donderdag 24 januari 2013

Veel vrije wil


Eigenlijk een vreemde discussie. Misschien wordt er daarom wel zoveel over geschreven. Bestaat ‘de’ vrije wil? Het is een variant op: ‘Bestaat de ziel?’ Die zit ook nergens.
Ons brein bepaalt: dat wisten toch al? Het verschil is dat we steeds beter weten hoe sterk allerlei oorzaken van alles mede bepalen. Ook onze wil, wilsact of zelfs de wilskracht. Bestaat de vrije wil dan ‘dus’ niet? Eerder is het zo dat er een heleboel vrije willen wel bestaan. Er zijn er zoveel van.

Min of meer. Alle denken is contextgebonden en dus in vrijheid beperkt. Althans als je die vrijheid wilt verabsoluteren. Wil je dat? Dan bestaat de vrije wil niet. Wil je dat niet, dan bestaat hij wel, in veelvoud en veel vormen. Zoveel vrije willen.

Als ik weet dat mijn keuzes bepaald zijn, houd ik daar rekening mee. Dat vergroot mijn vrijheid, mijn vrije ‘wil’. In de beperking toont zich de meester. Zo is het met de vrije wil.

Vrije wil: ‘de’ moet weg. ‘De’ vrije wil is een foute omschrijving. Onze taal verleidt tot een verkeerde vraagstelling, moeilijk op te lossen. Een variëteit aan wilsacten, de een nog bewuster dan de andere, speelt mee in ons hele handelingscircus.
‘De’ maakt ‘vrije wil’ groot, absoluut en abstract, dus los van de context. Dingen zonder context en verdere bepalingen en relaties bestaan echter helemaal niet. Geen vrije wil, geen ziel, niets.
‘De vrije wil’ bestaat dus niet, vrije willen in overvloed. Niet helemaal vrij, maar wat zou dat?
Het is dus niet: ‘De vrije wil bestaat’, maar een vrije wil.

Vrije willen bestaan. En ze zijn nooit alleen. Altijd samen met een hele materiële en ideële omgeving. Min of meer vrije handelingen zijn net zo belangrijk als de oorzaken die helpen of zelfs dwingen een bepaalde richting op te gaan. Daarvan is er ook niet één ding, dé oorzaak.

Een oorzaak bestaat, vrije wil bestaat, vrije wilsacten in hun omgeving en bestaanswijzen bestaan, oorzaken in hun verdere omgeving bestaan ook. Het is dus wel gezellig met die vrije wil, want op z’n eentje kan die niets. En samen weer een heleboel.
Een vrije wil zit nergens, maar je komt ze wel tegen. Bij de rechtbank, bijvoorbeeld als iemand iets deed wat het ook had kunnen laten. Dat kon hij best.

Wat voor vrije wil, wil ik hebben? Ongeveer een die past bij wat ik kan. Of net even iets meer, dat is mijn vrijheid toch? Om het te proberen. Natuurlijk door brein en genen gedreven, dat weet ik er dan weer bij. Mijn vrije wil is ingebed. Met de voeten op de grond. Zo’n vrije wil bestaat wel, maar wel wat ontdaan van zijn unieke karakter.

Gisteren nog naar een concert geweest. Hadden we ook niet kunnen doen. Dat was een goede keuze, een vrije keuze van enkele vrije willen. Want we waren er samen. Mijn brein was het er ook helemaal mee eens, toen bleek dat het een mooi concert was.





dinsdag 15 januari 2013

De wereld gaat maar langzaam vooruit


Als het om het vraagstuk van euthanasie gaat is Nederland een tamelijk beschaafd land. Euthanasie is mogelijk bij ondraaglijk lijden en op de uitdrukkelijke wens van de persoon zelf. De situatie waarin men kiest is niet vrij, de keuze zelf wel, al is dat dus betrekkelijk. Vragen en discussie hierover horen bij de ethiek. En zeker is: druk van buiten en economische motieven mogen nooit voorop staan.

