woensdag 16 maart 2016

Meten met twee maten soms nodig – Zorg en arbeid


‘Onder druk wordt alles vloeibaar.’ Ik zie hem het denken. Wanneer staatssecretaris Martin van Rijn voor de zoveelste keer geconfronteerd wordt met de feitelijk overduidelijke slechte, soms inhumane gevolgen van de transities van zorg en welzijn, zegt hij meestal iets in de trant van dat het zijn aandacht heeft. Nog te vroeg om in te grijpen. Die redenering veronderstelt dat als de druk op de zorgverleners toeneemt zij nog efficiënter zullen werken. Intussen is het Werk In Uitvoering. En waar gehakt wordt vallen spaanders. Het gaat echter wel om mensen, moeten die ook wachten? Kunnen ze dat? Ik heb hier geen goed gevoel bij, om het maar zacht uit te drukken.

‘Onder druk wordt alles vloeibaar.’ Ik zie hem het denken. Wanneer minister Lodewijk Asscher geconfronteerd wordt met de gevolgen van de wet Werk en Zekerheid, ook wel als de nieuwe Flexwet aangeduid, zegt hij ook iets in de trant van dat deze wet net nieuw is en men eraan zal wennen. Door de druk zal het vanzelf gewoon worden. Nog te vroeg om in te grijpen. En ook hij is dat eigenlijk helemaal niet van plan. De PvdA heeft zich gecommitteerd aan twee grote operaties, en anders dan die van Van Rijn, lijkt dit nog wat op beleid waarvoor de PvdA ooit bedoeld was. Bovendien zijn er afspraken met de bonden en de werkgevers. Het gaat ook hier om mensen en om Werk In Uitvoering. Toch heb ik hier een iets ander gevoel bij.

De bewindslieden Van Rijn en Asscher, beide volgen ze de tactiek van de druk die alles vloeibaar maakt. Bij de tweede wet zijn er vast ook ‘slachtoffers’ of benadeelden zoals kleine bedrijven, kleinere ondernemers met nu hogere kosten of minder personeel. En er zal wellicht voor seizoenwerk een bijpassende regeling moeten worden gemaakt. Bijvoorbeeld de seizoenwerkers wel in vaste dienst en een vorm van ander werk voor de luwe perioden of zelfs een periodiek basisinkomen waarvoor premie wordt betaald. Daar moet iets structureels op te bedenken zijn.

Maar mijn gevoel zegt het al. De gedragslijn van beide bewindslieden hoeft niet over één kam te worden geschoren. Dat komt omdat er veel meer criteria, doelen of tactieken in het geding zijn dan de druk die alles vloeibaar maakt. Meer doelen, meerdere afwegingen en een uiteenlopend gewicht met betrekking tot de gevolgen.

De transities van zorg en welzijn zijn, zoals ze nu worden uitgevoerd, gewoon een ordinaire bezuinigingsoperatie. Dat daarbij ook nieuwe creativiteit en een soort efficiëntie loskomt, natuurlijk, maar dat had ook heel anders gekund. En er zijn reële slachtoffers, zoals mensen die niet meer of onvoldoende steun of zorg krijgen. Het gaat bovendien ten koste van werk en werkgelegenheid.
    Ook Asscher krijgt veel kritiek op zijn Flexwet. Maar de doelstelling van terugdringen flexwerk met meer baanzekerheid is positief. En worden er ook geen krokodillentranen gehuild? De arbeid wordt duurder. Ja inderdaad, een beetje, en dat werd hoog tijd ook. De arbeid is onder meer door de flexibilisering veel te goedkoop geworden en wordt nu hopelijk  inderdaad weer wat duurder. Het is maar goed ook, al is dit maar een begin. Wanneer de arbeid goedkoper en goedkoper wordt, worden de economie in totaliteit en het leven van de mensen er niet beter van, maar slechter.

Qua argumentatie kan hier natuurlijk wel discussie over bestaan. Twee keer een op het eerste gezicht misschien vergelijkbare aanpak en toch andere beoordelingen. Wat legt het meeste gewicht in de schaal, de procedures en werkwijzen of inhoudelijke criteria? En worden criteria en doelen wel echt helder genoemd en gehandhaafd? Het oordeel is niet af, dat blijkt ook nog eens uit de vloeibare werkelijkheid zelf, ook al ontstaat die verandering onder druk.

