzame verzet van Aung San Suu Kyi ooit tot een vrij Birma zou leiden? Toch schijnt hier nu een werkelijke ommekeer plaats te vinden. Zelfs als die nog niet helemaal lukt is de situatie wezenlijk anders dan – zeg maar – vijf jaar geleden.

Engelengeduld, geweldloos verzet, kleine actie en massa-acties. Ze hebben zin. Verandering is mogelijk, het kán wel!

zondag 6 november 2011

Tariq Ramadan en de dialoog

In mijn boek ‘Godsdienstkritiek, respect en actieve tolerantie’ pleit ik vanuit een atheïstisch standpunt voor de dialoog. Ik verwerp de gedachte dat je een dialoog kunt voeren als één partij vooraf de voorwaarden ervan dicteert. Het moet gaan om actieve tolerantie, een houding waarin je anderen respectvol tegemoet treedt, maar ook aanspreekt op onhoudbare standpunten, zeker waar deze maatschappelijke belangen raken. Ik schrijf dat deze houding ook voor jezelf risicovol is, omdat je zelf ook bloot staat aan kritiek op eigen mogelijk onhoudbare standpunten. Het gaat om een risico dat je wel moet nemen.

In het nawoord noem ik een paar actuele kwesties uit 2009, het moment waarop ik de laatste hand legde aan het boek. Ik spreek over Tariq Ramadan, die in Rotterdam zijn functie als bruggenbouwer kwijtraakte omdat hij door vooral rechtse politici werd bekritiseerd om enkele uitspraken over homo’s en mogelijke banden met Iran. Zoals vaker ging het meer om sfeer, emoties en verdachtmakingen dan om feiten en afgewogen kritiek. In mijn boek schrijf ik (op pag. 132) dat Ramadan niet zomaar op ‘onze voorwaarden’ het debat hoeft te voeren, en dat het een voordeel is dat iemand als hij echt wil debatteren. Dat hoort toch bij bruggen bouwen?

Op dat moment had ik van en over Ramadan alleen korte stukken gelezen. Kort geleden heb ik de lacune in mijn kennis aangevuld en las zijn boek ‘Radicale hervorming, Islamitische ethiek en bevrijding’ (Van Gennep, 2008).
Zeer kort gezegd is de kern: handhaaf de echte geloofsgrond van de islam, maar bekijk de verschijningsvormen en geschriften op hun historisch ontstaan en op hun actuele betekenis. De Koran geeft richtlijnen voor ethisch handelen, maar de eigentijdse vertaling moet vooral in de geest ervan zijn. Ritueel slachten? Het gaat vooral om de best mogelijke bejegening van dieren, niet in de eerste plaats om het vastgestelde ritueel.

Ramadan stelt bovendien vele sociale vragen rondom armoede, rijkdom en macht aan de orde. Zo schrijft hij kritisch: ‘Net zoals we ons met eenvoudige technische en ‘islamitische’ aspecten van de slachting van dieren tevredenstellen zonder ons buitengewoon veel zorgen te maken over de manier waarop deze tijdens hun leven zijn behandeld, maken we ons niet zo druk om de manier waarop arbeiders uitgebuit worden, …’ (pag. 324)

Het boek biedt meer, zoals een kritiek op een formalistisch democratiebegrip. Democratie kan pas bestaan als het daadwerkelijk hoge waarden impliceert. Ramadan schrijft zo dat hij ‘bewapend met ethiek, en met kritisch verzet in naam van de ethiek’ (pag. 379) tal van vragen aan de orde wil stellen en een brede sociale beweging wil vormen.

Ik kan me voorstellen dat er moslims zijn die zijn benadering te rationalistisch vinden. Ook is er meer discussie over zijn stellingname mogelijk. Die dialoog en discussie zijn zeker zinvol en dat is precies wat Ramadan zegt voor te staan.
We mogen echter wel met zekerheid concluderen dat de kritiek van VVD , CDA en heel rechts Nederland die zijn ontslag in Rotterdam inleidde meer te maken heeft met zijn sociale kritische en actieve houding dan met godsdienstkritiek.




woensdag 2 november 2011

Spijkerboor, Windmolen, Autoweg

Je kunt er bijna een haiku van maken, iets als

Niet in Spijkerboor
Hup, zet de Windmolens maar
Aan de autoweg


Inderdaad is Spijkerboor in dit geval geen klassiek boorinstrument, maar een van de ongeveer vijf plaatsen en plekken in ons land die zo heten. Misschien zijn het er ook wel meer.

We hebben het over Spijkerboor in het Hunzedal. Eén van mijn fietsroutes op de racefiets of de randonneur loopt met een mooie bocht uit Groningen via de Westerbroekstermadepolder, Kiel-Windeweer, Annerveenschekanaal door het Hunzedal naar Eext en Gasteren en dan weer richting stad. Mooie afstand, mooie route.

Door het Hunzedal, altijd bijzonder vanwege de ruimte. Zomers op de akkerlanden de vele gele kwikstaarten en soms de geelgors. Ook op een snelle fiets is veel te zien als je je ogen open houdt. Afgelopen week bij de Westerbroekstermadepolder en de Kropswolderbuitenpolder weer twee ruigpootbuizerds gezien. Soms stap ik even af en pak de kijker.

De route ligt niet helemaal vast en zo fietste ik door Spijkerboor. Spijkerboor en omgeving voeren actie. De Vereniging Tegenwind wil geen Windmolenpark in het Hunzedal. In Spijkerboor hangen zo ongeveer huis aan huis de affiches.
Windmolens? Nee, niet hier!

Nee, niet hier? Is dit de zoveelste not-in-mij-back-yard-actie? Ik vind van niet. Van ruimte moet je misschien leren houden. Maar het Hunzedal is geweldig. Het is leeg en er is zoveel te zien.

En er zijn alternatieven. Het is een stokpaardje van me. Maar ik vind dat als er windmolens moeten komen de geschikte plek de grote autoweg is. Bij autowegen is het landschap al in hoge mate daardoor bepaald. Die inbreuk is er al, zet dus gewoon alle windmolens gegroepeerd aan de autowegen. Niet in het open veld en niet aan de kust.
Dat zou consequent moeten gebeuren.

Het Hunzedal moet dus leeg blijven. Al is leegte misschien ook niet de goede term. Koester de ruimte en de stilte. En als automobilisten draaierig worden van al windmolens houden, dan neem je toch de trein?



zaterdag 22 oktober 2011

Marx’ relevantie

Nu de Occupy-beweging om zich heen grijpt haasten allerlei commentatoren zich deze op te hemelen of te bagatelliseren, soms zelfs te blameren. Daaruit blijkt al de betekenis. Blameer de actie maar, we zullen de afloop wel zien.
Bij de krachtige actievorm zonder centrale leuze maar wel met een globale richting, ontstaan discussies over hoe politiek men zich moet presenteren. Laat de beweging vooral breed en massaal zijn, dat er nu een verenigende beweging is die zich richt tegen het totale falen van het kapitaal om zijn crisis op te lossen, is al van grote maatschappelijke betekenis. Het sluit niet uit dat daarbinnen socialisten hun rode vlag hijsen, daarover hoeft niemand zich te schamen.

Over schaamte gesproken. Dat ik afgelopen periode waar Marx taboe leek in enkele boeken ‘anticyclisch’ de betekenis van zijn denken en wijze van analyseren propageerde, vonden sommigen maar vreemd. Je betoog is goed, maar noem Marx er niet zo vaak bij, kreeg ik soms te horen. Maar ja, dat was nu net mijn bedoeling. Marx is een belangrijk denker en ook bij dalende populariteit moet er een pleidooi bestaan om waardevolle gedachten van hem te bestuderen. Sterker nog, Marx is helemaal niet zo goed onderzocht als men wel eens denkt. Er valt nog veel van zijn geschriften te leren.

Er bestaat een soort beschaamd marxisme, waarin marxistische redeneringen worden gevolgd, maar men ervoor waakt de bron te roemen.
Hier moest ik aan denken toen ik het boek van de Schotse filosoof Gordon Graham ‘Internet, Een filosofisch onderzoek’ las (uitgegeven door Lemniscaat, Rotterdam 2001).

Dit boek van alweer meer dan tien jaar oud onderzoekt de maatschappelijke betekenis van Internet. Inderdaad tien jaar oud, maar niet verouderd. Graham zet een scherpe redenering op, die bij nieuwe toepassingen en ontwikkelingen niet zomaar achterhaald is. Kort geleden kreeg ik het van een collega van mijn werk voor Gemeente Almelo. Het was meer dan plichtmatig dit cadeautje te lezen, want het boek is interessant. Het overstijgt simpele visies waarin nieuwe technologische vormen zonder meer een grote maatschappelijke betekenis toegekend krijgen.

Het gaat me er nu niet om het boek samen te vatten. Grahams maatschappijvisie en bijvoorbeeld het betoog over de tegenspraak tussen liberalisme en staatsinterventie zijn interessant genoeg om aan te bevelen dit boek zelf te gaan lezen. Wat dan wel? In dit boek staat een expliciete en heldere toepassing van Marx’ denken. Graham meet de maatschappelijke betekenis van technologische en communicatieve ontwikkelingen onder meer af aan hun potentie voor maatschappelijke transformatie. Wat heeft echt brede en langdurige invloed op de maatschappij? Graham laat hierbij verrassende uitkomsten zien. De spoorwegen hadden wellicht ooit meer impact op het leven, gedrag en communicatievormen van de massa’s dan de latere auto, de radio meer dan de latere tv.

