woensdag 28 december 2016

Joseph Dietzgen vergelijkt Marx met Von Humboldt


Hink-stap-sprong, van Naomi Klein naar Alexander von Humboldt en – hup – daar komen we bij Joseph Dietzgen terecht. Zie de vorige twee blogs, die eindigden met de vraag of en waarom Alexander von Humboldt vaak zo relatief onbekend lijkt. Humboldt die de eenheid van de wereld zoekt in de samenhang van bijzondere dingen, in de specifieke verschijnselen. Geen ding bestaat op zichzelf. Alles is er in relatie tot de omgeving en wat daarin werkzaam is.

Humboldt onbekend? Dat was in de 19e eeuw wel anders. Zie bijvoorbeeld Joseph Dietzgen (1828-1888), leerlooier, handwerker en autodidactisch filosoof, een tijdlang bekend onder socialisten, zeker in Nederland.
      Dietzgen kende de ‘Kosmos’ van Humboldt goed en noemt dit boek in zijn kennistheoretische geschriften. Hij ziet dat Humboldt een naïef inductivisme overstijgt door te trachten de eenheid van de wereld begripsmatig te vatten, niet op basis van een speculatief idee, maar op basis van hypotheses die op de feitelijke juistheid getoetst worden.
      Met Humboldt in de hand, zou je kunnen zeggen, probeert Dietzgen een materialisme te formuleren, waarin de grotere idee een rol moet spelen, zonder dus weer in een filosofisch idealisme te vervallen. Dietzgens formuleringen zijn dan soms die van de evenwichtskunstenaar op het slappe koord. Een woord te veel de ene of de andere kant op, en het komt weer op een te plat materialisme of op (te) speculatief idealisme uit. En beide te vermijden is nu precies Dietzgens inzet. Want zowel het mechanisch materialisme als het speculatief idealisme zijn eenzijdig en daarmee onjuist.

Dietzgen is dan geïnspireerd door Von Humboldt en vergelijkt hem met de universele geest Aristoteles, wat niets minder is dan een monument voor Humboldt. En dat in een artikel met de fraaie titel ‘Es gibt kein Universalgenie’ (1886). Inhoud en titel geven samen een grens aan. Je kunt een universele geest zijn, maar geen mens kan alles weten. De grootste ontdekking is nog maar een stukje van de wetenschap überhaupt, schrijft Dietzgen.
    Dietzgen kent nog een andere soort ‘universeel genie’. Zij het niet op het vlak van de biologie en geologie, maar in de sociale wetenschappen en economie. Hij bedoelt Karl Marx en vooral ‘Das Kapital’. Dat is voor Dietzgen een grote inspiratiebron, niet alleen politiek-economisch, maar ook als voorbeeld van hoe de wetenschap zich moet ontwikkelen. Marx is een grote inspiratiebron voor zijn filosofie. Niet toevallig dat Dietzgen – afgezien van Friedrich Engels – de eerste is die een recensie schrijft over ‘Das Kapital’. Waarvoor Marx hem zeer waardeerde.

Het is dan ook niet vreemd dat Dietzgen in 1872 in een polemiek Marx verdedigt door ‘Das Kapital’  kortweg met Humboldts ‘Kosmos’  te vergelijken. Hij schrijft tegen Heinrich von Sybel. Deze professor had in een voordracht over socialisme en communisme Marx’ stijl bekritiseert. Sybel vond die maar wijdlopig, en dat kwam volgens hem omdat Marx als hegeliaan een ongehoord grote massa feiten terug wil redeneren tot een enkel grondbegrip. Alle feiten moeten passen in de gesloten redenering.
    Dat is een discussie waard, en voor Dietzgen zeker een kritiek. Want het raakt de kern van zijn visie op theorievorming, waarin feiten recht moeten worden gedaan en tegelijk de eenheid, de samenhang der dingen moet wordt gevonden en dus benoemd.
      Dit brengt hem bij Humboldt. Hoe kan, zegt hij, het nu een verwijt zijn bij een wetenschappelijke verhandeling dat ‘massa’s van een stof’ tot een grondbegrip worden teruggevoerd? Want was het niet Humboldt die in de inleiding van zijn ‘Kosmos’ als kern van de wetenschap zag in de menigvuldigheid van de natuur een systematische eenheid te ontdekken? Dus, in de theorie uitgedrukt, de menigvuldigheid als ontwikkelingsmomenten van een grondbegrip?

Zo ongeveer, een beetje vrij weergegeven, en het gaat maar om enkele termen uit een langer artikel. Het zegt echter iets over een wetenschap die streng empirisch wil zijn en veel meer behelst dan een optelsom van fragmenten, meer verbanden onderzoekt, en dan inderdaad er soms veel bij moet halen. Het gaat er volgens Dietzgen dan kennistheoretisch om niet stil te staan bij inductie alleen én niet te speculeren buiten de feiten om.
      Met andere woorden gaat het om zowel de feiten als het denken, dus de – mogelijk gewaagde – theorievorming recht te doen. Dan tellen denkers als Aristoteles, Humboldt en Marx die in hun tijd met hun kennis meer deden dan ordenen, die hoge eisen stelden, en met hun inzichten nog jaren nadien zorgen voor debat, discussie en het aanzwengelen van de verdere wetenschapsontwikkeling.

