zaterdag 13 juni 2015

De verzamelaar en de opwarming


Het strand van Groningen, Schiermonnikoog. Deze week weer even gekeken hoe het er bij lag. Nog altijd groot en het woei stevig zoals de dagen ervoor, nu uit het noordoosten. Kijken naar vogels en schelpen. Je kunt het verzamelen noemen, maar het is vooral scharrelen op het brede strand en dan kom je meestal wel wat aardigs tegen.
    Bij deze harde wind lijkt het strand leeg, er spoelt bij minder wind vaak meer aan. Bij harde wind naar de kust is de onderstroom aflandig, dus ligt er dan vaak wat minder. Iets hoger gekeken op het droge zand, bij paal 11, was er wel wat te vinden. Zoals deze drie schelpen op de foto. Van elk is wel iets te vertellen.





De horen is de Noordhoren (Neptunea antiqua). Niet te verwarren met de Wulk. Dit exemplaar oogt vrij vers. De top is aardig. Het heeft nog de scherpe vorm van het eerste jonge slakje dat de groei nog moest inzetten. De Noordhoren vind je vooral op de oostelijke Waddeneilanden en op Schiermonnikoog is die niet zeldzaam. Als je kijkt op plekken waar veel Wulken liggen heb je een aardige kans. Ze kunnen veel groter worden dan dit exemplaar, wel 20 cm lang. Aan de Hollandse kust vind je niet zo makkelijk een Noordhoren, wel weer meer in Zeeland. Daar zijn verschillende fossiele soorten van bekend. Maar dat is geen strand van Groningen, dus daar kom ik niet zo maar.

De grootste klep op de foto is de Noordkromp (Artica islandica). Ook deze is typisch voor Schiermonnikoog en voor noordelijker gebieden zoals de Duitse Wadden. Dit is een niet al te groot exemplaar. Ze kunnen meer dan 12 cm worden. Hoe groter, des te meer groeilijnen. En die spreken boekdelen, net zoals de groeilijnen van een doorgezaagde boomstam. Wat blijkt? De Noordkromp kan oeroud worden. Sterker nog, de Noordkromp, zo wordt gezegd, is het dier dat het oudste kan worden van alle dieren. Tot ongeveer 400 jaar. En dat verpakt in zo’n simpele schelp. Die heeft een mooie oude en eenvoudige schoonheid.

De kleinste schelp op de foto is de meeste zeldzame, althans voor Schiermonnikoog. Het is de Geruite tapijtschelp (Ruditapes decussatus). Het is een fossiele schelp, waarschijnlijk afkomstig uit de periode die Eemien wordt genoemd. Dit is een warmere periode tussen de laatste twee ijstijden, ongeveer 100.000 jaar geleden. De temperatuur was toen iets hoger dan nu, ongeveer 2 graden warmer. Het zeewater stond toen ook veel hoger, wellicht zo’n 4 tot 6 meter.
    De Geruite tapijtschelp geldt dus als zeldzaam, maar wordt op de andere Waddeneilanden en in Zeeland ook wel gevonden. Tegenwoordig is deze ook makkelijker te vinden op plaatsen waar zandsuppleties op of voor het strand plaatsvinden, zoals De Zandmotor bij Kijkduin.
    Binnenkort gaan wij op vakantie naar de Algarve. Daar kun je op de stranden de Geruite tapijtschelp vaak genoeg tegenkomen. Daar is het ook warmer, en deze soort heeft al die jaren overleefd, net als veel andere soorten. Dit geldt overigens niet voor allemaal. Zo is de Grijze tapijtschelp (Venerupis aurea senescens) – die je op het Nederlandse strand nog ruimschoots kunt aantreffen – ook fossiel, maar uitgestorven.