Graham zegt openlijk Marx’ model toe te passen. Ook zegt hij met Marx dat armoede een kwestie is van verdeling en niet van productieve mogelijkheden om voor ieder welvaart te scheppen. En over de invloed van vernieuwende ideeën merkt hij op: ‘De denkbeelden weerspiegelden de verandering eerder dan dat ze haar teweegbrachten’ (pag. 51). Dat is een duidelijk marxistische gedachte, waarmee overigens ook de invloed van ideeën zeker niet weggecijferd wordt.

Graham maakt aan het eind van de paragraaf enkele kritische opmerkingen over Marx. Prima. Dan zegt hij echter dat diens verhaal ‘toch’ in grote lijnen waar lijkt te zijn.
Bij zo’n ‘toch’ krijg ik vaak wat kriebels. Het is nergens voor nodig. Men mag iemand concreet bekritiseren en tegelijk andere aspecten van diens werk omarmen. Bij ‘toch’ piept er iets van valse schaamte door die niet nodig is. Alsof je tegenwoordig niets meer in Marx mag zien en het vreemd is dat je ‘toch’ doet. Anderen mogen dat vinden, maar als je betoog goed onderbouwd is hoef je dat niet zelf te zeggen.

De huidige diepe crisis bewijst dat de valse schaamte niet nodig is, wanneer je denkers waardeert die het kapitalistische stelsel bekritiseren. Lees ze, bestudeer ze en neem niet klakkeloos alles aan. De complexe problemen vragen om analyses en ideeën die mensen verenigen om foute oplossingen te bestrijden, en die bijdragen armoede en uitbuiting op te heffen. De huidige crisis en ontwikkelingen vragen om deze ideeën. Ze zijn niet vanzelfsprekend bij de hand. Ze moeten voor de huidige tijd weer scherp worden geformuleerd, dus vaak anders dan in de oude vormen, maar inclusief de goede verwerking van die oude vormen.



Wil je reageren, stuur een mail naar  j.schaaf@inter.nl.net

maandag 17 oktober 2011

Richard Dawkins’ beperkte blik

Een poosje terug publiceerde ik mijn boek ‘Godsdienstkritiek, respect en actieve tolerantie’ (uitgeverij Damon, 2010). Ik sluit me hierin onder meer aan bij Ludwig Feuerbachs sociaal-materialistische godsdienstkritiek. Een pleidooi voor scherpe standpunten, maar ook voor de dialoog tussen deze standpunten.

In dit boek ben ik nogal negatief over de godskritiek van Richard Dawkins. Deze is spraakmakend, in ieder geval populair, maar nogal plat. God moet van Dawkins een hypothese zijn. Deze kan empirisch niet worden bewezen, dus god is een fictie, daarmee ook het creationisme en voor Dawkins zo ook alle religie. Hiermee voegt hij naar mijn mening weinig nuttigs toe aan de kennistheoretische discussie in het westen sinds de middeleeuwen en met name de scherpzinnige visie van Immanuel Kant op godsbewijzen. En ook vanuit de evolutieleer zijn er subtielere redeneringen mogelijk. Voor Dawkins zijn godsdienst en wetenschap twee werelden apart, dus erg subtiel hoeft het van hem niet, want hij woont op de wereld van de wetenschap.

Naar mijn mening hebben in sommige gevallen die werelden elkaar echter wel wat te vertellen, misschien zelfs veel. Het zijn als het ware twee planeten met een grote aantrekkingskracht op elkaar. Dus apart, en toch niet helemaal. Dat kan gezegd worden van religie en wetenschap, maar ook van een religieus denken en een atheïstisch wereldbeeld, dat zich op de wetenschap zegt te baseren. Een dergelijk perspectief vervalt bij Dawkins volledig.

In De Volkskrant van 4 oktober beschrijft de student en moslim Shahenshah Yaqut in een knap en goed opgebouwd betoog zijn worsteling met Dawkins’ boek The god delusion. Met dit betoog won hij een essaywedstrijd van Eutopia Magazine en De Volkskrant. Het brengt hem voorbij Dawkins, Dennet en Descartes. Yaqut verdiept zich in de islamitische filosofie van Averroës (Ibn Rushd, 1126-1198) en Al-Ghazali (1058-1111). Inderdaad, minder plat dan Dawkins’ ‘The god delusion’ wanneer het gaat om een filosofische visie op de verbanden tussen oorzaak en gevolg. Ook als aanhanger van de evolutieleer zal ik dat direct toegeven.

Yaqut eindigt zijn essay genuanceerd, in mijn ogen net iets te genuanceerd. Hij bekritiseert Dawkins waar die een denigrerende benadering van de godsdienst in de hand werkt, maar noemt diens scheiding tussen religie en wetenschap heroïsch. Beide hebben hun eigen domein. Maar naar mijn idee is Dawkins’ scheiding te rigoureus, waardoor de religie bij hem eigenlijk niets meer te vertellen heeft. Dat is oppervlakkig en in ieder geval voorbarig. Yaqut zegt zelf iets anders, namelijk dat religie en wetenschap ‘de waarde van het andere’ moeten kunnen zien. Daar ben ik het mee eens, maar bij Dawkins lees ik dit niet.



vrijdag 7 oktober 2011

Er is hoop

Komt er nog een keer een socialistische revolutie? Waarom niet. Vanuit Marx’ analyse van het kapitaal gezien zijn er momenteel heel wat elementen aan de orde, die een revolutionair bewustzijn kunnen voeden. De materiële voorwaarden, het niveau van productie, de afnemende winstmogelijkheden van een ‘normale’ economie en de praktijk van de diepe structurele monetaire en economische crisis.

Daarmee heb je nog geen revolutie, geen strategie, geen massa, hoeveel mensen ook idealen hebben om grote veranderingen door te voeren. De socialistische partijen en vakbeweging zijn er ook niet bepaald klaar voor, zachtjes gezegd. Marx heeft ook nooit precies gezegd dat het die bewegingen zouden zijn die de noodzakelijke veranderingen door moeten voeren, al leken dat jarenlang de meest voor de hand liggende actoren. En als men meent dat Marx op sommige plaatsen in zijn werk dat wel heeft gezegd, de theorie krijgt soms ongelijk.

Plotseling is er weer een nieuwe beweging. Deze richt zich krachtig en massaal tegen kernpunten van het kapitalisme, tegen de diepe scheiding van rijk en arm, en tegen de verdeeldheid tussen macht en onmacht. Occupy Wall Street richt zich niet alleen tegen de kapitalistische graaicultuur, maar de deelnemers tonen inzicht en zelfbewustzijn.

Hoe sterk deze beweging is en wordt, en of er krachtige verbindingen ontstaan tussen andere bewegingen en organisaties, is natuurlijk nog niet duidelijk. Maar het is hoopvol. Laat deze mensen de hele boel maar op sleeptouw nemen. Dat klinkt anarchistisch, maar de structuur ontstaat wel weer. Het is een democratische hoopvolle beweging, zeker vergeleken met het krachteloze getreuzel van de regerende politici die keer op keer bijeenkomen, om vervolgens weer eens niets te doen. Het is een hoopvolle beweging tegen de domme bezuinigingen op de verkeerde dingen.

maandag 3 oktober 2011

Arrogante architectuur

In het nieuws van vorige week echoot het PVV-doeeensnormaalmanfatsoen in de Tweede Kamer nog wat na. En er staat een al dan niet uit Den Haag door moslims weggepest homostel in de belangstelling, ook al opgerakeld door die partij. Columns pakken dikwijls voor het gemak hetzelfde onderwerp en één columnist merkt fijntjes op dat het nog maar de vraag is of het wel echte homo’s zijn. Zo wordt de PVV met een vleugje spot van commentaar voorzien en schrijven de kranten zich vol.

Het nieuws van een paar week terug is al weer weg. Weg is alweer alle belangstelling voor de herdenking van de aanslag tien jaar geleden op de Twin Towers. Wie weet nog wat daarover allemaal is gezegd? Mij viel een klein stukje op in De Volkskrant van 10 september. Daarin schrijft de hoogleraar hoogbouw Rob Nijsse van TU Delft over de veiligheid en constructie van hoge gebouwen en de lessen die door de aanslag zijn geleerd. Hij voegt eraan toe dat de meest interessante les is: ‘We hadden er een prestigieus gebouw voor terug moeten zetten dat nog veel hoger was. Technologisch gezien kan dat, maar je ziet dat de Amerikaanse economie het niet meer kan opbrengen. Dat vind ik een belangrijk en onthutsend keerpunt: in Dubai en China kan het wél.’

Nog veel hoger, is dat een doel op zich? Wie zegt dat het noodzakelijk onderhoud van het 828 meter hoge gebouw Burj Khalifa in Dubai jarenlang economisch door dat land kan worden opgebracht? Is dat een nuttige besteding? Kunnen we hiervoor bijvoorbeeld vijftig jaar vooruit kijken? Ik heb zo mijn twijfels.

