zaterdag 27 februari 2021

Postmodernisme is de filosofie van het neoliberalisme


Is dat zo, het postmodernisme de filosofie van het neoliberalisme? In de praktijk heeft het wel zo gewerkt. Misschien soms tegen wil en dank van sommigen, maar uiteindelijk met een destructief enthousiasme bij conjunctuurgevoelige ‘denkers’.
      Het postmodernisme is de filosofie die idealen en grote ideologieën tot mislukt en achterhaald verklaart. Het schept daarmee ruimte voor een maatschappijvorm die louter het individuele gewin vooropstelt. Lees hier vooral: alle vormen van socialisme zijn onhaalbaar.
    Elke, dus ook een negatieve maatschappijvorm vraagt om legitimering. Liefst van haar voormalige critici die na hun vastgelopen betoog op apegapen liggen. Dat is op zich niets nieuws.

Het was ongeveer 1980. Adam Smith’ ‘onzichtbare hand’ wordt afgeschaft door de econoom Milton Friedman en consorten. Voor die ene denkbeeldige hand, kwamen miljoenen kleine, particuliere handjes terug. Niet helemaal denkbeeldig. De burger moest zijn eigen broek maar ophouden, ten voordele van de sterkeren die floreren. Een drama echter voor veel ‘zwakkeren’ – gewone mensen dus – die overgeleverd werden aan een ziek, overmatig moralisme van ‘flexibiliteit’ oftewel aanpassing op straffe van afhaken of verlies van werk.
    Het liberalisme van Adam Smith zocht naar ‘checks en balances’, bijvoorbeeld met behulp van een regulerende rol van de staat om de financiën te stabiliseren. Het neoliberalisme wilde daar niets meer mee te maken hebben. De staat werd zijn loopjongen.

Het was ongeveer 1980, om precies te zijn 1979. De Franse filosoof Jean-François Lyotard bestempelt in zijn boek ‘Het postmoderne weten’ alle ‘grote verhalen’ van de filosofie als achterhaald. Lees hier vooral: de marxistische en socialistische idealen – in alle varianten – hebben niet gewerkt en dat moet nu maar eens erkend worden. Zó erkend dat er niets overblijft.
      Het woord ‘postmodern’ was in de architectuur-theorie al genoemd. Het kreeg nu een allesomvattende betekenis. Weg met het rationalisme van de Verlichting! Vanaf nu waren alle beweringen geoorloofd, of Lyotard dat zo bedoeld had of niet.

En ja, dat is een mooi permanent, zij het wankelend fundament voor het neoliberalisme, dat in de economie immers radicaal het woord ‘solidariteit’ schrapte. Nepverhaal versus het zoeken naar waarheid, makkelijk versus moeilijk, het maakt allemaal niets uit, ieder zijn verhaal, ieder zijn privé-idee.
    ‘Ieder zijn eigen verhaal’: achter beide opvattingen – post of neo – ligt de diepere grond van het doorgeslagen individualisme en hedonisme. En de jaren daarna, na de opkomst van de Personal Computer, werd dit feilloos aangevuld met de nieuwe wereld van de sociale media.

De postmoderne en neoliberale opvatting leidt tot grote tegenstrijdigheden. Wanneer het erop aankomt worden allerlei grotere maatschappelijke projecten eerst met lof overladen en vervolgens gereduceerd tot individueel opgeknipte belangen. Het zogenaamde ‘kleine verhaal’, zelfs al wordt dat duizendvoudig precies gelijk verteld, wordt klein gehouden en overgeleverd aan nietsontziende bezuinigingsslagen op alles wat riekt naar ‘collectief’.
      Dan levert het postmodernisme wanneer nodig de mooie woorden die het harde neoliberalisme nodig heeft. Wat te denken van een ‘participatie-samenleving’? Daar kan toch geen mens op tegen zijn? Maar wél als dat erop neerkomt dat iedere op zichzelf aangewezen burger helemaal alleen gerezen problemen dient op te lossen. En ook wanneer het betekent dat zorg, welzijn, onderwijs, cultuur en milieubeleid keurig genoemd worden, maar jaarlijks opnieuw van alweer een deel van de benodigde middelen worden beroofd. En wanneer goede projecten in volksbuurten de hemel in worden geprezen, maar voor het vervolg geen middelen beschikbaar zijn.
      Verhalen zonder body en met valse argumenten als ‘Er móet toch ook bezuinigd worden?’ Of, met de drogreden van ‘de paradoxale opdracht’: ‘De burger moet zelfredzaam zijn.’ Valse vrijheid.
      De aangepaste postmoderne burger moet het allemaal zelf doen binnen een hard kapitalisme waarin de regulerende staat is afgehaakt. Met natuurlijk ook een aantal ‘winnaars’ die deze ideologie stutten, maar vooral ook veel ‘verliezers’. Vér verwijderd van het economisch en moralistisch verhaal van Adam Smith. En nog veel verder van de moderne idealen van het marxisme en andere progressieve ideologieën.