Wat dat laatste betreft is Nederland niet zo’n beschaafd land. Keer op keer mekkeren vooral de rijkeren over de uit de hand lopende zorgkosten. Afgelopen jaren is herhaaldelijk geprobeerd de zorg in een kwaad daglicht te stellen omdat deze duur is. Alsof goede zorg alleen een kostenpost is, wat zeker niet zo is. Het zijn nog slechte economen ook ….

Kort geleden, 8 januari, was Wouter Bos voor de tv. Hij doet tegenwoordig op commerciële basis aan zorg en euthanasie. Althans hij adviseert erover. Nu dus voor tv. De kosten voor de zorg rijzen de pan uit volgens een naar men zegt op eigen houtje opererend Centraal Plan Bureau. ’t Is toch wat.
      Bos begrijpt in zijn commentaar dat er mensen zijn die zeggen dat kosten hen te veel worden en dat er onrust over ontstaat. Hij vindt weliswaar dat economische motieven – lees de eigen bijdrage van rijkeren aan armere mensen – eigenlijk niet bepalend mogen zijn. Maar zijn argumenten wippen vervolgens wel over het randje. Er is debat nodig over grenzen aan de zorg voor ouderen. Bedoeld is dan weer: de grenzen aan de kosten.

Bos kan wel rekenen. Maar ook de inhoud telt. Zijn idee is nu dat het lange leven met die hoge ouderdom in de toekomst toch wel wat anders benaderd kan worden. Doe nog eens wat leuks met je oude familielid in zijn laatste levensfase, ga samen met hem op reis, voer betere gesprekken en laat de laatste ingreep dan achterwege. De suggestie dus: dat is goedkoper en bij elkaar opgeteld toch een vrij vrolijk einde.
      Leukigheid als criterium voor zingeving? Dat zou de zuiverste vorm van opportunisme zijn. En fout geredeneerd natuurlijk, want wie zegt dat mensen nu niet met hun familie zo nu en dan iets aardigs doen en goede gesprekken voeren? Is dat wat nieuws? Wie bepaalt de inhoud van dat goede gesprek? Tja, misschien denk je niet zo positief meer over mensen, vanuit een sociaaldemocratie zonder visie.

In 1924 schreef Thomas Mann zijn bekende boek ‘De Toverberg’. Vorig jaar kwam dit boek opnieuw bij De Arbeiderspers uit in een mooie vertaling door Hans Driessen. Negentig jaar geleden geschreven, zowat een eeuw terug. Het boek is van voor de sociaaldemocratie de verzorgingsstaat invoerde en helemaal van voor dat de sociaaldemocratie deze weer wilde afschaffen.
    Thomas Mann schrijft hierin – ja zo lang geleden al! – over het zinloos rekken van het leven van een ernstig zieke die in het verhaal grote hoeveelheden dure zuurstof krijgt toegediend. Een van de hoofdpersonen in het verhaal vindt het maar verkwisting en meent: ‘Wat had het voor zin, al deze kwellerij en dit kostbare kunstmatige rekken van leven in een volkomen uitzichtloze situatie? De man zelf was het niet kwalijk te nemen dat hij het dure levensgas tot zich had genomen; ze hadden het hem immers opgedrongen.’ Enzovoorts (pag. 364).

Kwellerij, een mooi woord. Kwellerij door druk van buiten. Nu in omgekeerde richting. De wereld gaat er in honderd jaar niet op vooruit als je eerst progressief voorwaarts gaat en dan even progressief achteruit.




vrijdag 11 januari 2013

Lerende gaai


Toen mijn kinderen lang geleden nog op de basisschool zaten ging een les over vogels van het bos en van de stad. Mijn zoon noemde de gaai – de Vlaamse Gaai als u dat liever hoort – bij de vogels in onze tuin. Dat kon niet, die hoorde bij de bosvogels, meende zijn juf. Zo heeft mijn zoon leren discussiëren en doet dat nog met plezier.
      Destijds zag je ze soms, nu zijn ze eigenlijk het hele jaar wel in de buurt. Twee gaaien zijn vaste klanten. Ongetwijfeld een paartje, al kun je dat bij gaaien niet zomaar zien. De pinda’s voor de mezen zijn ook voor gaaien smakelijk voedsel.