In mijn boek Marx, zó gelezen (2005) schrijf ik een stukje over de filosoof Joseph Dietzgen en zijn kritiek in 1885 op Miss Liberty, het New Yorkse vrijheidsbeeld. Dat was volgens hem een symbool van een vrijheid die voor arme immigranten niet bestond. Miss Liberty kan volgens hem niet de volle vrijheid, de vrijheid voor allen representeren. Aan het eind van dit stukje maak ik een korte vergelijking tussen de op 11 september 2001 met rust gelaten Miss Liberty en de aanslag op het symbool van het rijke westen, de Twin Towers. Het vrijheidsbeeld heeft als symbolische waarde ingeboet, de Twin Towers waren op dat moment wel een sterk aansprekend symbool. Ik schrijf dat politici en financiers nog twijfelen over een passende herbouw en de grote druk die bestaat om er een nieuw kapitalistisch symbool neer te zetten.

De nieuwbouw in New York is inderdaad passend, maar verhoudingsgewijs bescheiden geworden. Inderdaad niet een nog veel hoger gebouw. Maar ongetwijfeld een uitdrukking van het feit dat de westerse economie niet meer zó leidend is dat er onbeperkt overal symbolen van ongebreidelde rijkdom kunnen worden gebouwd.
Het is de vraag hoe erg dat is. De vraag ook hoe mooi een gebouw als Burj Khalifa eigenlijk wel is. Een duurzame economie hoeft het niet te hebben van pracht en praal. In plaats van de arrogantie in de architectuur past meer bescheidenheid. In dat kader zal de architectuur veel en misschien wel betere kansen krijgen.




Burj Khalifa in Dubai


maandag 12 september 2011

Mozi en de taak van de overheid

De Chinese filosoof Mozi (479-381 v. Chr.) bepleit dat de politiek, dus de vorst en de staat goed rekening houden met de materiële belangen van het volk. Tevens spreekt hij zich uit tegen de verkwistende leefwijze van de adel. Zijn pleidooi vraagt om respect voor allen.

Mozi vindt dat je in de politiek het denken van de ander tot uitgangspunt moet nemen. Je zou kunnen zeggen dat hij onder vrijheid verstaat dat het een voorrecht is rekening met de anderen te mogen houden. Mozi zegt: ‘Als men het land van anderen zou beschouwen als het eigen land, wie zou dan nog opstaan om het land van anderen aan te vallen?’ Een variant op de bekende gulden regel van de ethiek. Zo kan de vrede worden bewaard.

Onder de oude Chinese filosofen bestaan natuurlijk verschillen. Maar er zijn ook lijnen van denken die we steeds weer zien. Ook Confucius (552-479 v. Chr.) ziet als taak van de overheid het volk te dienen. En de taoïst Laozi (ca. 300 v. Chr.) vindt de beste heerser iemand waar het volk heel weinig van merkt, omdat hij op de achtergrond de harmonie bewaart.

De Chinese filosofen wijzen op de kosmische en sociale orde die er is en die moet worden bewaakt. Ceremonies en juist gedrag weerspiegelen en koesteren de orde. Mooi vind ik de genoemde taoïstische gedachte van een overheidstaak vanuit de stille achtergrond. Kennelijk wordt verondersteld dat die stille kracht op de achtergrond heel effectief kan werken en zo de harmonie werkelijk wordt bewaard en de belangen van het volk worden gediend.
In de huidige westerse crisis is het andersom. We horen talloze meningen, veel gekwetter. Maar de regeringen, economen, banken en bedrijven weten de crisis niet te bezweren. Veel gepraat en weinig wol. Waarom wil men eigenlijk zo onmachtig op de voorgrond staan?


Bronnen: bij deze ietwat vrije interpretatie en associatie heb ik gebruik gemaakt van K. van der Leeuw, ‘Het Chinese denken, Geschiedenis van de Chinese filosofie in hoofdlijnen’, (Boom, 1994) en J. Bor en K. van der Leeuw, ‘25 eeuwen oosterse filosofie, Teksten, toelichtingen’, (Boom, 2003). Als inleiding op het Chinese denken zijn beide boeken aan te raden. De hierboven genoemde namen en ideeën vind je er makkelijk in terug.

woensdag 7 september 2011

Lees Heine, hup, naar De Slegte!

Ja, grijp deze kans. Ieder die ook maar een beetje van filosofie houdt kan nu een van de mooiste boeken voor een prikje kopen.

Toen ik nog niet zo lang filosofie studeerde, ongeveer in 1973, las ik voor het eerst ‘Religie en filosofie in Duitsland’  van Heinrich Heine (1797-1856). Vanwege zijn scherpe pen uitgeweken naar Frankrijk, presenteert Heine in 1835 de Duitse cultuur aan de Fransen, zijn gastland.
Kant en het Duitse idealisme, de invloed van Spinoza in de Duitse filosofie, Luther en de religie in Duitsland, nooit weer krijg je zoveel filosofie zo leesbaar voorgeschoteld.
In een prachtige uitgave ‘Over Duitsland’ (Atlas, 2009) ligt dit nu voor een koopje bij De Slegte. Koop het, lees het, geniet ervan.

Heine introduceert lichtvoetig zijn werk: ‘Grote Duitse filosofen, die misschien toevallig een blik op deze bladzijden werpen, zullen alles wat ik hier te berde breng, wel erg oppervlakkig vinden en laatdunkend hun schouders ophalen. Maar zij dienen wel te bedenken dat het weinige wat ik zeg helder en duidelijk is geformuleerd, terwijl hun eigen werken weliswaar zeer grondig, onvoorstelbaar grondig, zeer diepzinnig, ongelofelijk diepzinnig, maar dan ook even onbegrijpelijk als grondig en diepzinnig zijn. Wat heeft het volk aan korenschuren die gesloten blijven omdat het geen sleutel bezit? Het volk hongert naar kennis en is mij dankbaar voor het stukje geestelijk brood, dat ik eerlijk deel.’

Wie wil dit nu niet lezen?

maandag 5 september 2011

Economie, staat en leiderschap


In 1989 viel de Berlijnse muur en in 1991 stortte de Sovjet Unie in. Eén van de oorzaken was de rigide planeconomie, die vaak contraproductief was of als zodanig werd ervaren. De planeconomie leek te hebben afgedaan.

Internationaal braken de hoogtijdagen van het neoliberalisme aan, ook in Nederland werden steeds meer sectoren geprivatiseerd en gedereguleerd. Sinds de kredietcrisis van 2007 is het echter permanent crisis en zowel in de VS als in Europa zien we verschillende gezichten van die crisis, monetair, de staatsfinanciën niet meer op orde te krijgen, consumenten die afhaken, ingestorte woningmarkt, in veel sectoren beperkte mogelijkheden van ontwikkeling van de reële economie, werkloosheid (enzovoorts) en actueel is in veel landen de uitzichtloze situatie voor jongeren.

Heeft de zogenaamde vrije markteconomie nu ook afgedaan? Zo zeker is dat niet, maar zekerder lijkt dat die in de (nabije) toekomst wel een keer heeft afgedaan. In de kranten verwijten economen dat de politici angstig zijn en onvoldoende ondernemen. Ze hebben gelijk, het gaat om lapwerk met al geruime tijd heel uiteenlopende ideeën wat er te doen staan, maar vrijwel alle gericht op de korte termijn. Ieder doet zijn zegje, en dat was het dan. Geen eenheid en weinig visie. In de kranten zijn echter ook veel verwijten aan het adres van de economen zelf te vinden. Zij weten geen oplossingen en ook hier bestaat een lappendeken van kortere termijn ideeën, zonder een sterke overtuiging die verenigend werkt.

In de Volkskrant van 3 september stelt ook de PvdA-politica en econome Esther-Mirjam Sent dat in Nederland de angst regeert. Ook meent ze dat erkend moet worden dat de economie sterk door emotie wordt gestuurd. Maar ja, doorlezend vind je in dit verhaal wél psychologie, maar ook weinig aanzetten de grote crisis op te lossen. De structurele maatschappelijke problemen hebben een emotionele kant, maar of dat alles is?

Als economie door emotie wordt gestuurd, komen we trouwens weer in de buurt van een mogelijke planeconomie. Immers, dan kan de economie ook door een politieke wil, een duidelijke politieke richting worden gestuurd. Misschien komt daar de angst van politici wel vandaan. Als zij echt gaan sturen wordt de facto het neoliberalisme ondermijnd, dus de eigen ideologie en het eigenbelang. Een neoliberaal die echt leiding geeft is een vleesgeworden tegenstrijdigheid.

Uit het derde deel van Das Kapital  van Karl Marx kennen we de zogeheten wet van de tendentiële daling van de winstvoet. Het is een omstreden theorie, maar ook Marx geeft zelf al aan dat een dergelijke tendens niet altijd werkt. Door de relatieve afname van de factor arbeid in de ontwikkeling van het productieproces komen – zo luidt deze ‘wet’ – de winsten steeds meer onder druk te staan. Maar dit – geeft Marx aan – is niet zo of minder het geval door een aantal tegentendensen, zoals de intensivering van de arbeid, het aanboren van internationale nieuwe markten en door innovaties. Maar lijkt het erop dat juist de mogelijkheden van dergelijke tegentendensen, zowel in de industrie als in de dienstverlening op dit moment zijn uitgewerkt, of in ieder geval minder sterk werken. De markten zijn geglobaliseerd, kennis wordt in zeer korte tijd verspreid en kan door ieder snel worden toegepast, nog slimmer werken kan wel, maar de concurrent doet binnen enkele dagen precies hetzelfde.