De Geruite tapijtschelp leeft dus nog wel en kan zijn kans grijpen als de aarde opwarmt. De internationale milieuafspraken en wetenschappelijke doelstellingen spreken over een gemiddelde wereldwijde ‘toegestane’ opwarming van 2 graden Celsius, vergeleken met het ‘pre-industrieel niveau’. Al is er nog veel discussie over of dit wel een goed idee is en nog realiseerbaar is. Nu al trekken sommige soorten door de opwarming noordwaarts in de Atlantische Oceaan en bereiken de Noordzee. Dat kan dus ook gebeuren met de Geruite tapijtschelp. Dan is hij een oprukkende exoot. Of niet? Exoten zijn dieren en planten die met behulp van menselijk handelen een plek veroveren. Als dit weekdier zelf de Noordzee bereikt is het eigenlijk geen exoot. Of wel? De mens zorgt voor de opwarming, dus …? Wie het weet mag het zeggen.
      Door de opwarming zal wat nu nog een exoot wordt genoemd, langzamerhand weer inheems worden. Dat duurt een poosje, zowel de nieuwe inburgering (op zee) als de benaming. De mensen moeten er ook aan wennen. Deze veranderingen gelden voor tal van dieren en planten, die verschijnen of verdwijnen.

Vindt na de opwarming de toekomstige verzamelaar de Geruite tapijtschelp, dan moet hij de fossiele oude van de jongere exemplaren onderscheiden. Dat kan bijvoorbeeld door te kijken naar de lichtdoorlaatbaarheid.
      Het betekent bovendien dat de verzamelaar nu al een beeld heeft bij de opwarming. Daar moet de rest van het land nog maar even op wachten. Al kan men intussen maar beter de dijken niet vergeten.




Bronnen:

De meest complete gids voor de schelpen van de Waddeneilanden is: R.H. de Bruyne, Th. de Boer, Schelpen van de Waddeneilanden, Gids van de schelpen en weekdieren van Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog, Fontaine Uitgevers, ’s Graveland 2008.
Dit boek is niet meer in de handel, maar antiquarisch nog goed verkrijgbaar.

Het mooiste en meest volledige standaardwerk over de levende schelpdieren van de Noordzee is: R. de Bruyne, S. van Leeuwen e.a., Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied, Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca), Tirion Natuur, Utrecht & Stichting Anemoon, Lisse 2013.

















vrijdag 12 juni 2015

Vooruit terug naar een gemengde economie


Een heel beknopte samenvatting van de geschiedenis van afgelopen decennia: vroeger had je de Verzorgingsstaat, daarna de crisis en de afbraak. Vroeger had je een gemengde economie in opbouw, die hoop gaf, daarna de neoliberale sloop. Alles werd geplooid naar de kapitalistische markt, inclusief het laatste restje arbeid dat nog collectief ingebed was, zoals in het onderwijs en de zorg. Gechargeerd misschien, maar dit is ook niet het laatste woord.

Het lijkt weer een goed idee om nu maar te zeggen dat we op een keerpunt staan, waarvan de eerst verschijnselen zichtbaar worden. Zie de groeiende hernieuwde strijdbaarheid van de vakbeweging. Zie de terechte groeiende kritiek op de ZZP’er als schijnconstructie. Hier en daar weer wat subsidies op cultuur waar drastische bezuinigingen het sociaaldemocratische draagvlak teniet deden.

Nu, zul je zeggen, dan moet het neoliberalisme maar weer worden teruggedraaid. Maar wat is dat? Heb je zó socialisme? Het regelrechte tegenovergestelde van alle vermarkting is wel de totale planpolitiek. En dat is niet zo’n slim idee, niet voor de korte termijn, en niet voor de langere. Zo’n politiek was toch ook nooit voor de lange termijn bedoeld?

Een stap vooruit is vooral eerst een stap terug. De meest funeste bezuinigingen terugdraaien, maar niet klakkeloos een vormgeving van voorheen herstellen, want waarom zou die zo perfect zijn? Kernwaarden van sociale macht, zeggenschap en goede beloning weer herstellen. Bijvoorbeeld door drastisch de productieve en maatschappelijk nuttige arbeid te verkorten en alle werk eerlijk te verdelen (ATV), zodat jong en oud weer kunnen werken, op een manier die waardig is.
      Hierdoor kan een situatie ontstaan waarin werkers meer invloed hebben op de eigen werkomstandigheden en waar nodig op de inhoud van het werk. Met indien nodig enige protectie wanneer producten duurder worden dan die uit landen die een dergelijk sociaal systeem niet hebben. Daarbij is het idee van basisinkomen dan geen begin van de discussie, maar eerder een sluitstuk om mensen die om wat voor reden dan ook echt niet kunnen werken op een niet-bureaucratische manier van een inkomen te voorzien.