Inderdaad spelen meerdere maatstaven een rol bij een houding die daardoor de ene keer niet en de andere keer wel lijkt te kunnen worden gebillijkt. Dit komt omdat er in zulke maatschappelijke kwesties niet slechts enkele, maar vaak meer maatstaven bestaan en afgewogen moeten worden. Ook kan een meer overkoepelende, dus meer algemene maatstaf bepalend zijn, hoeveel kritiek er nog op de feitelijke uitvoering kan bestaan. Zo zal de regering de algemene maatstaf van bezuiniging koesteren bij het huidige beleid, terwijl de vakbeweging de algemene maatstaf of doel van ‘echte banen’ vooropstelt, mogelijk ook vanuit een macro-economische visie.
    Argumenteren moet, dus niet alleen maar kijken wat je vindt. Een sterke argumentatie bepaalt als het goed is een deel van de verdere discussie.










woensdag 9 maart 2016

Mokkende massa, angst voor vrijheid? Erich Fromm


Tegenwoordig is er ongeveer elke dag wel ergens een demonstratie met als motto ‘we zijn niet tegen asielzoekers maar wel tegen deze asielzoekers en tegen dit asielzoekersbeleid.’ In het algemeen vóór en concreet tégen. Geloofwaardig? Je zult maar moet vluchten. In het algemeen moet je dat dus maar doen in hoge nood, maar in jouw situatie moet je er toch maar niet aan beginnen. Een discussie waar geen mens vooraf over nadenkt.

Met andere woorden: wel hoge abstracte beginselen, maar de deur stevig op slot als erop wordt geklopt. Europa. Wat is dat? Echte politiek, want er zijn in ieder geval de nodige drogredenen in het spel. En er is even een rustmoment nu ieder vol spanning kijkt naar het Turkse pokerspel, hoe loopt dit af? Menswaardigheid staat in ieder geval niet centraal, al zijn er gelukkig ook daartegen veel tegenstemmen en mensen die de mouwen opstropen om te helpen.

De media verluchtigen genoemde demonstraties van de boze burger graag met foto’s. Liefst heel grote kleurenfoto’s. Kijk eens in de kranten en zoek een kleine foto van zo’n wijzijntegendemonstratie. Grote zijn er veruit het meest. Zoek gelijk ook eens een grote foto van een linkse demonstratie. Dat betekent een poosje zoeken. Verschil moet er zijn…

Op die kleurenfoto’s lopen vaak grote mensen met een soort legerpakken. Waarom zou dat zijn? Schrikt dat af of zo?
      Je weet het niet helemaal zeker, maar als ik dan weer eens het beroemde boek van Erich Fromm (1900-1980) ‘De angst voor vrijheid’  erbij pak, komt veel me bekend voor. Dit hier en daar wat gedateerde maar over het algemeen heel overtuigende boek, schreef Fromm in 1941. Het legt de diepere oorzaken bloot van het nazisme, uitgelegd als een vlucht in autoritarisme, destructivisme en conformisme. Een vlucht ergens in, maar ook een vlucht van iets weg, van de vrijheid.

De vlucht van de vrijheid is een angstige handeling, een daad, zij het een vaak onbegrepen daad. Fromm onderscheidt inderdaad een vlucht in iets en een vlucht van iets.
      Vrijheid heeft bij hem een dubbele betrekking: vrijheid van iets en een vrijheid tot iets. Bijvoorbeeld kan vrijheid van knellende banden emanciperend zijn, maar ook een nieuwe verantwoordelijkheid tot anderen of de samenleving inhouden. Zo is de vrijheid van meningsuiting eigenlijk een vrijheid van een verbod dat je niet alles mag zeggen, maar houdt dit ook in dat je – als je bewust je vrijheid neemt – eerst goed nadenkt voor je er van alles maar uitkraamt. Omdat de vrijheid van meningsuiting een betrekking tot de luisteraar betekent. En als je misschien alleen maar wilt bewijzen dat je er heel wat durft uit te kramen, is dat vooral een vorm van onnadenkendheid. Je toont je lulligheid.

Of het perspectief van vrijheid ‘van iets’ en ‘tot iets’ positief of negatief is, hangt mede sterk af van datgene waartoe hier de verhouding wordt gedacht. Vrijheid kan een algemeen beginsel, houding of gevoel zijn, maar in de relatie tot anderen wordt deze vrijheid concreet. Concreet als grote vrijheid of misschien omgekeerd als beperking, en vaak vooral juist als een verband tussen beide aspecten tegelijk. Een vrijheid nemen laat de grenzen ervan zien. Vrijheid is onthullend, misschien is dat ook beangstigend.