In mijn boek Marx, zó gelezen (Damon 2005) pleit ik in het artikel ‘Korter werken wanneer dat kan’  voor een andere economie, meer gericht op welzijn en zorg, met mogelijk korter werken voor de werknemer en vooral met een betere balans van sociale sturing en productie. Dat artikel is niet af, ik ben er zelf ook niet helemaal zeker over. Economie is complex, en er moet vooral ook een bereidheid, een politieke wil bestaan meer sociaal te sturen, en zo nodig meer belasting te betalen en inkomens te nivelleren.

Maar de diepe aanhoudende crisis geeft wél argumenten voor een dergelijke visie. Of voor de richting waarin deze gezocht moet worden. Laat ik het een sociale democratische planeconomie noemen. Dat is nog abstract natuurlijk, een aanduiding van de richting, die verder geconcretiseerd zou moeten worden. Dat betekent dan óók een politieke strijd, tégen het neoliberalisme dat vastzit in korte termijn schijnoplossingen. De toekomst van de mensen en de aarde, het welzijn, de bestrijding van armoede, veiligheid en het milieu vragen om ‘grote’ oplossingen. Meer planmatig lijkt beslist nodig.

Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz pleit in zijn boek ‘Vrije val’ (Spectrum 2010) voor meer goede regulering, toezicht in de economie en eigenlijk voor een geheel hernieuwde Keynesiaanse samenleving. Staat dit ver af van een sociale democratische planeconomie? Waarom zou geen economie mogelijk zijn waarin op deelgebieden een grote vrijheid en productieve marktprincipes werken, maar waarin in de kernsectoren van de maatschappij de overheid werkt, beheert, zo nodig stimuleert en goed toeziet? Zelfs voor de korte termijn zou dat al vruchtbaar zijn. De Nederlandse overheid heeft na het overmatig dereguleren en privatiseren te weinig voor de hand liggende bijsturingmogelijkheden, en weet uit armoede dan niets anders te bedenken dan op uitkeringen, zorg, welzijn, onderwijs en cultuur te bezuinigen. Daar wordt geen economie beter van. Mensen ook niet dus.

De armoede van het huidige economisch beleid is de armoede van het neoliberale extreme marktmechanisme. Gaan politici echt wat doen, dan zullen zij dat systeem aantasten, in weerwil van hun eigen gelijk en belangen. Het is dus hoog tijd voor een heel andere politiek. Een andere politieke logica, sociaal en democratisch, maar wel helder en doortastend.

vrijdag 2 september 2011

Krom arbeidsrecht en een blauwe ballon


Dit keer een wat meer persoonlijke en langere weblog dan ik meestal schrijf. Ik heb een nieuw boek geschreven met de spannende titel ‘Het is vreemd …’ Redelijk omvangrijk als ik er een echt boek van maak, zo’n honderd pagina’s. Een kritiek op krom arbeidsrecht naar aanleiding van mijn ontslag in 2008 aan de Hanzehogeschool.
Dat klinkt als nieuws, maar het echte nieuws is, dat ik dit niet ga publiceren. Niet als gedrukt boek en ook niet als pdf op mijn website, zoals ik eerst overwoog. Wie het wil hebben kan het van me krijgen, maar zit dan wel vast een gesprek. Zodat vragen en opmerkingen die opkomen ook zo goed mogelijk worden beantwoord. Verder mag ieder ermee doen wat hij wil.

Toen ik in 2008 aan de Hanzehogeschool werd ontslagen, vonden sommigen dat ik hier een boek over moest schrijven. Ik heb geruime tijd afstand genomen en denk er een prima verhaal over te kunnen bieden. Niet noodzakelijk met alle details, wel de kern van de zaak, vanuit verschillende invalshoeken beschreven. Niet om me nog een keer te verdedigen. Dat is niet nodig, op dat punt krijg ik zelden nog vragen. Mijn doel zou wel zijn te laten zien hoe krom het Nederlandse arbeidsrecht is. Het dient de werkgever, veel minder de werknemer. In het arbeidsrecht toont de Nederlandse staat zich als gemankeerde rechtsstaat.

‘Het is vreemd …’ is een kritisch verhaal dat met mijn casus als voorbeeld beschrijft hoe de Hanzehogeschool zo nu en dan ervaren en ouder personeel aanpakt en wil ontslaan. Het laat zien hoe het arbeidsrecht werkt en hoe het HG-bestuur ermee opereert. Dat is op zich voldoende. Ik hoef niet nog eens het hele verhaal te ventileren dat de hogeschool erbij heeft geprutst, niet alle details die meespelen, wel de meest relevante.
Wanneer de nieuwsgierigheid wordt gewekt zullen echter vragen ontstaan. Maar als ik op voorhand nog verder op alle details inga, wordt het een dikke pul waar geen mens op zit te wachten. Als ik dan ook nog staaf hoe ik aan alle feiten kom, wordt het een soort familiedrama. Zeker ook een verhaal over anderen, ook over terzijde betrokkenen.

De vraag is daarom, hoe zinvol een ‘gewone’ publicatie nu is. Zinvol is echter wel op passende momenten helder uit te spreken dat het arbeidsrecht niet in balans is als het om de rechten van de werknemer gaat, en dat werkgevers – i.c. de hogeschool – de eigen vastgelegde protocollen bij conflicten dienen te hanteren. De kantonrechter zegt zelf het ook allemaal maar wat vreemd te vinden, maar ja, het arbeidsrecht werkt nu eenmaal zo. ‘Verstoorde verhoudingen’ is Psalm 1 van het arbeidsrecht. Als de werkgever bewust de verhoudingen verstoort, moet de werknemer opstappen. Dat is krom, daarom spreek ik van krom arbeidsrecht.

Een dag na mijn schorsing belde het Dagblad van het Noorden me op. Ik heb ik me toen beperkt en gezegd dat ik ‘fier en rechtop door het leven ga en niets heb gedaan waarover ik me moet schamen.’ (Dagblad van het Noorden 31 januari 2008) Zo was het en is het gebleven.

Voor ik naar de rechtbank ging op 27 maart 2008 las ik in de boeddhistische tekst ‘Vertrouw op jezelf’ het volgende: ‘Het maakt (…) niet uit of anderen kritiek op je hebben of dat ze je prijzen: wat ze ook zeggen, jij laat je er niet door van de wijs brengen. Als je geen vertrouwen in jezelf hebt, zul je jezelf slecht voelen als iemand je slecht vindt. Wat een tijdverspilling! Als mensen je slecht vinden, neem dan jezelf onder de loep. Als ze het mis hebben, laat ze kletsen. Als ze gelijk hebben, leer ervan.’ (Uit: J. Kornfield, P. Breiter, Een stille woudvijver, De inzichtmeditatie van Ajahn Chah, Asoka, Nieuwerkerk aan de IJssel 2000, p. 80). Het was inderdaad een leerzame ervaring, maar niet omdat de Hanzehogeschool gelijk had.

Twee ingrediënten bepalen mijn ontslag. In ‘Het is vreemd …’ schrijf ik als proloog ‘Blauwe ballon’.
Deze proloog vertelt iets over hoe ik in het leven sta en me voor zaken en mensen verantwoordelijk voel. Dit leidt vaak tot complimenten, maar een enkele keer maak ik het mezelf er wat lastig mee. Hieronder vind je die ‘blauwe ballon’. Dan heb je toch een stukje van mijn boek. Misschien vind je hier het belangrijkste ingrediënt van mijn kant.

Het werkelijk meest belangrijke ingrediënt was echter het kromme arbeidsrecht en hoe de Hanzehogeschool dit misbruikt:
- de hogeschool heeft moeite met zelfstandig denkende docenten, met name die actief zijn in de medezeggenschapsraad, en verwijdert hen liever dan een echt gesprek met hen aan te gaan,
- ‘hoor en wederhoor’ is een kernwaarde van een eerlijke en democratische cultuur, maar de hogeschool heeft in strijd met alle protocollen geen ‘hoor en wederhoor’ toegepast op basis van een helder geformuleerde klacht,
- de hogeschool verstoort de goede verhoudingen, de rechter kopt de bal in het doel en tegen de uitspraak van het ontslag is geen hoger beroep mogelijk.

Het arbeidsrecht moet naar mijn mening beter: liegen moet leiden tot sancties en alle advocaten en sprekers op de rechtszitting op het kantongerecht dienen onder ede te staan. Bovendien dient hoger beroep mogelijk te zijn. De wetgever vindt snelheid en duidelijkheid belangrijker dan zorgvuldigheid. Een fatsoenlijk mens zal hier anders over denken. De slechte verdeling van de rechten tussen werkgevers en werknemers moet worden opgeheven.

Ik hoop dat deze korte kritiek, met de vele andere die er al bestaan, een bijdrage levert aan echt arbeidsrecht.

