woensdag 12 juni 2013
Mededogen in Birma
In het boek ‘Boeddhisme en betrokkenheid’ stel ik de vraag: ‘Kan de Boeddha-dharma bijdragen aan een marxistisch georiënteerde inzet van maatschappelijke betrokkenheid?’ Het antwoord luidt kort gezegd, ja dat kan zeker. Sommige activisten zijn zo gefixeerd op hun doel dat ze het verband uit het oog verliezen, niet meer kunnen relativeren, geen afstand kunnen nemen. Een dergelijke blikvernauwing brengt hen soms verder van hun doel af. Boeddhistisch denken kan – ook als je geen boeddhist bent – bijdragen een betere balans te vinden tussen actie en persoonlijk leven. Daardoor kun je ook de actie vaak beter en langer volhouden.
Het boek verwijst naar Friedrich Engels die al in (ca.) 1880 in ‘Dialektik der Natur’ schreef dat de dialectische filosofie pas kon ontstaan bij een hoge ontwikkelingsgraad van het denken, waarbij concreet de boeddhisten en de Grieken worden genoemd. In ‘Boeddhisme en betrokkenheid’ ga ik nader in op het dialectisch denken van marxisme en boeddhisme. Volgens sommigen een vreemde combinatie, mensen die het boek lazen vinden dat wel meevallen.
Tevens noem ik het geëngageerde boeddhisme zoals dat onder meer door Sulak Sivaraksa en Thich Nhat Hanh wordt voorgestaan. De Thaise boeddhist Sivaraksa geeft een uitgebreide sociale visie op maatschappijvernieuwing. Boeddhisme, sociale betrokkenheid en actie horen meer bij elkaar dan je in het westen vaak ziet. Vaak geldt hier toch een wel erg individualistische uitleg van boeddhisme, gericht op ‘levenskunst’ en soms juist op het afzien van een verderstrekkende sociale inzet.
Aung San Suu Kyi zat in Birma jarenlang gevangen, in huisarrest. Zij hield haar krachtige overtuiging en inzet voor vrijheid vol dankzij haar boeddhistische inzicht, levenshouding en meditatie. Sinds kort zegt zij duidelijk president van Birma te willen worden. Slechts weinigen zullen dat niet toejuichen.
In het boeddhisme zijn liefdevolle aandacht voor en onzelfzuchtige betrokkenheid met de ander belangrijke waarden. Mededogen en medeleven. Op basis hiervan is wanneer het nodig is een houding van verzet ook beter vol te houden. Zo kan bovengenoemde vraag naar de betekenis van de Boeddha-dharma voor sociale inzet en betrokkenheid altijd van verschillende invalshoeken worden bekeken. Compassie en sociale betrokkenheid kunnen uitgangspunt zijn. Wereldbeschouwing, persoonlijke inzet en houding vallen zo als het ware samen.
Het boeddhisme is niet alleen maar mooi, maar kent ook misdaden. Het boeddhistische (en in naam ook socialistische) Sri Lanka heeft de Tamil-opstand met enorm veel geweld neergeslagen. En er zijn voorbeelden van boeddhistische meesters die hun leerlingen hebben misbruikt. In Birma was er afgelopen tijd veel geweld van boeddhisten tegen moslims. Etnische zuiveringen zelfs, haaks op een houding van onbaatzuchtig mededogen. Ook in de strijd van boeren tegen uitbreiding van een mijn in het noordwesten van Birma is geweld gebruikt. Men zegt dat Suu Kyi hier geen sterke betrokkenheid heeft laten zien. Dat kan een voorbarige conclusie zijn, ik weet dat niet. Maar het is niet voorbarig te zeggen dat de rechten van minderheden moeten worden gerespecteerd.
Zeker is dat ook al kan een boeddhist in de politiek niet alle dingen in één keer veranderen er waarden gelden waar men zich op richt, of dat deze worden losgelaten. Hier bestaan niet veel tussenwegen. Het pad van het midden is wel een pad van waarden.
Literatuur:
Van Thich Nhat Hanh en Aung San Suu Kyi zijn verschillende titels makkelijk te vinden op het internet.
Sulak Sivaraksa, Zaden van vrede, Een boeddhistische visie op maatschappijvernieuwing, Uitgeverij Asoka, Nieuwerkerk aan de IJssel 1997. (Men zal waarschijnlijk antiquarisch moeten zoeken)
Jasper Schaaf, Boeddhisme en betrokkenheid, Groningen 2000, zie www.jasperschaaf.nl
zondag 9 juni 2013
Postmoderne versplintering
Pas kwam ik in gesprek over de Maagdenhuisbezetting, de opstand van studenten en de linkse acties in de jaren zestig en zeventig. Direct werd mij de vraag gesteld: ‘Komt dit nog weer terug?’
