dinsdag 19 december 2017

Website Jasper Schaaf


Op mijn website attendeer ik op de weblog die je nu bekijkt. Misschien goed dat eens andersom te doen.
Op de website kom je door op www.jasperschaaf.nl te klikken.

Je kunt naar alle pagina’s navigeren met de rij knoppen aan de linkerkant. Naar de boeken ook door op de afbeeldingen onderaan te klikken.

De website attendeert op mijn boeken en enkele artikelen. Ook vind je wat informatie over het nieuwe boek dat waarschijnlijk in 2018 uitkomt.

Op de laatste pagina’s staan foto’s van mijn schelpenhobby en van ‘onderweg’. Zoals de foto’s hieronder.






















vrijdag 15 december 2017

Prijs voor PAX


Hoe kun je anno nu nog een pacifistische politiek voeren? Dat is één vraag. Nog een andere: doet een Nobelprijs ertoe?

Pacifisme, tegen alle bewapening, behalve tegen een morele weerstand. Dienstweigeraars in de jaren zestig en zeventig kregen steevast vragen voorgelegd in de trant van: of ze geen wapens zouden gebruiken als hun eigen familie bedreigd zou worden. Een sterk streven naar vrede werd dan een absurdistische karikatuur, zó op de spits gedreven.

De sterke inzet voor vrede en vredespolitiek lijkt uit de tijd. Goedwillenden zijn ervoor, angsthazen vinden geweld ‘nu eenmaal’ normaal, een alibi om weg te kijken, weg te vluchten. Een stevig gevoerde maatschappelijke discussie over een actieve vredespolitiek is er nauwelijks, of in ieder geval te weinig.
    Vrede? Dat betekent praten en nog eens praten, maar meer nog een bij voorbaat alerte houding over wat er gebeurt als het uit de hand kan lopen. Preventief, begrijpen dat partijen en culturen elkaar vaak niet (willen) begrijpen. Actief voorop lopen, misschien iets naïef, maar ervoor zorgen dat de naïviteit toch niet overwint.
    Kan een land als Nederland, NAVO-lid, een pacifistische politiek voeren? Zeker veel meer dan nu gebeurt. Actief en preventief praten, communiceren, verlies aan respect doorgronden, oorzaken van geweld aanpakken. En dat alles hardop.

De andere vraag. Hoe zit het met de Nobelprijs? Toen Ben Feringa in 2016 de Nobelprijs voor Scheikunde won, samen met twee collega’s, raakten de kranten er maar niet over uitgeschreven. Volkomen terecht, al die trots. En de Nobelprijs voor de Vrede van dat jaar? Die ging naar de president van Colombia, vanwege het vredesproces aldaar.
    Stonden de kranten daarover vol? Dat kun je niet beweren. En dan nu. Net als Feringa de prijs deelde met collega’s lijkt de Nobelprijs voor de Vrede nu ook gedeeld. ICAN (International Campaign to Abolish Nuclear Weapens) opereert internationaal en de Nederlandse PAX speelt er een flink partijtje in mee. Het ICAN heeft zich sterk ingezet voor het Internationaal Verdrag voor het Uitbannen van Kernwapens dat dit jaar door de Algemene Vergadering van de VN is aangenomen. De ICAN heeft de Nobelprijs gekregen.

Dus weer een Nederlandse Nobelprijs, staan de kranten er vol mee? Misschien even, even veel aandacht, maar hoe kort en vluchtig lijkt dit. Terwijl Feringa de geweldige mogelijkheden van zijn micromachientjes steeds moest uitleggen wordt aan PAX niet steeds gevraagd wat er nu verder gedaan moet worden aan de vrede. En al helemaal niet hoe iedereen zelf kan meehelpen.
      Er lijkt een omfloerst ongeloof te heersen. Ook al heeft in PAX met een beetje relatieve naïviteit de strijdbaarheid gewonnen, het is geen absolute naïviteit, zoals blijkt uit het aangenomen verdrag. Stap voor stap vechten tegen de bierkaai, maar dan net verder, voorbij het omslagpunt.

Een enkele keer verliezen ook organisaties als PAX de verhoudingen wellicht uit het oog, maar dat lijkt nooit lang te duren. En wat zou het voor een wereld zijn waar geen clubs bestaan die hardnekkig, keer op keer de waanzin van de bewapening laten zien, de kernbewapening, de hightech destructie en de kleine wapens?
    Anno nu kan ieder pacifist zijn, actief betrokken op een groeiende vrede en een groter wederzijds respect. Pacifisme betekent geen beantwoording van absurde vragen, wel van moeilijke vragen. Die stem, hardop bevragend, mag nooit verloren gaan.
      Prijs voor PAX dus. Lang leve de Nobelprijs voor de Vrede. Deze gaat meestal weliswaar gepaard met ongemak, maar is daarom zo nodig.














woensdag 13 december 2017

De kraaien van de Zandmotor


We hebben geen huisdieren, geen hond, kat of Facebook. Vroeger wel gehad, een poes, want we houden heus wel van dieren.
      Hoog op de lijst staan de kraaien van de Zandmotor. Kraaien zijn zo slim. De Zandmotor is het zandsuppletieschiereiland tussen Kijkduin en Ter Heijde. Daar kom ik graag om naar schelpen te zoeken. Bij Kijkduin het strand oplopend, met een laatste hap brood als aanloopje, komt gelijk minstens één kraai brood bietsen en vaak een hele groep tegelijk.

Dat is al slim. Er lopen daar honderden mensen, houden de kraaien die allemaal in de gaten? Zeker, dat doen ze. Verderop, waar nog maar weinig mensen zijn, hipt er vaak een paartje Zwarte Kraai met je mee. Eén op ietsje afstand, de ander dichtbij en die vliegt met een boogje steeds weer om je heen, zodat die vlak voor je zit. Scherp oplettend of ik kruimels verlies.
    Misschien dat snelle wandelaars dit tafereel missen. Door mijn lage schelpenzoektempo is er voor de kraaien kennelijk weinig bedreigends in een mens te zien, en lopen ze je zó voor de voeten. Natuurlijk sta ik dan wat brood of een klokhuis af, en hoeps dan zit er direct een hele club die mee wil profiteren. Gelijk hebben ze. En over een flinke afstand nemen ze het allemaal waar.

Als de wandelaar dit – te haastig lopend wellicht – allemaal niet opmerkt, overleven deze overlevers het ook heus nog wel, want tussen aangespoeld rolhout en in de vloedlijn vinden ze heel wat. Maar als je het wel merkt, is het eigenlijk gezellig, een Zwarte Kraai (Corvus corone) of soms een Kauwtje (Corvus monedula) als maatje. Soms honderden meters samen.
      Intussen kun je nog wel een aardige schelp vinden, zoals pas in november nog een zeldzame oeroude Euroscaphella lamberti, bijgenaamd de ‘Kurkentrekker’. Weliswaar een fragment, maar die telt voor fossiele schelpenzoekers gewoon mee.

Dat de kraai zo slim is wordt meer en meer erkend. De erkende kraai kan gezichten onthouden naar het schijnt, al hoop ik niet dat als ik maar een paar keer per jaar op de Zandmotor kom, de kraaien nog op me zitten te wachten. Zal ook wel niet, zijn ze te slim voor.
    Nu kan ik wel meer vertellen, maar Vogelbescherming heeft onlangs een paar prachtige kraaienfilmpjes op haar website gezet.
    Klik maar op https://www.vogelbescherming.nl/actueel/bericht/?bericht=2332 .

Om nog meer bewijs van kraaienslimheid te geven voeg ik nog een foto bij waarop het lijkt dat de Zwarte Kraai een Groenpootruiter meehelpt. Staat hij op wacht of zegt hij waar het eten ligt? Overigens niet van de Zandmotor, maar van het Terschellinger wad.








Kurkentrekker
 


Zwarte Kraai en Groenpootruiter













donderdag 7 december 2017

Vliegen naar Brussel, een vals signaal


Zopas sprongen ze bij Groningen Airport ofwel Vliegveld Eelde een gat in de lucht. Door dat gat moet binnenkort een vliegmachien zowat dagelijks helemaal naar Brussel. En naar Beieren, München. Hubhop.
    Nu vliegen van Groningen naar Gdansk, Lanzarote en Kos niet meer kan moest er snel wat gebeuren. De hoop is nu dat Brussel die verre streken snel zal doen vergeten. Al blijft het kwakkelen. Niet alleen de centen, ook de argumenten.

Vliegen is goedkoper dan je denkt? Voor het klimaat is het een drama. Voor de kosten van het herstel ook. De reductie van koolstofdioxide stelt in het vliegverkeer vooralsnog bar weinig voor. En enkele schimmige kapitalisten die in deze vluchtige wereld de dienst uitmaken hebben in hun hoofden het frame van vanzelfsprekendheid gefreesd: ‘groeigroei’.
      De economie als mystificatie. Dan hoeven ze er ook niet over na te denken. Dat luchthavens economisch allang niet meer zo van belang zijn laten studies zien, met de minnen naast de plussen, naast het micro ook het macro, maar die worden door ‘belanghebbenden’ gewoon niet gezien.
    Bovendien heb je nog die idiotie van spotgoedkoop vliegen zonder noemenswaardige belasting te betalen. Met onbelaste brandstof, wel een last voor het milieu.

Kwakkelende argumenten. Rationeler is de omstreden Lelystad Airport gelijk maar helemaal te stoppen op wat sportvliegers na, en voor Eelde dan enkele zonnige vluchten extra te boeken.
      Maar naar Beieren of België? Neem de trein toch! Ook mooi voor snelle managers en directeuren: ga in zo’n trein zitten als je moet vergaderen. Boek mee, de agenda bekijken, hapje, drankje en slaapje, je bent zo bij de zuiderburen. Dat is uitrusten in werktijd, heel economisch.
    De argumenten bevatten nog de nodige bedenkingen. Als je erover nadenkt. Stop gewoon eens – in ieder geval voorlopig – al dat gevlieg verder uit te breiden. Vertel de burger en de koning dat hij hoogstens twee keer per jaar mag vliegen en nooit vaker. Dat daagt de verdere argumenten dan vanzelf wel uit.
      Een blijmoedige en onnozele vanzelfsprekendheid vraagt om zo’n uitdaging. Dat zou nu Brussel moeten zijn, als vliegverbinding ter discussie, maar Brussel laat het wel vaker afweten.











vrijdag 1 december 2017

De late reacties op de killerrobots


Van robots die in de nabije toekomst te maken zijn, zegt men wel dat die gevaarlijk kunnen zijn omdat ze zonder scrupules – die immers zonder programmering bij robots niet bestaan – hun ingestelde doelstelling willen halen. Kun je nog bij de veiligheidsknop voor ze veel verwoestend op weg zijn naar dat doel? Een doel, het kan een heel eenvoudige zijn, als ze maar gehaald worden. Koste wat het kost.
    Nog slimmer – in meerdere betekenissen van het woord – wordt het als robots geprogrammeerd kunnen worden om zelf verder te programmeren en produceren. Van alles kan bedacht worden wat tot voor kort een droom leek, maar nu dichterbij komt.
    Het beeld is dat overal individuen en naar winst snakkende bedrijven bezig zijn systemen te vervolmaken, maar nergens de samenleving voldoende paraat staat om te zorgen voor een juiste, veilige en sociale inbedding en afgrenzing. Men weet niet wat men doet, wat een vervreemding!
    Een droom? Of een drone? Zo’n drone eigenlijk, is gewoon een nog vrij eenvoudig vliegend robotje. Je kunt er van alles mee, een brood, een zak pepernoten of een bom als strooigoed er onder hangen. Eenvoudig misschien, maar tien jaar geleden had nog (bijna) niemand ervan gehoord. Het kan snel gaan.