Genoeg daarover.
En oja, de blauwe ballon … (op het eindeloze lege strand)








Blauwe ballon

Op 1 mei 2008 loop ik op mijn geliefde Schiermonnikoog ergens bij paal 11 en wil omkeren voor de terugtocht. Even de kijker gepakt en in de verte zie ik bij de vloedlijn in het water iets blauws, plastic of een ballon. Niet van belang, maar vanwege een paar hobby’s in de natuur let ik op de automatische piloot op de windrichting, en realiseer ik me ook de harde zuidenwind van de afgelopen dagen. Bovendien is 30 april, ballonnenwedstrijdendag, net voorbij. En ik sta op ongeveer het meest noordelijk punt van Nederland, verderop liggen geen ballonnen meer.
Toch maar even de omweg gemaakt, en inderdaad is het een ballon met een al flink doorweekt wedstrijdformuliertje eraan, opgelaten in Overijssel. Na eventjes aarzelen dit voorzichtig in de rugzak gedaan. Thuisgekomen stuur ik, ondanks de dikke stapel post, de mails en het vele werk dat er voor de gemeenteraad op me ligt te wachten, het kaartje nog dezelfde dag op.
Ik schrijf erbij: ‘het is wel een gelukje dat de ballon net op het strand is blijven liggen of weer snel is aangespoeld. Het strand was helemaal leeg, alleen jouw kaartje zag ik liggen in het zand.’
Op 11 juni krijg ik een alleraardigst briefje van een meisje uit Bergentheim. Haar ballon is het verste gevlogen, 137,7 kilometer. Ze heeft de eerste prijs, een MP4-speler heeft gewonnen. Ze bedankt me heel hartelijk.

Jawel, ik ben erg geneigd dat als iets vraagt nog even door te gaan, ik dat ook gewoon doe. Een soort verantwoordelijkheidsgevoel, maar ook leuk en vaak bevredigend de dingen af te maken die iets van je vragen. De bedankjes zijn niet altijd zó aardig, maar ik heb er meer dan genoeg gehad. Niet ieder neemt deze karaktertrek echter in dank af.



Kameraad Drieteen, mijn getuige


Foto’s: Schiermonnikoog, voorjaar 2008

maandag 29 augustus 2011

Op mijn nachtkastje


‘Wat voor boek ligt er op uw nachtkastje?’ of ‘Wat zijn uw favoriete schrijvers?’ Wanneer je je kandidaat stelt voor het een of ander wordt dikwijls je identiteit aldus via de slaapkamer vastgesteld. Ook ik heb zulke vragen wel eens gekregen, de vraag naar het lijstje van je favoriete auteurs. Maar ik heb geen nachtkastje en kan niet even kijken wat er op ligt. Ook heb ik altijd wat moeite gehad zó maar een boek te noemen dat je te binnen schiet, omdat je er net in die periode door geraakt bent.

Maar toch, ik noem van José Saramago wel eens als eerste en na nu net weer een boek van hem gelezen te hebben, bedenk ik dat ik wel een lijstje heb. En langere lijst is trouwens veel makkelijker, zeker voor mij als veellezer.
Een lijstje van drie. Allemaal mannen, realiseer ik me. Ik wil wel erbij verklappen dat op een langere lijst Jeanette Winterson – bijvoorbeeld met ‘Vuurtorenwachten’ – waarschijnlijk een vierde plaats lang zou kunnen vasthouden.

Mijn lijstje van drie, dat naar ik aanneem volgend jaar nog hetzelfde is, is zowel historisch als actueel helemaal cultureel correct. Mooier kan het toch niet? Daar kan een mens mee aankomen, als je het nog een beetje kan uitleggen ook. De auteurs zijn Miguel de Cervantes, José Saramago en Geerat Vermeij.

‘Don Quichot’ of beter ‘De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha’ (1606, 1615) van Cervantes las ik toen ik afgelopen jaren in Almelo werkte. In de prachtige vertaling van Barber van der Pol. Het is de enige echte originele roman, althans wanneer men dit de eerste ‘moderne’ roman noemt. Belangrijker is dat het een geweldig boek is, heel knap geschreven en psychologisch sterk. Tal van menselijke trekken passeren en vragen om reflectie. Deel 1 vind ik mooier dan deel 2, het is eigenlijk voldoende, afgerond.
En jawel, het is een pul, ik sprak pas iemand die helemaal thuis is in de Spaanse cultuur, maar ‘Don Quichot’ nog moet lezen. Dat moet dan inderdaad.

Als José Saramago op de tweede plaats komt, welk boek wil ik dan noemen? Er zijn duidelijk meerdere mogelijkheden, maar ik noem ‘Opgestaan van de grond’ (1980). Geschreven in de veeldimensionale hardopdenk-en-praatstijl van Saramago en tegelijk een ontroerend epos van de morele en klassenstrijd van de landarbeiders op het grootgrondbezit van Portugal. Geen verhaal alleen in grote trekken, maar tot in de kleinste menselijke details uitgewerkt. Als vogelliefhebber spreekt me ook het perspectief van de zwarte wouw erin aan. Deze roofvogel zweeft boven enkele beslissende gebeurtenissen van het verhaal, en zo worden deze ook waargenomen en beschreven.

Hoe durf ik een pas uitgekomen boek in zo’n duurzaam bedoeld lijstje op de derde plaats te zetten? ‘Schelpen en beschaving’ (2010) van Geerat Vermeij is weliswaar geen roman maar wel een erg aansprekend en goed geschreven betoog over leven, waarnemen en reflectie van de samenhang van natuur en maatschappij. Concreet zoals je zelden ziet beschrijft Vermeij economische verbanden van organismen op micro- en macroniveau. Dat klinkt wat stijfjes, want uit zijn pen komt de hele evolutie als vanzelfsprekend naar voren. Veel mooier dan een scheppingsverhaal dat nog een god nodig heeft. Vermeij heeft weinig behoefte tegenstanders van de evolutieleer hard tegen te spreken, hij doet gewoon het verhaal, beeldend en precies, de zintuigen wijd open. Hij is blind, maar zijn waarnemingen reiken verrassend ver. Vermeij is expert in schelpen, weekdieren. Deze malacologische inbreng past bij mijn eigen hobby’s, maar verbanden die ik of een ander over het hoofd zou zien, beschrijft hij gewoon. Voor mij zijn hobby’s als schelpenzoeken ontspanning, maar ze passen ook bij mijn kijk op het bestaan. Rondkijken wat er is. Zoals Vermeij dergelijke verbanden eenvoudig en heel nauwkeurig uitgewerkt onder woorden kan brengen, heb ik het nog niet eerder gezien. Het boek zal over enkele jaren dus gewoon nog bij mijn favorieten horen.

Het nachtkastje is er dan wel niet, mooie boeken volop.







Enkele schelpen van het strand van Terschelling, (2011).
Boven een eierschelp (gastrana fragilis) en eronder de kleine boormossel (barnea parva).

zondag 28 augustus 2011

De dictator verslagen


Kadhafi is verslagen, hij is even niet te vinden. Binnenkort zal hij wel levend of dood ergens worden aangetroffen. De opstandelingen hebben gewonnen, de NAVO heeft van alles uit de kast gehaald en de VN-resolutie flink moeten oprekken om de overwinning te behalen. Voor alle duidelijkheid: de rebellen hebben gewonnen en hun feest van de overwinning op de dictator is terecht.

Toch blijft knagen dat geweld, verwoesting, vele doden en verminkten, en een nieuwe afhankelijkheid van het westen de hoge prijs vormen die wordt betaald. De doden kunnen een martelaar worden genoemd of – als hij bij de tegenpartij zat – een crimineel. Dat kan de pijn voor familie en vrienden weliswaar verlichten of het schuldgevoel doen verminderen, maar niet wegnemen.

Er wordt vaak niet eens meer nagedacht over meer geweldloze wegen om grote veranderingen te bewerkstelligen. Wie kent nog het woord ‘pacifisme’? Wie weet nog wat geweldloze weerbaarheid betekent? Ik ben geen totale pacifist, ik weet dat geweld soms onvermijdelijk is. Maar voorbeelden van een goede afloop van geweld zijn er minder dan van een slechte. Toen de VS Irak aanvielen deed ik in Amsterdam mee aan de demonstratie tegen deze interventie. En de prijs aan doden en verwoestingen was hoog. De demonstranten van toen kregen gelijk.

Wat knaagt is het gebrek in de politiek aan inzet, strategie en visie om met verbale strijd, ideologie en economische politiek de veranderingen richting te geven. In reacties en ander defensief gedrag doet iedereen zijn zegje, maar vóóraf hebben de meeste politici niets te melden. Wie waren er niet allemaal bevriend met Kadhafi afgelopen periode, nadat hij met een beetje boerenslimheid een wat vriendelijker gezicht had opgezet?

De wereld is vol wapens en de Europese en internationale wapenexport stijgt steeds verder. Dát zou aangepakt moeten worden. Woorden en daden moeten de mogelijkheden van het geweld terugbrengen. Natuurlijk kan dat alleen met een visie en organisatie. De hightech wereld maakt veel mogelijk, maar waarom zouden de Verenigde Naties deze mogelijkheden óók niet goed gaan benutten?

Er moeten betere manieren worden bedacht om dictators te verslaan. Daarbij moet het eigenbelang van het kapitalistische westen zoveel mogelijk worden uigesloten.


zondag 21 augustus 2011

Leve de ideologie!



