zondag 21 februari 2016

Brilduiker, wintergast


Leek mijn vorige blog over de zanglijster een mooie voorjaarsbode, het is toch ook nog winter. Brilduikers en andere soorten duikeenden komen ergens uit het noorden hier overwinteren. Zo zwom deze man brilduiker samen met een aantal soortgenoten en veel andere eenden gisteren in het Lauwersmeer.
      Na het beeld van prille voorjaar van een paar dagen terug, komt nu de nog resterende winter in beeld met deze foto’s. Mooi dier. Enkele brilduikers waren zich flink aan het oppoetsen, ze hebben wellicht weet van hun schoonheid.



















vrijdag 19 februari 2016

Zanglijster op bezoek






In onze tuin is de zanglijster geen alledaagse vogel. Kennelijk om het voorjaar aan te kondigen en gelijk een lekkere slak te verorberen kwam vandaag de zanglijster langs. Voor slakken ben je in onze tuin wel aan het goede adres. We hebben ze in verschillende soorten voor de vogels in de aanbieding. Mezen en merels weten dat allang, de zanglijster wou dat nu ook wel eens zien.
    Zanglijsters bezetten vanaf februari hun broedplaatsen. Hopelijk beviel de slak zo goed dat de lijster blijft. Voor onze tuin zou dat geloof ik nieuw zijn, maar heel wenselijk. Zelfs zonder gezang zijn ze een mooie bonte verschijning.
    Bij de gemeente heb je mensen die een kabelbaan willen aanleggen, van de IKEA naar de binnenstad. Daar wonen wij ongeveer tussen. Maar als ik omhoog kijk zie ik liever een zanglijster in de boom dan de bakje badgasten.




 










woensdag 10 februari 2016

Saramago, het neutralisme en nog erger


Groot auteur en Nobelprijswinnaar José Saramago is bij veel mensen bekend door zijn boek De stad der blinden. Of misschien heeft men niet het boek gelezen, maar het theaterstuk bezocht. Saramago lezen is bijzonder, met zijn zinnen die nog langer zijn dan die van Immanuel Kant. Je moet ze in ritme lezen, de dialoog erin meepakken, dan is het prachtige taal.
    Waarschijnlijk kennen wat minder mensen Saramago’s boek De stad der zienden, dat weliswaar aansluit bij de eerstgenoemde titel maar prima apart te lezen is.

Saramago was een kritische communist, vol met maatschappijkritiek en met de pest aan bureaucratie. En aan de tegenpool van bureaucratie, de burger die maar meehuppelt zonder zich te verdiepen, zonder eigen actie, eigenlijk gewoon zonder alles, of alleen nog dienstbaar aan het eigen belang of met een matte bijna onzichtbare buitenkant.
      Dat zijn de thema’s van De stad der zienden. In dit boek gebeurt wat bijzonders. De burgers worden wakker of liever ze vallen helemaal in een politieke slaap, ze weigeren op een passieve manier nog verder aan het bureaucratische of opgelegd democratische spel mee te doen.
      Het boek start met de verkiezingen, de burgers weigeren echter massaal om nog te stemmen. Dus komen er snel herverkiezingen, met echter nog minder stemmers. De regering raakt dus enorm in paniek. Het hele boek spint verder uit hoe de regering de bevolking van de stad gaat bestrijden, rantsoeneren en isoleren. Een gevecht tegen het kwaad. Het kwaad dat luidt dat het volk het spelletje niet meer mee wil spelen.
      Intussen gaat het leven in de stad onverstoord door. De regering zoekt onruststokers. Die zijn er echter niet, dus moeten ze maar gecreëerd worden. Wat is een crisis zonder zondebok? Wie de Nederlandse politiek momenteel volgt weet ook, er moeten schuldigen zijn, bij ons de buitenlanders, bij de Stad der zienden de onruststokers die deze onrust stoken door helemaal niets te doen, zich niet eens te laten zien. Want ze bestaan niet, het volk lijkt gewoon op een goede dag zijn intuïtie te hebben gevolgd.

