maandag 18 september 2023

Half goed, al goed? Een heel kleine definitie-kwestie


Onder schelpenliefhebbers bestaat van oudsher en ongetwijfeld nog lange tijd speciale aandacht voor de schelp met de robuuste naam ‘Noordkromp’ (Arctica islandica). Dit is niet zo gek als je weet dat deze slak het levend wezen is dat het oudst van allen wordt, aldus de huidige stand van de wetenschap. Zeker een stuk ouder dan het zoogdier de mens. Zo is die aandacht begrijpelijk, en wat trouwens leuk is, is te weten dat de Noordkrompschelp op Schiermonnikoog redelijk makkelijk te vinden is. En hoe verder je komt aan de Nederlandse kust des te minder spoelen ze aan.

Het is goed een paar stemmen uit de wetenschap over deze slak te horen, (zonder hier de bronnen etc. verder te benoemen - maar die zijn gemakkelijk op te sporen).
R.H. de Bruyne en Th. W. de Boer schrijven (Schelpen van de Waddeneilanden; 2008): ‘Op Schiermonnikoog zijn in de loop der jaren al vele honderden kleppen en fragmenten aangetroffen.’
 In de recent uitgegeven Veldgids van de hierboven eerstgenoemde auteur, lees je onder meer: De Noordkromp wordt zeer oud (meerdere eeuwen) waarmee het de oudst wordende soort op aarde is.’
En het recent verschenen boek van Stefaan Wera en Koen Fraussen met de pakkende titel ‘Aangespoeld’ presenteert de Noordkromp als een ‘Kranige oude rakker.’ Zo praat je over vrienden. Toch?

Heb je wat aan deze literatuur en de aandacht voor die schelpen? Is het wat je wilt zien of waar ‘als vanzelf’ je blik op valt? Bijvoorbeeld omdat het nu net de hier genoemde Noordkromp betreft, de oudst wordende soort op aarde? Die zie je toch niet ‘zomaar.’? En wil je daarover niet graag wat meer weten? Ik herinner me literatuur en tv-programma’s waar de soort als heel zeldzaam werd aangeduid. Bijvoorbeeld een tv-programma over de Wadden waar er een soort wedstrijd van werd gemaakt. Wie vindt mij het eerst? En kun je er elke dag wel één vinden? Waar dan of hoe dan? Ik moet zelf ook toegeven dat ik er ook weer meer op ben gaan letten toen een kennis beweerde dat je deze schelp niet meer zoveel zag als vroeger. Klopt dat?  Daar valt nog een boel over te zeggen.

8 september jl. was een bijzondere dag, heter dan ooit, althans zo voelde het. Een week lang tropische temperatuur. En wat doet een levend wezen dan, zo ook de mens? Hij probeert weg te trekken.  Ook op deze 8e september, wat er bijzonder aan was? De hitte en de mensenmassa die ervoor naar Schiermonnikoog trok. Wij ook. Er werden uniek-hete dagen voorspeld.
En dan kom je op Schier, dat rustige eiland. Zo kom je op dat eiland, en dan hup, met alle mogelijke vervoersmiddelen naar het strand. Leve de huurfiets! Met zo velen op de boot en vervolgens naar de kust, met 30 graad Celsius. Een collectief idee, een gewoonte misschien, een idee van velen: op naar Schier, leve de opwarming? De mensenmassa verdampt snel op Schier.

En de Noordkromp natuurlijk vergeten? Geen tijd of zin voor schelpen. Maar de ware nieuwsgierige man en vrouw, de echte scharrelaar kan het niet laten. Zeiden we net tegen elkaar nu geen oog te hebben voor de schelpen in het mulle zand, we wisten eigenlijk beter. De mens als scharrelaar is heus wel dichtbij, een blik op de grond is toch voldoende? Wat zie ik daar? Een schelp met een bekende bolling. Weer geldt de universele wet dat overal wel iets te zien is en het vaak de moeite waard is je attitude daarbij wat aan te passen. Rustig aan maar!
De Noordkromp wordt soms als ‘moeilijk te vinden’ gepresenteerd. Zoals de schrijvers van bovengenoemde ‘strandgidsen’ ook aanduiden: wie goed waarneemt zal veel kunnen vinden, ook de Noordkromp. Ook bij 30 graden. Moeilijk vindbaar? Opraapbaar, met een beetje geluk.

Bij de vier Noordkrompen die hieronder afgebeeld worden gaat het me nu vooral om het doormidden gebroken exemplaar. Heb je al een soort gevonden als slechts de helft zichtbaar of aanwezig is? Is schelpen zoeken niet ook een kwestie van definiëring ? Als je een soort tracht te vinden door systematisch verder te denken. Je wilt liever een hele schelp, maar een exemplaar dat half overgebleven is duidt nog altijd de soort aan. En zegt iets over de leefwereld en context als geheel. En over de stevigheid van de schelp en misschien ook over de leeftijd door de resterende jaarringen.

Het kleine op de foto afgebeelde schelpje is waarschijnlijk (!) een fossiel restant van een jong exemplaar van de Noordkromp. Het is daarmee – als de determinatie klopt – een duiding van de soort die nieuwe wetenschappelijke vragen kan helpen formuleren. Enzovoorts.
Leve de halve Noordkromp. Gevonden op deze warme 8 september 2023. De twee ‘volgroeide’ exemplaren zijn ook leerzaam, het zijn een linker en een rechter klep. Rechterkleppen heten zeldzaam te zijn, maar ook deze kleppen zijn exemplaren van Schiermonnikoog en Ameland. Het kleintje is trouwens van Terschelling, om het beeld compleet compleet te maken.
Het gaat mij hier om de leuke vondst van de halve Noordkromp. Gevonden op een dag waarop geen mens in beweging leek te kunnen komen. Niets te vinden? Niets op te merken? Dat was dus niet zo.