Er bestaat een gebrek aan ideologie. Het lijkt een wat tijdsvreemde opmerking, sinds men zegt dat de ideologie is ‘afgeschaft’. Was die ooit aangeschaft? Ideologieën waren en zijn uitdrukkingen van hun tijd. Ze scheppen een kader waarbinnen debatten en sociale strijd zich afspelen. Als dat er niet is, is het debat chaotisch. Niet erg voor een poosje, wel een probleem als grote vragen moeten worden beantwoord. Zoals vragen over het bereiken en handhaven van vrede. En vragen over economie en voorspoed.

Vragen over vrede. In mijn weblogs in maart, april en mei pleitte ik tegen de wapenhandel en tegen het aanmoedigen van het wapengekletter in Libië. Er dient meer effectieve kritiek te komen op de weg van het geweld. Ook als grote veranderingen noodzakelijk zijn.

In de Volkskrant van 18 augustus legt de hoogleraar internationaal strafrecht Geert-Jan Knoops uit dat het geweld in Libië geen heilzame weg is. Het is een richting vol van onzekerheden. Niet in de laatste plaats – vind ik – omdat het gebrek aan beter uitgelegde ideologieën met zich mee brengt dat volstrekt onduidelijk is welke richting men op wil, en of die zo wenselijk is. Sociale strijd moet gepaard gaan met ideeënstrijd. Het wapengeweld suggereert dat dit overgeslagen kan worden. Een grote misvatting.

Vragen over economie. De economische crisis – of men er nu het woord recessie op plakt of niet – is enorm diep. Structureel weet niemand kennelijk hoe verder te komen. Het systeem is een rem voor zichzelf geworden. Er is geen lange positieve spiraal zichtbaar die het hele zaakje vlot kan trekken. Het wordt weer tijd echte alternatieven te bedenken, dus ook deels buiten dat systeem om. Zulke zinvolle alternatieve richtingen zijn er vast wel, maar de discussies hierover zijn enorm gefragmenteerd.

Eigenlijk is er onder al deze chaos natuurlijk wel een ideologie. Rode draad is het neoliberalisme, met daarachter en er dwars doorheen het gevaarlijke populisme. Dit neoliberalisme is in diepe crisis, getuige Europa, getuige de VS. Het wordt tijd het valse-schaamte-argument van het ‘afschaffen van ideologie’ achter ons te laten en te proberen betere antwoorden te vinden op de vragen van onze tijd. Vóór een sociale economie, voor sociale sturing waar dit de economie bevordert, voor meer materiële gelijkheid en eerlijke verdeling, en voor het werken aan duurzame vrede.

Ideologie is politiek. Het ontkennen ervan ook.

donderdag 28 juli 2011

Net als de mormonen

Sinds ik uit de gemeenteraad ben heb ik me weinig uitgelaten over Groninger thema’s. De SP-wethouder en fractie doen het immers uitstekend, ook bij lastige thema’s als het Groninger Forum en de gesubsidieerde arbeid.
Maar nu kan ik het even niet laten. D66, de partij met de vele gezichten, heeft wat bedacht. Deze partij, die zichzelf heel modern vindt, pleit vaak tegen bevoogding en regenten. Maar juist de D66ers willen soms iets te veel regelen. Precies vertellen hoe het moet, alsof mensen het zelf niet kunnen bedenken.

Het is vakantie, 1 april is al lang voorbij. Op de valreep voor het reces komt deesixtiesixtiger Erik Akkermans met een initiatiefvoorstel om straatmusici een auditie te laten doen. Zelfs het woord handhaving haalt hij hierbij uit de kast. Het staat echt op de site D66Groningen. Talent op straat wordt toegelaten en de rest moet zich stilhouden. En D66 meent op voorhand al dat er te veel opdringerige straatmuzikanten zijn. Hoe verzin je deze kletskoek? Groningen is een stad. In een stad leven mensen, ook op straat. Ze laten zich ook horen, dat hoort erbij.

Ieder ergert zicht wel eens aan gedrag van anderen op straat, ik ook. Dan zeg je wat terug of loop je door. Zo simpel is dat. D66 toont zich van haar meest kinderachtige kant. Ze vinden zelfs dat de muzikant een naamplaatje moet hebben, net als de mormonen.

Bij alledaagse dingen als muziek op straat bestaan valse noten en leuke dingen gewoon door elkaar heen. Mensen bepalen zelf wel of ze doorlopen of hiervoor even blijven stilstaan.

zondag 24 juli 2011

Lezen en schrijven, luisteren en praten

Even een soort tussenblogje. Iedereen is toch met vakantie. Maar dan wordt de blog helemaal niet gelezen, kun je tegenwerpen. Wordt de rest dan wel gelezen?
Het is niet alleen crisis in de economie en met betrekking tot de politieke geloofwaardigheid. Er zijn nogal wat culturele crisisverschijnselen. Ook over lezen en het verkopen van boeken. Er zijn uitgevers die domweg stellen minder boeken te willen publiceren. Er zijn boekhandels die ongeveer niets meer in huis nemen dan met minstens vier sterretjes gerecenseerde bestsellers. Er zijn lijstjes van lezers die gevraagd wordt wat ze op vakantie meenemen, en dan één boek noemen, vaak weer dezelfde opvallend gerecenseerde boeken.

Waarom schrijf je een blog? Als een van de redenen gaf ik in mijn eerste blog in februari de mooie verzameling weblogs van José Saramago. Je bereikt niet alleen mensen met je stukjes, je maakt ook een reeks met eigen reflecties. Minimaal aardig voor jezelf.
Of het gelezen wordt is de vraag. Ik heb zo’n negen boeken en diverse artikelen gepubliceerd, afhankelijk van wat je precies meetelt. Je hoopt op veel lezers, en dan valt het al gauw wat tegen. Soms ontdek je opeens een aantal mensen die het wél gelezen hebben. Het komt ook voor dat je uit onverwachte hoek een compliment krijgt over een boek.

Maar het is wel een vreemde tijd, de overgang naar revolutionair nieuwe media. Iedereen moet eraan meedoen. Zó is iets populair, zó wordt het alweer achterhaald verklaard, zoals virtuele levens en zelfs de weblogs. Het zoeken naar de beste vormen zal wel een poos doorgaan. De hersenen schijnen eronder te kraken, nu het geheugen door computergeheugen en informatiefeitjes wordt vervangen. Ware en minder ware zaken, ongescheiden als feitjes op het net gepresenteerd. Op den duur is dit waarschijnlijk niet vol te houden, maar zoals vroeger wordt het niet weer. Nieuwe combinaties van onzin en echte kennis worden dagelijks geproduceerd.

Per saldo valt op dat veel mensen liever zelf schrijven dan lezen wat een ander te melden heeft. Eén woord uit een mening werkt al gauw als rode lap op een stier, en leidt tot een hele tirade. Niet goed lezen, maar wel iets schrijven. Je laten horen, je te berde brengen. Bijvoorbeeld bij sommige reacties over het Groninger Forum. Vooral krachttermen en superlatieven, weinig echte discussie. Snel geschrijf, geschreven populisme. Veel mensen hebben nu al genoeg van alle geklets en getwitter, maar hoe dit beter te doseren?
Liever praten, dan luisteren, liever zelf wat schrijven, ongeacht de argumenten en de reikwijdte.

Mijn tiende boek is in een heel rustig tempo in de maak, ik ben van plan er lang over te doen. En met de weblogs ga ik in dit tempo van gemiddeld drie per maand nog wel even door. Natuurlijk hoop je op lezers. Dat was een van de doelen van deze blogs. Vaak krijg je eerder goedbedoeld enthousiasme over het feit dat je een blog heb, dan over de goed gelezen inhoud. Dat kost dan weer wat minder tijd voor de ‘lezer’. Het is mijn stijl niet mijn boeken en artikelen nog harder te promoten. Het is aardig en misschien zelfs wel van enig belang dat het gelezen wordt. Ik relativeer dat echter wel. Ook ik vind dat je meningen moet geven, een bijdrage moet leveren, maar wel onderbouwd.
Ik zal altijd blijven lezen. Niet alleen dat ene vakantieboek, maar ergens tussen de vijftig en honderd titels per jaar en daarnaast de nodige artikelen.

Reageren op boeken en blogs kan altijd. Ik beantwoord serieuze mail, zoals ik steeds heb gedaan. Contactgegevens kan ieder makkelijk op mijn website vinden.



PS – Dit laat onverlet dat behalve goed luisteren en lezen goed kijken van belang is. Op de winderige dag dat ik dit schrijf (gisteren) kijk ik even naar buiten, naar mijn tuin. Ik zie een specht in het restant van een berk hakken en twee jonge zwartkoppen vangen vliegjes in de vlinderstruik. En nog wat jonge merels en diverse mezen. Dat alles binnen een paar minuten midden in de stad. Dichtbij is veel te zien en te beluisteren.