Saramago weeft intussen scherpe concrete kritiek tussen zijn verhaal door. Zoals op een helaas bijna universeel probleem, het neutralisme en conservatisme van zoveel vroegere linkse activisten. Ofwel op de houding van de vroegere revolutionair en nu moderne burger die volop profiteert maar bij de geringste moeilijkheid net doet alsof hij er niets mee te maken heeft. Of die altijd wel een enerzijds-anderzijdsverhaal paraat heeft om zijn mening te camoufleren. Of nog erger, die zijn vroegere idealen helemaal verloochent.

      Zo schrijft Saramago over de gang van de burger die vroeger actief was, maar nu nergens meer te bekennen is, behalve waar hij zijn egoïstisch belang kan dienen:
      ‘In onze wereld, in deze tijd waarin we als blinden rondstommelen, loop je op elke straathoek volwassen, welvarende mannen en vrouwen tegen het lijf die op hun achttiende niet alleen de bekende hoop der natie waren maar ook, en misschien vooral, gloedvolle revolutionairen met het vaste voornemen het systeem van hun ouders omver te werpen en daar dan eindelijk het paradijs van de verbroedering voor in de plaats te brengen, terwijl ze zich nu minstens zo onverzettelijk koesteren in overtuigingen en praktijken die zich uiteindelijk, na een tussenfase als opwarmertje in willekeurig welke van de vele versies van het gematigd conservatisme, hebben ontpopt als het meest schaamteloze en reactionaire egoïsme. Minder verheven gezegd, voor de spiegel van hun leven spuwen deze mannen en vrouwen dagelijks de fluim van wat ze zijn in het gezicht van wat ze waren.’

Saramago is in 2010 overleden. Hij heeft dus niet meer de recente linkse beweging en acties in Portugal en Spanje meegemaakt. Er is hoop, die de kritiek van Saramago echter nog niet overbodig maakt.





Citaat: José Saramago, De stad der zienden, 2e druk, Uitgeverij J.M. Meulenhoff, Amsterdam 2005, pag. 108.
Dit boek heeft inmiddels een 7e druk, het eerdere De stad der blinden een 28e druk.









José Saramago









vrijdag 5 februari 2016

Leibniz en de plantaardige monade


Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716) is een intrigerende filosoof, die echter in Nederland niet zo’n grote bekendheid heeft. Wie leest er nou Leibniz? Misschien juist omdat hij intrigeert, hij is spannend, niet de filosoof van de makkelijke hapklare brokken. Filosoof, en ook een groot wiskundige en politicus.
    Leibniz verdiepte zich er onder meer in hoe op de wereld de dingen verdeeld zijn en er toch één wereld bestaat, en stelt vragen over hoe daarin zowel de materialiteit der dingen als de rationaliteit kan bestaan. Hij komt dan op het idee de monaden. Dat zijn een soort van kleinste deeltjes die een vrijwel zelfstandig bestaan of eigen karakter hebben en tezamen de wereld, de hele doelmatige natuur vormen. Daardoor hebben alle dingen een eigen bestaan of identiteit, maar tegelijk een samenhang met al het andere.
    De monade lijkt een soort slim deeltje, door God gegeven om de harmonie van de kosmos te vormen, met een werking. Uitgevonden als voorloper van modernere deeltjestheorieën.
    Het gaat om wezenlijke vragen uit de tijd van Descartes, Spinoza en Britse filosofen. Leibniz lijkt zich af te vragen hoe je kunt verwoorden dat alle dingen iets eigens, een zelfstandige trek hebben, en gelijkertijd altijd ingebed zijn in de wereld, de omgeving. Zelfstandig of een eigen aard én samenhangend, dat moet worden verwoord. Daarom heeft de monade een gerichtheid, een samenhang, of actiever gezegd: interactie. Er is weerspiegeling, namelijk een perspectief of verhouding tot bijbehorende andere dingen. Weerspiegeling, maar in tegendeel tot wat men vaak denkt is dat niet iets simpels of passiefs. De verhoudingen tussen delen en dingen moeten passen, anders is er immers niet slechts één wereld, laat staan harmonie.
    Dit alles in mijn woorden, liever leze men Leibniz.