Werken aan een mix van sociaal, collectief en ondernemend. Een socialist is niet tegen ondernemende mensen. Een socialist is tegen mensen die alle winst in de eigen portemonnee stoppen. Een socialist is niet tegen creatief gebruik van nieuwe technologie, wel tegen de gedachte dat één enkele persoon alles helemaal zelf heeft uitgevonden, terwijl nieuwe wetenschap vooral ook een collectieve en maatschappelijke prestatie is, die (dus) de maatschappij ten goede moet komen.

Wanneer komende tijd gestreden wordt voor een betere mix van sociaal, collectief en persoonlijk, en voor echte zeggenschap op de werkvloer en in de studie, ontstaat een betere basis om verder vooruit te kijken. Een basis waarin werknemers weer kracht en macht hebben, en meer optimisme, dat ook nodig is om internationale problemen van verdeling van rijkdom en macht aan de orde te stellen.

Is dit abstract? Je kunt een dergelijk uitgangspunt direct toepassen op de zorg, op cultuur, op onderwijs, op de productieve sectoren enzovoort. Het vergt optreden van linkse en socialistische partijen, de vakbeweging en maatschappelijk kritische organisaties, zoals de milieubeweging. Het vergt samenwerking en dus een zekere discipline. Rigide hierin zijn heeft weinig zin, overtuigingskracht des te meer. Dan ontstaat een wenkend perspectief, geen einde verhaal, wel open discussie.

Gemengde economie als eerlijke tussenstap, met veel meer zeggenschap voor werkers en gebruikers van voorzieningen, ruimte voor experimenten en voorop de rode vlag van sociale gerechtigheid. Zo’n gemengde economie is natuurlijk ook een strijdperk van macht en belangen, en betekent een stevige inperking van al te grote ego’s. Dat hoeft niet te worden verdoezeld, vanzelf gaat het nu eenmaal niet.
      Het hoeft ook niet heel persoonlijk te zijn als de maatschappelijke structuur weer meer sociale zeggenschap, greep op de eigen arbeid en eerlijke verdeling mogelijk maakt. Dat in de linkse kritiek nu vooral ‘graaiers’ tot zondebok worden verklaard is immers ook een uitvloeisel van doorgeslagen individualisme.
      Je kunt nooit helemaal terug naar vroeger, maar met oogkleppen alleen voorthollen is minstens zo funest. Het gaat om de waarden die dominant zijn. Zijn deze sociaal of egocentrisch? En worden deze dan ook echt in praktijk gebracht, zonder schijnconstructies?










maandag 8 juni 2015

Slavoj Žižek op het verkeerde been


Van Slavoj Žižek is zojuist een nieuw boek in Nederlandse vertaling uitgekomen: ‘Event, Filosofie van de gebeurtenis’. Brachten Alain Badiou en Antonio Negri de gebeurtenis als revolutionaire verandering al naar voren, Žižek doet er graag een schepje bovenop. Over Badiou, toch ook niet de eerste de beste, zegt hij, dat diens opvatting over de gebeurtenis neerkomt op een ‘simpele verandering’. (pag. 165)
      De ‘gebeurtenis’ is het thema. De genoemde denkers concurreren in radicaliteit. Hier presenteert zich een denken dat de impasse van de crisis en de hernieuwde kapitalistische dominantie te lijf gaat met de authentieke gebeurtenis die zowel de realiteit als het totale denkkader met al zijn lagen en toepassingen omgooit. Hoe dit te denken en te doen?

.... Maar laat ik anders beginnen.

