donderdag 23 mei 2013

Ga naar Daniil Charms!


Zeggen hoe de dingen zijn, vereist meer creativiteit dan je zou denken. De werkelijkheid wordt altijd overstegen als je precies zegt hoe het is.
      Daniil Charms (1905-1942) was de schrijver die het anders zegt en veel laat zien. Het is of lijkt op dada. Dada in Zürich zei veel over de massiviteit van de burgerlijke cultuur, het dagelijkse leven, de oorlog en de staat. Charms schreef over het futiele en het massieve. Dat vindt men lang niet altijd fijn. Niet in het Rusland van Stalin, maar is dit nu zo anders? Als het maar onschuldig blijft. Charms moest dus maar kinderboeken gaan schrijven. De kinderlijke fantasie hoeven we toch niet serieus te nemen?
      Charms stierf in gevangenschap en kreeg geen graf. Toch spreekt hij nog altijd, is dat geen dada? Het heet absurd, maar men moet het niet gekker maken dan het is.


Tot 25 mei is in Groningen in het voormalig hoofdpostkantoor aan de Munnekeholm een prachtige expositie over Charms te zien. Tachtig (!) tekenaars, drukkers en kunstenaars laten Charms zien en spreken. Na 25 mei duikt deze expositie vast nog wel ergens op. Je zult niet worden teleurgesteld.










woensdag 22 mei 2013

Markt van vergeten waren (een fietstocht)


Al geruime tijd opent het nieuws met koppen als ‘Stand van de economie slechter dan verwacht’. De verwachtingen berusten klaarblijkelijk op een niet al te stevig fundament. Wellicht is er een meer moreel en politiek fundament nodig, zelfs een ideologie in plaats van alle versplinterde quasioptimistische suggesties her en der. Dus meer richting, al is dit in de postmoderne wirwar een wat onwelkome boodschap.
      Organisatie en verhalen moeten als het ware weer opgebouwd worden tot een politieke visie. Het kan meevallen, de brokstukken liggen er nog wel, maar dat het lijmen risico’s heeft wordt ook aangevoeld. Wat noodzakelijk is, gebeurt echter vaak niet. De consensus is in het geding. Vandaar dus die urgentie, paradoxaal.

Een beetje vreemd natuurlijk, maar aan zo’n oude maatschappij in brokstukken moest ik pas denken toen ik met een vriend en collega vlak over de grens in de buurt van Gennep fietste, dus een stukje Duitsland in.
      We waren bezig de wielerkoers – groot woord voor ontspannen fietsen – uit te zetten van collega’s van de voormalige Hannie Schaft Akademie te Haren. De koers, de 27e jaargang, is inmiddels verreden met collega’s van de Stenden Hogeschool, de Hanzehogeschool, het Zernikecollege en enkele werklozen en pensionado’s. Deze volle breedte verdeeld over acht personen. Een oude sportieve collegiale traditie, ooit ontstaan in voortreffelijk onderwijs. De tijd dat er nog onderwijs bestond dat zich richtte op de jeugdzorg, het HBO-Jeugdwelzijnswerk.

Aldus gedwaald over de grens in een stil verlaten gebied stuitten we op een oude fabriek die behangen was met fantastische opschriften. We lazen wat dit was: ‘De markt van vergeten waren’.
      Je kunt er in, tegen een kleine betaling. Ik heb mijn altijd nieuwsgierige collega ervan moeten afhouden. We moesten nog een fietstocht uitzetten. De inspirerende markt van vergeten waren stond buiten al vol met de meest fantastische attributen zoals oude postkoetsen, boerengereedschap, kermisspullen en dergelijke. Naar binnen gaan zou ons vele uren gaan kosten. Inderdaad, als je later op de onvermijdelijke website van het ding kijkt, zie je dat betalende bezoekers er maximaal 25 uur per dag welkom zijn. Hoe nog weg te komen van zo’n aantrekkelijke uitstalling?

