donderdag 20 februari 2014

Arbeidsreserveleger


Werkloosheid is een drama, een grotere werkloosheid een groter drama. Niet alleen voor de direct getroffenen. Werkloosheid heeft grote gevolgen voor heel de economie, voor de volksgezondheid, welzijn en voor alle werkenden.

In ‘Het Kapitaal’  besteedt Karl Marx veel aandacht aan de lengte van de arbeidsdag in relatie tot de rechten van werknemers en tot de economie in het algemeen. Hierbij zijn de gevolgen van werkloosheid in brede zin aan de orde. Marx’ analyse ziet de werkloze niet slechts als individu, maar vooral als deel van zijn klasse. Werklozen zijn daarbinnen te onderscheiden als arbeidsreserveleger. Zij worden als deel van de werkende klasse van de productief werkenden afgezonderd. Zij worden uitgesloten van de arbeid, waardoor de prijs van hun arbeidskracht daalt.
      Werklozen zullen immers met minder genoegen willen nemen, om zo nog net in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Hun uitsluiting van het arbeidsproces drukt de lonen voor iedereen en leidt ook tot groeiende armoede bij werkenden. De kapitalist kan hierdoor bij een looneis immers zeggen dat hij voor jou zó een ander heeft.

Marx beschrijft in ‘Het Kapitaal’  ook de tendens dat door de voortgaande technische ontwikkeling de vraag naar arbeid relatief steeds verder afneemt. Door onder meer de groei van de totale economie kan die daling voor een bepaalde periode teniet worden gedaan, maar dat gebeurt niet of te weinig ten tijde van crisis. Deze algemene tendens die door de technische ontwikkeling bestaat, formuleert Marx zo: ‘Met de groei van het totale kapitaal neemt weliswaar ook het variabele bestandsdeel of de daarin besloten arbeidskracht toe, maar in een steeds afnemende verhouding.’ (1)
    Het is uit 1867, maar klinkt bijna als een verklaring voor het ontstaan van de hedendaagse massa-ZZP-er, als hij bovendien schrijft: ‘De gehele bewegingsvorm van de moderne industrie komt dus voort uit de gestage omvorming van een deel van de arbeidersbevolking in werkloze of halfwerkloze arbeiders.’ (2)

Volgens Marx zijn bij werkloosheid de gevolgen groot voor de hele klasse of groep van werkenden en werklozen. Dan al signaleert hij de tendens die nu ook bestaat, waarin een deel zich suf werkt en anderen werkloos moeten toekijken: ‘De overmatige arbeid van het werkende deel van de arbeidersklasse doet de rijen van haar reserve aanzwellen, terwijl omgekeerd de grotere druk, die de laatsten door hun concurrentie uitoefenen op de werkenden, deze dwingt tot overmatige arbeid en onderwerping aan de dictaten van het kapitaal.’(3)

Dit zijn enkele stukken uit een samenhangende analyse. Marx beschrijft de logica, dus de begrijpelijke structuur van de kapitalistische economie met haar grote winststreven en concurrentie, en de onlogica, de irrationaliteit van dit systeem wanneer je het breder en humaner bekijkt. Hij wijst op de mogelijkheid van een rationele benadering, die in dit kader met name neerkomt op arbeidstijdverkorting. Het is een mogelijkheid, terwijl Marx ook zegt dat eigenlijk het totale economisch kader anders moet, op basis van nieuwe machtsverhoudingen.

Over de rationaliteit van een benadering die structureel meer mensen laat werken en daarmee de positie van loonafhankelijken verbetert, zegt hij: ‘Maar wanneer morgen algemeen de arbeid tot rationele grenzen zou worden beperkt en voor de verschillende lagen van de arbeidersklasse in overeenstemming met leeftijd en geslacht zou worden verdeeld, zou de bestaande arbeidersbevolking absoluut ontoereikend zijn om de nationale productie op de huidige schaal voort te zetten. De grote meerderheid van de arbeiders, die thans ‘onproductief’ zijn, zou in ‘productieve’ arbeiders moeten worden veranderd.’ (4).