Als mij gevraagd zou worden een rijtje van drie van de grootste filosofen te presenteren en ik de tegenzin voor een dergelijke geforceerde keuze zou overwinnen, werd het waarschijnlijk: Aristoteles, Spinoza en Marx.
    Žižek toont hier geen gêne en lanceert zijn top drie: ‘Er zijn drie (en niet meer dan drie) werkelijk belangrijke filosofen in de geschiedenis van de westerse metafysica: Plato, Descartes en Hegel. Stuk voor stuk veroorzaakten ze een duidelijke breuk met wat vooraf ging: niets was nog hetzelfde nadat zij op het toneel waren verschenen.’ (pag. 75)
    Dit lijkt een heel ander rijtje dan dat van mij. Het is echter niet toevallig dat mijn rijtje bestaat uit drie filosofen die direct volgden op Žižeks helden. Die presenteerden een schokkend nieuw inzicht, en de mijne herstelden het evenwicht van dat schokkende nieuwe en het bestaande, dus inclusief de verwerking van dat nieuwe. De eerdere drie zijn de brekers, de navolgende drie de bouwers. Bij hun constructieve arbeid werd vaak weer volop gebruik gemaakt van restanten van het oude, maar hernieuwd, kritisch, en met nieuwe openingen voor een vervolg.
      Paradoxaal leverden de laatste drie – naar mijn mening – een grotere prestatie, een langer houdbaar beeld, en waren ze per saldo misschien wel de grootste vernieuwers. De eerste drie niet te na gesproken, eigenlijk kun je de filosofen niet op deze manier scheiden. Dat nu is echter juist wel een kernpunt van Žižeks idee. Niet de band, maar de breuk.
      Dus: het is geen toeval dat mijn rijtje in de tijd direct volgt op het andere. Schokkend inzicht moet ingevoegd worden, er is altijd weer een balans nodig, een beklijven van verhoudingen. De basis ervan is niet alleen het nieuwe, net zo goed ook het bestaande, dat tezamen gevormd tot een min of meer consistent beeld, dat vervolgens weer een poos mee kan gaan en misschien zelfs nooit helemaal verdwijnt.

Aldus de filosofie, en als we Žižek politiek vertalen – hij wil toch nog een soort van communist zijn, in eerste plaats een politiek revolutionair denker? – is er een directe relatie met de politieke praktijk. Žižek verwijt links geen antwoord te hebben op de crisis: ‘Wat echter opvallend achterwege blijft, is een consistent links antwoord hierop.’ (pag. 166) Maar zet hij zelf ‘kritisch links’ niet op het verkeerde been? Wil Žižek een consequente en sociale vernieuwer zijn, dan komt er toch iets na de gebeurtenis, de happening, het event, de daad, de schok, de revolutie, het openbrekende denkkader, het festival, het feest, het ontslag, de crisis, de provocatie, of hoe dat superauthentieke ook maar genoemd zal worden?
      Als je zo hard op zoek bent naar die schokkende breuk, is er dan tegelijk geen standpunt nodig dat naast de actie ook macht, democratie, welzijn en dergelijke belooft, wil het perspectief echt wenkend zijn en kunnen beklijven? Het vreemde bij Žižek is dat als hij in zijn boek over ethiek begint, het verhaal opeens ongelofelijk alledaags wordt. Maar hoe ligt bij hem dan de verbinding tussen de Grote Gebeurtenis met het alledaagse leven? Bij Žižek bekruipt je het gevoel dat hij naarstig zoekt naar de nieuwe authentieke gebeurtenis, die zo radicaal mogelijk moet zijn en waarvan hij zelf nog geen beeld heeft, maar tegelijk toch van ‘links’ al wel een alomvattend beeld wordt verwacht van de verwerking van die gebeurtenis. Links zou dus de uitkomst, de veelvormige synthese ervan al moeten weten, begrijpen en kunnen uitleggen, terwijl de beslissende aanzet tot die uitkomst nog geheel onbekend is. Dit is een vreemde volgorde, een verkeerd politiek algoritme, met op voorhand een dubieus resultaat.