Dan kun je nog toevoegen dat het hier ook nog gaat om zo’n eigenzinnige autodidactische leerlooier die zijn inzichten over filosofie en wetenschap met de arbeiders wil delen. Om hen te verheffen, om oude vooroordelen te bestrijden, en om hen via de theoretische invalshoek te wapenen voor de proletarische strijd. Kennis en zelfbewustzijn als proletarische macht.
      Dit is durven denken, door de grote geesten en de vakman, de leerlooier.






Genoemde werken/bronnen:

- Joseph Dietzgen, ‘Das Kapital’ von Karl Marx, in Schriften in drei Bänden, Band I, Berlin (DDR) 1961, pag. 1-14.
Oorspronkelijk verschenen in Demokratisches Wochenblatt, Leipzig, augustus-september 1868.

- Joseph Dietzgen, Offener Brief an Heinrich von Sybel, in Schriften in drei Bänden, Band I, pag. 270.
Oorspronkelijk in Der Volksstaat, 17 april 1872.

- Joseph Dietzgen, Es gibt kein Universalgenie, in Joseph Dietzgen, Schriften in drei Bänden, Band II, Akademie Verlag, Berlin (DDR), 1962, pag. 439.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Der Sozialist, New York, 3 april 1886.


















donderdag 22 december 2016

Alexander von Humboldt en een vraag die triggert


Waarom wordt Alexander von Humboldt (1769-1859) in de filosofie en de literatuur over ecologie zo weinig genoemd? Nou ja, wat is hier dan veel of weinig? Maar deze vraag schoot me te binnen toen ik het recente boek over Von Humboldt las, geschreven door Andrea Wulf: ‘De uitvinder van de natuur, Het avontuurlijke leven van Alexander von Humboldt’.

Niet alleen het leven van Humboldt is een avontuur, het boek leest ook als zodanig. Over zijn wetenschappelijke ontdekkingsreizen en vooral de wetenschappelijke doorwerking ervan. Charles Darwin meende eens dat hij nooit op de Beagle zou zijn ingescheept of ‘Het ontstaan van soorten’  geschreven zou hebben, als hij Humboldts werk niet had gelezen (pp. 24-25).
    Het gaat om veel meer dan reisverslagen. Humboldt is – zo laat Wulf zien – de uitvinder van de ecologie. De biologie die tot dat moment vooral classificeerde, dus de levende dingen in hun stilstand benoemde, wordt door Humboldt getransformeerd tot een dynamisch systeem. Sterker nog, heel de kosmos vormt één samenhang, een geheel der dingen.
      Moet je daarvoor op reis? Ja, want het draait om veel meer dan een speculatieve monistische gedachte over die eenheid. Humboldt is een enorm sterke waarnemer. Overal onderscheidt en vergelijkt hij, en tekent systematische kaarten van biotopen van verschillende klimaatzones. Wat hij in de Andes ontdekt wil hij toetsen in de Himalaya. Voor dat laatste kreeg hij echter geen kans, vastgepind als hij was – tegen zijn zin – aan het Pruisische hof.

De wereld daagt uit tot kijken of alles klopt wat wordt verondersteld, en tot het verder benoemen van verbanden. Kijken hoe het zit en kijken hoe dat wat gedacht wordt wel of niet zo is. De eenheid bestaat in de bijzondere dingen. Geen ding bestaat op zichzelf, alleen in relatie tot de omgeving en wat daarin werkzaam is. Dus wisselwerking, wederzijdse beïnvloeding, en dat leidt tot herkenbare en vergelijkbare structuren op verschillende plaatsen. Dat kun je zien, als je het wilt zien. Zo legt Humboldt een wereld bloot, de eigen wereld die daarvoor niet zó bekeken was.
    Van Humboldts aanpak ging een enorme aantrekkingskracht uit, ook op jonge onderzoekers, op meer dan Darwin alleen. Uitvinder van de samenhang, uitvinder van de ecologie, van de natuur, het is niet niets. Is al die lof op zijn plaats? Vorm zelf een oordeel, lees het boek.

Dit allemaal lezend viel me op dat de schrijfster weliswaar verwijst naar de filosofie en filosofische ideeën, maar heel weinig naar de Duitse idealistische filosofie van Humboldts tijd. In het boek wordt Friedrich Schelling zo’n drie keer genoemd en Georg Hegel nooit.
      Dat is opmerkelijk omdat deze Duitse denkers zich ook richtten op de universele samenhang en wisselwerking der dingen, ook in de natuur. Weliswaar onder bepaalde vooronderstellingen en zonder zelf (veel) biologisch veldwerk te doen, maar in de thematiek van verschillende wetenschappers en filosofen in deze tijd spelen vaak vergelijkbare punten.
    Het kan zijn dat de schrijfster minder affiniteit heeft met het Duitse idealisme of deze filosofie gewoon minder goed kent, wat geen schande is. Het kan ook zijn dat ze een sterker verband ziet met de ideeën van de darwinist en monist Ernst Haeckel, die als eerste expliciet de term ecologie noemt. Die komt wel uitvoerig aan bod, hij was ooit een zeer veel gelezen auteur.
      Bij Haeckel noemt men vaak ook heel andere verbanden, zoals zijn (vermeend) sociaaldarwinisme waarin rassen als hoger of juist als inferieur worden bestempeld, daarmee gebruikt of misbruikt wordt als voorloper van de rassenleer van het Derde Rijk.
      Strijd om het bestaan, is dat klassenstrijd of rassenstrijd? Dat is nogal een verschil. En voor alle duidelijkheid: Humboldt was juist fel gekant tegen rassendiscriminatie en de slavernij. Hij is eerder een voorloper van het strijdbare antifascisme.