Onze gaai is een lerende gaai. Hij kan niet goed zoals de pimpelmees aan het pindanetje hangen. Er zijn echter andere mogelijkheden. Het liefst trekt hij als de kat van de buren er niet is met de snavel het netje los en pikt dan op de grond de pinda’s. Dat lukt niet altijd. Het netje hangt aan een boom en ik kan het stevig vastpinnen aan de uitstekende takjes.
      Onze gaai is nu gevorderd. Hij kan heel mooi op de tak gaan zitten, trekt met zijn snavel het netje, vooral als het al half leeg is, op de tak, zet zijn linkerpoot erop en peuzelt dan de pinda’s.

De gevorderde gaai heeft leren anticiperen. Als hij er nu aankomt gaat de net beschreven actie in één beweging met twee korte slagen door. Hij kan nu iets wat hij een half jaar geleden nog niet kon laten zien en heeft het steeds sneller leren doen.
      Sommige dieren kunnen vlot inspelen op veranderde situaties. Onze gaai past steeds zelf de situatie een beetje aan. Kraaien en kraaiachtigen gelden als slimme vogels met anticipatiemogelijkheden, zeg maar met enig denkwerk. Onze gaai past wel in dit beeld.

Eigenlijk hoort hier een mooie foto bij van de gaai. Vogels zijn fotogeniek. Door het donkere weer werd die echter wat vaag. Vage dingen horen hier niet.
      Je moet je dus de bedoelde foto maar zo voorstellen: de gaai heeft weer het netje met pinda’s op de tak gelegd, heeft zijn linkerpoot er stevig op, en omdat hij inmiddels het fototoestel kent houdt hij zijn kop scheef en kijkt naar mij. Klaar om weg te vliegen. Hij wil niet weer op de foto. Zo’n foto.



woensdag 2 januari 2013

Het jaar is goed begonnen!


Ik weet niet of u het nog weet. Op mijn weblog van 24 september van alweer het vorige jaar stond een kleine analyse van de verkiezingsnederlaag van Groen Links. Naar mijn idee heeft een partij een regelmatig met de leden democratisch bediscussieerde en stevige ideologische basis nodig. Daardoor krijg je enige aanhang. Op basis daarvan kan een heldere en betrouwbare politiek worden gevoerd, die leidt tot een grotere aanhang. Als de uitstraling daarvan per saldo positief en actueel is kunnen ook nog de vele vrijzwevende kiezers worden bereikt en de machtsbasis dus groter worden.
      Ontbreekt de eerste laag, dan wordt op den duur een partij ondermijnd. Door de negatieve uitstraling daarvan kan het verval dan snel gaan.

Zo’n drietrap lijkt me vrij universeel. Natuurlijk spelen – zoals mensen met bedenkingen dan direct zeggen – er nog veel meer factoren mee. Jawel.

Als dit zo is en naar ik veronderstel ook nog vrij universeel geldt, moeten partijen hieraan voldoen. Op straffe van achteruitgang. Zo ook mijn eigen partij, de SP.
      En daarom is het jaar goed begonnen. Sociale politiek vind ik belangrijk en in de laatste ‘Spanning’, het tijdschrift dat uitgegeven wordt door het wetenschappelijk bureau van de SP, wordt een debat aangekondigd. Dit zal gaan over de nodige maatschappelijke veranderingen en over democratisering van de economie. Het nummer van ‘Spanning’ geeft hiertoe alvast een reeks aanzetten. Het is een hoopvol begin van 2013.