Aristoteles en Spinoza schreven over de ‘conatus’, het streven tot voortbestaan, waaruit de noodzaak voor levende wezens volgt te zoeken naar wegen om daadwerkelijk te kunnen voortbestaan. Past ook bij Darwin, zou je kunnen toevoegen. En ook Marx zoekt daar op zijn manier naar, in het opheffen van de schokkende verdeeldheid tussen mensen in klassen, en tussen mensen in armoede, rijkdom en macht. Een zoeken naar een sociaal voortbestaan dat op de langere duur kansrijk is. Juist de verdeeldheid legt een dialectiek van discontinuïteit en continuïteit bloot. Discontinuïteit kan in de menselijke samenleving nooit absoluut zijn.
    Maar Negri, Žižek en ideëel verwanten: geven zij in hun ongedurigheid niet de moed op door het schrappen van de continuïteit? Zij willen geen postmodernist meer zijn, maar durven het grote verhaal ook niet meer aan. Toch is dat nodig, door denken, door vereniging, door democratische en vernieuwende machtsvorming.
      Dat laatste is het thema in mijn boek ‘Het speelveld van de vrijheid’, dat kritisch inspeelt op Negri’s hang naar de grote schokkende gebeurtenis die een grote politieke opruiming zou moeten realiseren. In dit boek – net als bij Žižek – staat het voorbeeld van de Arabische Lente. Anders dan Žižek, wil ik wijzen op het feit dat bij de snelle massamobilisatie met hedendaagse communicatiemiddelen een belangrijke schakel naar continuïteit ontbrak en voorlopig nog ontbreekt: democratische macht en sterke politieke organisatie. Dit niet als verwijt, maar wel als leerzame constatering. Er ontbrak de structurele macht die nodig was om de gebeurtenissen om te zetten in een definitief kader waarop goed voortgebouwd kon worden. Macht zonder organisatie kan moeilijk beklijven, en organisatie kan niet bestaan zonder inzicht, sociaal zelfbewustzijn en een zekere discipline. Die noodzakelijke continuïteit wordt weggedrukt in Žižeks ‘Filosofie van de gebeurtenis’.

‘Event’ biedt naast de kern van Žižeks betoog boeiende illustrerende cultuurfilosofische, psychologische en literaire beschouwingen, waarop in detail trouwens ook wel op af te dingen valt. Zoals op zijn kort-door-de-bocht analyse van het boeddhisme en zijn eenzijdig aanhalen van hersenwetenschappers over ‘de vrije wil’, waar ook andere namen en interpretaties goed denkbaar zijn.
      Bij hem is eigenlijk alles paradoxaal. Niets is wat het lijkt. De dialectiek van Hegel en Marx over de top. Alles wat bestaat is eigenlijk het tegendeel van wat gedacht wordt. Alles paradoxaal, alles heeft diepere lagen die slechts in de cultuurkritiek en psychoanalyse blootgelegd kunnen worden. Soms overhaastig wordt nauwelijks controleerbaar de halve wereldliteratuur besproken, maar wat is de bewijskracht hiervan voor de feitelijke harde actuele politiek?
      Toch komt er ook een beeld naar voren van kritisch nadenken over actuele vervreemding en diepe zorg over de economische en culturele crisis die het kapitalistische machts- en vervreemdingsmechanisme alleen maar heeft versterkt.

Niet alleen zou deze analyse verder verdiept en uitgewerkt moeten worden. Naar mijn idee moet niet alleen het antithetische denken als top drie worden vooropgesteld, maar evenzeer de wijze waarop syntheses ontstaan en kunnen beklijven. Ook daar kun je op vooruitlopen, al lijkt dat minder spannend dan het event. Inspiratiebronnen zijn dan bijvoorbeeld Hegel – waaruit al blijkt dat rijtjes hun beperkingen hebben – naast Aristoteles, Spinoza en Marx.
      Dit alles betreft niet slechts de filosofie. Het gaat om verbreding en versterking in de praktijk, in de politiek, de economie en de cultuur. Hier zijn naast vernieuwingen in veel verschijningsvormen klassieke middelen nog lang niet overbodig. De politiek vereist nog steeds, wellicht zelfs meer dan ooit: massale democratische machtsvorming, socialistische partijen, verschillende buitenparlementaire bewegingen en organisaties, en een sterke vernieuwde lokale en internationale vakbeweging. Wat natuurlijk geen mooie visie is in het huidige individualistische tijdsgewricht. Dat wordt hard werken in plaats van wachten op de gebeurtenis.

Al zijn pasklare antwoorden hiermee niet gegeven, naast nadenken kan een praktijk bestaan die heel wat meer voorstelt dan alleen maar wachten tot het hyperauthentieke event plaatsvindt. Of nog erger, dat de discussies hierover doorgaan tot in de lengte van dagen en de sociale en milieubewuste activist mismoedig afhaakt. Dit laatste is overigens geen pleidooi tegen filosofie, maar wel tegen een denken dat zijn grenzen niet meer overziet.