Dit voert al ver. Wulf schreef een helder boek en omissies hoeven geen politieke kleur in te houden. Niet alleen komen hierin bepaalde filosofieën minder aan bod. Het omgekeerde geldt ook. Humboldt wordt in de filosofie soms weinig genoemd in verbanden waar je zijn naam wel zou kunnen verwachten.
    Die vraag triggert nog meer. Waarom Humboldt, erkend in heel Duitsland, destijds net zo goed in de DDR als de BRD, vaak weinig wordt genoemd en meer vergeten lijkt dat de statuur van zijn werk verdient. Misschien ging de wetenschap in die tijd gewoon te snel. En zeker kan dan gelden dat zijn naam wat wegvalt na de doorbraak van Darwin.

Wordt hij echt relatief weinig genoemd? Hegel noemt Humboldt niet in zijn ‘Encyclopedie’, al kun je dan weer zeggen dat Humboldts ‘Kosmos’  daarvoor te laat verscheen. Maar Hegel heeft hem gekend, al waren ze – voor zover ik weet – geen vrienden.
      In 1859 verschijnen twee boeken die beroemd zullen worden: Marx’ bekende boek ‘Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie’ en Darwins ‘Het ontstaan van soorten’. Darwin noemt Humboldt niet in dit boek, dat verder vol verwijzingen naar onderzoek van anderen zit. Wat Karl Marx en Friedrich Engels betreft, gaat de laatste vanaf ongeveer 1873 bezig een uitgebreid boek te schrijven over de dialectische eenheid van de natuur en de wetenschappen, een veelomvattende ‘Dialectiek van de natuur’. Dat boek, nooit afgekomen, gaat dus ook over de eenheid van de kosmos. De wel half gereed gekomen tekstdelen noemen Humboldt slechts één keer, zij het wel expliciet als een belangrijke stap in de ontwikkeling van de moderne wetenschap.

Hoe zit het dan met het heden? Naomi Klein noemt in haar kloek en strijdbaar ecologisch werk ‘No time, Verander nu, voor het klimaat alles verandert’  honderden namen, maar geen Humboldt, terwijl hij toch een mooie voorloper is van haar benadering.
    Niet zo verrassend haalt Wulf haar wél aan in verband met Humboldt: ‘Of, in de woorden van de Canadese activiste Naomi Klein in haar ‘No time’: het economische systeem en het milieu zijn in oorlog. Zoals Humboldt besefte dat koloniën die dreven op slavernij, monocultuur en uitbuiting, een systeem voortbrachten van onrechtvaardigheid en rampzalige verwoesting van het milieu, zo moeten wij begrijpen dat economische fenomenen en klimaatverandering deel uitmaken van hetzelfde systeem.’ (p. 414)

Mijn blog is meestal niet zo’n grove schets als deze, en voor je het weet wordt het een hele verhandeling. Het is de vraag die triggert. Waarom is iemand die bijna zo breed denkt als Aristoteles relatief zo onbekend? Voor een goed antwoord is ongetwijfeld genoeg te vinden. In de 19e eeuw werd veel geschreven en zijn heel wat correspondenties bewaard.
      Is relatief weinig genoemd worden erg? Als toen de Nobelprijs al had bestaan, zou Humboldt die wel voor zijn ‘Kosmos’  hebben ontvangen. Of niet? Denken in samenhang, én met die idee de wereld te lijf gaan en hoge besneeuwde toppen beklimmen, dat is toch te mooi om te vergeten?
      Leve Humboldt, leve de ecologie en de biodiversiteit, zou men zeggen als hij vandaag een hoofdprijs zou krijgen. Als men dit in ‘De wereld draait door’  zou zeggen, zou Humboldt slechts antwoorden: ‘Vertel mij wat!’





Boek: Andrea Wulf: De uitvinder van de natuur, Het avontuurlijke leven van Alexander von Humboldt, Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam, Antwerpen 2016, ISBN 9789045031170.


















zondag 18 december 2016

Sioux, Naomi Klein en een ‘wijde mantel’






 

Sioux, Naomi Klein en een ‘wijde mantel’. Indachtig de idee van Alexander von Humboldt (1769-1859) dat in de kosmos alles dynamisch samenhangt, is dat ook met de Sioux, Naomi Klein en het klimaat het geval. Maar hoe dan, ….? Daar gaat het natuurlijk om.

De Sioux, oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika strijden voor behoud van hun grondgebied. Bespottelijk eigenlijk dat een inheems volk als de Sioux nog steeds moet strijden om het beetje eigen land dat nog resteert. Het is hun land, hun band met de voorouders, hun geschiedenis en waardigheid.
    In Noord-Dakota, door het land van de Sioux zou een pijpleiding moeten komen voor het transport van schalieolie, de hernieuwde winning van fossiele brandstoffen. Met als gevolg een verdere, sterkere opwarming van de aarde. De Sioux hebben nu eerst gewonnen, de aanleg is opgeschort.
    Maar de strijd van dit volk en de activisten die hen steunen is nog niet gewonnen. Donald Trump kent geen opwarming, erkent geen inheemse volkeren, en wil de pijplijn aanleggen. Is hij alleen de baas? Dat hangt van de tegenkrachten af. Respect versus geld, vice versa. Zo simpel is het eigenlijk. Ja, de dingen hangen samen. Dat is niet altijd mooi.