Je zou als het om ‘autonome’ wapensystemen gaat minimaal drie flinke breed gevoerde discussies verwachten: de meer technische, de strategische en de morele, dus sociaalethische. Wat wil je, wat houd je in de hand, en waar dreig je het grip kwijt te raken? En bij dat laatste, welke gradaties van resultaat of ongeluk komen aan de orde? In feite heel veel aspecten, wat er maar over te verzinnen valt. En vooral wat nu nog niet wordt verzonnen, maar even later wel.

Deze discussies dringen zich op wanneer je denkt aan deze ‘killerrobots’, die dus ook een doelstelling waar moeten maken, bedacht vanuit de soms ronduit slechte gezindheid van bouwers, overheden, politici en de programmeur.
    Het meest vreemde is het gemis van deze noodzakelijke pittige discussies. Gaat het weer als altijd, dat de Verenigde Naties en de diverse – elkaar naar het leven staande – bondgenootschappen er pas over nadenken als het kwaad al is geschied?
    Ook hier zou het voorzorgprincipe moeten gelden. Verbod, tenzij! En niet eerst bouwen en dan weer beheersen, wat gewoon neerkomt op een nieuwe wapenwedloop met een enorm ‘potentieel’ aan slachtoffers en verwoesting, dus ook van machtsmisbruik.

Laat vredesbewegingen, de politiek en weldenkende mensen zich uitspreken. Het is zo paradoxaal. Niemand is gebaat bij een moordende en verwoestende technologie, en tegelijk is die al reëel aanwezig. Terwijl in feite de mensheid nog maar in haar kinderschoenen staat. Het hoeft nog niet te gaan om een de Apocalyps, maar kleinere oorlogen kunnen evenzeer verwoestend, uitdijend en nauwelijks af te stoppen zijn.

Natuurlijk zal de lezer nu voorbeelden kennen waar er wel wordt nagedacht en gewaarschuwd. Dat is echter nog geen verdrag of wet, laat staan een rem om vrijwel zonder enige regulering alles maar uit te vinden. Ook het kwaad.
    Op het gebied van killerrobots ben ik maar een gemiddelde krantenlezer. Net als alle andere normale lezers zie ik soms een artikel over killerrobots of robotisering voorbij komen. En er ontstaat langzamerhand  op tv een soort beeld wat er allemaal gaat kunnen. Maar een grote beweging, een poging iets te beheersen dat onbeheerst levensgevaarlijk is, staat hooguit in haar kinderschoenen.

Er is één argument dat niet geldt, dat slechts neerkomt op een drogreden. Er zijn mensen die zeggen dat een automatisch wapen niet zo erg is zolang die maar doet wat wij willen, dus niet zichzelf programmeert of zelfs zelfprogrammerende wapens kan maken. Maar wat ‘wij’ willen? Is dat altijd zo zuiver? Met dat argument zouden er ook geen oorlogsmisdadigers bestaan. In tijden van oorlog, met welke oorzaak dan ook, zijn mensen geneigd zich niet aan afspraken en regels te houden. Sommigen gaan dan nog verder en vermaken zich over ‘ethische’ tegenstanders, die dat wel doen. Die worden gewoon uitgelachen ‘Sliep-uit!’

Al met al moet de regulering dus snel, doeltreffend en geavanceerd zijn. Weet ik er te weinig van? Misschien wordt aan dit ‘veel verbieden’ van deze ontwikkeling wel gewerkt. Toch waag ik te betwijfelen of dat in voldoende mate gebeurt. Het ligt meer voor de hand dat Trump en Poetin liever aan iets anders werken.
      Er bestaat een groot risico van ‘mosterd na de maaltijd’. Wat kan dan nog in de hand worden gehouden? Acties over deze kwestie verdienen alle ondersteuning.
      Inclusief de steun van de vermeende ‘groten der aarde’, want zij zullen zich allicht vergissen en denken voorop te lopen, terwijl ze al gepasseerd worden.






Een organisatie die duidelijk wel aandacht besteedt aan killerrobots is PAX.
Zie bijvoorbeeld: https://www.paxvoorvrede.nl/publicaties/alle-publicaties/keeping-control

Over belangrijk onderzoek naar wapenhandel, zie http://www.stopwapenhandel.org/
















zondag 26 november 2017

Een stille woudvijver (over nakakelen)


Op zondag de krant van zaterdag lezen confronteert je met het feit dat wat vóór woensdag gebeurde, donderdag met commentaar rondgetwitterd wordt, vrijdag op tv komt en dan zaterdag nog eens met ongeveer dezelfde inhoud breeduit in de krant staat. Op de rustdag denk je dan, wat een moeite gedaan nog een duit in het zakje te doen. Allemaal dezelfde meningen? En over een paar dagen is alles weer vergeten? Nu een stelletje Woudfriezen een demonstratie verhinderd hebben schijnt de Randstad weg te drijven van het platteland. Nooit geweten dat ze daar dreven. Dat er overal mensen zijn die heel emotioneel reageren, dus heetgebakerd zijn terwijl ze zichzelf bij uitstek nuchter noemen is toch al lang bekend? Tal van kloven worden nu ontwaard. Maar voor je het weet concludeer je in alle mediageweld dat deze daadwerkelijk bestaan of juist helemaal niet, terwijl je helemaal vergeet dat de echte kloof misschien totaal over het hoofd wordt gezien. Zoals die bestaat in ‘je niet serieus genomen’ voelen. Dat duidt op een kloof en daarin stemmen de voor- en tegenstanders van Zwarte Piet volledig overeen. De media hadden immers de discussie willen stopzetten? Was dat nu rationeel of emotioneel? Of levert dit debat voor hen te weinig op en lopen er zelfs abonnees weg?

Hoe het zij, dit is een van de vele voorbeelden van discussies waarin men meningen vrolijk nakakelt. Het lijkt wel Pasen in plaats van Sinterklaas. Mijn ei hoort erbij.
    Het mooie boeddhistische boek ‘Een stille woudvijver’ wijst op het gevaar van imitatie en beveelt aan: ‘Imiteer niet!’ Mensen hebben de neiging hun voorbeelden te imiteren: ‘Ze worden kopieën, afdrukken, reproducties.’
    Daarbij wordt een symbolisch verhaal vertelt van een oefenmeester die mank loopt en rijpaarden traint, die echter naar het voorbeeld ook gaan hinken.
    Het boek beveelt bovendien leraren aan bewust te zijn van het feit dat ze als voorbeeld dienen, dat mogelijk wordt nageaapt. Dat kan de Zwarte Pietendiscussie helpen. Eerst bezinnen voor je je nuchterheid afwerpt en met de wolven mee wilt huilen in het bos.

Zolang er nog één kind wordt gepest om zijn huidskleur lijkt het mij verstandig als tegengif inderdaad een wat vrolijker, veelkleuriger presentatie te zoeken voor die hulpjes van de Sint.
En trouwens ook het woord ‘knecht’ erbij dan maar niet meer te noemen.
    Immers, het voorbeeld telt. Soms is één ervan al voldoende.




Boek: Jack Kornfield en Paul Breiter (red.), Een stille woudvijver, De inzichtmeditatie van Ajahn Chah, Uitgeverij Asoka, Nieuwerkerk aan de IJssel 2000, p. 82.














maandag 20 november 2017

Kernenergie: een onvermijdelijke kwestie


Een moeilijke vraag moet je ook durven te stellen. Zoals dat het innemen van een standpunt over kernenergie momenteel een echt dilemma laat zien. Een dilemma is een probleem van een botsing van twee waarheden, of soepeler gezegd, van twee mogelijkheden waar in vergelijkbare mate iets voor en tegen te zeggen is.
    De vraag of je momenteel voor of tegen de invoering (of afschaffing) van kernenergie moet zijn, is zo’n dilemma. Inderdaad ‘momenteel’, de conclusie kan anders worden dan voorheen of in de toekomst.
    Een echt dilemma? Dan moeten juist de actief betrokkenen op dit veld van vragen tot een duidelijke keuze komen!

De ene kant van het tweesnijdend zwaard is het activistisch standpunt tegen kernenergie. Kernenergie is gevaarlijk, er is een groot afvalprobleem, er is een link met oorlog en vrede door de kernwapens, en het is niet nodig als er betere alternatieven zijn. Dit is allemaal zo of er bestaat een risico dat het zo wordt, waarbij je uit voorzorg de veilige kant moet kiezen.
    Dit standpunt is zeker actueel. Zeer recent was er bijvoorbeeld vlak over de Groninger grens een lek in het koelwatersysteem van de Emslandcentrale. Terecht stelt de SP hier kritische vragen over, omdat de bevolking in deze omgeving niet helder wordt ingelicht. Deze centrale kent een hele geschiedenis van incidenten. Redenen genoeg om kritisch te blijven over kernenergie.

De andere kant van het duivelse dilemma kent ook relevante argumenten. De voorgenomen maatregelen tegen de opwarming van het klimaat zijn nog zeer onvoldoende. Allerlei belangengroepen, denk bijvoorbeeld aan directies van vliegvelden (etc.), traineren de benodigde maatregelen. En eigenlijk zijn die maatregelen nog niet eens goed in beeld, zo lijkt het. Intussen is er sprake van dat de opwarming deze eeuw wel met drie graden kan oplopen, dus veel meer dan men zegt te willen, de zogeheten klimaatdoelstellingen. Voor de natuur, voor de aarde, voor de maatschappij, op talloze terreinen levert zo’n opwarming enorme problemen en rampen op. Ook nieuwe oorlogen en grensconflicten liggen op de loer.
    Kernenergie zou een overbruggings-energiebron kunnen zijn. Want wat zijn de voordelen ervan? Geen CO2-uitstoot, veiliger centrales dan vroeger, mogelijk van meet af aan zorgvuldig om te gaan met het kernafval. Het zou de opwarming kunnen temperen. En mocht de mensheid ooit zonne-energie goed gebruiken en alle verspillingen verboden en te vermijden zijn, dan kunnen die centrales wel weer dicht.
    Kortom kernenergie lijkt een goede, misschien zelfs haalbare oplossing voor de korte termijn, met enig risico, maar lang niet zo’n groot gevaar als niets doen of veel te traag wat doen.

Dit zijn natuurlijk niet alle argumenten. Maar er is wel een duidelijk dilemma. Werkelijk grondig op korte termijn alle benodigde maatregelen treffen om de opwarming tegen te gaan vergt veel energiekere collectieve ingrepen dan nu gebeurt.
      Eerder schreef ik in deze blog over het voorzorgprincipe. Wat is hier nu de juiste voorzorg? En op welke termijn moet die effectief zijn? Natuurlijk kun je ook het ene doen en het andere niet laten. En vooral de wegkijkers in politiek, bedrijfsleven en onder de bevolking helder aanspreken.