Hoe je op een toegankelijke manier ook over Leibniz kunt lezen? Kort geleden werd het boek ‘Plantaardig, Vegetatieve filosofie’ van Th.C.W. Oudemans en N.G.J. Peeters gepubliceerd. Een prachtig boek voor ieder die van natuur en filosofie houdt. Vol met de veelomvattende relaties van bomen en planten. Bovendien wordt de evolutietheorie op een moderne en leesbare wijze uiteengezet. Een introductie in filosofie, evolutie, planten en vooral bomen.
    Het is ook een eigen filosofie, met opmerkelijke ideeën. Alles wat er is, inclusief de mens is plantaardiger dan je vermoedde. De cultuur blijkt natuurlijk te zijn en de natuur grootschalig en ingrijpend gecultiveerd. Het evolutieproces raakt alles en dus moet je bijvoorbeeld uitkijken iets als ongerepte natuur te duiden, omdat immers de natuur altijd direct aanwezig is en scheidslijnen van gerept en ongerept feitelijk vervloeien.

Een boek vol aangenaam verrassende visies over planten, mensen, de evolutie en met de nodige aandacht voor Leibniz’ monade. Die wordt bijna als een vanzelfsprekend idee voorgesteld, alsof iedereen die wel zal kennen en erkennen, al zijn er daarnaast enige kritische kanttekeningen bij Leibniz vanuit hedendaags gezichtspunt.
      Over de monadische aard van planten en bomen, een paar citaten. Alles citeren mag natuurlijk niet, daarom moet je dit maar opvatten als een aansporing het boek zelf te lezen.

‘Er is niet eerst een levend wezen dat vervolgens een betekenisvolle relatie aangaat met andere levende wezens en de rest van de natuur, maar die relaties zijn bepalend voor de aard ervan. Dat wordt in dit boek het monadische ervan genoemd: monaden bestaan als spiegel van hun omgeving.’ ‘Uit de monadische aard van planten en bomen volgt dat deze bestaan als wezens die ten opzichte van hun omgeving getekend zijn door informatie en rationaliteit, op hun eigen manier, die niet opgaat in de menselijke redelijkheid.’
      Als nog een citaat mag, niet met de bedoeling te plagiëren: ‘Een boom is geen boom buiten de omgeving waarin hij is opgenomen, als wereld vol betekenis.’ Ten slotte: ‘Een substantie is geen zelfstandig zijnde, maar een eigen perspectief op de wereld, dat tegelijkertijd een spiegel is van diezelfde wereld. Dat noemt Leibniz een monade. Spiegeling hoeft daarbij geen afbeelding te zijn – het kan gaan om het afgestemd zijn van het een op het ander, zoals het oor aan een kopje is afgestemd op de hand van de theedrinker en een boomblad is afgestemd op het zonlicht.’

Alles kan slechts ontstaan en bestaan in passende verhoudingen en interacties. Dat is – eigenlijk tautologisch – goed om te weten als je bij complexe vragen door de bomen het bos wilt zien. Leve de natuur en de filosofie!
      Je kunt dit boek trouwens goed lezen als je gewoon van bomen houdt, zonder er zweverig over te willen doen.





Boek: Th.C.W. Oudemans, in samenwerking met N.G.J. Peeters, Plantaardig, Vegetatieve filosofie, KNNV Uitgeverij, 2e druk, Zeist 2015, ISBN 9789050115261. De citaten staan op pp. 54, 55 en 57.