Naomi Klein schreef in haar onvolprezen boek ‘No time, Verander nu, voor het klimaat alles verandert’: ‘Ons economisch stelsel en ons planetenstelsel staan met elkaar op voet van oorlog.’ Dat wordt nog elke dag opnieuw bewezen. Kapitalisme versus het klimaat.
    Het boek bewijst dat het alarm voor het gevaar van nog verdere opwarming niet overdreven is. ‘Eenmaal uitgestoten in de dampkring blijft CO2 honderden jaren, soms nog langer, hangen terwijl de hitte wordt vastgehouden.’ Dat het in veel opzichten al te laat is, is absoluut geen argument nu te stoppen. Geen tijd te verliezen.
    De strijd van een inheems volk als de Sioux zou als het alleen om hun land ging al alle steun verdienen. Maar de verdere samenhang laat een nog grotere noodzaak zien. De strijd in de Verenigde Staten raakt het hele mondiale klimaat, alle landen. De ‘vrije’ markt kan de problemen niet oplossen, omdat het kapitalistische winstmotief steeds weer de doorslaggevende rol speelt. Nu met regisseur Donald Trump, die afgestopt moet worden. De opwarming is geen mythe.

De ‘wijde mantel’ (Aequipecten opercularis) bewijst de opwarming. Inderdaad geen mythe. De wijde mantel is een schelp die op de Waddeneilanden niet heel zeldzaam is. Maar als je er vroeger een vond, was dat toch wel vrij bijzonder en het waren vaak kleine schelpjes. Je ziet ze nu steeds meer. Enkele weken geleden vond ik nog een paar op Terschelling. Levend. Ze spoelen vaak aan op plastic vaatjes en dergelijke, maar blijven daarop leven, in ieder geval enige tijd, nu ook in de winter.
    Deze mantelschelp aardt het best in wat warmer water en je ziet ze steeds vaker. En er zwemt soms ook al Dorade (goudbrasem, Sparus aurata) in de Waddenzee. De wadden grensden tot voor kort toch niet aan de Middellandse Zee? Dus ja, heel mooi zo’n schelpje en een lekkere vis, maar toch ….

Het is allemaal niet toevallig. Er is samenhang, de opwarming hier, de oorzaak ervan en de strijd tegen nog verdere door de mens veroorzaakte klimaatverandering. Dat is ook een strijd voor respect. Voor de Sioux, voor de aarde en voor de natuur dicht bij huis.




















maandag 12 december 2016

Antonio Gramsci, te vaak genegeerd?


Het jubileumnummer bij de vijftigste verjaardag van het Vlaams Marxistisch Tijdschrift is vandaag uitgekomen. Hierin schreef ik het artikel ‘Antonio Gramsci, te vaak genegeerd?’  Bij de start van het tijdschrift waren werken van de Italiaanse marxist Antonio Gramsci (1891-1937) veel gelezen én besproken. Hij lijkt momenteel wat vergeten, maar hij is nog altijd een leerzaam voorbeeld.
    In het artikel schrijf ik over hem: ‘Er bestaan filosofen met vlekkeloze redeneringen waar haast geen speld tussen is te krijgen en die toch niet aanspreken. Wat moet je met bomvaste uitspraken? Voor Gramsci geldt het omgekeerde. Niet arrogant, een heel andere toon dan bij denkers die het allemaal zo precies lijken te weten. Veel vragen, soms tegenstrijdigheden, soms verschuiving van betekenis van termen, maar altijd redeneringen met het oog op de praktijk, op de denkwereld van arbeiders en boeren, op de geschiedenis, en op vragen die vanuit die geschiedenis in het heden worden gesteld.’

Gramsci zelf schrijft onder meer: ‘De filosofie van de praxis is de uitdrukking van deze ondergeschikte klassen die zichzelf willen opvoeden tot de kunst van het regeren en die er belang bij hebben alle waarheden, ook de onaangename te kennen en de valstrikken te vermijden van de hogere klasse en des te meer van zichzelf.’



Het artikel over Gramsci is te downloaden met de volgende link:
http://www.imavo.be/vmt/1644-Schaaf.pdf

Het hele jubileumnummer van VMT vind je met deze link:
http://www.imavo.be/vmt/VMT%202016-4.html






 
Antonio Gramsci (1891-1937)













dinsdag 6 december 2016

‘Actief socialisme en vrijheid’ – Is zo’n boek nu nodig?


Midden in de politieke hectiek van vandaag waarin rechts populisme de wind in de zeilen heeft en principieel links meer analyseert dan strijdt en met het eigen gebrek aan doortastendheid worstelt, werk ik al geruime tijd aan een boek met de werktitel ‘Actief socialisme en vrijheid’. Hier is ook nog de niet zo vrolijke voorlopige ondertitel ‘Met de haren uit het moeras?’  bijbedacht. Als voorstudie zijn er vier essays geschreven over de utopie, het ideologisch falen van links in de jaren tachtig, en over ‘vrijheid en macht’.

Het boek zal zeker geen mooie kant-en-klare oplossingen bevatten en het duurt nog enige tijd voor het klaar is. Misschien moet de belangstellende lezer wel zo lang wachten dat de hectiek en de waan van vandaag inmiddels al wat afneemt. Als dat zo zou zijn, zijn oplossingen ook weer wat meer voor de hand liggend, al is dat de reden niet dat het met het boek nog even duurt. Het heeft weinig zin snelle, laat staan makkelijke oplossingen aan te dragen, want deze bestaan niet.

