Een drogreden is een verkeerde redenering. Die verkeerdheid kan erop neer komen dat de redenering strikt logisch niet klopt, maar vaak spelen vooral verschuivende accenten en halve waarheden een rol, waardoor er sprake is of kan zijn van een misleidend appèl.
De media en de politiek zitten er vol mee. De tendens van vandaag de dag om slechts de korte termijn voorop te stellen maakt het er niet beter op, in tegendeel. Politiek zal niet alleen rechts, maar ook links zal zo zijn drogredenen ventileren. Ieder mag anderen erop wijzen. Zo kunnen de huidige macht en media er zeker op worden aangesproken.
Een drogreden is bijvoorbeeld de recent vaak gehoorde uitspraak dat de WW ingekort moet worden om de economie te versterken. De suggestie is dat goedkopere uitkeringen geld oplevert dat in de economie geïnvesteerd gaat worden. Het hele crisisverhaal wordt echter zelden gezet in een echt economisch ontwikkelingsperspectief. Hoe de hele economie, productie en consumptie, opbrengsten en uitgaven, weer swingend te krijgen? De uitspraak is een drogreden van misleidende suggestie. Het wordt als vanzelfsprekendheid gebracht, dan durven naar men hoopt mensen er niet tegenin te gaan.
In de Tweede Kamer wordt regelmatig het argument gehoord: ‘Het is niet van deze tijd!’ Dit is een verkapt argument ad hominem, een argument op de persoon. De suggestie is dat je dom bent als je het niet met de spreker of schrijver eens bent. Varianten zijn er volop zoals: ‘Het kan toch niet zo zijn, dat ...!’ Bedenk dan vooral: de spreker moet het zelf uitleggen, jij niet! Hij heeft de bewijslast, en als hij daar niet mee voor de dag kan komen, is hij de ‘domme’ persoon.
Vaak zien we het spreken in halve waarheden of nog minder. Men praat over rijksfinanciën en noemt het ‘de economie’. Dat is niet 1 op 1 hetzelfde! Het leidt af van werkelijkheid, de crisis in de economie met de samengaande diepe maatschappelijke crisis door werkloosheid en armoede.
De economische columns van Frank Kalshoven van 2 en 9 maart jl. in
De Volkskrant lijken ook op een drogreden te berusten. Hij stelt dat de Nederlandse maatschappij op een soort fictief maar principieel
sociaal contract voor wederzijdse steun berust dat zelfbewuste individuen afsluiten. Met wat rekenhulpjes kun je in vrij eenvoudige kwesties inderdaad een soort individualistisch minimaatschappijtje met onderlinge hulp als achtervang voorstellen. Robinson Crusoe, dan niet op z’n eentje, maar in zijn eigen groepje.
Wat wegvalt in deze redenering is dat de werkelijke maatschappij niet slechts enkele dwarsverbanden en prijs- en inkomenbeïnvloedende factoren heeft, maar honderden, zo niet duizenden. Een sociaal contract van goedverdienende lieden is een aardig basisidee, maar nooit een oplossing in een complexe maatschappij.
Zelf vind ik het humaan en beschaafd als ieder zonder morren meebetaalt aan operaties van enkele individuen die de pech hebben een heel dure behandeling nodig te hebben. En zoiets valt al gauw buiten een door enkelingen afgesproken minimaatschappijtje. Zo’n individualisme laat veel mensen uiteindelijk in de kou staan. Collectiviteit hoeft bovendien de persoonlijke verantwoordelijkheid helemaal niet uit te sluiten. In een veelzijdige maatschappij zijn allerlei combinaties van verantwoordelijkheden mogelijk.
U ziet het al, dit laatste commentaar is langer dan bij de eerste drogredenen, terwijl nog lang niet op alle facetten is ingegaan. Begrijpelijk, want zo’n idee van een virtueel sociaal contract sleept je in je denken mee. Welk eindbeeld wordt er echter door opgeroepen? Dat je vooral aan ‘je eigen leven’ moet denken. Dat is nogal eenzijdig.
Het is een drogreden, een argument van afleiding. Of als we naar grote maatschappelijke vraagstukken kijken, is het een versimpeling en daardoor een niet ter zake doende redenering. Deze brengt een meer collectief gericht sociaal model in diskrediet. Een voorbeeld van journalistiek die bezig is de politiek en de publieke opinie te beïnvloeden.
Hoewel het maar een beetje zal helpen is misschien een soort therapie denkbaar tegen drogredenen in de politiek van vandaag. Je zou je eigenlijk bij
elk voorstel met financiële consequenties ook de financiële
keerzijde moeten berekenen, liefst in een langer tijdpad gezet. Dat dwingt een makkelijker en betere beoordeling af.
Dus bij (A) een voorstel dat bezuinigt, altijd ook zeggen wat het kost. En bij (B) een voorstel dat wat kost, ook de bezuiniging of inverdieneffecten meenemen.
Voorbeeld bij A: bezuiniging op huishoudelijke hulp bespaart veel geld, maar kost aan de andere kant ook heel veel, omdat hulp nu anders betaald gaat worden en er bovendien meer uitkeringen betaald moeten worden. Wat is nu de totale som, bezuinigt dit of juist niet? En wat is het economische effect op langere termijn? Het gaat toch niet alleen om morgen en overmorgen?
Voorbeeld bij B: arbeidstijd verkorten kost veel geld, maar er zijn dan wel veel minder uitkeringen nodig en mensen krijgen meer te besteden.
De drogreden zal altijd bestaan, maar hoeft niet onbegrepen te zijn. Houd de drogreden maar op de agenda, een praktische taak voor taalwetenschap en filosofie.