De boodschap van het postmodernisme luidt: Je dacht dat we een gemeenschappelijke theorie hadden voor een betere wereld? Vergeet het maar. Wég met het grote verhaal, alleen de kleine eigen visie telt. Je moet het zelf maar uitzoeken. Er is geen autoriteit en geen theorie die er nog toe doet.
      Het is de filosofie van de capitulatie. Een inclusief denken en het analyseren van de samenhang der dingen worden losgelaten. Gaat het dan alleen om filosofie, om een theorie?

De boodschap van het neoliberalisme is eigenlijk gelijkluidend: Ook in de praktijk moet je het zelf maar uitzoeken. Ieder voor zich. Niet per se passief, maar een vaak ondoenlijke opgave in een complexe wereld. Solidariteit is geen uitgangspunt, geen waarde.

Het is verkiezingstijd. Gelukkig – en opmerkelijk – heeft het woord neoliberalisme in brede kringen inmiddels een negatieve klank. Maar we zijn er nog lang niet vanaf. Zeker niet doordat de meeste partijen tot voor kort en wellicht in feite nu nog, het neoliberalisme volledig geaccepteerd en diep in hun denken en handelen hebben geïncorporeerd. Dat betekent dat een basis van solidariteit veroverd moet worden, wil ze sterk en duurzaam zijn.

De neoliberale ideologie en praktijk moeten worden opgeheven. Het postmodernisme ook, door een fundamentele kritiek in de filosofie, de literatuur en op andere relevante niveaus. De kritische, klassieke filosofie, van Plato en Aristoteles tot en met Marx en navolgers, zal hier een rol moeten spelen. Deze filosofie, die goed gerelateerd moet zijn aan de actuele wetenschappen, zal steeds nieuwe vormen en uitwerkingen kennen. Dat is tegelijk een deel van het antwoord op alle warrige visies die momenteel zo talrijk rondwaren. Altijd blijkt weer: voor rationaliteit, argumentatie en onderzoek bestaat geen (goed) alternatief.
      Het klassieke verhaal moet je niet voor zoete koek aannemen, maar het kan wel een basis vormen waarmee links en progressief vooruit kunnen. Bovendien het niet alleen bij analyses laten, maar ook tot gezamenlijke langdurig werkende oplossingen komen. Het individualisme écht overstijgen.

De kunst is de samenhang te blijven zien, zoals hier tussen het filosofische postmodernisme en het economische neoliberalisme. Het ene vormt een bestaansgrond voor het andere. Maar het moet wel radicaal andersom, zodat samenhang, collectiviteit en solidariteit het algemene karakter van het politieke denken en handelen worden.
    Het postmodernisme is het verklaarde einde van de Verlichting en de ideologische capitulatie, de overgave aan de wetten van het Kapitaal. Wanneer nu echter steeds meer stemmen opgaan om het neoliberalisme als achterhaald te beschouwen, zullen ook een hernieuwde ideologische basis en ideologische scholing noodzakelijk zijn.
      Met een hernieuwd, gecorrigeerd en verdiept historisch inzicht is het bovendien zo dat elk tijdperk verantwoordelijk is voor een eigen invulling van de politiek, ook met een weloverwogen ‘groot verhaal’ of op z’n minst met serieuze aanzetten daartoe.
      Het wegkijken van die verantwoordelijkheid door het postmodernisme toont aan dat het even overbodig is als het hele neoliberalisme.













woensdag 10 februari 2021

Bestaat er een ‘meer of mindere mate’ van toeval?