Is zo’n visie ouderwets of juist toekomstmuziek? Het is toch denkbaar, ook ‘gewoon’ nog onder kapitalistische verhoudingen, om per wet de arbeidsduur te reguleren op basis van volledige werkgelegenheid en naar behoefte met een flexibele arbeidsduur? ’t Is maar een idee, voor een probleem dat zich anders moeilijk laat oplossen. Voor werklozen en werkenden die hun loon steeds lager zien worden is de crisis immers nog lang niet voorbij.
      Marx laat het mechanisme van uitsluiting en onderwerping zien. En dat er rationeel gezien zeker wel wat aan kan worden gedaan.







Bron van de citaten 1 t/m 4:
Karl Marx, Das Kapital, Kritik der politischen Ökonomie, deel 1, in Karl Marx, Friedrich Engels, Werke, deel 23, Berlin div. jrt., respectievelijk pag. 658, 662, 665 en 666.
Nederlandse vertaling: Karl Marx, Het Kapitaal, vertaald door I. Lipschits, 12e druk, Uitgeverij De Haan, Haarlem 1981, respectievelijk pag. 488, 491, 493 en 494.















woensdag 19 februari 2014

Biodiversiteit, vrijheid en chaos


Biodiversiteit bepaalt mede de vrijheid van de mens. Het heel heldere essay over biodiversiteit van Gerard Jagers, ‘De soortenstorm, Het nut van biodiversiteit’, leert over dit onderwerp dat het om veel meer gaat dan de vraag of biodiversiteit leuk of interessant is. Dat het alleen maar een subjectief idee over nut zou zijn.
    Bij het uitsterven van soorten speelt de onomkeerbaarheid van het proces een rol. (zie p. 19) Misschien ontstaan er daarna wel veel andere soorten, maar het terugdraaien van de loop der geschiedenis is lastig, zo niet onmogelijk. Want bij uitsterven treedt er vaak verlies
aan mogelijkheden op, niet makkelijk herstelbaar. Of misschien pas op de lange termijn van duizenden jaren.

Een kernpunt van het essay is de vrijheid, die verder gaat dat de vrijheid van de mens. ‘De inname van vrijheidsgraden betekent het realiseren van potenties.’ (p. 36) De wereld en de kosmos bieden mogelijkheden, deze zullen door mensen en organismen worden benut, op één of andere manier.
      Menselijk gezien klinkt dit niet vreemd. Proberen tieners niet hun grenzen te ontdekken en worstelen ze niet heftig met het al dan niet overschrijden ervan? Het geldt trouwens niet alleen voor tieners. Zo laat de huidige digitalisering zien dat tal van mensen dingen doen die zij vroeger niet eens bedachten. Omdat het nu kan en vroeger geheel buiten bereik lag. Voor ‘de’ democratie wordt dit nog een flinke opgave, niet alleen in Nederland.

In ‘De soortenstorm’  gaat het zoals gezegd om meer dan subjectiviteit. Vrijheid als het innemen van de ruimte die in verschillende vrijheidsgraden bestaat, komt voor bij alle leven op grote schaal tot en met het uiterste microniveau. Bij biodiversiteit is er sprake van verschillende vrijheidsgraden, die dus benut kunnen worden.
      Ten eerste volgt hier al uit dat voor de mens zelf bij biodiversiteit nut bestaat, dat er meer mogelijkheden ontstaan. Breder gezien bestaat er een gelaagdheid van leven, van de werkelijkheid en van vrijheidsniveaus, waardoor er ook een hiërarchie van leven bestaat. Ingekaderd in deze hiërarchie – hier niet als rangorde van belangrijkheid bedoeld – leven verschillende organismen en ook de mens.
      Dus ten tweede leeft de mens ook binnen dat geheel. Verdwijnen er nu lagen tussenuit, dan krijgen boven en onderliggende lagen daar last van. Zoals door uithongering. Dus biodiversiteit is nuttig voor veel meer dan enkele specifieke levensvormen op een bepaald niveau.