Wat die eventuele kant-en-klare oplossingen betreft sluit ik aan bij Karl Marx en Friedrich Engels, die daar niet zo van hielden. Terecht dus, naar mijn mening. Engels kon het aardig zeggen als hij het had over socialisten die te detaillistisch vooruit willen denken en allerlei systemen bedenken: ‘Deze nieuwe sociale systemen waren bij voorbaat tot de utopie veroordeeld. Hoe verder zij in bijzonderheden werden uitgewerkt, des te meer moesten zij in louter fantasieën verzeild raken.’ Dit staat in Engels’ boek ‘De ontwikkeling van het socialisme van utopie tot wetenschap’. Men zal misschien denken dat dit louter over het vroegere utopisch socialisme gaat, maar is het niet een meer voorkomende eigenschap onder socialisten te lang vooruit te fantaseren en het heden te veel over te slaan? Al is het omgekeerde net zo problematisch.

Het gaat hier daarom niet zozeer om het zogenaamde utopisch socialisme, maar om het denken in te vaste formuleringen over alternatieven in het algemeen. Formuleringen waarvan men niet los kan komen en waarin mensen in verstrikt raken. Bijvoorbeeld omdat de toekomst altijd anders is dan verwacht werd. Verstrikt? Dan kun je niet meer actief zijn.
    Marx en Engels veronderstellen een bepaald machtsbegrip en daar wordt bij aangehaakt. En dit vanuit een paradoxaal startpunt. Er wordt een visie op macht verondersteld, maar deze is bij hen weinig uitgewerkt. Dus: een heel centraal punt in de visie van Marx wordt té vanzelfsprekend als bekend verondersteld. En dat middenin een theoretisch kader waarvan veel bruikbaar is en vraagt om een actuele concretisering.
      Daarom is het beter nu wel verder over de machtsvraag na te denken. ‘Vrijheid en macht’ is daarom het thema, uitgewerkt naar diverse kanten. Lang niet naar alle kanten, en dat zal zeker opvallen in een wereld waar de macht zo sterk telt, ideologisch, technologisch, militair, religieus en in de mobilisatie van de massa voor de macht, met momenteel vooral een conservatief, egoïstisch-kapitalistisch en niet-humanistisch uitgangspunt.

De vier voorbereidende essays zijn beschikbaar. Het boek duurt nog even, twee à drie jaar. Verwacht van één enkel boek niet te veel. De trend vraagt om ‘snelle antwoorden’ en daar wijkt dit van af.
      Wat wel kan is iedereen oproepen na te denken over de macht van links. Dan is één ding zeker: het meest urgent als het gaat om sterkere democratische sociale macht is om veel meer en goed georganiseerd samen te werken, door de vele actieve mensen, bewegingen, partijen en vakbonden, en dat lokaal, nationaal en internationaal, zowel op sociaal, economisch als ecologisch terrein. Mét discussie, met polemiek, en vooral met respect voor de verschillende gezichtspunten binnen de linkse, socialistische en ecologische politiek. Bij allerlei acties en strijd. In en buiten verkiezingstijd. Vooral niet alleen digitaal, maar zichtbaar op plaatsen waar debat plaatsvindt. Op straat! Met meningen alleen kom je niet ver als het moet gaan om grote veranderingen en een sterke rol daarin voor links en socialistisch.

Hierna volgt nu als voorschot een kort stukje uit het concept, nog verder te verbeteren. Het is geen leuke boodschap in een tijd van sterk individualisme: je moet je organiseren en actief zijn. Lastig dus, makkelijke oplossingen zijn er niet.
    De grote paradox die centraal staat: de noodzaak tot verandering en het tegelijk ontbreken van de belangrijkste voorwaarden voor die verandering. De ondertitel van dit boek ‘Met de haren uit het moeras?’  staat er niet toevallig. De bedoelde verandering vereist een veel hogere organisatiegraad van het plaatselijke en mondiale socialisme, progressief denken en massale actie, dan nu bestaat. Het verkrijgen daarvan lijkt in de huidige narcistische fase van de maatschappelijke en politieke ontwikkeling nogal een opgave. Het boek wordt slechts een kleine bijdrage het daar beter over te kunnen hebben.
      Maar dus ook: zonder te trachten die ene ware kant-en-klare oplossing te benoemen. Want die bestaat niet. Er is een breed front van handelen en denken nodig, met een grotere eenheid op centrale sociale en humane vragen. Niet alleen impliciet, vooral nadrukkelijk en actief.

De vooronderstelling is dus: Marx’ visie op de geschiedenis en de toekomst kent geen kant-en-klare voorspellingen of oplossingen. Wel echter twee elementen die ertoe doen. Het eerste element is, dat op den duur diepe vrijwel onoplosbare crises in het kapitalisme mogelijk en zelfs waarschijnlijk zijn (en niet meer dan dat). Het kapitalisme als systeem boet dan aan productieve kracht in, maar is daarmee geenszins opgeheven. Het tweede dat het proletariaat, zeg maar de arbeidersklasse, het welbewuste deel van de werkenden en werklozen, goed genoeg georganiseerd dient te zijn om in een dergelijke situatie een grote sociale stap naar voren te maken. Sociaal, socialistisch, progressief, voor alle mensen.