Verder fietsend denk je er nog over na. Is dit op het eerste gezicht verlaten gebied met het rijkste museum van wat vergeten is niet het juiste symbool van onze maatschappij in crisis?
      Het is crisis, je staat erin en erbuiten, kunt er niet helemaal bij zonder je erin te verliezen, een gevoel van vervreemding. En tegelijk sta je misschien voor een grote rijkdom, vormen die basale spullen van vroeger geen waarde op zich? Gesloten is deze markt niet, bij betreden ervan wordt je gelijk gevraagd te betalen. Er dan weer uitkomen is de kunst. Net op tijd gezien. Even in het heden blijven, en toch vergeten?

Markt van vergeten waren, een markt van onwaarschijnlijke dingen. De huidige versnelde smartphone attitude heeft er inderdaad geen weet van. Ware waanzin? De uitbaters van deze markt zijn creatief. Improviseer en haal die spullen uit de vergetelheid. Een groot deel van de huidige zo vastgelopen economie lijkt op een markt van overtolligheid. Er is te veel, maar voor velen te weinig. Dan zie je door de bomen het bos niet meer. Wat kun je dan terughalen?
      Een beetje aandacht voor oudere vormen en gedachten kan geen kwaad. Afsterven zullen ze wel, maar als dat te haastig gebeurt sta je met lege handen. Dan moet je het museum in.











Wil je weten waar en wanneer, zie  www.viller-muehle.de



vrijdag 17 mei 2013

Kunst – Minder abstract dan het lijkt?


Kunst is eigenlijk altijd een abstractie. Een realistisch beeldhouwwerk met een herkenbare persoon, is anders dan die persoon zelf. Hij is vastgelegd in brons of is versteend, terwijl hij zelf zo’n levendige figuur was. Of juist niet.

Kunst heeft altijd oordelen opgeroepen. Kunst vraagt erom. De meeste bekende filosofen gaven een visie op vorm, esthetica of op de plaats van de kunst in de geschiedenis. Hun kunstvisie volgt vaak op een ‘fundamentele’ visie op de werkelijkheid, het denken en het handelen met zijn lastige ethische aspecten. Afrondend deel van hun filosofie zijn dan visies op god en de kunst. Wat overigens niet betekent dat het allemaal mooi afgerond is.
      Het gaat vaak om wat kunst ‘is’ en wat ze ‘betekent’. Er zijn echter veel meer relevante aspecten. Neem Immanuel Kant (1724-1804) die na de ‘Kritik der reinen Vernunft’  over de voorwaarden voor kennisverwerving, vervolgens de ‘Kritik der praktischen Vernunft’  over ethiek, ook nog een ‘Kritik der Urteilskraft’  schrijft. Over oordelen. Het smaakoordeel is volgens Kant een zaak van het gevoel en de schoonheidservaring is belangeloos. Schoonheid komt neer op een doelmatigheid zonder doel. Het esthetisch oordeel is subjectief, maar Kant veronderstelt wel een overeenkomstige schoonheidservaring bij alle mensen.

Kant is één in een lange rij filosofen, die verschillende aspecten van de kunst accentueren. Plato (428-348 v. Chr.) zag in tegenstelling tot Kant in de kunst slechts een groot gebrek aan doelmatigheid. Kunst probeert de werkelijkheid af te beelden, maar is er niet toe in staat. De kennis van de mens is al heel beperkt, de rede kent de ultieme waarheid niet. De kunst staat daar nog ver onder. Een kunstenaar kan minder dan een goede handwerker.
      Friedrich Nietzsche (1844-1900) zag kunst als expressie van de voornaamste hartstochten van de mens, het apollinische en dionysische. Vorm en vernietiging van de vorm, droom en roes worden door de kunstenaar verbeeld. Een psychologie van de kunst.
      Voor Merleau-Ponty (1908-1961) is de wereld van de mens een wereld van het waargenomen worden. De kunstenaar schept in het kunstwerk een nieuwe waarneming en maakt die dus ook zichtbaar voor anderen.
      Bertolt Brecht (1898-1956) wil actie en kunst moet vooral de maatschappelijke contradicties blootleggen. Een middel tot bewustwording, zo nodig van provocatie.
      Theodor Adorno (1903-1969) is ook kritisch over de kapitalistische maatschappij, maar pessimistisch over mogelijke veranderingen ervan. Kunst is dan een middel de vervreemding te ontvluchten of te overstijgen. Kunst moet een grote mate van autonomie hebben en dus juist niet samenvallen met een maatschappij die niet deugt. Muziek, poëzie en beeldende kunst als vrijhaven.