Belangwekkend naar mijn idee ook voor het sociale en politieke leven, is in het essay de volgende uitspraak: ‘De biodiversiteit ontwikkelt zich als het ware tot aan de rand van de chaos.’ (p. 62)
      Levende wezens zoeken, net als de hierboven genoemde tiener, zo veel mogelijk ruimte waarop nieuwe presentaties van levensvormen mogelijk zijn, om die daadwerkelijk te realiseren. Maar aangezien in een specifieke situatie niet alles kan, bijvoorbeeld door concurrentie en gebrek aan voeding of water, worstelt men met de (bij wijze van spreken) half overschreden grens. Moet je terug, kun je het aan, wordt het niet té chaotisch? Te chaotisch, dan is er geen structurele ruimte, geen duurzame mogelijkheid om zó te bestaan.
    In de huidige politiek, niet in de laatste plaats door de digitalisering, de rol van media, het wegvallen van structurele (acceptabele of verwerpelijke) verbanden als de koude oorlog, zichtbare klassenstrijd, verzuiling, kortom door een overmaat aan mogelijke vrijheidsgraden, bestaat er een groot risico voor chaos. Cynisch gezegd bestaat daarom de langdurige oorlog in Syrië (al kan ik me vergissen). En bij dat risico ontstaat omgekeerd direct het nieuwe risico, dat men een veilig heenkomen zoekt in té vaste, autoritaire of gewelddadige structuren.

Dat alles en nog meer komt op bij het lezen van ‘De soortenstorm’. Het is een wetenschappelijk onderbouwd verhaal, al zullen bij sommige deelpunten misschien vragen rijzen. Het is goed verder te kijken dan de vraag of biodiversiteit ‘leuk’ of slechts abstract gezien noodzakelijk is, maar de diverse lagen hierin te onderzoeken.
      De conclusie van dit essay, vooral ook gebaseerd op de genoemde vrijheidsgraden en de mogelijkheid reële potenties te benutten, luidt: ‘Uiteindelijk is het universeel nut van biodiversiteit samen te vatten als het bieden van een open hand voor het ontstaan van steeds geavanceerdere levensvormen.’ (p. 118)
    Die open hand drukt op zich al vrijheid en respect uit. Dat is meer dan nuttig.






Bron: Gerard Jagers, ‘De soortenstorm, Het nut van biodiversiteit in evolutionair perspectief’, KNNV-uitgeverij, Zeist 2012, ISBN 9789050114356

Dit is de tweede weblog naar aanleiding van ‘De Soortenstorm’. De eerste, zie 1 december 2012, Evolutie en het teleologisch argument.











zondag 16 februari 2014

Treinkaartje (Thalys in Martenshoek?)


Pas met de trein naar Delfzijl, actie voeren voor behoud van Aldel en de werkgelegenheid in Groningen.
Daar lag het, een treinkaartje. Ik greep er onmiddellijk naar. Gek op papier. Zelf heb ik helaas een OV-chipkaart van plastic, opgedrongen door de NS.

Papier schijnt uit te zijn. Zijn plastic en digitaal zoveel beter? Wat mensen tegen papier hebben? Eigenlijk niets, want de papierbesparing is zo ongeveer het meest hypocriete dat bestaat. Als zaterdags de twee kranten die we lezen op de mat liggen, ligt er minstens een kilo, wat van mij gerust wel twee ons had mogen zijn. Zelf krijg ik geen reclame door de bus, maar geef ze maar de kost die gek zijn op zo’n vracht reclamedrukwerk. Je zult maar niet weten wat er te koop is.
Blij dus weer eens een papieren treinkaartje te zien.
47 X 85 mm groot en misschien weegt het wel een gram.

Niet zomaar een treinkaartje. Het is een enkele reis van Martenshoek naar Loppersum. Nu is Loppersum veel in het nieuws, maar dat je er niet van terug kunt keren, zo erg is het geloof ik nu ook weer niet. De reiziger had een voorkeur voor Loppersum boven Martenshoek, kennelijk.

Het treinkaartje heb ik nog, want het is heel bijzonder. Niet eens omdat dit het laatste is. Maar omdat erop staat dat het niet geldig is in de Thalys.
Dat is jammer. Het zou wat zijn als compensatie voor de aardbevingen. Dat je met de Thalys van Martenshoek naar Loppersum kunt. De Zuiderzeelijn wordt dan snel vergeten.