Een intrigerende vraag: Bestaat er een ‘meer of mindere mate’ van toeval? Kun je dit überhaupt zeggen, of brengt ‘de taal’ ons hier al op een onmogelijk spoor? Kent toeval een maat? Is dat dan wel ‘echt’ toeval? De vraag roept ‘wetenschappelijk’ gelijk een aantal associaties bij me op, zoals:
    1 – Corona, de zoektocht naar een vaccin dat ‘overal’ werkt, dus uitgaat van ware kennis over het virus in alle belangrijke facetten. Maar dat dit er nog niet lijkt te zijn, heeft dit te maken met ‘het toeval’ dat juist ‘een eigenschap’ van dit virus is lijkt te zijn? Een soort dobbelsteen dat als ‘wetmatigheid’, als bestaansconditie, ‘het vormen van toeval’ inhoudt? Paradoxaal, en hooguit tijdelijke kennis waar de wetenschap zich niet bij neer wil of zal leggen.
    2 – Discussies die ik in filosofielessen met studenten voerde of er wel ‘toeval’ bestaat. Waarbij van elke verklaring voor maatschappelijke verandering wel een oorzaak – hoe klein en bijkomstig ogenschijnlijk soms ook – kon worden benoemd. En dus dat toeval toch ook deels noodzakelijk of wetmatig genoemd kan worden? Alweer paradoxaal.
    3 – Een aansprekende ‘definitie’ over toeval en regelmaat die ik ooit tegenkwam in een betoog over biodiversiteit, die luidde ongeveer: ‘Het toeval speelt bij de evolutie een belangrijkere rol dan regels en wetmatigheden.’ Zo’n uitspraak is wetenschappelijk én filosofisch heel spannend. Hoe goed en genuanceerd je dit aan de hand biologische feiten ook uitlegt, er zitten termen in die door hun inhoud altijd discussie blijven oproepen: ‘belangrijker’, ‘regels’ en ‘wetmatigheid’. ‘Belangrijker’: heeft toeval dan een maat? Is het dan wel toeval? Definities van ‘toeval’ zijn wel te vinden, maar hebben al gauw een problematische relatie met het woord zelf.
    4 – Dat bij verklaringen – in de politiek, de sociologie of de biologie - vaak ogenschijnlijk zwakkere verbanden of oorzaken juist interessant zijn. Ze kunnen regelmatig opduiken en dus een regel zijn. Maar als de regelmaat groot is staat dat verband weer ver van ‘toeval’ af. Niet echt ‘zwak’ uiteindelijk.
    5 – Dat filosoof Benedictus de Spinoza te melden heeft dat alle leven neigt tot volharden in het voortbestaan. Dan ook: ‘Uiteindelijk wordt alles door de universele natuurwetten gedetermineerd, …’ (1). Dan is er dus geen toeval meer? Maar dan weet je nog helemaal niet hoe het allemaal precies zit – noch concreet, noch op een algemener theoretisch niveau. De talloze onzekerheden zijn een start en de brandstof voor de oneindige collectieve wetenschappelijke zoektocht.

Hoe dan ook, en hoe dan ook gedefinieerd, (een) toeval speelt een grote rol in de biodiversiteit, de evolutie en in ieder geval in de discussies daarover. Menselijk gezien speelt een gebrek aan kennis, ondanks het vele dat wel verklaarbaar is, altijd een grote rol. Oneindig blijft de drang ‘het’ beter te willen weten.
      Het ‘meer of mindere’ van de rol van het toeval is niet goed te zeggen. Daar worstelen bij Corona de virusdeskundigen nog wel een poosje mee. Toeval bepaalt nu eenmaal ook mede het lijden én het geluk van mensen. Wat zeker is: met de Coronapuzzel zijn de wetenschap, de zorg en de politiek nog lang niet klaar.


(1) Zie Benedictus de Spinoza, Theologisch-politiek traktaat, Hoofdstuk 4, Samenvatting 1, Amsterdam 1997, p. 48.














zondag 7 februari 2021

Zó ontken je het klimaatvraagstuk óók. Dat kan anders!