Bronnen:

Slavoj Žižek, Event, Filosofie van de gebeurtenis, Uitgeverij Boom, Amsterdam 2015, ISBN 9789089534637

Jasper Schaaf, Het speelveld van de vrijheid, Marx, Spinoza, overwegingen over vrijheid en macht, Uitgeverij Damon, Budel 2014, ISBN 9789460361937



















dinsdag 2 juni 2015

Vogels met droge voeten






Vogels met droge voeten

Om het natuurlijk milieu te versterken en om water op te kunnen vangen, is er heel wat natuur vernat. Leuk voor de vogels, zegt men vaak. Of de vogelaars, bedoelt men misschien. Je ziet steeds meer de blauwborst en moerasvogels. Gisteren op de fiets door de Westerbroekstermadepolder, en dan natuurlijk even uitkijken naar de geoorde fuut en de diverse sterns die je hier soms kunt zien.
    Vaak denk ik bij al deze vernatting aan het opgegeven akkerland. Daar horen ook vogels, en wat als de vernatting toeslaat en het overgebleven wei- en akkerland tot op de uiterste rand wordt uitgebuit, zonder beschutting?
    En zo fietsend richting de genoemde natte polder, op het industrieterrein waar ik eerst langs moet, wordt ik al herinnerd aan vogels met droge voeten. De zwarte roodstaart, die zich op de quasi-rotswanden van de industriegebouwen thuis voelt, er kennelijk voldoende vliegjes vangt om van te leven. Zo ook nu. Even opletten en ik zie gelijk drie zwarte roodstaarten.
    Na de natte polder toch nog langs het akkerland, aan de rand van de bebouwing van De Groeve. Hier zijn nog meer droge voeten vogels te zien. Vlak bij elkaar twee prachtige geelgorzen.
    De foto’s hierbij zijn op een andere dag gemaakt. De geelgors in een akkerland in Oost-Groningen, de zwarte roodstaart in zijn natuurlijke habitat, een rotswand in Portugal. Zo kom je onderweg nog eens bekenden tegen. Droge voeten vogels horen er ook bij. Vernatting oké, maar niet ten koste van alles.















maandag 1 juni 2015

Joseph Dietzgen en Antonio Damasio



Joseph Dietzgen en Antonio Damasio
Spinoza, Damasio, Dietzgen en mogelijk een misverstand



‘Van die emoties en gevoelens hecht ik speciaal belang aan degene die zijn geassocieerd met het toekomstig resultaat van handelingen, omdat ze een voorspelling van de toekomst betreffen, een vooruitlopen op de gevolgen van het handelen.’ 
Antonio Damasio, Het gelijk van Spinoza, p. 134

‘Ik geloof dat de nieuwe kennis het menselijke speelveld kan veranderen.’
Antonio Damasio, Het gelijk van Spinoza, p. 254

‘Unser Erkenntnisvermögen is ein spiegelartiges Instrument, welches die Dinge der Welt oder die Natur reflektiert.’
Joseph Dietzgen, Streifzüge eines Sozialisten in das Gebiet der Erkenntnistheorie, p. 100

‘Das Denkvermögen im Kontakt mit den Erscheinungen der Sinnlichkeit produziert die Wesen der Dinge.’
Joseph Dietzgen, Das Wesen der menschlichen Kopfarbeit, p. 61