Klasse 2. Het kaartje heeft € 7,20 gekost. Dat is een reis zonder korting. Het volle pond betalen is wel chique als je het ongeveer laatste treinkaartje koopt.
Treinkaartjes. Wat hebben de kinderen er mee gespeeld! Hoe gaan nieuwe kinderen dat nu verder doen?
Van mij mogen ze altijd blijven. Voor elk wat wils, laat de klant zelf bepalen of hij digitaal of met papier instapt.














zaterdag 15 februari 2014

Vervreemde arbeid – Marx actueel?


De crisis wordt nog al eens verdoezeld door politici en economen die een mooie reeks lichtpuntjes opsommen. Met cijfers achter de komma. Vervolgens wordt echter gemeld dat de werkloosheid wel weer toegenomen is. Alsof dat geen cruciaal punt van de crisis is, maar een vervelende bijkomstigheid.
      In zo’n samenvatting ontbreekt meestal een visie op de veranderingen van de arbeid. In afwachting van de afloop van alle gedoe rondom de ‘Flexwet’ hebben intussen honderdduizenden hun werk zien verschralen, de werkdruk zien toenemen, een commandostructuur zien aanscherpen en per saldo dus hun rechteloosheid zien vergroten.
      Veel jongeren die goed gestudeerd hebben, ontdekken dat de overheid het vanzelfsprekend lijkt te vinden dat ze in een callcenter gaan werken, daarmee ook nog eens lager opgeleiden wegdrukkend van werk. Minister Asscher maakt zich echt veel zorgen, maar ziet er vaak zo machteloos uit. Wat wil je ook als je eigen partij al lang afgeleerd heeft structureel te denken en voor werknemers prioriteiten te stellen waar werkelijk aan wordt vastgehouden?

Soms wordt Marx uit de kast gehaald en ook ‘Het Kapitaal’  hier en daar weer gelezen. Dan kijkt men soms naar de revolutionaire mogelijkheden, maar die vindt men hier noch elders als kant en klaar recept. Het vergt nog al wat vertaalslagen om voor partijen, vakbeweging en actiegroepen dergelijke analyses goed productief te maken, al is dat zeker mogelijk.
    Als het om verdringing uit en verschraling van de arbeid gaat kun je ook naar het vroege werk van Marx kijken. In aantekeningen uit 1844 die pas veel later verschenen zijn onder de titel ‘Economisch-filosofische manuscripten’, schreef de nog jonge Marx over vervreemde arbeid. Welbeschouwd is veel dat hier staat angstwekkend actueel.
      Vervreemding, dat is dat iets oneigenlijk, ongepast en negatief voor je wordt terwijl het dicht bij je hoort te staan, dus als echt van jezelf zou moeten worden ervaren.

Marx schrijft over vervreemding: ‘(…) dat hoe meer de arbeider produceert, hoe minder hij kan consumeren; hoe meer waarde hij schept, hoe meer hij zelf aan waarde en waardigheid verliest, hoe beter zijn product gevormd is, des te misvormder hij zelf is, hoe geciviliseerder het voorwerp dat hij maakt, des te barbaarser hij zelf, hoe machtiger de arbeid, hoe machtelozer de arbeider, hoe geestrijker de arbeid, des te geestelozer en geknecht door de natuur de arbeider zelf wordt.’
      Het klinkt hard, maar hoeveel werkende mensen zijn er niet door het technisch hoogontwikkelde productiesysteem in de marge belandt? En dat het Westen zo makkelijk in Bangladesh kleding kan laten produceren, zijn arbeiders daar en hier er echt beter door geworden?

Niet alleen arbeiders zijn vervreemd, ook de arbeid zelf. Marx: ‘Waaruit bestaat de vervreemding van de arbeid? Ten eerste hierin, dat de arbeid voor de arbeider iets uiterlijks is, dat niet tot zijn wezen behoort; dat hij in zijn arbeid zichzelf niet bevestigt, maar ontkent, zich niet gelukkig voelt, maar ongelukkig, zijn fysieke en geestelijke energie niet op een vrije manier ontplooit, maar zijn fysieke natuur afmat en zijn geesteskracht uitput.’
      Daarom voelen veel werknemers pas buiten de arbeid zichzelf, dus in wat men tegenwoordig ‘vrije tijd’ noemt, waar ook al een wereld vol regels en door anderen bedachte zaken op hen af komt.