Fromm oordeelt kritisch over de mens van zijn tijd, die angstig is voor werkelijke vrijheid en weggevlucht is naar allerlei pathologisch en politiek negatief gedrag. Fromm: ‘Maar terwijl menige redelijke twijfel werd opgelost door redelijke antwoorden, bleef de irrationele vertwijfeling bestaan en deze zal blijven bestaan zo lang de mens niet van negatieve naar positieve vrijheid is voortgeschreden.’ (p. 64). Deze zin slaat op een bepaalde historische periode, maar komt in vele varianten in zijn boek terug. De irrationele vertwijfeling overheerst omdat mensen hun mogelijke werkelijke vrijheid niet aandurven.

Vluchtgedrag wordt echter vaak toegedekt met rationeel klinkende woorden. Daar moest ik pas aan denken toen een dagblad schreef dat in Nederland ongeveer een half miljoen mensen wel aan een of andere schadeclaim meedoen.
      ‘Schadeclaimers van alle dorpen en steden, verenig je!’ Klagen in plaats van strijden. Maak winst op je nadeel! Marktwerking ten top. Geen stevige actie voor verbetering, maar mokken. Je klacht zien te verzilveren in euro’s en verder de boel de boel laten.
    Ik denk dan aan Fromm die schrijft dat nieuwe leiders – de opkomende elite – vaak appelleren aan ‘de onrust van de mokkende massa’. Zij worden in naam tegemoetgekomen, maar zijn dan nog steeds niet vrij, zelfbewust en initiatiefrijk. Hun onvrede wordt gekanaliseerd in het belang van anderen die echt profiteren.

Al staat deze onrust van ‘de mokkende massa’ in een ander historisch verband, het gaat Fromm om structurele kenmerken. Hij gaat hier diep op in, historisch, psychologisch, sociologisch en met een uitleg hoe de sociaaleconomische geschiedenis en knellende verhoudingen er bij deze vragen ook toe doen.
    Een oplossing? Onder meer je verantwoordelijkheid echt nemen, voor je leven, voor de maatschappij en de cultuur. Die is per saldo groter dan het eigen dorp, groter dan de grootste stad, groter dan ons land en ook nog dan Europa. Natuurlijk moet je dan ook keuzes maken. Niemand kan alles tegelijk doen, maar altijd is er wel iets mogelijk dat ertoe doet.

Het kan geen kwaad Fromms boek weer eens te lezen. Voor de tv-kijker, de krantenlezer, de scholier die een werkstuk moet schrijven, voor iedereen dus. Nieuwsuur, andere actualiteitenprogramma’s en de hedendaagse politieke verhoudingen worden er een stuk begrijpelijker van. Zelfs als niet alles in dit boek nog actueel is, veel ervan is dat zeker wel.





Erich Fromm, De angst voor vrijheid, De vlucht in autoritarisme, destructivisme, conformisme, 5e druk, Uitgeverij Bijleveld, Utrecht 1971. Er zijn meer uitgaven van dit boek.




 
Erich Fromm











zaterdag 5 maart 2016

Arbeidstijdverkorting, ondergeschoven kind in de politieke discussie



Voor de website www.solidariteit.nl schreef ik kort geleden onderstaand ‘commentaar’. Wellicht is dit ook interessant voor lezers van deze weblog. Zo ja, dan vinden zij veel meer lezenswaardigs op www.solidariteit.nl.



Arbeidstijdverkorting, ondergeschoven kind in de politieke discussie

Progressief, socialistisch en sociaal denkend Nederland stelt regelmatig misstanden aan de kaak. In crisistijd lijken ze een levensbron van links. Veel reacties, soms serieus, maar vaak mitrailleren de sociale media losse flodders van verontwaardiging. Reden voor verontwaardiging en nog meer voor verzet is er genoeg.
    Bijvoorbeeld: tweedelingen tussen werkloos en werkzaam, arm en rijk, tussen kansloos en kansrijk, lage lonen zonder zekerheid versus belachelijke topinkomens, onverzekerd tegenover zekerheid. Ieder kent en weet dit, al willen sommigen het niet weten. De bekende duikvlucht van de neutralist.


Meer doen dan misstanden aan de kaak stellen

Lost het aan de kaak stellen veel op? De ‘Balkenende-norm’ werkt wellicht therapeutisch voor het gevoel van onrecht, maar er bestaat geen ‘Balkenende-bodem’, de armen worden er niet rijker van. Strijd voor belasting op hoge vermogens is beslist nodig, met dank aan Piketty. Als die strijd succesvol is, wordt aangetoond dat grote ingrepen mogelijk zijn en is deze daarom al van politiek belang, meer dan om het directe effect op de inkomens van de massa.
      Veel meningen zijn reacties op bonussen, absurde verdiensten, ander gegraai en asociaal wegkijken, maar vaak reactief en repeterend zonder machtsvorming.