Joseph Dietzgen (1828-1888), leerlooier, autodidact en arbeidersfilosoof. Zijn denken baseert zich vooral op Feuerbach en Marx, en is monistisch, materialistisch en dialectisch. Er is één wereld en kennis over de wereld ontstaat slechts uit het contact dat de mens met zijn zintuigen en lichaam heeft met deze ene wereld. De mens kan niet anders dan zich beelden vormen van de wereld, het is een levensnoodzaak. Beelden vormen en de werkelijkheid indelen, zowel automatisch – de mens kan niet anders – als ook kritisch doelbewust en toetsend, spelend met gedachten. ‘Reflecteren’ heeft aldus een dubbele betekenis. Overigens is dat ook de reden waarom ik het citaat hierboven in het Duits laat staan. ‘Reflektiert’ houdt het noodzakelijk afspiegelen in én de bewuste begripsvorming, beide met zowel een waarheidsgehalte als mogelijke vergissingen.
    Dietzgen presenteert een kennistheorie, waarin de verhouding van zijn en denken centraal staat. Elk denken is gebaseerd op de materialiteit van de werkelijkheid, de natuur.
    Dietzgen is zo’n consequente monist dat hij zelfs bij natuurwetenschappelijk georiënteerde materialisten van zijn tijd als Büchner en Haeckel dualistische restanten, eigenlijk zelfs religieuze restanten meent te ontdekken. Hoezo kracht én stof als uitgangspunt? De formulering alleen al suggereert een dualisme alsof kracht een oerbron is, los van de materie. Vice versa.
    Dietzgens monisme lijkt in sommige opzichten op Spinoza, maar in zijn werk lijkt hij Spinoza pas later meer te gaan waarderen en de inhoudelijke verwantschap te erkennen. Of hij bijvoorbeeld de Ethica goed kent is maar de vraag, al heeft hij er opmerkingen over. Maar via Feuerbach en Hegel is Spinoza dan nog een bron van zijn denken.
    Uit Dietzgens dialectisch monisme blijkt dat in het linkse kritische denken Descartes’ dualisme grondig ter discussie staat. Hij is niet de enige met deze kritiek. Marx en Engels zien een kentheoretische en ontologische vraagstelling over de verhouding van zijn en denken als fundamenteel. De materiële werkelijkheid is primair en bepalend, de subjectiviteit dus altijd daarvan afhankelijk, maar dan zeker nog niet onmachtig. Denkers in de huidige tijd, zoals Hans Heinz Holz hebben deze dialectische verhouding van zijn en denken nader onderzocht.

Antonio Damasio, befaamd neuroloog, die een boeiend boek schreef over Spinoza, met de klip en klare titel Het gelijk van Spinoza. Waarmee hij het dualisme van Descartes en navolgers terzijde schuift.
    Toen ik vorig jaar mijn eigen boek Het speelveld van de vrijheid klaar had, wees iemand me op Het gelijk van Spinoza. Ondanks de flinke hoeveelheid primaire en secundaire bronnen die ik had gebruikt, zat deze er niet bij. Nu na lezing, geloof ik dat mijn Spinoza-interpretatie nog steeds overeind staat. Met name wat betreft de erkenning van een zekere handelingsvrijheid, gebaseerd op inzicht, waarbij de rede realistisch om kan leren gaan met negatieve en positieve emoties. Op basis van inzicht, redelijk denken en intuïtie kan het handelen realistischer worden. Daarmee kan het speelveld van de vrijheid worden vergroot. Tot mijn verrassing zegt ook Damasio dat vrijwel letterlijk; zie het citaat hierboven.
      Eén criticus van de redenering in mijn boek meende daarentegen dat Spinoza’s determinisme zo sterk is, dat vrijheid nog slechts een gevoel en een berusting kan zijn. Ik denk dat Spinoza hierin veel dialectischer is, zonder dat hij zijn harde realisme opgeeft. En ik denk dat Damasio die gedachte verder onderbouwt.
    De huidige neurowetenschappen ontdekken steeds meer van de hersenactiviteit en samenhangende locaties van specifieke hersenactiviteit, emoties en gevoelens. Ook dat mensen neurale kaarten maken, zich beelden vormen, met een reflexieve verhouding tot de werkelijkheid. De mensen moet leven, moeten zich die beelden vormen. Het lijkt wat op Dietzgen, maar Damasio gaat diep in op het realisme van Spinoza, en de emoties en gevoelens van de mens. Emoties, gevoelens en redelijk denken, bestaan in een samenhangende gelaagdheid. Daarmee kan de wereld en de mens zelf – zijn lichamelijkheid en zijn denkkracht – beter wordt gekend én kan deze kennis praktisch worden ingezet.
      Er bestaat dus een zekere handelingsvrijheid, die evenwel nooit absoluut kan zijn, altijd ingebed in een materiële context en specifieke sociale verhoudingen. Dit kan ieder ook lezen in de twee politieke boeken die Spinoza schreef, zou ik willen toevoegen. Hoe zou een staatstheorie met een pleidooi voor democratie zin kunnen hebben als er geen enkele handelingsvrijheid bestaat? Verspilde moeite zou dat zijn. En dát past zeker niet bij Spinoza.