Dan moet de kapitalist wel een heel gelukkig mens zijn, zou je denken. Maar ook hij zit vast in zijn verhouding tot de arbeider en het productiestelsel. Hij kan niet zonder. De concurrentie dwingt hem dingen te doen die hij van te voren misschien niet eens had kunnen verzinnen. In een krant stond pas de kop: ‘Baas ontslaat liever lomp dan lief.’ Ja, zo bestaat ook vervreemding.

Marx werkt dit verder uit. Deze losse fragmenten zijn misschien niet meer dan een signaal. Bestaan er echter geen goede middelen de arbeid meer eigen te maken voor de werknemers? Het kan door het werk beter onder iedereen te verdelen, dus door korter te werken. Ook door de loonafhankelijkheid te verminderen door een wettelijk gegarandeerd basisinkomen in te voeren, waardoor werk meer dan nu inhoudelijk aantrekkelijk moet worden gemaakt. En door meer zeggenschap over inhoud en uitvoering van het werk te geven.
      Natuurlijk is alles niet droevig en slecht, maar veel kan beter. De vakbeweging laat zich weer meer horen. Dat is maar goed ook.





Bron: Karl Marx, Ökonomisch-philosophische Manuskripte, (1844), in Karl Marx, Friedrich Engels, Werke, Ergänzungsband 1, Berlin 1977, pp. 513 en 514.
Nederlandse vertaling: Karl Marx, Economisch-filosofische manuscripten, Moskou 1987, pp. 68 en 69-70.







Marx op jonge leeftijd










woensdag 5 februari 2014

Nationaliseer de Telecom toch! (Change your mindset)


‘’t Zit nu eenmaal in zijn mindset…’ Dat zei iemand van de jongere generatie, in goed Nederlands, toen ik iets zei over de HEMA. Het nieuws op tv beweerde dat winkels hun klanten minder vervuilende plastic zakken willen geven, maar dat de klant zover nog niet is. De klant krijgt de schuld. Pas kocht ik een kleinigheid bij de HEMA en hield mijn canvas boodschappentas zichtbaar wijd open. Waarop de verkoper de aankoop in plastic frommelde en toen aan mij gaf. Wat op deze manier dus niet de bedoeling was. De winkel vindt het zelf vanzelfsprekend alles in plastic te stoppen. Soms vraagt men, ‘Wilt u er een zak omheen?’, vaak niet.
    Zo’n vreemd omgekeerde mindset komt vaker voor. Banken sluiten pinautomaten en zeggen dat dit is omdat klanten vooral nog via internet willen betalen. Terwijl die klanten zelf heel wat anders zeggen. Een omgekeerde mindset kan dus behoorlijk asociaal zijn.
      Hier moet de mindset dus worden veranderd? Mindset, denkkader, het geheel van vooronderstellingen, verwachtingen, dogma’s en andere subjectiviteiten die het beslissen, handelen en communiceren drijft. Zoiets maak ik ervan.

De gangbare mindset is het neoliberalisme. Dat maakt praten en zelfs denken vanuit een ander perspectief lastig. Hoe kun je bijvoorbeeld aan de orde stellen dat het volkomen rationeel is alle telecombedrijven – mobiele netwerken, internet, kabel enzovoorts – die met hard werken en veel technisch vernuft ooit als collectieve voorzieningen ontstonden, weer terug te geven aan ‘het volk’? Nationaliseren, niet concurreren, alles goed laten functioneren en voor die diensten betalen mensen wat en het batig saldo komt in de schatkist. Simpel nietwaar?
      Het heeft alleen maar voordelen. En nu de KPN weer duizenden mensen wil ontslaan, gemotiveerd vanuit een concurrentie op een terrein waar dit helemaal niet rationeel is, denk ik slechts: dan ga je met z’n allen toch wat korter werken? En neem je er werkloze jongeren bij in dienst.