Korter kan het niet, de samenvatting die hier mogelijk is, is beperkt. Deze maakt echter wel met uiteenlopende argumenten duidelijk dat verschillende vormen en functies van kunst meespelen. Mocht een van deze filosofen het meest aanspreken, moeilijk kan ontkend worden dat anderen ook zinvolle vormen, functies, inhouden of relaties laten zien. Bij de meeste filosofen worden maatschappelijke of psychologische relaties gelegd met het kunstwerk. Wanneer kunst meer abstract wordt, zijn die relaties misschien lastiger te benoemen, maar niet verdwenen. Maar weinig kunstfilosofen zouden nog kunnen zeggen dat een meer afbeeldende kunst in de regel een grotere maatschappelijke betekenis heeft dan de meer abstracte.

Soms laat het concrete het abstracte zien. Welke vraag roept een hyperhelder beeld op? In het Stedelijk Museum Amsterdam zijn momenteel met als titel ‘Communitas’  video-installaties van Aernout Mik (geb. 1962) te zien. Het zijn films, heldere weergaven van allerlei vermeende, bijna echte of misschien zelfs echte momenten uit de sociale en politieke werkelijkheid. Grote beelden die indringend op je af komen op diverse schermen tegelijk.
      De abstractie of oproep tot denken zit in het kleine verschil met de echte werkelijkheid. Hierin is de emotionele of psychosociale component duidelijk aanwezig. Soms juist door het gevoel van afwezigheid ervan, wanneer die er wel hoort te zijn. Je gaat nadenken over wat je mist in de aaneenschakeling van voorgeschotelde beelden. Misschien mis je de structuur of de boodschap, ook dat vraagt om reflectie. Terwijl de beelden op het eerste gezicht heel gewoon lijken, zullen als je blijft kijken vele vragen opdoemen. Daar was je anders niet op gekomen.

Het Stedelijk Museum heeft veel moderne, vaak abstracte kunst. Opmerkelijk is hoe bij de toelichting van veel van deze abstracte schilderijen en installaties wordt uitgelegd waar naar wordt verwezen. Er moet kennelijk verwezen worden. De kunst spreekt wel voor zich, en toch vraagt men al gauw wat het nu eigenlijk is of wat het misschien zou kunnen betekenen. De toelichtingen helpen een handje, terwijl de werken dat misschien niet eens nodig hebben.
    Zo is te lezen – een heel korte keuze uit veel meer – dat het kunstwerk uitnodigt tot denken, het gaat over een spanningsveld tussen het persoonlijke en het archetypische, of over de afvalproducten van de moderne samenleving, over de oneindige verandering en de reflectie daarop, dit is dan positief bedoeld én als waarschuwing, en over kunst die de hedendaagse materialen en vormen wil laten zien.
      Dit staat als toelichting bij moderne kunstwerken, die op zich vaak transparant lijken en al besproken zijn. Kennelijk willen we er graag wat meer van zeggen. Wanneer dat daadwerkelijk gebeurt blijkt de maatschappelijke ontwikkeling ruimschoots aanwezig. Als inspiratiebron, als stand van zaken die bereflecteerd wordt en als object voor verandering of om juist met rust te laten. Het toevallige met rust laten laat zien hoe weinig dingen we nog met rust kunnen laten in de hectische samenleving.