In de discussies nu mist in sterke mate een thema dat in de crisis van de jaren tachtig volop werd besproken: arbeidstijdverkorting (ATV). Weet iemand waarom dat zo is? Is het te ver weg of het lef verdwenen? Is het te lastig, omdat het effect in de jaren tachtig misschien tegenviel, de strijd om de pensioenleeftijd op 65 jaar te houden verloren is en ATV in andere Europese landen nauwelijks een thema lijkt?
      Dat kan allemaal meetellen, maar toch moeilijk een reden zijn in tijden van crisis de arbeidsduur buiten de discussie te houden. Wanneer thema’s als basisinkomen, vermogensongelijkheid en verandering van de arbeid door technologische veranderingen aan de orde worden gesteld - terwijl daar minder perspectief bestaat de macht en de positie van vakbeweging en werkenden te versterken - moet ATV opnieuw een thema zijn. Zonder direct in de uitvoeringsdetails te verzanden. Eerst de hoofdzaak bepalen, de invoeringsstrategie volgt daarna wel.
      Temeer omdat de economische ontwikkeling uiterst onzeker is, ondanks alle geforceerd optimisme hierover. Het lijkt erop dat ‘we’ verzeild zijn geraakt in een lange periode van een beetje groei, een beetje krimp, veel pappen en nathouden. Waarbij de genoemde tweedelingen het systeem eerder dragen dan ondermijnen, en dus blijven voortbestaan.


Opmerking van Karl Marx

Anderhalve eeuw geleden schetste Marx de arbeid en de greep van de werkenden op de arbeidsduur als essentieel voor hun hele maatschappelijke en machtspositie. In deel 3 van ‘Das Kapital’  schrijft hij dat het ware rijk van de vrijheid pas kan opbloeien op het fundament van het rijk van de noodzaak. Vrijheid kan pas goed tot ontwikkeling komen, wanneer mensen gezamenlijk greep hebben op de economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Marx voegt toe: ‘De fundamentele voorwaarde hiervoor is de verkorting van de arbeidsdag.’
      Dat is niet uit de tijd. De arbeid en de duur ervan raken alle aspecten van het dagelijkse leven, alle dagen. Wanneer de arbeidsdag verkort zou kunnen worden tot het punt waarop alle mensen werken die kunnen werken, om tezamen alle noodzakelijke en wenselijke arbeid te verrichten, zou dat niet alleen hun leven en inkomen verbeteren, hun ook een machtspositie geven. Zo ‘totaal’ gesteld lijkt dit ver weg, maar is dit minder reëel dan andere veelomvattende voorstellen? Bovendien hoeft alles toch niet in één keer?
      De vakbeweging en politieke partijen moeten de alzijdige, internationale arbeidstijdverkorting maar weer agenderen. Met al haar boeiende maatschappelijke ‘spin-off’. Inderdaad vraagt algemene arbeidstijdverkorting politiek en economisch om een anders gericht politiek denken, so what?


De duur van de arbeid raakt alles

De raakvlakken zijn talloos. Over de hele linie korter werken haalt veel overhoop, maar bewerkstelligt grotere gelijkheid in rechten en kansen. Het is eerlijker delen en bevordert solidariteit tussen generaties, stelt discussies over migratie in een ander daglicht geeft de werkenden meer democratische macht.
      Het is een plezieriger en socialer perspectief dan het basisinkomen. Immers, ATV veronderstelt solidariteit over de hele linie, terwijl wanneer vooral het inkomen centraal staat dit ook individualisme kan versterken. Geef alle jongeren werk, geef iedereen werk, verlaag de arbeidstijd tot het niveau waarop iedereen werk heeft - en verleng deze desnoods weer als het echt niet anders kan. Laat de discussie over Europa gaan over ‘ATV in Europa’. De ATV als maatstaf voor duurzame arbeidsparticipatie voor iedereen, gezond én gehandicapt, integratie door volwaardig werk. ATV om lonen – zeker op den duur – te verbeteren, te verhogen tot een niveau waarop de armoede wordt opgeheven. Korter werken als de beste remedie tegen ‘burn out’, voor een gezonde leefstijl met een beter ritme van leven, werken en aandacht voor de kinderen. Of ATV in minder werkdagen van maximaal acht uur, om files en autorijden in te perken en zo het milieu te ontzien. Goed voor de opvoeding, het onderwijs, de moraal en de vrede. Zo gezien is ATV allesomvattend.