Er zal echter hoe dan ook harder en stelliger gediscussieerd moeten worden over de toekomst. Een echt dilemma over belangrijke vragen dwingt oplossingen af. Ook oplossingen die waarschijnlijk veel minder ideaal zijn dan je je voor kunt stellen. Soms zijn dingen nodig die je liever niet hebt.
    Overigens hoeft hier niet noodzakelijk de conclusie te zijn dat je nu wel voor kernenergie bent. Het kan ook de harde stok achter de deur zijn die opzweept nu echt te doen wat nodig is, hoe impopulair sommige maatregelen ook kunnen zijn.
    Een echt dilemma vraagt om een echte conclusie, maar het kan heel goed een heel andere en slimmere zijn dan je vooraf dacht. Anders was het nauwelijks een dilemma.









maandag 13 november 2017

De angst in Irak, Nederland en Spinoza’s Theologisch-politiek Traktaat



‘Als de mensen in staat waren al hun zaken volgens een vast plan te regelen of als hun lot hun altijd goed gezind was, zou het bijgeloof geen vat op hen hebben.’  –  Spinoza



De oorzaken? Van het ontstaan van Islamitische Staat? De keer op keer gestelde vraag leidt vaak naar het antwoord dat uitzichtloze omstandigheden ertoe bijdroegen dat jongeren vertrokken naar Syrië, geradicaliseerd. Opgepikt door demagogen die er een organisatie van maakten.
    En van het populisme? Deze ook vaak gestelde vraag leidt in feite tot hetzelfde antwoord. Het ‘Ze pakken onze banen af’ betekent gewoon ook een gebrekkig perspectief, uitzichtloosheid. Opgepikt door demagogen die er een organisatie van maakten.
    De twee ogenschijnlijk totaal uiteenlopende situaties, het Midden-Oosten en Europa + de Kaukasus, voorzien in vergelijkbare posities voor mensen en volkeren, jongeren en ouderen.
      Het ene spiegelt zich aan het andere.

Een overkoepelende aandacht voor de angst en aanvallen op de schijnbaar ooit zo vertrouwde identiteit van velen, vind je bij Benedictus de Spinoza. Lees niet alleen zijn ‘Ethica’, lees ook zijn heel actuele ‘Theologisch-politiek Traktaat’, uit 1670.
    De allereerste regel in de ‘Voorrede’ zegt het al: ‘Als de mensen in staat waren al hun zaken volgens een vast plan te regelen of als hun lot hun altijd goed gezind was, zou het bijgeloof geen vat op hen hebben.’
    Vat op het eigen leven? Maar dat was in Spinoza’s tijd vaak niet zo, en nu niet. Door verlies aan identiteit en grip, door gebrek aan gerespecteerd worden, door al die onzekere situaties die daardoor weer ontstaan, nemen mensen hun toevlucht tot wat Spinoza ziet als irrationele opvattingen en praktijken. Het is niet het atheïsme, het christendom, de islam of het boeddhisme, het is een bepaalde manier van omgaan ermee, ontstaan uit angst.

Is er ook een schuldvraag van belang? Bij de middeleeuwse kruistochten weet je het wel. Het waren de christelijke en islamitische helden die de andere niet respecteerden, onderweg tal van personen en groepen vermoordden en bovendien zich ‘en passant’ verrijkten.
    Nu zijn er ook kruistochten. Het begin? Rusland valt Afghanistan binnen, Al Qaida valt New York aan, de grote president van de Verenigde Staten vernietigt de structuur van Irak en zet de soennieten voor schut. Doden en martelaars volop. Inderdaad is het zo met de waardigheid, het respect en de grip op het leven wel gedaan. Oorzaken en spiralen van het verder veroorzaken. De wereld in brand gezet door machtige mensen die vooral niet voor het Internationaal Strafhof komen.

Enig begrip mag er zijn. Betrek de strijders weer bij de samenleving, bevestig hun identiteit voor zover die past in de samenleving, geef hen respect en vooral ook werk. Stop niet alle ‘kleintjes’ in de cel zolang de ‘groten’ vrij loslopen.

Over de oorzaken kun je concreet zijn, maar de algemene visie van Spinoza spreekt ook boekdelen: ‘Want zolang de menselijke geest in twijfel verkeert, slaat hij bij het minste of geringste naar deze of gene zijde door, vooral wanneer hij opgejaagd door hoop en vrees aarzelt; in andere omstandigheden is hij weer vol overmoed, pochend en opgeblazen.’





Bron: Benedictus de Spinoza, Theologisch-politiek Traktaat, Vertaling door F. Akkerman, Wereldbibliotheek, Amsterdam 1997, p. 82.















maandag 6 november 2017

Een verkeerde ethiek voor de dode mammoet


Geen mammoet wil alleen zijn. De mammoet is een kuddedier. Als hij alleen is, is hij uitgesloten van zijn normale gedrag.
    Leuk dit te zeggen van een dier dat niet eens bestaat?

Maar dat kan veranderen. Al een poosje geleden woonde ik een lezing bij over mammoeten, met name de resten ervan die men tegenwoordig in Siberië met regelmaat vindt. De oorzaak is vooral de opwarming, waardoor de permafrost smelt. Daar worden hele mammoeten en onderdelen gevonden, van jonge en volwassen exemplaren.
    En gaat de mammoet weer bestaan? Bij de nieuwe vondsten vindt men meer als vroeger niet alleen de uitgeteerde botten, maar ook merg, darmen en maaginhoud. Kortom, er wordt veel meer gevonden en met de moderne en toekomstige DNA-technieken kan wellicht de mammoet tot leven worden gewekt.
    Nog even een slotvraag van die lezing. ‘Moeten mammoeten tot leven worden gewekt?’ Het antwoord luidde ongeveer: ‘Neen, er is geen passend leefgebied en het zijn kuddedieren. De goede levensvoorwaarden voor dit dier zijn er niet meer, dan moet je er ook niet aan beginnen.’

Hiermee komt een belangrijke ethische vraag aan de orde. Als iets technisch kan met de huidige en toekomstige DNA-technieken, wanneer is dat dan acceptabel of zelfs wenselijk? Aangezien deze vraag tal van levensterreinen en heel het leven kan raken, vraagt dit natuurlijk om een veel meer omvattende en geconcretiseerde ethiek. Maar laten we ons even voor het hier en nu beperken tot de nog niet levende wolharige mammoet. Heeft die slechts een historische status of juist een wenkende toekomst?

In een bijlage van De Volkskrant van 28 oktober jl. stond een artikel over het weer tot leven wekken van de uitgestorven of, beter gezegd, door de mens uitgeroeide trekduif. ‘Eigen schuld, dikke bult’, kun je dan zeggen. Had het dier liever met rust gelaten. En passant werd in het interview ook nog even gevraagd of de wolharige mammoet dan ook al in beeld is voor de wederopstanding.
      Antwoord: ‘Het komt er zeker een keer van. Er zit een hoop druk achter dat project. Dit is de meest tot de verbeelding sprekende soort.’

Nou ja, denk ik dan, een ook al overleden mens spreekt kennelijk minder aan dan een mammoet. Maar serieus, het is ethisch bezien een absurd antwoord. Als het groot is en tot de verbeelding spreekt, is dat een voldoende argument een dier tot leven te wekken? En de druk erachter, is die gewoon commercieel?
    Ethisch bezien moet je je eerder afvragen, als je er al aan begint, wat je tot leven wekt. Worden dit gelukkige dieren? Je kunt je voorstellen dat een kuddedier pas echt leeft en zich gaat voortplanten als er voor hem een passende leefomgeving bestaat. Wilde natuur. Dus de ongerepte steppe, met bijbehorende vegetatie en andere dieren.
      Hoe groot moet dat leefgebied worden voor de mammoet? De grootte van een sportcomplex of van heel Noord-Nederland? Het eerste is veel te klein, het tweede absoluut onhaalbaar. Er wordt dan gemakshalve soms naar Siberië verwezen, maar hoe zit het daar met de toekomst van de steppe en de smeltende permafrost? De steppe met een muur er omheen? En hebben de mensen die daar wonen er ook nog wat over te vertellen, of gunnen we de Russen en inheemse volken die inspraak niet?

De ethiek van de mammoet. Kan een nieuwe mammoet ‘gelukkig’ leven? Wat zijn de voorwaarden hiervoor? En waarom stel je zo’n vraag juist bij dit dier? In ieder geval is een louter commercieel of ‘spectaculair’ criterium totaal onvoldoende en onlogisch. Een gemis aan ethiek voor dier en mens.
    Het is als zo vaak. De techniek loopt voorop. Nadenken en een ethiek hobbelen er achteraan. De filosoof Georg Hegel zei het al en de krant speelt het spelletje wel mee.
    Wanneer wordt de maatschappij volwassen en geldt de oude eis weer van ‘Bezint eer ge begint?

















donderdag 2 november 2017

Hoe zit het met de nationale ‘belijdenis’ van een socialistisch programma?


‘Inderdaad staat de internationale belijdenis van het socialistisch programma nog oneindig diep beneden die van de vrijhandelspartij.’

Karl Marx


Bij het verschijnen van mijn laatste boek ‘Het speelveld van de vrijheid’  heb ik gezegd dat dit, samen met enkele essays, een voorzet is voor een uitgebreider werk over het thema vrijheid en macht. Op mijn website www.jasperschaaf.nl is hierover meer te lezen. Genoemde datum van verschijnen is 2018.
    Inmiddels is de opzet wat veranderd. In principe hetzelfde thema, maar dan niet zozeer een uitbreiding en verdieping van staatsfilosofen, maar een uitwerking die gericht is op de praktische politiek. Het nieuwe thema wordt voor een groot deel bepaald door de machtsvraag: hoe kunnen socialistische en progressieve bewegingen duurzaam meer invloed uitoefenen? Dat brengt de analyse vooral ook op de vraag naar samenbundeling van krachten.
    Het klinkt wat zwaar en is een oud thema. Zie het motto hierboven. Marx vond al dat het socialistisch programma te zwak werd uitgedragen door de arbeidersbeweging. En het slotmotto van ‘Het communistisch manifest’  riep ook al op tot eenheid van de arbeiders. Dat is zo actueel als wat. En ook zo lastig als toen.
    Het thema is wat veranderd, maar 2018 is nog altijd in beeld. Het boek wordt niet zo omvangrijk als eerder bedoeld. Er zijn vrij korte apart leesbare hoofdstukken in de maak.


Als kleine impressie een kort stukje (nog ongecorrigeerde) concepttekst uit hoofdstuk 15 Kunnen linkse mensen eigenlijk wel samenwerken?