– De natuur is de proef op de dialectiek, … –

Friedrich Engels (fragment bij de ‘Anti-Dühring’)


Friedrich Engels wilde een boek schrijven dat nooit is afgekomen: ‘De dialectiek van de natuur’. Nooit gereed, maar brokstukken ervan zijn er wel. En de titel bevat al het fundamentele uitgangspunt waar Engels en Marx in geïnteresseerd waren: de samenhang van alle dingen op een natuurlijke wijze. De biologie en natuurkunde van hun tijd – met Darwin voorop, die zij tegen critici verdedigen – bewijst die samenhang, de eenheid en wisselwerkingen. Die biologie interesseerde hen enorm, ook al waren zij – zoals bekend – zelf geen biologen.
    De genoemde eenheid was in hun visie alomvattend. De mens is ontstaan in de natuur en hij maakt er onverbrekelijk deel van uit. De economie en de politiek van de mens blijven in diepste betekenis natuurafhankelijk. Engels meent: ‘De natuur is de proef op de dialectiek, en we moeten het de moderne natuurwetenschap nageven, dat ze voor deze proef een overvloed aan materiaal heeft geleverd, en iedere dag komt er nog meer bij.’

Een andere tekstdeel van Engels uit dezelfde periode (1878), noemt de veranderende en zich ontwikkelende samenhang van de mens, zijn woonplaats – stad en dorp – en het land, zeg maar ‘de natuur’. Daarin wordt de bestaande, veranderende én toekomstige universele samenhang van natuur en samenleving benadrukt.
      Engels: ‘Slechts door de samensmelting van stad en land kan aan de huidige lucht-, water- en bodemvergiftiging een einde worden gemaakt, slechts daardoor kan voor de thans in de steden wegkwijnende massa’s bereikt worden, dat hun afvalstoffen zullen dienen voor de groei van planten in plaats van voor het verwekken van ziekten.’

Geen ruimte voor pandemieën meer in de toekomst en een harmonische verhouding van mensen en de natuur waarvan hij deel uitmaakt, inclusief een leefbaar klimaat voor de miljarden mensen op aarde? Dan moet er nog wel wat gebeuren, dat is nu nog veel duidelijker dan in Engels’ tijd. Het gaat Engels er ook niet om een toekomstvisie volledig uit te stippelen, maar veel meer om een realistische kritiek te leveren op te naïeve voorstellingen over een betere wereld.

De geschetste samenhang wordt door hedendaagse ecologen ook centraal gesteld. Alle leven hangt samen, maar het ‘hoe’ daarvan volledig doorgronden is en blijft een grote opgave. Laat staan het beleid dat gebruik maakt van het inzicht in die samenhang. Deze vragen zijn hoogst actueel door de enorme klimaat- en biodiversiteitscrisis waar de wereld door getroffen is, ontstaan door het handelen van de mens.
      Een crisis met enorme consequenties op alle niveaus van menselijk leven, inclusief ingewikkelde vragen over macht, vrede en samenlevingsvormen. Daarbij natuurlijk de vragen over hoe de materiële – technologische en economische – omvorming die noodzakelijk is bereikt kan worden.

De mensheid heeft grote moeite het feit van de grote crisis in haar ware omvang te erkennen en te accepteren. Het is onmiskenbaar de actuele eerste prioriteit voor de economie en de politiek.
      De crisis lijkt te groot, te massief om door de massa’s goed begrepen te kunnen worden. Let wel, het staat hier goed, die massa’s mensen zijn niet dom, er is niets neerbuigends bedoeld, maar de omvang van de problemen en de belangenstrijd er omheen zijn dermate groot dat begrip en theorie moeilijk ‘populair’ te maken zijn. Alleen maar roepen dat het ‘heel erg’ is, motiveert ook niet echt. En dan nog de (on)kosten van de benodigde maatregelen, wie draait ervoor op?