De arbeid is een wezenlijk onderdeel van ons bestaan, maar ook dé plek waar mensen uitgebuit worden, vaak weinig te vertellen hebben, in een afhankelijkheidspositie zitten, kortom waar nog veel vervreemding bestaat. Nadenken, politieke macht vormen en opkomen voor experimenten en liever nog het invoeren van ATV als alternatief. Dat kan nieuwe perspectieven bieden, omgekeerd aan berusting in de armoede, de eeuwige voedselbank en uitsluiting. Zó gezien is greep op de lengte van de arbeidstijd door de werknemer(s) zelf inderdaad fundamenteel.
      Arbeidstijdverkorting is niet het enige of totaal afdoende antwoord voor alles, natuurlijk niet, maar kan wel een strategische en praktische goede richting vormen.





Genoemd citaat staat in: Karl Marx, Das Kapital, Kritik der politischen Ökonomie, Buch III, in Karl Marx, Friedrich Engels, Werke, Band 25, Dietz Verlag, Berlin 1983, p. 828.










dinsdag 1 maart 2016

Opinieonderzoek, media en framing


Pas belde een bekend onderzoeksbureau. Een landelijke enquête van slechts drie minuten. Voor de afwisseling wilde ik wel eens meewerken.
      Als eerste kwam een open vraag. ‘Wat vindt u dat de drie belangrijkste problemen zijn in Nederland?’ Hm .., dat is wel een erg open vraag. Het weer? Het gebrek aan liefde?
      Mijn antwoord luidde: ‘Ten eerste de grote werkloosheid, …’

Tot mijn verrassing ging de vragensteller hier direct op in en vergat kennelijk te wachten op wat de volgende twee problemen waren.
    De vervolgvraag luidde daarom: ‘Wat moet eraan gebeuren?’ Alsof het volk bij de meest prangende vragen gelijk de oplossing moet weten. Maar ik had er wel een mening over.
      Mijn idee: ‘Algemene arbeidstijdverkorting.’

Toen was de oorspronkelijke vraag over de drie grote problemen helemaal vergeten. De directe reactie luidde: ‘Maar dat is lang geleden, kunt u hier eens wat dieper op ingaan?’ Mijn antwoord was kennelijk wel bijzonder. Als ondertoon beluisterde ik: dat was toch vroeger, hoe komt u hier nu toch bij?
      Mijn reactie: ‘Natuurlijk kan ik dit uitleggen, maar ik dacht dat de enquête drie minuten zou duren….?’

O, ja, dat was ook zo. Daarom liet de vragensteller dit verder maar zitten en stelde nog slechts een setje formele vragen. ‘Hoe is de samenstelling van uw gezin, hoe hoog bent u opgeleid, is uw inkomen boven of onder modaal, bent u of uw vrouw de kostwinner en mag ik u nog een keer bellen of nog liever mailen?’
      Na netjes alles beantwoord te hebben: ‘Belt u maar gerust een keer terug. Mailen hoeft niet.’ Daar was de vragensteller van het gerenommeerde bureau dankbaar voor.

Wat gebeurt er nu in zo’n onderzoek? Behalve de formele statistiek is er sprake van framing op een indirecte manier. Mijn serieuze antwoord over ATV, waar ik 100% achter sta, staat niet dagelijks in de krant. Ook komt dat niet voor tv en de sociale media gaan ook al niet veel over arbeidstijdverkorting.
      Was men op zoek naar de standaard-media-politiek-inkaderende antwoorden? Ik kan het niets anders duiden. Moest ik per se nog een keer zeggen dat de vluchtelingenstroom wel erg urgent is? Zijn er harde maatregelen nodig?

Onder motto van de opinies van het volk lijkt men vooral te vragen welke media-aandacht het beste is geslaagd. Dat de boodschap is begrepen. Die kunnen we dan ongetwijfeld over een poosje weer terugzien in EenVandaag en daarna in de verkiezingsprogramma’s. Dan is de cirkel rond. Zo wordt de macht van de woorden verder gevormd, zij het niet door mij, want ik heb de volgende twee problemen niet eens kunnen noemen. Misschien gaat tijdig opnieuw de telefoon.
      Men zegt nogal eens dat er meer ‘out-of-the-box’ gedacht moet worden, maar zo worden opinies natuurlijk niet gevormd.