Waar richt zo’n stap zich dan op? Een socialistisch alternatief? Regelmatig duikt de vraag op naar ‘het socialistisch alternatief’. Het is de formulering die al sinds 1848, en misschien nog wel veel eerder, klonk. Hoe presenteer je een alternatief?
    Maar zó gesteld krijg je een antwoord van ‘eerst dit, dan dat, dan zus-en-zo, en dan kom je op den duur op die en die maatschappijvorm.’ Deze vorm van formuleren leidt (altijd) tot veel geharrewar en geruzie, want het antwoord is nooit af en zeker niet helemaal sluitend. Hoe gedetailleerder het antwoord wordt geformuleerd, des te meer de maatschappelijke werkelijkheid ervan afwijkt. De reactie daarop was vaak eerder de strijd te staken dan juist door te zetten. Toch is dat laatste beter. Immers, nieuwe strijd vergroot het blikveld en kan de discussie verbeteren. Niet alles weten hoeft niet tot passiviteit te leiden.
      Marx en Engels hebben nadrukkelijk geprobeerd de detaillistische vorm van toekomstdenken te vermijden door de meer dialectische term ‘afsterven van de (oude) staat’ in te voeren, zonder daarbij dan weer in de valkuil te trappen dat tot in de details uit te willen leggen. Hoe rationeel ook, het hielp duidelijk onvoldoende: het afsterven werd tot een soort modeloplossing gemaakt, een soort voorspelbare fase. En zo’n invalshoek weerleggen, laat dat maar aan de geschiedenis over.

Ik heb eerder – in Het speelveld van de vrijheid – de socialistische oplossing of verlossing weliswaar wat gerelativeerd, maar de uitdaging van de strijd voor een steeds grotere vrijheid geformuleerd. Dat – zal de criticus opmerken – is nog minder concreet dan een idee over de nieuwe socialistische staat.
    Jawel, maar de strijd tegen onderdrukking, uitbuiting en uitsluiting, voor volledige rechten, welzijn en zeggenschap van de arbeiders, en voor vrijheid, collectief beheer enzovoorts is meer dan vaak genoeg geschetst. In de hitte van strijd hiervoor weet men wél wat socialistisch is, en wat het beslist niet is. En tegenwoordig weet je ook zeker dat de strijd voor biodiversiteit en tegen klimaatverslechtering hier onlosmakelijk, dus als prioriteit mee verbonden is. Hieraan kan altijd resoluut worden gewerkt, ervoor gestreden, samengewerkt, creatieve vormen van realisatie worden gezocht, en kunnen collectieve en persoonlijke vrijheden worden gewonnen.
    Het ‘socialistische perspectief’ is de permanente revolutie met ijkpunten die nooit toevallig of willekeurig zijn. IJkpunten die overal ter wereld steeds weer opduiken en worden herkend. Wat dat betreft bestaat er echt wel een maatstaf tussen revolutionair en reformistisch, dus het gaan voor het volledig benutten van maatschappelijke mogelijkheden en vrijheden versus het neerleggen bij of zelfs zwelgen in het compromis.

Dit perspectief is niets als het bij discussies en analyses blijft, het is veel meer wanneer solidaire vormen van eenheid en samenwerking worden gevonden, massaal en internationaal.
    Het socialistische perspectief is helemaal niet vaag. Ieder weet wat ermee wordt bedoeld. Te veel vragen naar het ene antwoord of een bepaalde vorm kan neerkomen op afleiding van de doelen, al is het ongetwijfeld meestal niet zo bedoeld. Verkeerde vragen leiden tot verkeerde antwoorden. Het is de kunst daarvan wég te komen.
      Socialisten, activisten voor biodiversiteit, andere (linkse) activisten, in welke variant dan ook, verenig je! Niet om dat ene perspectief waarnaar je maar zoeken blijft, maar om de volle breedte van het betere sociale, humane en socialistische perspectief. Misschien geen kant-en-klaar alternatief, wel een onuitwisbaar appèl.





De vier voorbereidende essays zijn:

1 – Durven vooruit te denken (2012). Te vinden op:
https://www.marxists.org/nederlands/schaaf/2012/2012conservatisme_socialisme.htm

2 – Na de nihilistische val (2013). Te vinden op:
https://www.marxists.org/nederlands/schaaf/2013/2013nihilisme.htm

3 – Vrijheid in Karl Marx’ werk. Verschenen in het boek: Het speelveld van de vrijheid, Marx, Spinoza, overwegingen over vrijheid en macht, Twee essays, Uitgeverij Damon, Budel 2014.

4 – Het speelveld van de vrijheid, Macht, menigte, kennis en vrijheid in het licht van de filosofie van Marx en Spinoza. In het boek genoemd bij 3.

Naast deze los verschenen essays is een concept van een hoofdstuk uit het nieuwe boek verschenen op de website van het Vlaams Marxistisch Tijdschrift onder de titel Marx, kritiek op de vervreemding, … en nu dan? (2016) Te vinden op:
http://www.imavo.be/vmt/16312-Schaaf.pdf


www.jasperschaaf.nl



















vrijdag 25 november 2016

Noordse cirkelschelp van Schiermonnikoog









In de natuur is veel te zien en te vinden, al in de directe omgeving. De natuur is dichtbij. Kijk gewoon goed in je eigen tuin, straat of buurt.
      Malacologie is weekdierkunde. Voor mijn malacologische afwijking/interesse ofwel de schelpenzoekerij moet ik iets verder weg. Eigenlijk is dat niet helemaal waar, want in onze eigen tuin zijn er bij goed zoeken wel ongeveer tien soorten slakken te vinden, al zul je ze waarschijnlijk niet alle tegelijk aantreffen.
      Er zijn in de tuin niet alleen van die bruine sigaren (Oranje wegslak, Arion rufus), waar de buren zo’n hekel aan hebben. Je hebt er ook fijner gebouwde slakken van soms enkele millimeters. Zo vond ik eens een Glanzende agaathoren (Cochlicopa lubrica) van enkele millimeters, die kennelijk ooit in een groter leeg huisje van een andere slak was gekropen en daar uitrolde toen ik daar naar keek, niet de slak, wel het huisje. Dat kun je dan mooi bekijken met een microscoop of vergrootglas.