Over het begrip weerspiegeling schreef ik eerder, onder meer in mijn boek Dialectiek en praktijk, De creatieve tegenspraak, Een inleiding in dialectisch denken, hoofdstuk 8, Weerspiegeling, objectief en subjectief, Uitgeverij Damon, Budel 2005. ISBN 9789055736461.






Gottfried Wilhelm Leibniz











maandag 1 februari 2016

Marx en de hedendaagse goeroes



– De fundamentele voorwaarde hiervoor is de verkorting van de arbeidsdag. –

Karl Marx


Ooit schreef ik ‘Marx, bekend en onbekend’, een aantal korte stukken over het werk van Karl Marx en Friedrich Engels. Hun oorspronkelijk werk blijft intrigeren. Niet de samenvatting, niet een enkel stuk alleen, maar de rode draad van een ogenschijnlijk ‘softe’ invalshoek van humanisering van de menselijke verhoudingen, die samengaat met een stevige of zelfs ‘harde’ politiek-economische benadering. De rode draad, het is één verhaal zonder grote breuken, maar wel met een ontwikkeling, waarin het oorspronkelijke ideaal dezelfde blijft.
      Soft klinkt misschien: ‘De vervreemding opheffen.’ Hard misschien ‘Afschaffing van het hele loonsysteem!’ De rol van de arbeid en het grip krijgen op de arbeid spelen hierbij een grote rol.

Marx schrijft in deel 3 van ‘Das Kapital’  dat het ware rijk van de vrijheid pas op kan bloeien op het fundament van het rijk van de noodzaak. Vrijheid kan pas goed tot ontwikkeling komen, wanneer men gezamenlijk greep heeft op de economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Marx voegt toe: ‘De fundamentele voorwaarde hiervoor is de verkorting van de arbeidsdag.’

Dit zijn uitspraken die echt aan het denken zetten. De arbeid is een wezenlijk onderdeel van ons bestaan, maar ook dé plek waar mensen uitgebuit worden, vaak weinig te vertellen hebben, in een afhankelijkheidspositie zitten, kortom waar nog veel vervreemding bestaat. Marx ziet steeds een verband tussen de meer ethisch-antropologische aspecten en de harde politieke. En ook een verband tussen korte en lange termijn, en tussen kleinere veranderingen en de structureel maatschappelijke.
      Waarom – denk ik dan – kun je niet beginnen de arbeidstijd te verkorten, zowel voor nu, als om voor de langere termijn beter greep te krijgen op zowel economie en politiek als voor ieder zelf op het eigen persoonlijke leven? Zo – kort gezegd – is greep op de lengte van de arbeidstijd door de werknemer(s) zelf inderdaad fundamenteel. Wat vervolgens weer verder doordacht kan worden, bijvoorbeeld als het gaat om duurzaamheid, productie, consumptie, verhouding van maatschappelijke en persoonlijke belangen, enzovoorts.

Marx zet nog altijd aan tot praktisch politiek denken. Als men het wil lezen, er wat moeite voor wil doen.
    Hoe kom ik hierop? Mijn blogs roepen soms reacties op, via de mail. Bijvoorbeeld was er de vraag waarom ik nog schrijf over Marx, over arbeidstijdverkorting en ook zijn er soms opmerkingen of vragen over het perspectief van veranderingen. Is er überhaupt nog een revolutionair perspectief mogelijk? En wat vind je van de hedendaagse transitiegoeroes, hebben die niet gelijk dat alles momenteel anders wordt en oude ideeën daarbij verbleken?
    Pas antwoordde ik op dergelijke vragen met ongeveer het hieronder staande verhaal.