Kortom, er bestaat een mondiaal probleem met betrekking tot de bewustwording over de klimaatcrisis, ondanks alle gepraat erover.
      Paradoxaal moeten de historisch stukje bij beetje ontstane problemen, die inmiddels tot een enorme optelsom van ecologische thematiek gegroeid zijn, min of meer in één keer begrepen worden. In een grondig totaaloverzicht, een soort dialectiek van de wereld of van de natuur, dus in zoiets als wat Friedrich Engels niet lukte klaar te krijgen.
      Een uitdaging die haast vraagt om een politieke ‘biologische leider’, een echte autoriteit aan de kop, die met respect en draagvlak passende maatregelen door weet te zetten. Ecologisch verantwoord, misschien dus wel revolutionair, én sociaal en democratisch.
      Dat vraagt dus om een soort van Martin Luther King voor de natuur ... Kan iemand deze handschoen oppakken? Met opzet noem ik de gevraagde kandidaat in enkelvoud, wetend dat dit anders werkt, maar om te benadrukken dat het politieke massaal wegduiken voor de volledige verantwoordelijkheid voor de natuur, het klimaat en de biodiversiteit moet stoppen. De nodige klimaatactie moet in één hand, liefst van een sterke Verenigde Naties.

Dat het zo lastig is de omvangrijke kwestie van de natuur en biodiversiteit in alle facetten doortastend en krachtig voorop te zetten, blijkt in de dagelijkse praktijk keer op keer weer.
      Een voorbeeld van heel dicht bij huis. Kortgeleden zat ik te lezen in een interessant boek over opmerkelijke natuurverschijnselen in de stedelijke omgeving. Veel van de ‘resterende natuur’ bestaat in de stad. In het centrum, de buitenwijken en in de ‘halfstedelijke’ omgeving daarbuiten.
      Omgekeerd verstedelijkt de open ruimte. In de literatuur is hierover veel interessants te vinden, onder meer over hoe soorten zich ontwikkelen in de wereld die lijkt op één groot dorp of stad. De natuur is niet meer alleen de ruimte buiten de stad, de natuur is overal. De cultuur van de mens is óók natuur. Bovendien kunnen allerlei stedelijke gebieden een basis vormen voor de ontwikkeling van nieuwe soorten, nieuwe levensvormen.

Ik wilde me hier verder in verdiepen, gewoon thuis. Rustig lezen.
      Rustig lezen? Precies op dat moment doken in onze buurt een aantal gemeentewerkers op die de opdracht hadden de groenvoorzieningen in onze wijk eens flink onder handen te nemen. Met zoveel harde en langdurige elektronische herrie dat het boek voor de rest van deze dag maar werd weggelegd.
      In ons stedelijke én groene buurtje werden alle boompjes en planten die binnen ‘één meter van de rand van de paden’ stonden, volgens de opdracht van de gemeente, afgezaagd of weggemaaid. Ook wat leuke groene hoekjes verdwenen, en jonge bomen. Het gebeurde, zo leek het althans, helemaal hapsnap, heel wat anders dan in een goed doordachte snoeibeurt. Op sommige plekken veranderden de bosjes in volledige kaalslag, terwijl andere stukken helemaal werden overgeslagen.

Klopte de opdracht van deze tuinlieden wel? Welke opdrachtgever miskent zó de waarde van het groen? De plaatselijke wethouder heeft het regelmatig over vergroening, maar kennelijk bestaat er in de gemeenten ook nog een heel andere, meer anonieme dynamiek. Die ontstaat ergens bij de gemeentelijke diensten en komt neer op een vorm van ontkenning. Ontkenning: het bestaande groen in de wijk heeft kennelijk geen betekenis. Je zou kunnen zeggen: de aanslag op de groenvoorziening is de verbeelding van de ontkenning van de biodiversiteitscrisis.
      In deze ontkenning wordt dus een beeld gepresenteerd. Dat het groen er niet zo toe doet. En dat de beheersing ervan belangrijker is dan de planten en dieren zelf. Zijn de (vele) natuurlijke verschijnselen die bij goed kijken hier bestaan, niet waardevol? En bij goed kijken, zeker over een kalenderjaar, is ook in deze buurt zeker veel te zien: egels, salamanders, vlinders, bijen, meerdere soorten slakken en heel wat vogels, inclusief gaaien, spechten, boomkruipers, putters en goudvinken.

Wat telt is de beeldvorming. Stadsgroen vooral onderhouden door het periodiek te slopen? Dan doet dat groen er kennelijk niet toe. Dat beeld blijft makkelijk hangen. Beeldvorming is enorm belangrijk, de basis voor gemotiveerd denken en handelen. Slecht omgaan met de natuur dicht bij huis demotiveert ook verdere klimaatacties.
    Bewustwording ontstaat uit taal, informatie, uitleg en oordelen. Maar evenzeer door handelen, dat werkt als het stellen van voorbeelden. ‘Voorbeeld’, wel een mooi woord, het is het beeld dat voorafgaat aan de vorming van het denken en de verdere bewustwording.
      Wanneer het groen zo rücksichtslos wordt platgesnoeid, wat richt je dan aan? Méér dan wat je direct ziet en hoort. Het is een blokkade voor een groeiende bewustwording. Daar moet je eens bij stilstaan en denken aan alternatieven.