Maken neurowetenschappen de filosofie overbodig? Als men zich stort op slecht geformuleerde schijnvragen als ‘bestaat de vrije wil?’, wordt de daar logisch op volgende herhaling van zetten een bron van irritatie, die de overbodigheid van dit gedenk lijkt aan te tonen. Maar als we zien dat Spinoza zijn emotietheorie toepast op een breder veld dan de emoties, het denken of het abstracte zijn, en zich richt op de concrete maatschappij, is dat een echt resultaat van filosofische reflectie.
      En zo kom je ook weer terug bij Dietzgen. Hij verklaart in zijn tijd de kennistheorie tot eminent politieke zaak. Ook hier zien we de doordachte verbreding. De filosofie verbindt, verbreedt en stelt vragen aan de orde, die uit zicht zouden kunnen raken wanneer we de werkelijkheid slechts door de microscoop of vanuit de louter individuele emotie zouden zien.
    Deze verbreding is in veel filosofie aan de orde geweest. In dit opzicht bestaat bij Damasio een zekere beperking, wellicht zelfs een misverstand. Al bespreekt hij diverse filosofen, hij meent toch vooral dat het cartesiaans dualisme nog heel lang in de filosofie zonder meer dominant is geweest. Dat zij zo, en dit is wellicht vandaag zelfs nog zo. Maar het is een misverstand te denken dat er ook geen belangrijke andere richtingen of denkers zijn geweest die de eenheid, de samenhang, de wisselwerking vanuit het onderling contact van alle verschijnselen goed hebben onderkend en geanalyseerd. En dus niet alleen vanuit een religieus of pantheïstisch idee, maar een deel van hen vanuit een nuchter, realistisch of materialistisch standpunt.
      Dietzgen is hier het voorbeeld. Maar heel de marxistische filosofie, ook veel vrijwel vergeten denkers, gingen hiervan uit en waardeerden vaak naast Marx en Engels ook denkers als Spinoza, Hegel en Feuerbach. Die lijn van denken krijgt in Damasio’s Het gelijk van Spinoza geen aandacht. Dat roept, kort gezegd, de vraag op: kan het Angelsaksisch gJoseph Dietzgen en Antonio Damasioeoriënteerde positivisme behalve door Spinoza alleen via de weg van de neurowetenschappen en de nieuwste ontdekkingen van de evolutietheorie de eenheid der dingen en de dialectiek terug ontdekken?






Enkele van de bronnen die hier van belang zijn:


- Antonio Damasio, Het gelijk van Spinoza, Vreugde, verdriet en het voelende brein, Uitgeverij Wereldbibliotheek, Amsterdam 2003. Citaten van pp. 134 en 254.

- Van Joseph Dietzgen bestaat geen enkele uitgave die al zijn geschriften bevat, wel een aantal verzamelde werken, die meestal vrij moeilijk verkrijgbaar zijn. Aanvankelijk in het Duits, later verschenen meer Engelstalige uitgaven. Antiquarisch vaak nog wel te vinden.
Het meest volledig is: Joseph Dietzgen, Schriften in drei Bänden, Akademie Verlag, Berlin (DDR) 1961, 1962 en 1965. Het eerste citaat van Dietzgen hierboven komt uit het werk Streifzüge eines Sozialisten in das Gebiet der Erkenntnistheorie, 1887, te vinden in deel 3 van de ‘Bänden’, p. 100 (iets aangepast). Het tweede citaat komt uit het werk Das Wesen der menschlichen Kopfarbeit, 1869, te vinden in deel 1 van de‘Bänden’, p. 61.
Van het eerstgenoemde werk is de inleiding te vinden op www.marxists.org:
https://www.marxists.org/nederlands/dietzgen/1886/1886inleiding.htm
Het laatstgenoemde werk is volledig in Nederlandse vertaling te vinden op www.marxists.org:
https://www.marxists.org/nederlands/dietzgen/1869/hoofdarbeid/index.htm

- Jasper Schaaf, De dialectisch-materialistische filosofie van Joseph Dietzgen, proefschrift, Uitgeverij Kok Agora, Kampen 1993. Bij auteur te koop voor € 2,- + verzendkosten. Staat ook op www.marxists.org.

- Jasper Schaaf, Het speelveld van de vrijheid, Marx, Spinoza, overwegingen over vrijheid en macht, Uitgeverij Damon, Budel 2014. Te koop bij auteur, boekhandel of uitgeverij.