In deel 3 van ‘Het Kapitaal’  komt de wetmatige tendens van daling van de winstvoet aan de orde. Door de technologische ontwikkeling neemt het aandeel variabel kapitaal af in een breed en mogelijk langdurig proces.
      Het gaat Marx hier nadrukkelijk om een tendens, die zelf tegentendensen, dus tegenkrachten en maatregelen oproept. Van die laatste voorziet Marx er ca. zes, die echter steeds uitgebreid of vernieuwd kunnen worden in de loop van de geschiedenis. Onder meer in ‘Marx, bekend en onbekend’  heb ik hier kort wat over geschreven.
      Ik ga zelf uit van het grote belang van het inzicht in deze tendens, maar denk vooral ook dat je er niet direct eenduidige conclusies uit kunt trekken, wanneer je de diverse perioden van de kapitalistische ontwikkeling niet heel concreet verder analyseert. Per saldo zullen de kapitalistische economie en haar winstmogelijkheden het steeds moeilijker krijgen zich te ontwikkelen, maar zal deze economie ook hardnekkiger, zelfs ruwer deze tendens van daling tegen proberen te gaan. Er is dus sprake van strijd, van een speelveld van sterke tendensen en tegentendensen, wat tevens een heftige politieke belangenstrijd is.

En of er dan revolutionaire mogelijkheden bestaan? Marx gaat in zijn werk – van ‘Het Communistisch Manifest’  tot en met ‘Het Kapitaal’ – uit van twee algemene voorwaarden waar dan aan voldaan moet worden.
      Voorwaarde 1 voor socialistische revolutie: het kapitaal dat in problemen komt.
      Voorwaarde 2: de arbeidersklasse of socialistische personen, groepen, partijen en vakbonden moeten in staat en bereid zijn in die gegroeide situatie de doodgraversrol te vervullen. Doodgravers van het kapitalistisch stelsel, van ‘het loonsysteem’. Om dat te vervangen door een socialistisch productiestelsel. Of eerst wanneer dat nog niet kan, wat minder ambitieus, een sterke mede sturende en organiserende sociale rol vervullen.
      Voorwaarde 1 is misschien (een keer) aan de orde, aan voorwaarde 2 wordt momenteel echter bij lange na niet voldaan. Ineenstorting of problemen van het politiek-economisch systeem kan dan in plaats van progressieve revolutionaire, zeer reactionaire en gevaarlijke vormen aannemen. Immers, niet alleen democratisch georganiseerde, maar ook ongeorganiseerde of ondemocratische krachten vormen tezamen een grote macht (of meerdere machten), en welke kant strijden zij op? In één richting of tegen elkaar? In zo’n situatie is er veel kans op chaos en geweld, met ronddolende politici. De wereld van vandaag?

De economische toestand nu? Ik ben geen macro-econoom en weet het ook niet precies. Het lijkt me dat door de enorme mogelijkheden van micro- en macro-technieken, de informatietechnologie, biologische technologie en dus de mechanisering/automatisering in het algemeen, het aandeel variabel kapitaal op den duur afneemt, de concurrentie versnelt, de technologische kopieermogelijkheden legio zijn, en in die versnelling de directe winstmogelijkheden onder druk zullen staan. Langdurige perioden van beperkte groei of krimp zijn dan te verwachten, maar daar tegenover zullen ongetwijfeld nieuwe tegentendensen worden georganiseerd, zoals het razendsnel ontwikkelen van nieuwe markten en bewuste destructie van oudere.
    Arbeidstijdverkorting is bij dit alles niet het enige of totaal afdoende antwoord, natuurlijk niet, maar kan wel een strategische en praktische goede richting vormen.

En dan de goeroes, die ons voorhouden dat alles verandert. Na Fukuyama, Zakaria, Castells nu Paul Mason? Ze hebben allemaal volkomen gelijk dat er enorm veel verandert. Niet eens zo moeilijk dat te zien. Eigenlijk voorspellen ze dikwijls ook geen trend, maar zijn het eerder ‘trendwatchers’ die gewoon netjes vertellen wat ze al zien gebeuren.
      Maar ze maken het allemaal vaak ook groter en tegelijk vertolken ze soms de onjuiste conclusie, dat ze wel alvast het einde van het kapitalisme of van andere grote ‘systemen’ kunnen aankondigen. Worden de uitbuiting binnen de arbeid, de tegenstellingen tussen arm en rijk, en het aan de kant staan van hele volkeren versus royaal mee kunnen doen en volop profiteren (enzovoorts) binnenkort dan ook al opgeheven? Of sussen de goeroes de publieke opinie in slaap door in de discussies valse accenten aan te brengen?
      Bij de nieuwe technologische mogelijkheden zijn ook de uitbuitings- en uitsluitingmogelijkheden legio. Zo bestaat er vervreemding, bijvoorbeeld door de sociale media, en een grote en zelfs toenemende tegenstelling tussen rijk en arm, om enkele problemen te noemen.