Maar voor de schelpen uit de zee ga ik op zoektocht aan de Hollandse kust, Ameland en Terschelling. Wandelen, scharrelen en de ogen gebruiken. En dichterbij ligt gelukkig Schiermonnikoog. De bus naar de boot stopt ongeveer om de hoek, in de Oosterparkwijk.
      Zo gisteren weer even mooi rondgekoekeloerd op een groot vrijwel verlaten strand van Schier. Wat een ruimte, wat een meeuwen en honderden drietenen. Die meestal dribbelende strandlopers gaan in de wind soms in een prachtige waaier zitten, net wielrenners. Daartussen scharrelden bovendien nog wat steenlopers, heel benaderbaar als je rustig aan doet. En als je schelpen zoekt, doe je rustig aan, dus zijn de vogels ook dichtbij.

Ik ging voor de schelpen deze keer. Altijd wat te vinden. Een heel aardige vondst moet wel even onder de aandacht worden gebracht. Ongeveer bij paal 8 lag een donker en heel gaaf exemplaar van de Noordse cirkelschelp (Lucinoma borealis).
    De Noordse cirkelschelp staat in schelpengidsen, zoals het standaardwerk Schelpen van de Waddeneilanden, als zeldzaam te boek. Althans voor Schiermonnikoog, en op de stranden elders is deze meestal nog zeldzamer. Maar hij is dus – natuurlijk met het nodige geluk en een best lange wandeling – te vinden.
      Het aardige is nu dat ik dit jaar op Schier twee keer, en ook nog vrijwel op dezelfde plek bij paal 8, een exemplaar van deze schelp vond. Ik vond er een op 24 april 2016, in de avondschemer bij harde wind tussen veel schuim. Ik dacht even aan een Artemisschelp – die is ook vrijwel rond, schaars, maar niet zo zeldzaam – maar het was dus een Noordse cirkelschelp.
    Nu dus, op 24 november, hooguit een paar honderd meter van de plek waar de eerste schelp lag. Overigens zijn dit voor Schier niet mijn eerste vondsten van deze schelp, eerder één gevonden op 19 juni 2012.

Bij de zandsuppleties op Ameland was deze soort enkele jaren achtereen vrij makkelijk te vinden. Zo nam ik in 2014 er ca. tien mee, gevonden in slechts enkele dagen. Inmiddels lijkt dit weer moeilijker.
    Maar de vondsten van Schier zijn eigenlijk wel zo leuk. Op dit eiland vonden nooit zandsuppleties plaats. De schelpjes zijn gewoon aangespoeld zonder mechanische hulp. De schelpen uit de zandsuppleties van Ameland zien er trouwens vaak iets anders uit, soms iets dunner en ze laten ietsje meer licht door en zouden daarom wat minder oud kunnen zijn. Bovendien hebben ze wat scherpere lijntjes dan de schelpen van Schiermonnikoog, minder afgesleten.
    De Noordse cirkelschelp die we in Nederland vinden zijn oude, mogelijk fossiele schelpen uit het Eemien. Het Eemien is de warme periode tussen de laatste twee ijstijden, meer dan 100.000 jaar geleden.

Op de twee foto’s bovenaan de blog staat de nieuwe vondst. Op de groepsfoto hieronder staan op de eerste rij drie exemplaren uit de zandsuppleties van Ameland. Eronder staan de drie van Schiermonnikoog. Van links naar rechts de schelpen van 2012, april 2016 en de ‘nieuwe’ van 24 november 2016.
    De nieuwe vondst is natuurlijk de mooiste. Wel zwart, maar heel gaaf en een fraaie scherpe tekening van de binnenkant.









Genoemd boek: R.H. de Bruyne en Th.W. de Boer, Schelpen van de Waddeneilanden, Gids van de schelpen en weekdieren van Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog, Fontaine Uitgevers, ’s Graveland 2008.


N.B. zoek je een dergelijk boek maar is dit te duur (antiquarisch vraag men er soms nogal veel voor), dan is een andere, betaalbare aanrader:
Rykel de Bruyne, Ditte Bandini, Ameland: Schelpenrijk, Het eilandgevoel beleven met schelpen, barnsteen en fossielen, Stichting Anemoon, Lisse en KNNV Uitgeverij, Zeist 2013.












zondag 20 november 2016

Montaigne over leugenaar Trump


‘Slechts door het woord zijn we mens.’

De kranten vertellen ons dat Donald Trump een leugenaar is. In ieder geval straalt hij uit dat je met de waarheid veel kanten uit kan. Wat gaat hij in ‘godsnaam’ echt doen, zo vragen velen zich af. Ja, dat kan knap lastig worden.