Kunst verwijst (vrijwel) altijd. Kunst roept achterliggende beelden op. Verwijzen kan ook met omwegen, tussenstappen en gelaagdheid van redeneringen. Daarbij heeft de kijker of luisteraar veel eigen mogelijkheden. Hoeveel is nauwelijks te bepalen.
      Dat de filosofen zoveel invalshoeken bedachten zegt veel over hoe nu nog naar kunst kan worden gekeken. Het is op een of andere manier altijd een appèl. Soms op bijna niets. Soms is de oproep helder, actie! Als dan geen bijzondere vorm gevonden wordt, zal de oproep niet zo sterk zijn.








Voor een goed overzicht over kunstfilosofie zie: A.A. van den Braembussche, Denken over kunst, Een inleiding in de kunstfilosofie, Uitgeverij Coutinho, Bussum div. jrt.

De tentoonstelling van video-installaties ‘Communitas’  in het Stedelijk Museum Amsterdam is te zien t/m 25 augustus.





maandag 6 mei 2013

Achteraan aansluiten (de drieteenstrandloper)


Wie regelmatig op het strand komt kent de drieteenstrandloper. Vaak zie je de losse lopers, dribbelend op het strand. Meestal met een klein groepje, helemaal alleen zijn ze zelden. Ze scharrelen hard rondrennend hun kostje bij elkaar.
In het voor- en najaar zie je soms grote groepen drietenen. Op de trek. Naar Groenland en omstreken. In het najaar weer terug, op weg naar Afrika.

In de natuur gaan organismen en zo ook hogere levensvormen in de regel effectief met energie om. Uitrusten, recreëren en energie sparen om de ‘arbeid’ te kunnen verrichten die nodig is om voedsel te krijgen en voor de voortplanting van de soort. Als de inspanning meer energie kost dan voedsel en uitrusten opleveren, klopt de energiehuishouding na enige tijd immers niet meer. Dat kan funest zijn.

Energie sparen. Op 30 april loop ik als enig menselijk wezen op De Balg op Schiermonnikoog. Levende wezens op deze plaat zijn de meeuwen en een paar scholeksters, de zeehond die op het puntje van het eiland bij mijn aankomst haastig het water in plonst en een grote groep drieteenstrandlopers. Veel, misschien wel duizend. Ik houd afstand, de vogels gaan hun eigen gang, vliegen soms massaal op en gaan dan weer op vrijwel dezelfde plek staan.

De grote groep ordent zich in kleinere groepen waarin de vogels heel dicht op elkaar staan. Soms herordent die groep zich in nieuwe groepen. Daarbij zie ik een leuk verschijnsel. Als een kleinere groep bij elkaar gaat staan, komen er steeds nieuwe vogels bij. Ze staan in een lijntje, precies evenwijdig aan de windrichting zodat ze weinig wind vangen. Als er een nieuwe vogel bijkomt gaat die keurig helemaal achteraan staan. Het lijkt op een waaier van racefietsers in de wind. Ze sparen energie en doen dat als heel vanzelfsprekend.

Steeds sluit er weer een nieuwe drieteen achteraan aan bij het klasje. Bij alle groepen gaat het zo. Goed geleerd, of liever, goed naar de wind, de omstandigheden geluisterd wat te doen. Het viel direct op, want ik had het een half jaar eerder, in september, ongeveer hetzelfde gezien. De toen terugkerende drietenen stond bij harde noordenwind steeds in een lijntje uit te rusten, voor elkaar wind afvangend.

Ik heb iets met drieteenstrandlopers, zeker de scharrelende kleine groepjes. Als je nauwelijks op ze let, letten ze naar een poosje schijnbaar ook niet meer op je, al zijn ze op hun manier echt wel waakzaam. Dan lopen ze al etend gewoon om je heen, op enkele meters afstand.
    Hun gedrag zit dus slim in elkaar, bij de loslopende en de grote groepen op de trek. Zo netjes achter elkaar aansluiten bij tegenwind, een mooie praktische moraal. Hier valt nog wel wat te leren.