Het is van alle tijden dat er tijdens veranderingen profeten opstaan die zeggen dat ‘alles anders’ wordt. Maar het einde van het kapitalisme vergt grote machtsverschuivingen én andere economische prioriteiten en bijpassende productiewijzen.
      Over Paul Mason had ik in een eerdere weblog iets gezegd, maar ben niet geneigd aan zijn ideeën meer waarde te hechten dan aan die van de andere genoemde denkers. Zeer waardevol en zelfs noodzakelijk is het dat nieuwe mogelijke ontwikkelingen helder worden genoemd door analisten als Mason, maar het pontificale idee van ‘post-dit’ en ‘post-dat’ (postmodernisme, postkapitalisme, enzovoorts) zet mensen door de verlokking én door gemakzucht op het verkeerde been.

Dat veel heel anders wordt is juist een kracht van het kapitalisme, en dus niet direct het einde ervan, al ontstaan er ongetwijfeld nieuwe mogelijkheden te strijden voor dat einde.
      De nieuwe productiemogelijkheden, informatietechnologie en inhoudelijke ontwikkelingen op dat vlak worden bovendien nog altijd sterk privé toegeëigend en men heeft er nog altijd veel menselijke arbeid, variabel kapitaal, bij nodig, hoe weinig dat op het eerste gezicht ook mag lijken.
      Er bestaat nog veel ongelijke verdeling of dubieuze toe-eigening van technologische mogelijkheden en de baten daarvan. Google is toch een sterk voorbeeld: de meeste basiskennis van Google is maatschappelijk ontwikkeld op universiteiten en gefinancierd door overheidsfondsen, maar die technologie en de operationalisering ervan is privaat toegeëigend. De baten worden niet maatschappelijk verdeeld, terwijl de voorwaarden om deze te verwerven voor een groot deel uit belastingen zijn betaald. Vanuit socialistisch perspectief schandelijk, gewoon een kwestie van inpikken. Vanuit kapitalistisch perspectief goed gedaan.

Natuurlijk is dit globaal. De goeroes moet je lezen om de actualiteit en de nieuwe ideologische verschijningsvormen beter te leren kennen, maar niet om meer fundamentele denkers en ideeën te vervangen. Daarbij is het belangrijk goed onderscheid te maken in ‘soorten’ veranderingen. Op welk niveau bestaan deze, hoe is de verdere samenhang?
      Eenzijdige verhalen lossen weinig op. Misschien moet de alzijdige internationale arbeidstijdverkorting maar eens worden beproefd, met al haar boeiende maatschappelijke spin-off.




Bron van het genoemde citaat: Karl Marx, Das Kapital, Kritik der politischen Ökonomie, Buch III, Der Gesamtprozeß der kapitalistischen Produktion, herausgegeben von Friedrich Engels, in Karl Marx, Friedrich Engels, Werke, Band 25, Dietz Verlag, Berlin (DDR) 1983, p. 828.

Deel 3 van Das Kapital komt in Nederlandse vertaling op de website www.marxists.org. Hoofdstuk 48, waarin het genoemde citaat staat, is nog niet verschenen.

Link naar het al verschenen gedeelte van deel 3 van Het Kapitaal op marxists.org:
https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1894/kapitaal-3/index.htm

Website over mijn boeken: www.jasperschaaf.nl