------ Dit boek is hopeloos naïef. Ieder actief en dan samenwerken? Nooit kwam in Nederland een stevige, langdurige samenwerking tussen uiteenlopende socialistische en maatschappijkritische groepen en partijen echt van de grond. Nu opeens wel met behulp van een dun boekje? Dat kan niet.
      Als ik iemand vertel wat ik bezig ben te schrijven is dát ook direct de eerste reactie. Soms met een opsomming erbij van wie en wat er in de politiek allemaal niet deugt. Voorbeelden te over, uit de parlementaire politiek en het randgebeuren. Voorbeelden van ver weg, zoals Den Haag, en van dichtbij, de onbetrouwbaarheid heeft men zelf meegemaakt. Moet ‘ik’ met die lapzwansen samenwerken? De term verrader valt nog net niet. En weet je nog wat ze toen geflikt hebben ...? Ik ben niet voor niets van partij veranderd. Of noem je dat soms socialisten …? Vul het verder maar in.
    Zo kun je je langdurig met onderling getwist bezighouden en wat blijft er dan van de strijd over, waar resulteert dat in?
    Het kan dus niet. De consequentie is dat de gemarginaliseerde politiek van links voor een groot deel gewoon blijft bestaan. Partijen en groepen blijven vanuit hun eigen min of meer heldere gelijk redeneren en hebben gerust wel wat politieke invloed. Een beetje gewicht in de schaal, maar in de kern blijft veel van het sociaaleconomische stelsel vrijwel onaangetast. Liberalen doen dat slimmer, daar wijst Marx al op: ‘Inderdaad staat de internationale belijdenis van het programma nog oneindig diep beneden die van de vrijhandelspartij.’ Het socialistisch programma kan niet tippen aan de eenheid in de koers van het kapitaal.
      Kapitalisten concurreren elkaar de tent uit, maar vormen politiek vaak een duidelijke eenheid. Zie hun op internationale schaal bestaande eensgezindheid van de huidige neoliberale koers. Een beetje bijspijkeren mag gerust, want de koers blijft toch onaangetast. Marx is in ‘Kritiek op het programma van Gotha’  en ‘Loon, prijs en winst’  hard in zijn kritiek op de arbeidersbeweging, misschien ook uit teleurstelling. Hij uit dit openlijk, terwijl hij heel goed beseft dat hij zelf deel uitmaakt van de leiding. ------


Als impressie ook de titels van een paar geplande hoofdstukken. Zoals het nu lijkt komen er 18 hoofdstukken in. Enkele titels ervan:
1     De stelling ‘Een betere en socialere samenleving is mogelijk.’  Logisch toch?
2     Aristoteles en de actualiteit
4     Klimaat, evolutie en maatschappijvisie
7     Hegel, Feuerbach, Marx, de maatschappelijke vervreemding en het klimaat
8     Een kanttekening bij Marx’ werk en Marx-interpretaties
       De twee historische pijlers voor een structureel socialer perspectief
10   Geschiedenis, democratie, Rosa Luxemburg en de actualiteit
       De drie politieke pijlers van een strijdbare democratische socialistische partij
11    De neutrale mens, zijn wereld en de vervreemding
14    Het speelveld van de vrijheid en het proletariaat van nu
       Verspilde macht, ofwel Een dubbel appèl om mee te doen
16    Het vanzelfsprekende opheffen – Inzet, macht, structuur, Machiavelli en Spinoza


Het is nog even wachten dus en als er vragen over zijn, stuur een mail. En zeker in 2018 hoor je er meer over.



Bron van het citaat van Marx: Karl Marx, Kritik des Gothaer Programms, in Marx Engels Werke, deel 19, Berlin 1976, p. 24.

Informatie over mijn boeken, zie de website www.jasperschaaf.nl















woensdag 25 oktober 2017

Het voorzorgprincipe en de insecten


Voorzorg, het voorzorgprincipe. Voorkomen is beter dan genezen. Het is een eenvoudig principe, maar het wordt niet altijd ook zo eenvoudig toegepast. Want met risico’s valt veel geld te verdienen.
      Neem het gif, dat probeert men zo te maken, dat het geen ongewenste bijwerkingen heeft. Of dat ze in ieder geval niet opvallen.

Het voorzorgprincipe is een maatschappijkritisch ethisch principe dat wil vermijden dat een overhaaste invoering van nieuwe technieken desastreus uitwerkt. Het gaat hierbij onder meer om de bewijslast. Wanneer bedrijven een mogelijk schadelijk product op de markt brengen moeten zij de werkelijke onschadelijkheid bewijzen, niet de tegenstanders de schade.
      Het is een wetenschappelijke veiligheidsklep. Onbewezen veiligheid is politiek een onveiligheid. Maar helaas, bedrijven met hun invloed wringen zich in alle bochten om een schijnveiligheid tot het hoogste en zaligmakende goed te verheffen. Er staan dan meestal grote financiële belangen op het spel, waarvoor politici zelden ongevoelig zijn. Zelden weerbaar genoeg.
    Vaak gaat het om complexe veranderingen en producten. Wat is er makkelijker dan zich verschuilen achter een moeilijkheid? ‘We hebben het niet geweten?’

Het voorzorgprincipe kent in de filosofie al een hele traditie. De existentialist Martin Heidegger (1889-1976) gaf het een plaats in zijn techniekkritiek. Hij wees op de gevaren van een overheersende macht van de techniek, die de mens geweld zou aandoen.
      De filosoof Hans Jonas (1903-1993) wilde grenzen stellen aan de overheersende techniek en zei dat het voorzorgprincipe het primaat moest hebben. Dan is het een hanteerbaar ethische principe bij alle geweld van de techniek en het geld erachter. Gevaren uitsluiten, er niet aan beginnen als er bekende en nog onbekende risico’s zijn.

Dit principe is door de hedendaagse complexiteit van de (bio)technologie extra van belang. En ook omdat de huidige (digitale) media zo enorm handig en invloedrijk inspelen op de opvattingen van boer en burger. Die denkt: ‘Je wilt toch niet achterblijven?’ Of de boer kan het niet eens door de uitstaande leningen bij de kredietverstrekker, de bank.
    Voorzorg als primaat, als eerste beginsel als het om de aarde, de natuur en uiteindelijk het leven gaat. Dat is toch niet zo gek, zelfs voor de hand liggend in een samenleving die je graag wilt behouden? Mens en natuur als maatstaf boven een techniek, waarvan de uitwerking voor een deel een blind proces is. Om dat te beseffen hoef je geen filosofie te studeren.

En het gif, in het boerenbedrijf, valt het gebruik ervan echt niet op? Dan nog zou het voorzorgprincipe moeten gelden.
    Maar het valt wel op. Recent Duits onderzoek meldt een enorme teruggang van het aantal insecten. Probeer dan maar eens te bewijzen dat de intensieve landbouw daar niet schuldig of medeschuldig aan is. In Duitse natuurgebieden is er een terugval van maar liefst 75%. De reactie op deze nieuwe feiten is onder meer dat er meer onderzoek moet komen naar de oorzaken van de sterfte en teruggang.
      Oké, maar dat nieuwe onderzoek mag geen uitstel van maatregelen betekenen. Want ook bij bestaand gebruik geldt het voorzorgprincipe: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald! Stopzetten in het toelaten en gebruik van producten die mogelijk schadelijk zijn. De weerstand die dat oproept bij kapitalistische giganten als Monsanto moet de politiek maar op de koop toe nemen. Stopzetten én verder onderzoek. Niet eerst onderzoek en later pas wat doen.

Elk boek met enige ecologische inhoud vertelt je dat in de voedsel- en vruchtbaarheidskringlopen insecten een essentiële betekenis hebben. De mens weet dit al lang. Zo’n 10.000 jaar geleden ontdekte hij hoe planten en dieren te domesticeren. Hij leerde ook dat bijen in de landbouw een belangrijke bestuiver waren. Dat is nog altijd zo, uiteraard.
      Kennis over de ecologische rollen van insecten is alom verspreid. Ieder kan weten dat de huidige terugval in de insectenpopulaties voor alle leven een dramatisch effect kan opleveren.

Het voorzorgprincipe mag niet op het tweede plan komen. Dan heeft het immers in de praktijk niet meer het primaat. Het Europees Parlement heeft dat kennelijk wel begrepen. Het heeft zich nu in meerderheid uitgesproken voor een verbod op de zeer omstreden onkruidverdelger Roundup, een product van Monsanto. Maar ja, de lidstaten moeten nu beslissen en het mogelijke verbod gaat dan pas over vijf jaar in.
    Een klein succes dus, maar lang nog niet ten volle. En hier is echt veel aan de hand. Greenpeace meldde vorig jaar dat de verkoopcijfers van dit middel worden gemanipuleerd. Want de verkoopcijfers van het bestanddeel glyfosaat dat in Roundup zit, zijn  maar liefst vijf keer zo hoog als het Centraal Bureau voor de Statistiek beweerde.

Als je dat weet klinkt het helemaal niet onwaarschijnlijk dat insecten het loodje leggen. Weliswaar is dan de schadelijkheid van een dergelijk middel deels nog onbewezen, nog niet definitief, maar daarvoor hebben we het voorzorgprincipe. De producent moet, wetenschappelijk grondig en vanuit meerdere kanten getoetst, eerst de volledige onschadelijkheid aantonen. Bovendien moet onafhankelijk onderzoek dat ook doen, met harde gelijkluidende resultaten.
      Lukt dat niet, zijn er twijfels, dan weg ermee! Laat de voorzorg geen nazorg worden.







Krasser (Chorthippus parallelus)
 in het Kienveen bij Lochem











maandag 23 oktober 2017

Onderwijsacties en een concrete vraag met algemene strekking


De staking van het basisonderwijs op 5 oktober jl. was een succes. Maar liefst 60.000 juffen en leraren kwamen naar het Zuiderpark en het gros van de scholen staakte. Een algemene onderwijsstaking dus, op het juiste moment krachtig aangewakkerd door ‘PO in Actie’, mede opgezet door de onderwijsbonden en aangemoedigd door de rest. Nog lang niet alle eisen met betrekking tot de salarisachterstand en werkdruk zijn ingewilligd, de strijd gaat door.

Dagblad De Stentor schrijft nu (21 oktober) dat er verdeeldheid is ontstaan over de vraag of Jan van der Ven van ‘PO in actie’ nu voorzitter moet worden van ‘de Onderwijscoöperatie’, een club voor en door leraren, gericht op de inhoudelijke onderwijsontwikkeling. Die organisatie wordt bestuurd door de vakbonden en volgens De Stentor blokkeren die de benoeming van de voorman van ‘PO in Actie’. Terwijl ze op 5 oktober zo harmonieus leken samen te werken.

De ondertoon van het hele artikeltje is dat ‘meester Jan’ progressief, zelfs revolutionair is en de oude vakbonden wel wil vervangen door een brede beroepsvereniging, waar leraren direct lid van kunnen worden. Onafhankelijk van – wat genoemd wordt – ‘lidorganisaties’, dus van de vakbonden.

Het korte artikeltje kan ik niet een-twee-drie op waarheid controleren, maar bij dit concrete punt is wel een algemene vraag in het geding. Een vraag waarover de media graag hun eigen mening laten horen en zitten te stoken tussen vakbonden, achterban en actieve werknemers. De vraag is of de vakbond niet uit de tijd is, en ‘alles’ moet worden vervangen door directe inspraak. En dat bovendien ‘inhoud’ moet prevaleren boven ‘machtsstrijd’. Bestaat hier echt een onoverbrugbare tegenspraak?

Nu verdient ‘PO in actie’ alle credits op het juiste moment, met de juiste toon, actief en doeltreffend het basisonderwijs in beweging gezet te hebben. Alle lof.
    Maar ook de bonden verdienen lof. Wakkergeschud, zijn ze niet de concurrentiestrijd aangegaan, maar hebben in eenheid opgetreden. Mede waardoor de acties massaal en breed zijn.

Over zowel de spontane acties als de vakbondsstrijd kunnen voor de verdere toekomst kritische dingen worden gezegd. Hoe houd je zo’n spontane actie vol als dat voor langere tijd nodig is en ook tegenslagen te verwerken zijn? Niet alle spontane acties vallen goed, en ook in de sociale media opgezette acties hebben vaak maar voor een beperkt deel succes of beklijft het resultaat ervan te weinig. En voor de bonden zijn er natuurlijk de risico’s weer eens in de polder te verzanden.