De mindset is een klein woord met grote consequenties. Vroeger heette het ideologie of visie of zoiets. Maar nu het kleiner klinkt moet het ook veranderbaar zijn. In het neoliberalisme geloofden eerst ook maar enkelingen. Nu het er keer op keer ingepompt is, is het ‘uw mindset’ geworden. Die zal echter heus niet eeuwig bestaan. Als iedereen nu eens consequent gaat zeggen dat de KPN en andere algemene communicatievoorzieningen gewoon weer iets als een ‘Staatsbedrijf der PTT’ moeten worden, wordt dit binnen de kortste tijd weer heel gewoon. Dan is je mindset veranderd, maar er niet minder op geworden.
    De Tweede Kamer zal dan eerst nog wat sputteren over ‘marktverstoring’, daar komen dan in de kortste tijd nieuwe woorden voor terug.








dinsdag 4 februari 2014

De Russische geest



‘Dat alles boeide me enorm en ik vond het spannend dat allemaal mee te maken maar uiteindelijk stemde het me treurig. Gevoelens van blijdschap en verdriet lagen bij de mensen dicht bij elkaar, het ene gevoel kon bijna niet zonder het andere, en de snelheid waarmee die stemmingen wisselden, was onbegrijpelijk.’


Stemmingswisselingen in de Russische ziel. Het citaat komt uit de ‘Jeugdherinneringen’  van de beroemde Russische schrijver Maxim Gorki (1868-1936). Snappen Nederlanders iets van de Russische ziel? Dat zou vreemd zijn, want als Gorki het vaak ondoorgrondelijke ervan al aangeeft, snappen wij het dan beter?
    Het doet me denken aan een gids in Sint Petersburg een jaar of tien geleden. Na enkele dagen te hebben opgetrokken met de groep collega’s met wie ik Rusland bezocht, voelde deze hoogopgeleide keurig Nederlands sprekende man zich vrij genoeg om meer van zijn eigen gevoelens bloot te geven in een toespraakje in de bus. Dit kwam erop neer dat hij serieus betoogde niets te snappen van het historische feit dat het Westen niet onder de Russische tsaar of diens plaatsvervanger wilde leven. Eindelijk rust en vrede op de hele wereld, gezegend door de Goddelijke waarden en orde van de Russische orthodoxie, daar kan toch geen zinnig mens tegen zijn?
    Het Nederlandse gezelschap snapte er eveneens helemaal niets van. In plaats door te vragen hoe deze sociale en goedbedoelende man dit allemaal zag, werden direct tal van tegenwerpingen het gesprek ingekegeld en dit alles eindigde natuurlijk in veel hilariteit, door elkaar gepraat en ironie. Of nog iets erger dan ironie …

De gevoelens van blijdschap en verdriet waar Gorki over spreekt werken bij de Russen nog wat anders dan bij ons. Hun geschiedenis toont machthebbers die vrolijk met familieleden klinken op hun geluk, terwijl hun naasten naar de galg worden gevoerd. Warmte en woede, koesteren en geweld, kunnen die zo dicht bij elkaar liggen?
    Maar het Westen dan? Hoe lang is het geleden dat het fascisme verslagen is? Zag je daar niet vergelijkbare vreemde combinaties van tegenstrijdigheden? Niet dat alles vergeleken moet worden, maar de diepe drijfveren en hun botsingen, bestaan waarschijnlijk nog steeds, verstopt en soms komen ze aan de oppervlakte.
      Gorki schrijft deze passage overigens nadat hij enkele bladzijden ervoor heeft beschreven dat zijn opa hem eerst voor een heel klein vergrijp volledig bewusteloos sloeg, om daarna hem uren spijt te betuigen en met zijn kleinzoon te praten over zijn gevoelens en het leven.

Veel is niet te snappen, niet zo makkelijk tenminste als het op het eerste gezicht lijkt. Je kunt je ook afvragen of de Nederlandse ketelmuziek kort voorafgaand aan de Spelen van Sotsji de juiste strategie is om morele kwesties aan de orde te stellen. Als je weinig van je gesprekspartner begrijpt, heeft dat niet zoveel zin en ben je meer met jezelf bezig. Al is dat laatste op zich weer niet zo erg, want de toepassing van de mensenrechten in Nederland is ook nog wel voor verbetering vatbaar.
      Iets belangrijk vinden en de juiste manier ontdekken om iets van je mening te realiseren, zijn beslist niet identiek. Het is niet uitgesloten dat er betere wegen zijn om belangrijke doelen te bereiken.
      Gorki wordt nog steeds gelezen, al beschrijft hij scherpe stemmingswisselingen die hij zelf onbegrijpelijk noemt. Misschien wel juist daarom.