Nu ligt niet iedereen gelijk wakker van zo’n opruimactie, maar er verdwijnt wel heel wat groen, met meer effecten dan het aanzien van de buurt. Met mogelijk minder plek voor de vogels, maar ook effecten op wat er zoal te zien, te vinden en te beleven is in de buurt. De manier van kijken, de waarneming is in het geding.
    Als alles samenhangt en in de klimaat- en biodiversiteitscrisis een rol speelt, geldt dat dan ook niet voor het groen in de wijk, de omgang met planten en dieren? Onaangekondigd en volledig anoniem de boel platmaaien zal de band met de natuur beslist niet versterken. Waarom geen krachtig en herhaald uitgangspunt van het betrekken van bewoners bij de biodiversiteit in de eigen wijk? Is er geen sterker beeld beschikbaar, dat óók werkt, zelfs beter werkt?

Daar zit niet iedereen op te wachten, kan de reactie zijn. Oké, feiten moet je niet ontkennen. Sommigen interesseert dit niet en anderen doen al zoveel voor de wijk. Niet iedereen kan of wil bij het zoveelste participatie-initiatief betrokken worden. Maar daarmee is dat uitgangspunt nog niet verkeerd.
    Participatie van bewoners bij hun eigen omgeving lukt vaak prima wanneer dat interessant en ‘leuk’ wordt gemaakt. Goed en voor de lange duur gefaciliteerd, met open communicatie. Waarbij je niet krampachtig hoeft te denken dat iedereen gelijk mee zal moeten doen.
      Van ecologische buurtinitiatieven bestaan tal van mooie voorbeelden, die leerzaam zijn. Als je eenmaal mensen betrekt bij hun eigen woon- en leefomgeving zullen op den duur meer mensen aanhaken. Dan spreekt men elkaar ook vaker aan over de inrichting van de wijk, inclusief het groen. Dat kan een vorm van milieueducatie zijn, voor kinderen en volwassenen.
    Dan wordt het gewoner, alledaagser. Dagelijkse zorg voor de natuur in de wijk en de leefbaarheid, dus ook de zorg voor wat er al is. Dat kan – al klinkt het groots – bijdragen aan meer inzicht. Het maakt de vervlochtenheid zichtbaar van elk handelen met altijd een impuls van en voor de natuur. Losse dingen bestaan niet, en al helemaal nu niet meer.

De samensmelting van stad en land is volop gaande. Een proces dat nooit af is. En een overmaat aan bladblazers en elektronisch zaaggerei kunnen veel weghalen en kapot maken, toch blijkt het groen steeds weer een levensvoorwaarde. Daarom is het nodig bases te creëren voor alle leven in de huidige en komende tijd. Bases creëren door zelf een beeld mede te bepalen over flora en fauna van de eigen wijk en leefomgeving.
      De herrie vermijden geeft ruimte na te denken. Over de acceptatie die divers leven mogelijk maakt en dat zo houdt. Leren, ook dicht bij huis, het zo grote klimaatvraagstuk beter ‘behapbaar’ te maken.
      Bijvoorbeeld door in de grond te spitten, dus te handelen. En daar verder over na te denken.

Het groen dichtbij, de bomen en de planten, kunnen een voorbeeld worden, een symbool voor de verdere klimaatacties, inclusief de biodiversiteit in de stad en op het platteland. Voor de buurtbewoners, de volwassenen en jongeren, en zeker de kinderen. Die willen wel meedoen als je ze vraagt. Begin maar met de buurtexcursie, en laat de rest als vanzelf daarop volgen. Laten zien wat van waarde allemaal al bestaat.
      Dichtbij en heel ver weg, iedereen heeft met beide te maken. Weg met de aanslag op groenvoorziening. Weg met daden die een beeld vormen dat neerkomt op de ontkenning van de betekenis van het leven in de buurt en de achtertuin.