De tegenspraak is echter wel op te heffen. Eigentijdse opgave is vooral de tegenstelling tussen ‘spontaan en machtsvorming’, en die van ‘inhoud versus macht’ te overwinnen. Beide invalshoeken tellen en zijn zelfs van groot belang. Koester daarbinnen de samenwerking. Benut de verschillende goede invalshoeken.
      Organisatie in een moderne vakbond is goed en een machtspositie in de politieke krachtenveld blijft noodzakelijk, juist wanneer meer krachten dan ooit meespelen. En tegelijk: houdt de bonden bij de les. Spontane actie prima, maar hef niet zo maar je eigen machtsposities op.
      En laat die kranten maar lullen.

















donderdag 19 oktober 2017

Een moeilijke vraag bij de situatie in Gaza


Enkele dagen geleden organiseerde de Stichting Groningen-Jabalya een avond over de situatie in Gaza. Ingrid Rollema van de Stichting Hope vertelde over creatieve projecten met kinderen en jongeren in Gaza. Films erbij, en zo werd duidelijk dat het project Open Studio enorm veel betekent voor de jeugd in dit alleen gelaten land.
      Alleen gelaten, de bewoners van Gaza leven met de meest minimale middelen, die voor het leven nodig zijn. In hoge mate opgesloten en alleen gelaten door een wegkijkende wereld. De steden verwoest, het land vergiftigd. En toch zie je op de films de creatieve kracht van jongeren die staan te dansen. En zie de kinderen tekenen, therapeutisch, als je denkt over hun trauma’s. Tekeningen zoals kinderen die maken.
      Maar de politieke situatie is uitzichtloos, alhoewel: gelukkig praten de fracties en leiders van Palestina weer met elkaar. Hopelijk nu met een resultaat dat beklijft. Dat kan misschien nieuwe perspectieven bieden.

Op deze avond werd de vraag gesteld: is er een perspectief voor Gaza? Dat is een vraag van universele betekenis. Steun bieden moet in iets positiefs resulteren, en wat als dat niet zichtbaar is? Zijn mensen niet geneigd om niets meer te doen als het echt moeilijk wordt? Is dat de reden waarom er eigenlijk zo ongelooflijk weinig aandacht is voor Gaza?
    Met de vraag werd dus bedoeld: is er nog hoop? Het antwoord luidde: ‘Neen.’ Waarmee bedoeld werd, ik zie het niet voor me, gezien de situatie van nu.

Indirect werd natuurlijk gevraagd: ‘Maar waarom ga je er dan mee door?’ Al die inspanningen.
      En dan moet je opletten: Er zit hier  een enorme adder onder het gras. Alsof je niet door moet gaan met steun te bieden voor de mensen die er nu zijn, de kinderen, de jeugd, de volwassenen en de ouderen, de gewonden en gehandicapten.
      Je moet doorgaan. Of moet je omdat er nu geen beter en helder perspectief is dan maar stoppen? Betekenen de mensen van nu niets?
    De vraag is niet cynisch bedoeld, maar zo’n consequentie ligt makkelijk op de loer.

Soms moet je gewoon doorgaan, ook al weet je niet of je een positiever einde nog mee zult maken. Het zou toch goed en eigenlijk gewoon menselijk zijn, dat alle in de steek gelaten volkeren en groepen steun krijgen. Steeds maar door, al moet er natuurlijk tegelijk naar een sterker uitzicht voor de toekomst worden gezocht. Het een sluit het ander niet uit.

Het is dan geen doorgaan tegen beter weten in. Het is de juiste aandacht voor het hier en nu. Nederlanders vragen vaak bij een collecte, komt het geld wel goed terecht? Dat weet je niet altijd en soms moet men na nieuw geweld ook nog helemaal opnieuw beginnen. Tegelijk moet je er toch op vertrouwen. Voor wie het nu nodig hebben.




Informatie over de Stichting Hope en Gaza, zie www.hope-foundation.nl/

Informatie over de Stichting Groningen-Jabalya, zie www.groningen-jabalya.com/

Informatie over Gaza en de politiek met betrekking tot Palestina, zie www.rightsforum.org













zondag 15 oktober 2017

De collectieve sector als sluitpost van het kapitaal


Zorg, het zal me een rotzorg zijn? Zo is het niet helemaal. Ook in een kapitalistische maatschappij bestaat een collectieve sector, die tal van voorwaarden voor het voortbestaan van het economisch stelsel vervult. Maar als het kan graag op een koopje!
      Niet een stelsel van zorg staat centraal met een bijbehorende economie die daartoe de middelen verschaft, maar een stelsel dat zich richt op winstmaximalisatie. Daarbij zijn nu eenmaal werkers en consumenten nodig (nog wel!) die begrijpelijkerwijs dus voorzieningen nodig hebben. Een vervelende kostenpost. Dat kapitalistische idee wordt tot op de dag van vandaag royaal gesteund door de overheid, door de zorg te kortwieken en voor de bedrijven belastingen te verlagen.
      Dat per saldo aan mensen nodige ondersteuning wordt onthouden en tegelijk de ongelijkheid tussen personen en groepen ermee in stand wordt gehouden, wordt op de koop toe genomen. Het (neo)liberalisme heeft immers voldoende machtsposities dit voorlopig zo te doen.

De collectieve sector bestaat niet alleen uit zorg, zoals ieder weet. En crisissituaties bestaan niet alleen bij wijkverpleging en bijvoorbeeld ziekenhuizen, maar ook bij politie en leger. Opmerkelijk afgelopen periode te zien, dat daar waar bezuinigingen zover zijn doorgeschoten dat het systeem eronder kraakt, er afgedwongen kwaliteitsimpulsen nodig waren om de ellende echt goed aan de orde te stellen.
      Dus niet het tijdig goed afgewogen rationele argument telt, niet de redelijke kennis die ruimschoots voorhanden is, maar eerder een situatie die om een onvermijdelijke kwalitatieve input vraagt of een incident met zo’n impact dat het wel besproken móét worden. Zie deze voorbeelden van zo’n niet meer te vermijden input:

Input 1: de nationale politie. Het smeermiddel voor de overhaaste reorganisatie in de ‘persoon’ van de omgekochte (?) Centrale Ondernemingsraad werkte te buitensporig, onwettig. Werd er iets toegedekt? Dat roept een hele discussie op over het beperkte succes en het falen van de nieuwe politieorganisatie.

Input 2: het leger. Argumenten tegen de bezuinigingen waren er al lang, vertolkt door overtuigde en welbespraakte militairen. Spot viel het leger eerder ten deel, poefpoef, maar dat hielp niet. Een incident met dodelijke slachtoffers was nodig om de zaak echt op scherp te stellen.
      Hoe je ook over de veiligheidspolitiek van de Nederlandse natie mag denken, je stuurt geen jongens het veld in met onvoldoende middelen, dat is evident moreel verwerpelijk.

Input 3: de zorg. De zorg kent tal van facetten. De bezuinigingen en het door de nationale regering over de schutting kieperen van verantwoordelijkheden, de vele ontslagen, het riep acties, verzet, het mooie initiatief voor een Nationaal Zorgfonds, en ook nog tal van ijzersterke argumenten op.
      Het hielp nauwelijks, ondanks alle informatie en argumenten. Tot onder druk en misschien op een moment van onoplettendheid de ‘geniale zet’ werd gedaan om het Zorginstituut Nederland naar de verpleeghuiszorg te laten kijken. Om een bindende uitspraak te doen. En ja, als het gewoon om echte, haast vanzelfsprekende kwaliteit gaat, deugt het allemaal niet.
    Resultaat: meer dan 2 miljard extra voor de (intramurale) verpleeghuiszorg. De dwang van een echte en beslissende kwaliteitseis, dus op inhoud gericht, doet wonderen. Redelijkheid met macht, dat blijkt de goede combinatie.

De nieuwe rechtse regering wil het hier natuurlijk niet bij laten. Ze wil dat de ambulante zorg voor jong en oud, geestelijke gezondheidszorg, de ziekenhuizen en andere zorgvoorzieningen nieuwe miljarden ophoesten. Twee miljard extra naar de verpleeghuiszorg? ‘Dan pakken we dat elders wel weer af’, lijkt men te denken. Met het smoesje erbij dat deze financiële opgave weliswaar moet, maar er natuurlijk nog wel zorgconvenanten moeten worden afgesloten. Als dat gebeurt wordt de zorgverlener ook nog medeplichtig gemaakt.
      De inhoud en kwaliteit komen dus weer ver achter het financiële verhaal aan. Redelijkheid zonder macht. Eerst de wurggreep, dan pas de kwaliteit, de inhoud. En zonder verassende ingreep – zoals bij de drie genoemde punten – en zonder massale actie, zal de discussie over kwaliteit niet zoveel voorstellen. Bijvoorbeeld door de angel uit het parlementaire debat te halen door onderzoeksvoorstellen te doen en echte antwoorden op de dringende vragen door te schuiven naar Sint Juttemis.
      Het gaat om zorg en welzijn voor de bevolking, maar het blijkt zo ook een strijd tussen kwantiteit en kwaliteit.

Allemaal het oude liedje? Terecht steken de linkse partijen, vakbonden, ouderenbonden en allerlei burgerorganisaties de koppen bij elkaar om macht te vormen tegen de nieuwe verslechteringen die ingrijpen in het dagelijks leven.
    Het zou mooi zijn die nieuwe samenwerking vast te houden, uit te breiden, de visies op alles wat politiek niet deugd verder uit te diepen, alternatieven te bedenken, en een stelsel te bevorderen waarin het rijke Nederland in de eerste plaats goede zorg biedt waar dat nodig is. Een gewone prioriteit.








het Nationaal Zorgfonds, een goed initiatief!













woensdag 11 oktober 2017

Friedrich Engels, zelfstandig denker naast Marx


Friedrich Engels (1820-1895) is vanaf hun eerste samenwerking in 1844 tot aan diens dood in 1883 nauw bevriend met Karl Marx (1818-1883). Boezemvrienden, in dagelijkse briefwisselingen aan elkaar verbonden, in theorie en in politieke strijd. Toch wordt Marx vaak gezien als de geniale trekker en Engels als zijn medewerker. Dat is toch niet de goede verhouding, hoe vaak Engels zelf ook heeft benadrukt dat Marx duidelijk de grote wetenschapper van hun beiden was.

Inderdaad systematiseert Marx zijn visie op de geschiedenis en de kritiek op de kapitalistische economie, en geeft zo een zekere afronding aan hun strijd en werk. Maar in alle fasen van hun samenwerking draagt Engels veel meer dan een steentje bij. Helemaal aan het begin, in 1844 schrijft Engels het artikel ‘Schetsen van een kritiek op de nationale economie.’, terwijl Marx nog druk doende is zich van de laatste idealistische restanten van Hegels dialectiek los te maken. Dat artikel van Engels is het begin van de rode draad waarvan Marx’ ‘Das Kapital’ een veel latere fase vormt. Marx bouwt echt verder op Engels’ insteek van 1844.