Maxim Gorki


 

Bron: Maxim Gorki, Jeugdherinneringen, Uitgeverij De Arbeiderspers, Utrecht, Amsterdam, Antwerpen 2013, p. 57.







maandag 3 februari 2014

Over de schutting


Het hele welzijnsbeleid van de regering lijkt op het over de schutting gooien van verantwoordelijkheden. De jeugdzorg met de nieuwe Jeugdwet, overheveling van AWBZ-taken en de Participatiewet: de gemeenten ‘mogen’ het allemaal gaan doen, maar wel met jaarlijks totaal zo’n 2,5 miljard minder. Daar staat dan zogenaamd een investering van 50 miljoen tegenover.
    Steeds vaker duikt bij deze ‘discussie’ de term ‘over de schutting’ op. Ik herhaal dit ook maar, ik zet als het ware mijn handtekening tegen de onverantwoordelijke aanpak van VVD en PvdA.

Op het eerste gezicht lijkt het misschien mooi, welzijn en zorg naar de gemeenten. Tal van projecten lieten zien dat op wijkniveau met participerende burgers en werkers in de wijk heel veel bereikt kan worden. Maar de ene wijk is de andere niet, en als alles op een koopje moet zullen tal van mensen in de steek worden gelaten, ouderen, gehandicapten, kinderen en anderen. Er wordt misbruik gemaakt van goede en leerzame voorbeelden als men nu beweert dat ‘alles’ zomaar in de wijk kan gebeuren.

De jeugdzorg is zeker een grote zorg. Gemeenten zeggen dat zij de jeugdzorg wel voor hun rekening willen nemen, maar niet als het zó moet, met een grote bezuinigingsopdracht er direct bij. Dan nog geeft dit een vals beeld. Gemeenten kunnen zorg goed organiseren of slecht organiseren, maar makkelijk is dit nooit.
    Als we eens vergelijkenderwijs kijken naar het onderwijs. Gemeenten waren voor het basisonderwijs en voor een groot deel van het voortgezet onderwijs verantwoordelijk, maar hebben bijna allemaal hun handen ervan afgetrokken, onder het motto van verzelfstandiging en eigen verantwoordelijkheid voor de sector. Waar problemen zijn ontstaan, riepen gemeenten vervolgens maar al te vaak dat zij er niet meer voor verantwoordelijk zijn.
      Zo gauw gemeenten ontdekken dat de jeugdzorg heel complex is, vele moeilijkheden, compartimenten, verantwoordelijkheden en regels kent, en hierbij een schaarste aan de benodigde deskundigheden bestaat, zullen ze dan niet als de wiedeweerga de jeugdzorg ook ‘op afstand’ willen zetten?
      Kan een gemeenteraad die nu verantwoordelijk wordt, in zo’n korte tijd dit allemaal werkelijk overzien? Er zijn bestuurders die nu zeggen dat die gemeenteraden te weinig deskundig zijn, maar dit klinkt als het gelijk al wegduiken voor de eigen verantwoordelijkheid om een manier te vinden het wel begrijpelijk te maken. Makkelijk wordt dit echter zeker niet.

Een lang verhaal hierover leidt af. Bij alle grote operaties als het overhevelen van deskundigheden op dure en complexe gebieden, is veel aandacht, visie, draagvlak en vooral een goede inschakeling van de deskundige werkers zelf en van bewoners of gebruikers nodig. Een dergelijk situatie ontbreekt nog volledig. Daarom moeten deze operaties ook niet een jaar opgeschort worden, maar gestopt. Verplaats verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg eventueel pas naar gemeenten als alles goed draait en verwacht niet dat de gemeenten het ‘zomaar’ beter zullen doen.
      Van onderop kan veel goeds bereikt worden. Met misschien op de duur hetzelfde resultaat als nu wordt gepropageerd. Dat gemeenten het allemaal wel goed zullen doen als de bezuiniging maar wat minder worden, is echter een grote illusie, op z’n mooist een onbewezen stelling. Dat alom de participatie zal toenemen is evenzeer een schijn. Participatie of burgerkracht, in talloze verschijningsvormen, bestaat en kan nog veel beter of vaker, maar participatiedwang is nep. Er bestaat niet overal zomaar een echte welgemeende participatie, daar moet langdurig aan worden gewerkt.