Goed kijken, waarnemen is als het lezen van de natuur en de verdere omgeving. Begin juli zag ik twee rupsen in de tuin op Helmkruid. Dit is een wat onopvallende plant die ik laat staan, ook omdat die veel hommels aantrekt. De rups blijkt hier niet toevallig op te zitten, want het is de Helmkruidvlinder (Shargacucullia scrophulariae), een nachtvlinder. In het zuiden van het land schijnt deze meer voor te komen dan bij ons, maar is nu dus aardig noordelijk opgeklommen. Een mooie bijdrage aan Kleurrijk Groningen in mijn voortuin.

donderdag 14 juli 2011

Een risicovolle grensoverschrijding

In mijn weblog van 26 april schrijf ik over de visie van Jos van der Lans over ‘Welzijnswerk nieuwe stijl’ dat het risico bestaat dat de slogan ‘Eropaf!’ gekaapt door overheden wordt als middel om het werk over de schutting te gooien onder het motto dat de burgers, vrijwilligers en het restant aan sociale instellingen verantwoordelijk zijn.’ Het was wat vriendelijk gezegd, want ook bij Van der Lans zelf tekende dit risico zich al af. Dat risico is dat het er steeds meer naar toe gaat dat ieder het zelf maar moet uitzoeken en dat alleen bij heel zichtbare kwetsbaarheid en overlast nog wat gedaan wordt. Inclusief repressie in plaats van hulp, in een kil neoliberaal klimaat.

Welzijnswerkers die serieus zaak maken de burger met zijn vragen centraal te stellen en zo veel mogelijk ieder verantwoordelijk willen laten voor hun eigen leven en handelen, kennen het lastige grensgebied tussen ‘te veel’ en ‘te weinig’ aandacht, zorg of ondersteuning. ‘Te veel’ leidt tot betutteling en ‘te weinig’ laat mensen in de steek. Ertussen loopt geen heldere grens, wel is er een grensgebied waarin steeds afgetast moeten worden wat het beste is. Er bestaat geen methodiek die voor alle gevallen de oplossing biedt. Soms moet je initiatiefrijk en doortastend zijn, soms juist afstand nemen, soms wijkgericht werken en soms is maatwerk nodig van een heel andere soort.

Het bekende boek van Hans Achterhuis ‘De markt van welzijn en geluk’ (1979) passeerde in de jaren tachtig deze grens door vrijwel alle welzijnswerk, zorg en hulp als betuttelend neer te zetten. Misschien ongewild was het lange tijd de ideologische denkmantel voor veel bezuinigingen op welzijn en zorg. Nu grote bezuinigingen op welzijn en zorg, op de WMO, de AWBZ en de sociale werkvoorzieningen aan de orde zijn, bestaat het risico dat het verhaal van Van der Lans een neoliberale dekmantel wordt. Met daarbij de groeiende belangstelling voor iemand als Theodore Dalrymple. Het cliché wordt dan dat aandacht voor de medemens algauw leidt tot het ontnemen van diens verantwoordelijkheid.

In hun essay ‘Burgerkracht, De toekomst van het sociaal werk in Nederland' (april 2011), geschreven op verzoek van Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, pleiten Nico de Boer en Jos van der Lans voor het idee dat burgers zelf verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van hun sociale bestaan. Ja natuurlijk, vrome wens, zij het in te hoge mate individualistisch van toon. De aandacht wordt té ver afgeleid van mensen die minder goed zijn in het daadwerkelijk nemen van hun eigen verantwoordelijkheid. En ook té ver af van lokale situaties waar een sluitende aanpak gewoon nog heel lastig is gebleken, om wat voor reden dan ook. En té ver van situaties waar verantwoordelijke burgers en professionele werkers samen het sociale en culturele leven op een aantrekkelijk manier ontwikkelen.

Een discussie komt enigszins op gang, bijvoorbeeld in het naar mijn mening goede weerwoord van Ard Sprinkhuizen c.s. in TSS, Tijdschrift voor sociale vraagstukken (juli-augustus 2011). Zo wijzen zij o.m. op het effect van de verdere legitimering van bezuinigingen op welzijnswerk. De huidige politiek serveert generalistisch heel dit werk af. Zo staat ook in TSS (mei 2011) hoe in Rotterdam het opbouwwerk over de hele linie zwaar onder druk staat. Wie garandeert dat er iets goed voort terugkomt? Wie garandeert dat de werker onder al de nieuwe labels nog van elkaars werk leren en het werk zich zo verder ontwikkelt? Los zand, hapsnap, dát is het risico. Een overtijds postmodernisme.

De bezuinigingen op sociale voorzieningen onder de neoliberaal Rutte gaan hard door. De bijbehorende mantra is de eigen verantwoordelijkheid van de burger. Mensen die zich echt verantwoordelijk voelen en gemakzuchtige clichés doorzien moeten daarentegen het grensgebied waarin sociaal werken noodzakelijk of wenselijk is goed bewaken. Ga je die grens over, dan is de zorg en vaak ook de wél mogelijke (partiële) zelfstandigheid van veel mensen in het geding. Eigen verantwoordelijkheid bestaat niet simpelweg voor 0 of 100%.

Er is wel een grens, een grensgebied, waarbinnen vele vormen van sociaal werk nodig zijn. Dus bestaat helaas ook de mogelijkheid van een grensoverschrijdende visie, die – gevoed door teleurstelling? – misschien even een wenkend perspectief lijkt. Het is echter een vals perspectief.
Valse perspectieven gaan vaak gepaard met karikaturen en stevige retoriek. Zo spreekt men nu over een rot welzijnsbestel. Dat is zwaar overdreven en beslist geen stap vooruit.

zondag 10 juli 2011

Gevorderd zoekbeeld - Pelikaansvoet

In mijn boek ‘Dialectiek en praktijk’ (Uitgeverij Damon 2005) geef ik een vrij eenvoudige inleiding in de dialectische filosofie. In hoofdstuk 26 ga ik kort in op het woord ‘zoekbeeld’ en schrijf: ‘Biologen, onderzoekers in het veld, kennen de term zoekbeeld. Je weet ongeveer of dikwijls ook vrij nauwkeurig wat je zoekt. Bijvoorbeeld een bepaalde plant, een dier of een schelp. Als je het gezochte al eerder hebt gezien of een afbeelding ervan in een boek goed hebt bekeken, staat er een zoekbeeld ‘op je netvlies’. Aanvankelijk kan dit vrij vaag zijn, maar als je iets zoekt wat je vaker zag, heb je een behoorlijk scherp beeld. Dát zoek je. Dat bepaalt je kijken en zoeken.’

Het zoekbeeld is een subjectief hulpmiddel met ook een objectieve kant. Als je iets vindt dat wel of helaas toch misschien niet helemaal overeenstemt met wat je zocht sta je niet alleen met een gevonden object ‘in je hand’, maar wordt ook je zoekbeeld verder ontwikkeld. Subjectiviteit en objectiviteit hangen inniger samen dan we wel eens denken. De filosoof Hans Achterhuis schrijft in een recensie op 28 mei 2011 in De Volkskrant dat dikwijls mens en moraliteit dus subjectiviteit enerzijds en techniek dus objectiviteit anderzijds als een te sterke tegenstelling worden gezien en daardoor niet goed begrepen worden. Beide aspecten zijn slechts in samenhang te begrijpen. Ja inderdaad, mijn reactie zou zijn dat we in ieder geval vanaf de filosoof Hegel dialectisch kunnen leren denken. Dialectiek wordt echter vaak als lastig en soms als zweverig weggezet, het laatste ten onrechte.

Zo kun je ook het zoekbeeld als een verhouding, een wisselwerking begrijpen. Het is je eigen beeld, en het vraagt om een antwoord met de onmisbare hulp van de objectieve werkelijkheid. Is het correct, moet het aangepast worden? In mijn bovengenoemd boek schrijf ik (op pag. 121) dat ik bij het zoeken naar schelpen misschien wel te veel met het beeld van een bepaalde schelp in mijn hoofd loop, en daardoor een andere schelp over het hoofd zie. Ik noem dan concreet de pelikaansvoet. Ik schreef dat in 2004, vlak voor ik op Terschelling voor het eerst een pelikaansvoet vond. Sindsdien heb ik op de Waddeneilanden zeven keer deze schelp gevonden. Zes keer op Terschelling en één keer op Schiermonnikoog. Kennelijk is mijn zoekbeeld verbeterd. Ook al kan ik nooit nagaan hoe vaak ik de pelikaansvoet over het hoofd zie.

Mijn zoekbeeld pelikaansvoet is ook verbeterd door het eenvoudige feit dat ik in dezelfde periode enkele malen de Algarve heb bezocht en ik deze schelp daar regelmatig vind. Dat leert overigens ook dat een zoekbeeld overdraagbaar is. Mijn partner die doorgaans minder fanatiek schelpen zoekt dan ik, vindt de pelikaansvoet een leuke uitdaging. In onze pas afgelopen vakantie keek zij er speciaal naar uit en vond er heel wat.

Onderzoekers in het veld kennen het woord zoekbeeld. Het leuke vind ik dat Stichting Anemoon, een heel actieve stichting voor onderzoek van en educatie over het zeemilieu, pas een nieuwsbrief met een mooie naam is begonnen: Zoekbeeld. Een aanrader voor liefhebbers van zee en biodiversiteit. Ook een aanrader voor in filosofie geïnteresseerden om te zien hoe naast de toename van kennis door onderzoek ook de taal zich verrijkt. Een zoekbeeld is een soort tijdelijke inkadering van je bewustzijn, maar het leidt op den duur tot een bredere blik.