Tal van situaties zijn nadien te noemen waarin Engels initiatief neemt, strijdt, kritiseert en partijen verbindt. Ook theoretisch. Zijn boek uit 1845 ‘De toestand van de arbeidende klasse in Engeland’ is een eerste sociologisch empirische en materialistische studie naar de concrete gevolgen van de diepe tegenspraak tussen kapitaal en arbeid, en over de verloedering van de arbeiders en hun gezinnen. Zo zet hij de toon. Ook emotioneel trouwens, Engels is verontwaardigd over de positie van het gewone volk.
    Of veel later. Terwijl Marx kritiek krijgt van Eugen Dühring – een soort socialistische professor die meent alles beter te weten dan Marx – reageert niet de laatste, maar juist Engels met een zeer uitgebreide reactie. Waarom hij? Omdat hij vindt dat Marx verder moet werken aan ‘Das Kapital’. Engels neemt Marx dus werk uit handen. Er zijn daarna wel mensen geweest die dat boek van Engels, de ‘Anti-Dühring’, van Marx’ visie proberen los te maken. Maar dan wordt over het hoofd gezien dat Marx wel meeschrijft aan dit boek en een deel ervan direct van zijn hand is.
      En nog veel later. Na Marx’ dood is van ‘Het Kapital’ slechts één volledig deel geschreven en eigenlijk is dat nog niet eens af. Verder ligt er een berg van concepten, tekstfragmenten of half afgemaakte hoofdstukken. Engels slaagt erin – en hij is de enige die  dit op dat moment kon – om vanuit die berg aantekeningen de verdere delen van ‘Das Kapital’ te publiceren. Tegenwoordig hoor je hier wel eens een schampere opmerking over, als zou Engels dat niet 100% goed hebben gedaan, dat redactionele werk. Maar let op, waar Marx zijn halve leven aan heeft gewerkt maakt Engels in enkele jaren af, voor zover dat kan. Kritiek nu, precies 150 jaar na het verschijnen van het eerste deel van ‘Das Kapital’, klinkt als gemakkelijk praten, hoe goed het nu ook is alsnog meer kritische reconstructies van alle materiaal te maken en alle aspecten nader te onderzoeken.

Over Engels valt veel meer te zeggen. Hij is vaak praktisch ingesteld en schuwt het politieke avontuur niet, zoals blijkt in het revolutiejaar 1848. En hij bestrijdt vooroordelen. Bij het eerste opkomende georganiseerde antisemitisme, waar sommige socialisten gevoelig voor blijken te zijn, pleit Engels hier resoluut tegen. En ten aanzien van het kolonialisme stelt hij met Marx dat een land nooit vrij kan zijn zolang het een ander land onderdrukt.
    Engels bestrijdt ook de gedachte dat socialisme voor elk land en in elke situatie hetzelfde betekent of dat socialisten altijd dezelfde werkwijzen moeten hanteren. Hij schrijft expliciet ‘dat het onzin is de beweging in alle landen dezelfde vorm te geven.’ (In Brief aan August Bebel, 1892, in MEW, deel 38, p 518.) Een idee waar veel hardnekkige latere socialisten wat van hadden kunnen leren.

Engels heeft humor. Wat is er mooier dan wat ironie in de politiek? Wanneer Marx’ eerste deel van ‘Das Kapital’ uitkomt wil Engels hier wel wat publiciteit aan geven voor de verkoop. Marx is op dat moment helemaal niet zo bekend, en net als tegenwoordig zit niet iedereen op een uitvoerige analyse van de hele economie te wachten. Liever wil men een kant-en-klaar idee hoe de betere wereld, de hemel op aarde bereikt kan worden. En dat je dat allemaal precies moet kunnen uitleggen. Daar speelt Engels ironisch en provocerend op in, een kritiek op utopisme.
    Hij schrijft dan over het net verschenen ‘Kapital’: ‘Dit boek zal menig lezer zeer teleurstellen. Al vele jaren wordt, van bepaalde kant, op het verschijnen ervan gewezen. Want hierin zou eindelijk de ware socialistische geheime leer en haar wondermiddel worden onthuld. En menigeen zal zich hebben voorgesteld, toen hij het boek eindelijk zag aangekondigd, dat hij hier nu zou ervaren, hoe het dan eigenlijk in het communistische duizendjarige rijk eruit zal zien. Wie zich op dit genoegen heeft verheugd, heeft zich grondig vergist. Hij ervaart hier echter hoe de dingen er niet uit moeten zien, en weliswaar wordt hem dit met een zeer duidelijke hardhandigheid 748 pagina’s lang uiteengezet, en wie ogen heeft om te zien, die ziet hier de eis van een sociale revolutie duidelijk genoeg gesteld. (…) Het gaat hier om de afschaffing van het kapitaal überhaupt.’ (in Rezension des Ersten Bandes ‘Das Kapital’ für die ‘Düsseldorfer Zeitung’, verschenen op 16 november 1867, in MEW, deel 16, p. 216.)

Wat Engels bedoelt is nogal wat. De duizendjarige hemel op aarde kan men wel vergeten, maar liever moet men zich inzetten het hele kapitalistische stelsel te revolutioneren. Dat is een hele klus. Niets gaat vanzelf. De arbeiders zullen moeten studeren en zich organiseren, dat laatste is een thema dat ook in Engels’ latere geschriften vaak opduikt.
    Of door zo’n aansporing van Engels in 1867 velen direct het boek kopen, is natuurlijk de vraag. Engels weet zelf ook dat niet iedereen gelijk de hele analyse zal willen volgen. Misschien was hij hierin wel realistischer dan Marx. Het boek verkoopt de eerste jaren niet goed. Dat duurt even. De eerste vertalingen en een tweede Duitse druk verschijnen vanaf 1872/73.

Alles overziende zijn Engels en Marx keer op keer kritisch en opbouwend in elkaars theoretische en praktische bijdragen. Behalve boeken getuigen honderden brieven hiervan. Voorbeelden te over, inclusief hun belangrijke coproductie ‘Het communistisch manifest’. Een langere periode van verwijdering is er – zover ik weet – nooit geweest.
















zaterdag 23 september 2017

Nog nooit iets van José Saramago gelezen? Lees dan nu 'Hellebaarden'!


‘Vandaag de dag heerst er rust, sociale rust bedoel ik, Die is nooit te vertrouwen, zei de oude man, dat is stil water, schijn, meer niet.’


De grote schrijver José Saramago (1922-2010) schreef vlak voor zijn dood nog een boek. Het is niet afgekomen, maar wel een boek, alles wat hij wilde zeggen staat er in. Dat denk ik. Hellebaarden is geen neutrale roman.’ Niets bij Saramago is neutraal. Leeft een mens echt, dan is hij niet neutraal, maar verantwoordelijk.
    Dat klinkt zwaar, en inderdaad zitten Saramago’s boeken vol met woede en waarlijk communistische maatschappijkritiek. Maar zelden wist iemand zijn verhalen zo leesbaar, ironisch en met zoveel humor en absurditeit te schrijven als Saramago.

Saramago heeft veel sociale thema’s in zijn boeken verwerkt. Vrij kort voor zijn dood bedacht hij toch nog een boek te willen schrijven. Hij vroeg zich af: ‘Zou er ooit gestaakt zijn in een wapenfabriek?’ Ja, dat kun je je ook moeilijk voorstellen, althans dat zal dan toch problemen geven, wanneer bestond er ooit een wereld zonder wapens en hoe kan de oorlog dan nog worden gevoerd?
    Van zijn vraag maakt Saramago een ironisch verhaal met een reële kern. Over de politiek en de mens in het algemeen, en over de Spaanse Burgeroorlog.

Een recensent die Hellebaarden netjes besprak vond het vooral mooi voor de bestaande liefhebbers van Saramago. Alleen die zullen dit boek aanschaffen, dacht hij.
      Dat lijkt me nu een verkeerd idee. Voor iedereen is dit leesbaar, mooi en niet-verkeerd moralistisch. Veel zinnen hebben ogenschijnlijk bijkomstige uitstapjes die wel aan het denken zetten, prachtig verwoord.
      Dat van het eigenlijke boek dan maar ongeveer 70 bladzijden klaar gekomen zijn, is helemaal geen probleem. Ieder kan die met plezier drie keer lezen en er steeds genoeg nieuws in ontdekken. De taal alleen al.

Na de eigenlijke tekst staat er – samen met illustraties van Günter Grass – een interview in met Saramago’s vrouw Pilar del Río. Zij zegt: ‘Hij stelt het bestaan van wapenfabrieken ter discussie.’ En: ‘… de realiteit wijst uit dat de wapenproductie de productie van conflicten eist.’ Zo onweerlegbaar waar dat bijna niemand dit beseft? Saramago’s woede is begrijpelijk.

In het boek zelf laat Saramago de algemeen directeur van de ‘bekende wapenfabriek belona bv’ zeggen: ‘Alle landen, wat ze ook mogen zijn, kapitalistisch, communistisch of fascistisch, fabriceren, kopen en verkopen wapens, en niet zelden gebruiken ze die tegen hun eigen inwoners.’




Hellebaarden is uitgegeven bij Meulenhoff, ISBN 978-90-290-9196-1
In het boek staat het verhaal voor zover het klaar was, enkele aantekeningen van José Saramago over dit verhaal, een toelichting van de vertaler Harrie Lemmens, een interview met Pilar der Rió en tekeningen van Günter Grass. Waardig uitgegeven!


Ben je ook kritisch over wapens, wapenproductie en wapenhandel? Kijk eens op de website: www.stopwapenhandel.org/















woensdag 20 september 2017

‘Niet meer weg te denken’ – Is dit nu een drogreden of niet?


Argumenten en valse argumenten, ze wisselen elkaar makkelijk af. Heel veel van de politiek draait op het snijvlak van beide. Ondanks de veelgeroemde democratie. Goede redenen, slechte redenen, wat is het nu precies?

Pas, begin september, liep de overleg tussen de vakbonden en de werkgevers, de bedrijfsbazen vast. Flexibilisering en ontslagrecht, beide volledig uit de hand gelopen, was het breekpunt. De werkgevers lijken dat wel prima te vinden.
    Een woordvoerder van de werkgevers zei in de media dat ‘flexibele arbeidsrelaties niet meer weg te denken zijn’.
    Laat dat maar eens bezinken. In mijn gedachten zijn ze prima weg te denken. Wat is dit nu precies, iets wat niet weg te denken is? Is het een visie op de wereldgeschiedenis? Misschien wel, inderdaad hebben werkgevers door de neoliberale hegemonie afgelopen twee decennia heel veel bereikt wat ze de eeuw ervoor waren kwijtgeraakt, de bijkans algehele macht over hun ‘personeel’. Over de werknemers, de arbeiders. In die zin is het echt ‘Historisch’. Het was gewoon lange tijd niet gelukt en nu wel, door de wind van het neoliberalisme en gesteund door de paniek van de crisis. Dit wilden en willen kapitalistische werkgevers altijd! Crisis is voor ondernemers niet alleen een risico, maar ook een kans.
    Maar dan nog, kan het argument kloppen? Je hoeft dan niets meer te doen, want wat niet weg te denken is heeft nu ook een reëel eeuwig bestaan. Of niet?
    Het gaat vooral om een wens, de ‘selffulfilling prophecy’. Je denkt het pas weg als het ook niet meer op tafel mag komen. En dat deden de vakbonden dus wel en dus beter. Spelbrekers van de drogreden. En natuurlijk bestaat er internationale concurrentie, ook zo’n veelgehoord argument. Maar daarom moeten vakbonden ook internationaal opereren en samenwerken. Inderdaad is er nog wat dat niet meer weg te denken is.
    Het is politiek en dat is wat anders dan een mystiek tijdverschijnsel. Het is kennelijk niet wat het lijkt, zoals zo vaak. De schijngestalte is slechts een klein deel van de waarheid.

En ook pas, dezelfde septembermaand. Er ontstaat een discussie in Groningen over de eventuele sloop van het bekende Cultuurpaleis ‘De Oosterpoort’.
      De plaatselijke krant getuigt van het ontluikend debat met gelijk al de nodige krachtargumenten of argumenten met een (mogelijk) misleidende nadruk. Kennelijk zijn er sloopliefhebbers die zich hier of daar al weer een nieuw cultuurpaleis voorstellen, dromen. ‘De Oosterpoort’, dat al meer dan 45 jaar niet onaardig functioneert blijkt heel goed weg te denken. Als heel de politiek het wegdenkt, is het gebouw zo gesloopt. Alleen nog even wachten op de vervanging.
    Eigenlijk zou een ware democratie vereisen dat bij het ongetwijfeld bouwkundig, duurzaamheidkundig en een beetje cultureel onderbouwde plan voor sloop verplichte tegenvisies worden geformuleerd. Wat is immers een afweging zonder alternatief? Er is sprake van een drogreden, wanneer een goed mogelijke afweging taalkundig wordt weggepoetst.