Op dit soort vragen is eigenlijk geen goed antwoord mogelijk. De vraag is ‘groot’ bedoeld en bij een poging tot antwoorden moet je een hele reeks afwegingen maken. Zo algemeen luidt een antwoord: ‘Ja natuurlijk, want acties komen zeker op een goed moment wel weer terug.’ Of : ‘Neen, want daar lijkt nu nog niets op te wijzen.’ Beide antwoorden zijn erg algemeen, weinigzeggend en dus niet overtuigend. Ze bewerkstelligen weinig.
Een concretere vraag en een concreter antwoord zijn zinvoller, maar bijna net zo moeilijk. Als een volledig antwoord echter niet zomaar gegeven kan worden, blijft er nog genoeg over om over na te denken.
Zoals over de huidige diepe crisis, waar de voorgestelde ‘oplossingen’ alle kanten op waaieren. Meestal nogal ‘klassieke’ oplossingen die de boel misschien tijdelijk wel weer aanzwengelen, maar weinig zeggen over een duurzame maatschappij en economie met een langere duur. Weinig ‘out of the box’-ideeën die meer dan een beperkt draagvlak hebben. En dat in een wereld waar van alles snel reproduceerbaar wordt, inclusief veel van de materiële productie, de zogenaamde ‘maakindustrie’. Zelfs een start van een discussie over eerlijker verdeling van de arbeid is moeizaam, niet in het belang van werkgevers.
Wellicht ontstaat door de milieucrisis nog de meeste richting. Zonder één lijn te trekken zijn er toch miljoenen die beseffen dat ecologie en de maatschappij vragen om structurele oplossingen.
Lichtpuntjes zijn er ook, bijvoorbeeld de vakbeweging die probeert haar elan te herwinnen, en dit is wel – ondanks alle gemopper van de media erop – een organisatie met massa.
We lijden na het einde van de koude oorlog onder postmoderne versplintering. Er is te weinig ideologie en te weinig debat hierover. Niet dat ideologieën het zo makkelijk bij het juiste eind hebben, maar ze zorgen voor continuïteit in de discussie, in de filosofie en de politieke theorie.
Postmoderne versplintering op het slagveld in Syrië, even chaotisch als de Europese dertigjarige oorlog van 1618-1648. Alleen religieuze posities lijken nog bindend, en daar zijn er veel van, veel tegengestelde richtingen. Hoopvol is de religie daarmee bepaald niet, in deze tijd van oorlog. Het zou anders moeten zijn, maar dat is niet de realiteit. Dus is een rationele oplossing (nog) ver weg.
Postmoderne versplintering. Er is meer organisatie nodig, meer continuïteit in het debat, ook bij linkse partijen als de SP en andere. Geen organisatie, dan bestaat er ook weinig continuïteit. Dat vraagt om meer lijn, tegenspraak, meer openbaarheid van de bepaling van de richting voor de langere termijn. Zo niet, dan organiseer je de chaos mee. Dan loop je achter de feiten aan. Staartpolitiek. Wat te doen? Er zijn maatstaven nodig om te weten wat je moet doen.
Grote vergezichten kennen natuurlijk hun grote vergissingen. Toch is een wereld zonder vergezicht geen echte wereld, zelfs nog geen dorp. Meer lef is op zijn plaats, meer vooruitdenken.
Politiek en het maatschappelijk debat zouden een voorbeeld moeten nemen aan de wetenschap. Echte wetenschap zoekt per definitie naar samenhang, het is een kernzaak ervan. Maar zelfs voor deze wetenschappelijke samenhang moet tegenwoordig worden gestreden. In het boek van Menno Schilthuizen ‘Waarom zijn er zoveel soorten’ wordt de discussie beschreven rondom het werk van de tropisch-oerwoudbioloog Stephen Hubbell. Deze deed baanbrekend biologisch en wiskundig onderzoek. Hij presenteert in zijn werk een grondslag voor de ‘Omvattende theorie over biodiversiteit en biogeografie’.