---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor de nieuwsbrief Zoekbeeld klik op de volgende link: Nieuwsbrief Stichting Anemoon



Op de foto staan drie exemplaren van de pelikaansvoet (aporrhais pespelecani). De linker met het volgroeide voetje is een voorbeeld hoe ze te vinden zijn in onder meer de Atlantische Oceaan aan de Algarve. De tweede komt van Terschelling (2004), heeft de grootte en vorm zoals je deze meestal vindt op de Waddeneilanden, nog zonder een aangegroeide voet. De derde komt van Schiermonnikoog (2011) en is voor Nederlandse begrippen groot (42 mm). Er is een klein begin van een aangegroeide voet en de schelp is bedekt met zeerasp.

zaterdag 11 juni 2011

Nog meer Blauwborstweelde

In april schreef ik de weblog ‘Blauwborstweelde’. Binnen tien dagen had ik vier keer de toch niet zo alledaagse blauwborst gezien. Wat een weelde. De vernatting van onze natuur lijkt te lukken, goed voor de rietvogels. En ik let er goed op of ze er zijn, zou je denken. Maar neen, het lijkt er meer op dat ze mij zoeken.

Gisteren op mijn racefietsje naar en om het Lauwersmeer gefietst, 105 km. Met mooi weer, frisse wind en een zonnig humeur is dat prima te doen. Van alles te zien, ook als je flink doorfietst. Overigens stap ik gewoon even af als ik iets beter wil zien, zoals de orchideeënvelden in het Lauwersmeer.

Een eindje van de vogelkijkhut van Ezumakeeg in het gras om wat te eten. Vlak voor mijn neus scharrelt een kievitskuiken rond. Op deze dag moet hij van moederkievit die vanaf de achtergrond toekijkt zijn eigen kostje maar eens leren vinden. Dat doet hij nogal enthousiast. Opeens gaat drie meter van me af een blauwborst zitten op een paaltje. Zeker vijf minuten lang presenteert hij zijn vocale mogelijkheden, die afwisselender zijn dan ik wist. Zachtjes maar fraai zingend, de rode staart duidelijk uitstekend, de blauwe borst vooruit en de heldere witte streep in de lucht.
Als ik wat later op het fietspad langs de Kwelderweg bijna de Lauwersmeer verlaat, zwaait nog een blauwborst me uit. Dame of heer, maar duidelijk met de roestkleurige roodbruine staart, vliegt vlak voor me langs.

Tussen al deze blauwborsten door waren er trouwens genoeg andere aardige dingen. Zoals een paar fossiele botten van grazers die ik vond op het strand van Schiermonnikoog. Ook van Schier de grootste pelikaansvoet (schelp) die ik tot nu toe op de wadden vond (42 mm, met het begin van de vlag). Ook zag ik de waterspreeuw, foeragerend, badderend, op en neer wippend en duikend in de Beuvron in Bourgogne. Daar vierden we vorige week het historische 25 jaar fietsen met collega’s van de Hannie Schaft Akademie en Hanzehogeschool, en bekeken we en passant ook nog enkele fraaie basilieken.

Oude botten en historisch fietsen. De historische en natuurhistorische vindplaatsen zijn overal waar je maar bent. Ook op de terugweg gisteren door Pama en Humsterland, het westelijk deel van het Reitdiepdal. Dit is een prachtig historisch cultuurlandschap, waar ik vanwege de nette combinatie van cultuur en natuur ook nog even de bruine kiekendief, gele kwikstaart, grutto’s en tureluurs tegenkom.
Blauwborst of niet, natuur, cultuur en geschiedenis zijn overal.

donderdag 9 juni 2011

Geerat Vermeij ‘versus’ Richard Dawkins

In mijn boek ‘Godsdienstkritiek, respect en actieve tolerantie’ (2010) schrijf ik niet zo positief over ‘God als misvatting’ (2006) van de evolutiebioloog Richard Dawkins. Sommige lezers hebben zich hierover verbaasd. Zelf sta ik immers filosofisch op een materialistisch standpunt en ben erg geïnteresseerd in de evolutie. Maar juist daarom vind ik dit boek van Dawkins weinig inspirerend. Hij preekt voor de reeds overtuigden en voegt weinig nieuws toe. Met zijn nadrukkelijke herhaling dat god een hypothese moet zijn die vervolgens onbewijsbaar is, bereikt hij de gelovigen niet en miskent hij mogelijke specifieke positieve aspecten van religies.

‘God als misvatting’ werd wel het beste boek van 2006 genoemd, maar ik val er bij in slaap. Gelukkig word ik weer direct klaarwakker bij het lezen van het werk van een andere evolutiebioloog. Geerat Vermeij heeft met zijn ‘Schelpen en beschaving’ (2010, Ned. ed. 2011) ook een principieel, maar geweldig informatief en ook genuanceerd boek geschreven. Het leven is op meerdere plaatsen ontstaan onder gunstige omstandigheden. Dat is een echt argument tegenover het antropomorfistische en religieuze idee dat het leven slechts op één plek op één moment moet zijn ontstaan. En groepsvorming, ook de religieuze groepsvorming is als nuttige vorm van samenwerking heel goed vanuit de evolutie en de omstandigheden waarin leven samenleeft te verklaren. Sociaal is nuttig, praktisch. Zelfs een misvatting kan in een bepaald verband nuttig gebleken zijn.

Door god als hypothese centraal te stellen in zijn anti-godsbewijs hanteert Dawkins nog de religieuze monocausale redeneervorm, die Vermeij niet meer nodig heeft. Vermeij is heel concreet. Tal van voorbeelden vormen een aannemelijk verhaal op basis van actueel onderzoek. Het overtuigt vast niet iedereen, maar het betoog is wel overtuigend neergeschreven. Dat kan niemand ontkennen.

Religie kan in de evolutie nuttige groepsvorming betekenen in een bepaalde levensfase. Net als de sportvereniging, met golf voor de rijken en kaatsen voor de Friezen. Ook religieuze mensen kunnen interessante interacties tussen materie en verschillende levensvormen lezen bij Vermeij. Dat is een mooie basis voor dialoog, echte discussie en opvoeding.



N.B. Ik heb ‘direct reageren’ in deze blog uitgezet. Mocht iemand direct naar mij willen reageren, dan kan dat per mail. Zie mijn website.



dinsdag 7 juni 2011

PvdA, VVD en de Januskop van de liberale staat

In de Volkskrant van 4 juni pleit ‘kritisch’ PvdA-lid Erik van Ophoven ervoor dat de PvdA de visie van Theodore Dalrymple gaat overnemen. Dalrymple meent onder meer dat de verzorgingsstaat is gebruikt om de persoonlijke verantwoordelijkheid van de burgers af te nemen.
Twee dagen later doet columniste Sheila Sitalsing in dezelfde krant een mooie uitspraak over de VVD. ‘… de VVD, die partij die vroeger best liberaal was.’ Mark Rutte zei ooit dat de VVD het persoonsgebonden budget nooit zou afschaffen, maar wil dat nu wel.

Een PvdA-er die onder druk van de crisis in de neoliberale valkuil trapt. In tijden van hoogconjunctuur moet je durven pleiten voor persoonlijke verantwoordelijkheid, niet nu in crisistijd velen het zwaar krijgen. Dalrymple is een vluchtweg, om zelf de politieke verantwoordelijkheid te ontlopen.
En de VVD is niet alleen vroeger, maar altijd de partij van de Januskop. Best wel liberaal, maar de belangrijkste waarde van dat liberalisme is uiteindelijk het eigenbelang. Dat geeft nu de doorslag, ten koste van solidariteit en de waarde van collectieve voorzieningen.

Hebben collectieve voorzieningen dan een eigen waarde? Ja, het is een waarde op zich dat in een sociale maatschappij een meerwaarde ontstaat door dingen samen te regelen. Zoals zorg, natuurbehoud en cultuur. Zelfs als dit wat meer kost dan eerder begroot was.







De Januskop van het Vaticaans Museum

vrijdag 27 mei 2011

Onvrede met Libië

Waarom staan de kranten niet vol van een vredesoproep voor de situatie in Libië? Libië en ook Syrië halen de kranten een stuk minder dan enkele weken geleden. Het leek zo mooi en makkelijk, een overgang naar de democratie van westerse snit. Hoewel de afloop van de situatie in Tunesië en Egypte ook spannend blijft, het waren toch voorbeelden van een betrekkelijk vreedzame overgang. Met schijnbaar gemak en nauwelijks kritiek vanuit het westen, werd in Libië echter al snel naar de wapens gegrepen. Het varkentje Kadhaffi zou wel even worden gewassen. Tot voor kort een acceptabele gesprekspartner, nu een boef. Dat is hij zonder enige twijfel, maar wat te denken van de verantwoordelijkheid van al die politieke leiders die vanuit hun belang hem lange tijd als gesprekspartner accepteerden?

Het varkentje is echter nog niet gewassen. De weg van geweld blijkt een heel lange, een verkeerde, met talloze slachtoffers en vele vernielingen. Er zal toch gepraat moeten worden. Niet alleen om een uitweg te vinden, ook om een voorbeeld te geven hoe de wereld dient te veranderen.

Onvrede versus vrede. Het westen speelt echter een belangenspelletje. Eigenbelang eerst. Het is de vraag of de Libiërs daarmee zijn gediend. Wie bouwt hun land weer op? Waarom laat bijna niemand een krachtige oproep tot vrede horen? Vrede en praten in plaats van bombardementen!