Hele en halve drogredenen, waarin de historie bij beide voorbeelden een rol speelt. Ten gunste van ‘nooit meer weg te denken’ bij de werkgevers, of van juist ‘zo snel en radicaal mogelijk wegdenken’ bij de sloop van een cultuurcentrum.

Wat nu dan te doen? Juist als het niet een-twee-drie duidelijk is, en je hopelijk al op je voelsprieten merkt dat er iets niet helemaal lijkt te kloppen, is het goed nog eens naar de argumenten te kijken.
    Vaak is het vrij makkelijk een werkwijze te vinden die de ‘ware argumentatie’, met zowel de onwenselijke als wenselijke gevolgen, blootlegt.

Bij de werkgeversbaas? Het gaat hier zeker ook om een krachtargument of wat daar tegenaan schuurt. Gewoon actie voeren dan maar, dan komen er reeksen van zwakke en sterke argumenten aan bod. Kracht van het woord aanpakken door de doelgerichte kracht van andere woorden, die voor veel mensen er écht toedoen. Wat er echt toe doet kan niet worden weggedacht.
      Dus: wég met de flexibilisering! Wég met door de werkgevers eenzijdig opgelegde arbeidsvoorwaarden! Je zult zien dat er heel wat ‘weg te denken’ is, waar sommige werkgevers alleen zo nu en dan nog maar een nare droom over hebben.

Bij de discussie over een nieuw cultuurpaleis? Wat is nu creatief tegenover het zo stellige afbraakwoord? Bijvoorbeeld dat de gemeente of raadsfracties een serieuze prijsvraag uitschrijven met als opdracht aan architecten en ingenieurs de mooiste, betaalbaarste, duurzaamste en anderszins prachtigste verbouwing te ontwerpen. Het slimste, mooiste en creatiefste antwoord verdient de hoofdprijs. De discussie gaat dan vast alras verder op een heel ander niveau, want dan staan er twee echte alternatieven tegenover elkaar.











woensdag 13 september 2017

De SP over klimaat en kapitaal


‘Spanning’ is het onregelmatig verschijnende tijdschrift van het wetenschappelijk bureau van de SP. ‘Spanning’ is doorgaans heel lezenswaardig en een goede basis voor verdere discussie binnen en buiten de partij.
      Vreemd eigenlijk dat het blad daarvoor niet zoveel wordt gebruikt. Wat is er nu makkelijker dan zo’n uitgave te gebruiken voor thema- en discussieavonden, met leden, anderen en andere organisaties. Maar misschien gebeurt dat ook wel en weet ik dat simpelweg niet.
      Hoera, nieuw nummer uit, wat vinden we ervan en wat doen we er verder mee?

In juni verscheen een nummer over ‘Klimaat en kapitaal’. Prima stukken over de opwarming van de aarde, CO2 emissies, het Verdrag van Parijs, de urgentie snel actie te ondernemen, de tegenwerking van een concern als Shell, de samenwerking met anderen, in dit geval het beleid en de acties van Milieudefensie, het verslechterend klimaat als boosdoener in de toename van de sociale ongelijkheid, acties in het buitenland, enzovoorts. Meer dan genoeg voor een aantal debatavonden en nieuwe politieke en actie-initiatieven.
    En niet te vergeten aparte artikelen over de tegenstelling tussen kapitaal en klimaat, met prima stukken van Eduard van Scheltinga en hoogleraar sociologie Bram Büscher uit Wageningen.

Büscher legt klip en klaar uit dat er een moeilijk maar onontkoombaar scenario ligt te wachten: ‘Om echt iets aan klimaatverandering te doen moeten we de bron van het probleem aanpakken: economische groei, of beter, de accumulatie van kapitaal. Uiteindelijk betekent dit het overkomen van het kapitalisme.’
    ‘Het hoge woord is eruit’, kun je zeggen. Helder stellen dat het kapitalistische stelsel het probleem is, en dat ondanks alle kleinere acties en overwinningen, het economische stelsel en de machtsfactoren daarbinnen opgeheven moeten worden. Je weet het wel, maar hoe vaak wordt dit nog hardop gezegd? Is dit socialistisch? Ja, so what …?

Maar wat dan te doen? Begrijpelijk dat Büscher ook zegt dat een andere economie ‘verder uitgewerkt moet worden.’ Maar toch, zijn de ingrediënten niet al bekend? Met Marx en Engels kun je zeggen dat ‘de proletariërs’, zoals de volksmassa’s die de gevolgen van verslechtering van hun leefwereld ondergaan, zich moeten verenigen. En ten tweede dat dit in alle landen moet.
      En ten derde blijkt uit het stuk van Milieudefensie in het nummer van ‘Spanning’ dat ook milieuorganisaties weten dat een goed klimaatbeleid een sociaal beleid moet zijn. Niet alleen om de wenselijkheid ervan, maar als fundamentele voorwaarde voor een echt betere wereld en sociale samenleving. Een wereld waarin egoïstisch winstbejag een effectief klimaatbeleid niet langer blokkeert.

Is dit vaag? Dat hoeft het niet te zijn. Eendracht maakt macht. Partijen, vakbonden, milieu-, vredes-, en mensenrechtenorganisaties, tal van groepen met lokale initiatieven, laten die elkaar steeds opzoeken en op de tal van gemeenschappelijke punten die er zijn samenwerken en steun bieden. Structureel, net zo structureel als het systeem dat je aan wilt pakken. Buiten en binnen het parlement, in eigen land en ver daarbuiten.
    Of is dit te simpel? Het is ook een kwestie van gewoon doen, koudwatervrees overwinnen en elkaar heel veel informeren. Natuurlijk gebeurt dit voor een deel al wel, en waarschijnlijk zelfs beter dan een paar jaar geleden. Maar een stuk als dat van Büscher – en de andere – laten ook zien dat er veel meer aangrijpingspunten zijn voor gezamenlijkheid en solidariteit. Discussie én doen.









maandag 11 september 2017

Nogmaals het klimaat en de Wijde mantel


Feiten tellen. Maar wat bewijzen ze? In mijn blogs heb ik eerder al meer dan eens gesteld dat ook dicht bij huis de opwarming van de aarde zichtbaar wordt. Voor de mensen in orkaangebied inmiddels vanzelfsprekend.
      Maar ik kan er ook niet omheen. In mijn tuin zit een slak die vroeger alleen in warmere gebieden voorkwam en op het strand zie ik – en ik ben niet de enige – veel vaker dan vroeger de Wijde mantel (Aequipecten opercularis). Vroeger nam je mantelschelpen vooral mee uit zuidelijker streken, Frankrijk of verder, nu worden ze op het Noordzeestrand tamelijk gewoon.
      Bewijst dit veel? Als feit alleen misschien nog niet, maar het is een van de vele getuigen die een sterke aanwijzing voor de opwarming vormen. Tezamen kunnen die feiten niet worden genegeerd. De wereld verandert waar je zelf bij staat.

Die Wijde mantel blijft boeien. Het is een heel mooie schelp, die de schelpenzoeker altijd enthousiast opraapte, zo’n zeldzaamheid. En nu zie je ze vaker en in allerlei maten, op drijvende objecten vaak doubletjes van zo’n 20 mm, maar ook losse grotere exemplaren.

Kort geleden weer enkele vondsten. Van Terschelling uit wat gruis met minischelpjes thuis even onder de microscoop gekeken of daar wat aardigs in zat. Tot mijn verrassing een mini-exemplaar van een Mantelschelp. Slechts ca. 1 mm. groot, dus een juveniel in de start van zijn groeiproces.
      Zo klein dat het nog niet zeker is of het een Wijde mantel betreft, maar de kans is groot. Er bestaan namelijk ook andere soorten Mantelschelp in de Noordzee. De Wijde mantel is daarvan echter het meest algemeen. De in het gruis gevonden schelp is zo klein dat de ribben onvolgroeid zijn, wat het wat lastig maakt goed te zien welke Mantelschelp het is.
      Zo’n juveniel zegt dus wat: dat ze leven en waarschijnlijk dus opgroeien in de Noordzee. Dat was op zich al bekend, maar dat je ze in gruis vindt was voor mij nieuw. Contact met andere schelpenzoekers bevestigt deze trend. Er zijn meer juveniele Mantelschelpjes in gruis gevonden.
      De foto is wat moeilijk, de schelp is echt heel klein, als een grote zandkorrel.

Van klein naar groot. Vorige week een dag op Schiermonnikoog geweest. Daar vond ik twee keer een Wijde mantel. Flinke exemplaren, 34 en 38 mm breed. Tot voor kort vond je ze meestal duidelijk kleiner.
      Ze zien er fris uit, misschien meegelift op een drijvend object, maar ze kunnen net zo goed uit de Noordzee komen. Op dit Waddeneiland zijn dit jaar overigens nog veel meer van deze soort gevonden.

Dat de snelle opwarming ook zichtbaar wordt en de vastgestelde feiten leiden tot discussie, heeft voordelen. ‘Met de neus op de feiten’, kun je zeggen. Misschien helpt het ander ecologisch gedrag en een resolute op biodiversiteit gerichte politiek te vormen. Met hoge prioriteit, over de hele linie en op grote schaal.
      Op grote schaal? Het is een leuke dialectische gedachte dat deze zandkorrel, dit kleine schelpje van 1 mm daartoe een bijdrage kan leveren.


















donderdag 7 september 2017

Objectiviteit en subjectiviteit in media en politiek


Ongeveer een week lang woedde in de media een klein debatje over het al dan niet uitzenden van de film ‘Jesse’. De omroepen BNN-Vara vonden de film niet objectief genoeg, maar het was eigenlijk gewoon de politieke druk van rechts en uiterst rechts die de omroepen de moed ontnam gewoon hun documentaire te vertonen. De wirwar leidde tot wat beperkte voorstellingen in het land en van nu zal het een gewone film zijn zoals zo vele.
    Nu de kruitdampen wat zijn opgetrokken en de inhoud van de film niet tot grote acties of scherpe discussies leidt, lijkt het allemaal weer snel vergeten.

Toch zijn er achterliggende vragen die van belang zijn, en die voor het gemak vaak maar snel overgeslagen of weggepoetst worden. Want de reden de kant-en-klare film maar gauw op te bergen was de kritiek dat deze niet objectief was, dat die partijdig was. Dan rijst de vraag: hoezo? Zijn de media niet altijd óók partijdig en behalve objectief ook niet net zo goed subjectief?
    Grote woorden objectiviteit en subjectiviteit, neutraliteit versus partijdigheid. Een medium – krant, tv, website – dat midden in de samenleving staat, kan dat helemaal neutraal zijn, en moet je dat willen? En hoe vind je dan dat zuivere neutrale midden tussen partijen, uitgesproken meningen en initiatieven?