Schilthuizen schrijft in zijn boek: ‘… Hubbell houdt een hartstochtelijk pleidooi voor een betere biodiversiteitswetenschap en richt zich tegen een aantal van zijn collega’s die de zoektocht naar een algemene theorie over biodiversiteit ‘wereldvreemde tijdverspilling’ achten. Zelfs tien jaar later, als ik hem ontmoet op een ecologenconferentie in Nederland, vaart hij nog altijd uit tegen ecologen die maar liever afzien van omvattende theorieën: ‘We zijn allemaal postmodernist geworden:’ zegt hij, ‘ik vertel jou mijn verhaaltje en jij vertelt mij het jouwe – en daar laten we het bij. Mijn natuurkundige vrienden zijn verbijsterd door de manier waarop ecologen te werk gaan.’ Hubbell zegt ook nog dat als Galileo Galilei zó gewerkt had, alleen met losse waarnemingen en beschrijvingen, hij nooit aan de ontdekking van de zwaartekrachttheorie kunnen bijdragen. (p. 113)
Wetenschappelijke theorieën worden getoetst. Zeker wanneer een theorie nieuw is en afwijkt van oudere ideeën moet de erkenning ervan worden bevochten. Hoe? Door de uitdaging van vervolgonderzoek, nieuwe interpretaties van data, het zoeken van nieuwe feiten, afweging van contra-indicaties, en nieuwe theoretische en waar mogelijk wiskundige generalisaties. Gebeurt zoiets al niet in de politiek, door CPB en de vele onderzoekscommissies? Neen, die lopen vooral achter de feiten aan, maar doen weinig gedurfds met de uitkomsten. Want dan worden belangen aangetast. Hier ligt dus een grote taak, weg met de postmoderne verspintering!
Een wereld zonder vergezicht is geen echte wereld, zelfs nog geen dorp. Dan is er geen echt verband, geen inhoudelijke vrede. Het doet denken aan het Russische woord ‘mir’. Dat betekent ‘vrede’ en ‘wereld’. Niet zo zeer de wereld als aardbol, maar als samenhangend geheel. Kennelijk zagen de ‘ouden’ een verband dat in de huidige chaotische meningenwirwar zoek is geraakt. Maar als vrede en wereld echt bij elkaar horen, komt het verband op een of andere manier toch weer terug.
Zijn dit niet wat veel onderwerpen door elkaar, de Maagdenhuisbezetting, de politieke economie, de omvattende theorie over biodiversiteit, de vrede en de postmoderne meningenwirwar? Het gaat allemaal over samenhang, het gebrek eraan en de risico’s die dat met zich meebrengt.
Genoemd boek: Menno Schilthuizen, Waarom zijn er zoveel soorten? De ecologie van de biodiversiteit, KNNV Uitgeverij, Zeist 2010, ISBN 9789050113083.
Dit boek zal men antiquarisch moeten zoeken.
De oorspronkelijke Engelstalige versie heet: ‘The loom of life, unravelling ecosystems.’
woensdag 5 juni 2013
Turkije – Islam, kritiek en respect
In Turkije gaan honderdduizenden de straat op in actie tegen de autoritaire conservatieve islamisering door premier Erdogan. De achtergrond van de demonstranten loopt sterk uiteen, van studenten, scholieren, linkse en gematigde mensen, vakbonden en voetbalsupporters van verschillende clubs die samen optrekken. Veel jongeren, niet alleen jongeren. Eensgezind strijden ze tegen conservatisme en inperking van burgerlijke humane en religieuze vrijheden. Deze strijd is van grote betekenis, ook om een eenzijdige conservatieve interpretatie van de politieke islam een halt toe te roepen.
Een paar jaar geleden schreef ik het boek ‘Godsdienstkritiek, respect en actieve tolerantie’. In dit boek sluit ik aan bij de godsdienstkritiek van Ludwig Feuerbach en Karl Marx. Tevens pleit ik voor tolerantie, maar wel met een actieve discussie over fundamentele opvattingen, dus kritisch waar nodig. Ik kreeg de nodige instemming, sommigen vonden het zelfs vanzelfsprekend. Een enkele linkse lezer vond me wel wat erg tolerant bijvoorbeeld jegens de islam. Ook waren er die verbaasd waren dat ik geen goed woord over heb voor godsdienstcriticaster Richard Dawkins, wiens boek ‘God als misvatting’ door menigeen wordt omhelsd.
Is er reden nu er zoveel strijd binnen en rondom de islam gaande is, met als nieuw hoogtepunt de acties tegen het conservatisme van Erdogan, mijn mening te herzien? Beslist niet. Grofweg samengevat ga ik uit van drie principes:
1 – Tracht je eigen ‘fundament’ te begrijpen. In mijn geval vind ik de dialectisch-materialistische of evolutionaire wereldbeschouwing het meest plausibel. Daar heb ik argumenten voor, men leze het boek.