De vos die ik tegenkwam. Op een dijkje nabij Hoogezand, was dat cultuur of natuur? De vos leek op weg naar de stad, en ik liep richting de natuur. We liepen vlak langs elkaar heen, op minder dan een meter.
Zette de vos dezelfde rationele stappen als ik? Kijken, wachten, erkennen dat je wel langs elkaar moet, voorzichtig voorwaarts, beetje afstand houden en dan zachtjes lopen? ‘Vooruit ik waag het erop?’
Verwondering in actie. Die vos toch …, voor ‘hem’ verandert de wereld ook met de dag.















maandag 1 februari 2021

IJshaar - Schitterend natuurverschijnsel dicht bij huis

 




Wel eens van IJshaar gehoord? Het is een fraai natuurverschijnsel. Op internet makkelijk te vinden, wat het is, hoe het er uit ziet en hoe het ontstaat.
    Op Wikipedia kun je onder meer lezen, dat het ‘een zeldzaam natuurlijk verschijnsel is waarbij een haarachtige, wollige ijsstructuur ontstaat op dood en nat kernhout, dus niet op de bast, van loofbomen.’ En ook: ‘IJshaar kan ontstaan als de luchttemperatuur even onder het vriespunt ligt. In het hout komen schimmels voor en bij de stofwisseling van deze schimmels komt onder andere water vrij dat door zeer kleine openingen in het hout naar buiten wordt geperst. Het naar buiten geperste water bevriest tot een haarachtige structuur.’
    Lees de Wikipediapagina en elders voor meer informatie. Er is best veel over geschreven. Ze zeggen dat dit verschijnsel zeldzaam is, maar dat zou wel eens mee kunnen vallen.
    De natuurlijke condities zijn al genoemd. Er is een hoge luchtvochtigheid bij nodig én een temperatuur vlak onder 0. Voor het uit het hout geperste water kan verdampen, bevriest het.

Een paar week geleden was het zo’n geschikte dag, op 14 januari. Toen liepen we door de uitgestrekte bossen bij Borger en Gieten. Ietsje heiig boven de vennen en de vochtige plekken. Met prachtig licht in de stukken hoog loofbos. De temperatuur oplopend van net onder naar iets boven het vriespunt.
      Vrijwel windstil, kortom een mooie dag voor een fikse wandeling. En al heb je dan wel eens over IJshaar gehoord en voldoet het weer en het bos aan alle voorwaarden, zeker op de schaduwrijke plekken, je denkt er nog niet gelijk aan dat te zullen zien.

Bij het Houtvester Kühnhuis, een plek met vrij veel schaduw met daar doorheen vallend licht, en loofhout met veel kleine afgebroken takken, zagen we – dachten we – sneeuw op de takken op de grond. En dat terwijl we de vijf kilometer lopen die we al hadden afgelegd, helemaal geen sneeuw hadden gezien.
      Even kijken dus hoe dat zit, en ja de herinnering kwam boven van dit natuurverschijnsel. Weliswaar nog zonder het bijbehorende woord IJshaar. Had u het geweten? Maar duidelijk heel bijzonder met prachtige structuren. De temperatuur was nog laag genoeg om de mooie scherpe lijnen van het IJshaar goed te kunnen zien.

Dus fotograferen maar. Het resultaat zie je hieronder. Leuk is ook dat de in de literatuur omschreven plaatselijke condities voor dit verschijnsel allemaal precies kloppen. Het hout, de loofbomen, veel takken en blad op de grond, vooral van de beuken. Op sommige foto’s is duidelijk zichtbaar dat het IJshaar op het hout zit, niet op de bast. Het is als ‘Uit het boekje.’ Dat maakt het extra fotogeniek, zo’n witte lijn tussen de aanwezige bastrandjes.
    We geven de beelden graag door. Op een rustige winterdag met een temperatuur van net niet nul, in het loofbos, loop je kans dit mooie verschijnsel tegen te komen. Neem je vast ook wel een paar foto’s.
      Het IJshaar nodigt daartoe uit. Wat heeft de natuur weer veel te bieden als ze de ruimte krijgt, ze haar gang kan gaan. Even kijken, soms op je knieën. Dat opent een hele wereld.













.