Deze vragen zijn zo oud als de politiek en zij zullen altijd blijven bestaan. Je zou het kort kunnen oplossen, lijkt het, door naar wat feiten te wijzen. Kan een krant wel ‘zuiver’ objectief, feitelijk en onpartijdig zijn? Maar dan leest niemand meer die krant, dat wordt veel te gezapig.
    En in tegendeel, kranten weten dat al lang en lossen het op door naast de feiten columns, commentaren en politieke visies van de (hoofd)redacteur te plaatsen. Dat is al eeuwen zo, maar het verschil is wel dat dit sterk toegenomen is. De helft van de kranten en media wordt gevuld met columns en dergelijke, en die beoordelen weer de feiten van vandaag en gisteren, en zelfs op die stukjes reageert een andere columnist weer met de volgende opinie. Subjectieve opinies dus genoeg, en ze gaan ook over harde of juist omstreden feiten. Het is een wirwar, mix en interactie van subjectiviteit en objectiviteit.
      Conclusie: media, kranten, welke dan ook, zijn niet onpartijdig, nooit slechts zuiver feitelijk en neutraal, ook al zijn er grote verschillen in de kwaliteit van de gepresenteerde feiten én meningen.

Met de achterliggende vragen stuit je op veel meer. Hoe verhouden objectiviteit en subjectiviteit zich eigenlijk tot elkaar? Dan duik je in de kennistheorie, de wetenschapsfilosofie en de politieke filosofie.
      Daar zijn in het verleden felle discussies over geweest en hier en daar nu ook vast nog wel. Ook vanuit politieke stromingen, zoals hegeliaanse en marxistische varianten versus de meer positivistische, empiristische of constructivistische.

De termen objectief en subjectief staan over het algemeen in relatie tot elkaar. Iets is niet helemaal objectief of subjectief. De werkelijkheid zoals mensen die kennen is een constructie, maar geen willekeurige constructie. Eenvoudiger: iets is niet een los feit, maar een waargenomen en bereflecteerd feit, dus al gekleurd in en door de min of meer perfecte waarneming. En door het er over te hebben worden de feiten verder belicht en onderzocht, en wordt ook de opinie hierover verder gevormd. Dat vormt een trend, een ontwikkeling, die onstuitbaar kan zijn en veel nieuws kan produceren.
      Denk maar eens aan het uiterst subjectieve apparaat ‘de computer’, volledig een menselijke uitvinding, die een ontwikkeling heeft gestart die niet af te remmen is, hele werelden blootlegt en tal van objectieve én subjectieve aspecten aan de orde stelt. Objectief en subjectief blijken hier, zoals altijd, innig vervlochten, een wisselwerking.

Het feit roept een beoordeling op. Een beoordeling vraagt al gauw om verder onderzoek. Niets is alleen maar objectief of subjectief. Je kunt veel over de wereld of over de politiek fantaseren, en toch blijkt in die fantasie heel wat mee te spelen dat op ervaringen in de materiële wereld is gebaseerd.
      Je kunt zeggen, beperk je tot de feiten, en dan blijken verschillende mensen verschillende dingen te zien of belangrijk te vinden, ze moeten dus communiceren over die feiten, over hun interpretaties en over de vraag hoe het toch kan dat ze het zo anders zien of beoordelen binnen die ene werkelijkheid. Zie je het niet?

Maar is dan alles relatief? Wel in de zin van relationeel, dat alles in samenhang bestaat, wat dus ook geldt voor de hardste feiten en de gevoeligste en meest betrokken meningen. Maar niet relatief in de zin dat je met een feit alle kanten op kunt.
      De communicatie en het onderzoek leggen in dat hele proces wel degelijk materiële, realistische aspecten bloot die er in de huidige stand van zaken nu eenmaal zijn. Dat is zo, zolang we op deze ene wereld rondlopen en dus geconfronteerd worden met aspecten ervan, inclusief ervaren of veronderstelde ‘wetmatigheden’ ervan.

Over het klimaat kunnen meningen verschillen, maar een overmaat van feiten dwingt de mens bepaalde meningen aan te nemen en andere te verwerpen. Zo moet dat gaan. Dan blijkt het soms te traag te gaan, die doorwerking van de wisselwerking van objectiviteit en subjectiviteit.
      Die wisselwerking hoeft niet altijd vlekkeloos te verlopen, discussiemogelijkheden en strijdpunten zijn er nog volop. Dat men onwelgevallige feiten niet wil horen, dat dus de subjectiviteit óók vervormt.

Was alle gehannes over de film ‘Jesse’ nu nodig, was het vruchtbaar? Het gaat hier natuurlijk om een politiek standpunt, dat is weer eens duidelijk gebleken. Omroepen en kranten kunnen dat ook gewoon erkennen. Nieuwsprogramma’s zitten – ook in Nederland – vol met opinies. Erken dat, en breng standpunten wat langer en fundamenteler voor het voetlicht, meer dan alleen de korte ‘quotes’. Dat is relevanter dan het verbieden van een film of iets dergelijks.
      Neutraliteit van media? Bij het woord neutraliteit moet je oppassen. Neutraliteit is vaak niet wat het lijkt of zegt.






Over subjectiviteit en objectiviteit schreef ik o.m. in Dialectiek en praktijk, De creatieve tegenspraak, Uitgeverij Damon, Budel 2005.













vrijdag 1 september 2017

Mondriaan op Zee en Kunst in de Openbare Ruimte









De vorige blog getuigt van bedenkingen tegen de Mondriaan-kwelder, het nieuwe plan voor de kwelderhoek bij Striep op Terschelling. 88 palen in de vorm van een kunstwerk van Piet Mondriaan als kwelder op het wad.
    Op de vorige blog kun je ook bovenstaande foto bewonderen, met Rosse Grutto’s en Bonte Pieten, Scholeksters. Deze is genomen vanaf de dijk bij ’t Sehaal, een plaat, een wat hoger stukje wad in ongeveer hetzelfde gebied als waar de Mondriaan-paaltjes moeten komen.

De genoemde bedenkingen mogen nog wel wat worden toegelicht. Voor Gemeente Almelo heb ik in 2010 een Visie geschreven over ‘Kansen voor de Beeldende Kunst in de Openbare Ruimte’. Een enthousiast pleidooi voor integratie van kunst, cultuur, natuur, stad en omgeving. En dan nu tegen het kunstzinnige initiatief op Terschelling zijn, is dat te rijmen?

De foto hierboven. Deze is genomen vlak voordat alle vogels hier, naar schatting ongeveer 2000, waren gevlogen. Het was hoog water, nog vloed en dit is duidelijk een vluchtplaats voor grote groepen vogels. Wat was er behalve de vogels zelf op de dijk te zien?
    Eerst kwam een papa met twee kinderen hier pieren steken. De voorste vogels krabbelden wat terug, enkele gingen achteraan zitten, per saldo verschoof de hele groep wat.
    Vlak erna kwamen een stuk of vijf jongeren op de plaat aangeslenterd. Waarschijnlijk van de nabijgelegen jeugdcamping. Ze gedroegen zich netjes en rustig, diep in gesprek, dat wellicht ging over de maatschappelijke functie van de hedendaagse beeldende kunst. Ze keken verder niet op of om, en dicht bij de vogels gekomen vloog de hele groep Grutto’s en Bonte Pieten weg. De jongeren merkten het niet eens, zo te zien.

De visie over beeldende kunst die ik in 2010 schreef, aangenomen door de Gemeenteraad van Almelo, was een feestje om te schrijven. Met veel betrokkenen gesproken, waaronder kunstenaars, ontwerpers, stedenbouwkundigen en actieve wijkbewoners, met als conclusie dat je in de stad en omgeving heel veel met kunst kunt doen, veel meer dan hier en daar een beeld neerzetten. Integratie van beeldende kunst en veranderingen in het landschap passen hier zeker ook bij.
    Maar er zijn duidelijk ook contra-indicaties. Als er initiatieven zijn, maar de bewoners en andere betrokkenen worden vergeten, kan er dan wel een goede afweging worden gemaakt? Of als er wel geld is voor iets nieuws, maar onvoldoende voor goed onderhoud in de jaren erna, begin er dan maar niet aan!

Aan dat laatste moet ik vaak denken bij een eerder op de grens van Groningen en Drenthe uitgevoerd grootschalig project Semslinie Kunstlijn. Minstens een van de opmerkelijke objecten van dit project, nabij Hoogezand, staat er nu totaal verloederd bij. Een schande voor de kunst, de ontwerper, het landschap en de politiek. Op die manier had hier nooit aan begonnen moeten worden en was een tijdelijke manifestatie of installatie veel beter geweest.
    Kortom, bij integratie van kunst en ruimtelijke ontwerpen zijn er veel plussen, maar ook minnen. Die moeten worden afgewogen. Wat het zwaarst telt, moet het zwaarst wegen.

De voorwaarden en de plek. De hoek van de kwelder bij Striep wordt door vogels én vogelaars goed gevonden. Bij vloed, als het land langzaam onderloopt zitten er altijd mensen te kijken. Een prachtige plek. Qua sfeer valt hier niets te verbeteren.
    Een van de vogelaars die zich tegen het plan van de Mondriaan-structuur uitsprak noemde het feit dat vogels zich vaak beschermen door de weidsheid te benutten. Ze kunnen predatoren zien aankomen. Inderdaad kunnen dieren zich beschermen door beschutting te zoeken of (bijvoorbeeld) door juist het schijnbaar omgekeerde, door het beste zicht te houden.
      Zo zegt men wel van Drieteenstrandlopers dat ze met het ene oog voedsel zoeken, met het andere in de lucht kunnen blijven kijken, om de slechtvalk tijdig te ontdekken. Dat zegt dus ook iets over de vorm van het vernieuwde land, met als vraag of de Mondriaan-structuur wel het beste is.

In de overwegingen moet toch een grote rol spelen of de kwelderversterking een publiekstrekker moet worden, zoals de initiatiefnemers die de lokale economie ermee willen versterken menen, of in de eerste plaats een natuurlijk geheel moet blijven vormen. Een natuurlijk geheel dat het land beter beschermt en rijke mogelijkheden voor vogels en andere dieren biedt en blijft bieden. Minstens op hetzelfde niveau als nu.

Misschien kan het hele plan, en met name de Mondriaan-vorm, gewoon op een andere, minder kwetsbare plek worden toegepast.
      Vooral moet er aan de dijk geen publiektrekker staan dat alle publiek concentreert op één punt, zoals een uitkijktoren doet. Komt er dan ook niet al spoedig een terras en ijscokraam bij? Die zijn welkom, maar toch niet op zo’n plek?
    En komen er dan ook zoemende drones om Mondriaan van bovenaf te herkennen, bewonderen en fotograferen? Moet je die vervolgens dan weer gaan verbieden? Een extra toekomstig conflict is zo bedacht.

Vogelaars zullen hier altijd komen. En als bij dijkjes met opmerkelijke vormen op een bordje te lezen staat dat Mondriaan hiertoe inspireerde, zullen genoeg mensen dat lezen. Maar dat kan verder geheel zonder pretpark.
    Het mooie van de huidige plek is dat het publiek nu gespreid wordt en er dus geen hekken en afzettingen nodig zijn. Dat moet bij de verbeterde en versterkte kwelder zo kunnen blijven.

Alles afwegend is het huidige plan niet optimaal voor vogels en het publiek. Dat weegt het zwaarst. Met die stelling wordt Mondriaan niet tekort gedaan. Het land hangt momenteel vol met Mondriaan-achtige afbeeldingen en zonneschermen. En aan de dijk, op een betere plaats of een andere manier, kan er vast wel meer mee worden gedaan.
    Blijft nog de kleine vraag over wat voor volk dit is dat inspiratie door kunst graag giet in hokjes, vakjes en paaltjes met een beoogd economisch effect. Was het zo bedoeld?