2 – Tracht beweegredenen van anderen, mensen met andere opvattingen, goed te begrijpen. Dus hun motieven, achtergronden en van daaruit hun ‘goede redenen’. Juist als je het niet met hen eens bent. Dit is het punt waar Richard Dawkins de boot mist. Hij zet gelovigen als ‘dom’ weg, en doet geen serieuze poging hun drijfveren te begrijpen of aan te voelen. Medestanders vinden dat misschien geweldig, maar mensen met andere ideeën bereikt hij nimmer. Godsdienstkritiek als zinloze haastklus, plat Amerikaans. Ook vanuit de evolutieleer zijn er gelukkig veel overtuigender ideeën over wereldbeschouwing. Daarover schreef ik elders al.
3 – Waar ligt de grens van tolerantie binnen een staat? De staat moet een speelveld van de vrijheid zijn, vrijheden van mensen mogelijk maken zolang die wederzijds respectvol zijn. Sleutelwoord is dan inderdaad respect. Mensen moeten anderen respecteren en verdienen daarmee het recht terug om zelf gerespecteerd te worden. Dit sluit gesprekken, discussie en meningenstrijd niet uit, in tegendeel zelfs. Waar respect en reflectie echter ophouden begint de intolerantie, de verdeeldheid en het risico van het verlies van de vrede.
Het derde principe is mogelijk binnen een seculiere staat, maar ook in een moderne staat waarin religieus geïnspireerde partijen de meerderheid hebben. En voor alle duidelijkheid: principes lossen nooit alles op. Ook deze drie principes leiden nooit tot kant een klare oplossingen. Er zullen altijd grensgevallen zijn, nodig om grondig te bediscussiëren.
In Turkije zijn overduidelijk het tweede en derde principe in het geding. Domweg zeggen dat Erdogan de meerderheid heeft en dat dus alles maar mag, staat zeker haaks op het derde principe, dat intrinsiek deel uitmaakt van een moderne, ontwikkelde democratie. Dat principe overstijgt verschillende culturen, ook al kunnen accenten verschillen.
Het Turkije van de conservatieve Erdogan perkt de vrijheden in. De strijd voor vrijheid en tolerantie, voor een moderne samenleving, hoe weinig ideaal die in veel opzichten ook nog is, verdient alle steun. Een krant schreef dat de acties nog niet getuigen van een revolutie. Alsof een krantenkop dat bepaalt … De Turkse strijd is wel degelijk principieel en van groot belang.
Jasper Schaaf, Godsdienstkritiek, respect en actieve tolerantie, Feuerbach herlezen, Uitgeverij Damon, Budel 2010, ISBN 978 90 5573 994 3
Dit boek is nog te bestellen in de boekhandel of met een mailtje bij mij, zie www.jasperschaaf.nl
dinsdag 4 juni 2013
Korter werken, meer cultuur
Heb je wel eens een museum in Spanje bezocht op een doordeweekse dag? Veel Nederlanders zullen versteld staan als ze zien hoe braaf hele schoolklassen jonge kinderen de klassieke werken in de Spaanse musea bekijken. Ze vliegen niet alle kanten op, maar luisteren aandachtig. Het is crisis in Spanje, zeker voor jonge mensen. Maar zij bezoeken opgewekt de musea, dezelfde die ’s avonds soms startpunten zijn voor demonstraties tegen bezuinigingen en de werkloosheid.
Je zou zeggen dat de werkloosheid een kans biedt voor ieder om korter te werken. Verdeel de banen en zorg voor een waardige cultuur. Cultuur bestuderen en bezoeken is ook een vreedzame houding aanleren. Daar kun je niet vroeg genoeg mee beginnen en niet lang genoeg mee doorgaan.
Zo zag ik in het Prado Museum een groep kinderen van een jaar of zes een groep ouderen van een jaar of zesenzestig passeren. Twee klasjes met een juf. Een even prachtig beeld als El Greco aan de wand.
Korter werken, langer leren en meer cultuur. Zou dat niet wat zijn? Waarom zou dat niet kunnen?
In Madrid staat een standbeeld van Don Quichot. Op z’n paard en Sancho Panza op z’n ezel natuurlijk achter hem aan. Ook dat trekt de Spaanse kinderen. Zo zie je het beeld van het eenzame voortsjokkende duo. Een moment later doorbreekt een groep kinderen de eenzaamheid en beklimmen ze massaal het beeld. Net het verhaal weer opgefrist en nu willen ze Don Quichot wel eens beter bekijken. Als je even wacht wordt het weer stil. Het duo moet samen weer verder.
Abonneren op:
Posts (Atom)