Michel de Montaigne over Donald Trump? Beetje flauw natuurlijk zo’n titel. Toch moest ik even aan de arme Verenigde Staten denken toen ik gisteren las in de ‘Essays’  van de filosoof Michel de Montaigne (1533-1592). Mooi vertaald door Frank de Graaf, maar dit terzijde.
    Montaigne is niet alleen een heel breed georiënteerd filosoof, zijn werk getuigt van groot inzicht in het dagelijks functioneren van de mens met al zijn onhebbelijkheden en hier en daar wat minder grote dwaasheden. Hij is een knap psycholoog geruime tijd voor het vak als zodanig bestond. Altijd inspirerend om in zijn werk te lezen.

Onhebbelijkheden? Montaigne wijdt in zijn ‘Essays’  een hoofdstuk aan leugenaars. Wat te denken van leugenaars? Zo moest ik toch nog even aan Trump denken. De man waarvan velen denken dat je zelf niet liegt wanneer je hem als leugenaar betitelt.
      Nou, als dat waar is en ik Montaigne vervolgens wel geloof, krijgt de wereld nog wel wat met deze Trump te stellen. Want Montaigne maakt duidelijk dat het met de leugen zo simpel nog niet ligt. Wil je de waarheid weten, dan helpt het meestal niet de leugen alleen maar om te keren. Een omgekeerde leugen is niet noodzakelijk een waarheid, misschien zelfs nog geen deeltje ervan.

Montaigne zegt het zo: ‘Als de leugen, zoals de waarheid, maar één gezicht had, zouden we beter weten waar we aan toe zijn. Want dan zouden we het tegendeel van wat de leugenaar zegt als zeker beschouwen. Maar het omgekeerde van de waarheid heeft honderdduizend vormen en een onbegrensd gebied.’

Verschijningsvormen van de leugen. Wel honderdduizend, dat was in die tijd oneindig, inderdaad onbegrensd. Daar kan de politiek het dan mee doen, met zo’n man …
      Toch houdt Montaigne vast aan de idee dat er waarheid bestaat. En dat daar aan gewerkt moet worden. Hij schrijft ook: ‘Liegen is waarlijk een vervloekte ondeugd. Slechts door het woord zijn we mens en door het woord staan we met elkaar in verbinding. Als we zouden inzien hoe ernstig, hoe afschuwelijk liegen is, zouden we het, en met meer recht dan andere misdaden, te vuur en te zwaard vervolgen.’

Montaigne komt op voor het handhaven van de waarheid. Zijn filosofie ontstaat vele jaren voor de vele kennis-relativistische standpunten waar veel mensen van tegenwoordig zo graag in wegvluchten. Maar ook toen – al sinds de Griekse filosofie – wist men heel goed dat net als de leugen ook de waarheid niet simpel is. En tóch, heel waardevol, je moet ervoor blijven opkomen. Liegen, de bewuste onwaarheid, ondermijnt alles, het hele menselijk bestaan.
      Als een hedendaagse communicatiedeskundige of een diepdenkende existentialist weet Montaigne, ik het herhaal het graag: ‘Slechts door het woord zijn we mens.’  Dat woord moet waar willen zijn.

Als de waarheid nooit simpel is, vele kanten kent, en tot verschillende soorten ontkenningen kan leiden die niet eenvoudig begrepen kunnen worden door slechts de leugen te ontmaskeren, krijgt de wereld met Donald Trump nog heel wat te stellen. Waar gaat dit heen? Hoe daar greep op te krijgen door weldenkende mensen en activisten? Onwaarachtige politiek kan zich verhullen in, zoals Montaigne het uitdrukt, ‘honderdduizend vormen’.

Er zit niets anders op dan te blijven koersen op de waarheid. Vooral zelf niet de truc van de leugen overnemen, want daarin raakt uiteindelijk iedereen verstrikt. Het is niet onwaarschijnlijk dat dit laatste ook de mooiprater Trump zal overkomen. Daarvoor is hem ‘te vuur en te zwaard vervolgen’ dan niet eens nodig.
      Hoe zou zelf de waarheid propagandistisch omkeren een doel kunnen zijn, als je bedenkt dat er wel ‘honderdduizend vormen’ van de onwaarheid in het geding kunnen zijn? En die – misschien past hier een bescheiden toevoeging – toch ook weer aspecten van de waarheid zijn of deze raken?
      Spelletjes met de waarheid is spelen met vuur. Het sterkst blijft zelf de waarheid naar voren te brengen, een positieve en sociale politiek, een sterk alternatief tegenover negativisme.

Het is een goed idee van Montaigne: nooit de waarheid opgeven. Zelf nu niet vluchten in populisme en versimpeling, maar doorgronden wat het is, wat er gaande is, en welke waarheden mee kunnen spelen.
      Goed van kwaad scheiden, en dát dan behouden. Slechts door het ware woord wordt men ten slotte mens. Ook al kent het ware woord waarschijnlijk toch wel meerdere varianten.




N.B. – Dit is de derde blog over Donald Trump, zie de vorige twee.
Misschien de laatste …?


Bron: Michel de Montaigne, Over leugenaars, in Essays, vertaling van Frank de Graaf, Uitgeverij Boom, Amsterdam, Meppel 1993, p. 53. ISBN 9060098676.










Montaigne (1533-1592)













donderdag 17 november 2016

Zorgkosten omhoog door Neoliberalisme


De zorgkosten gaan omhoog, mede door het neoliberalisme. Dat ideeën en ideologieën niet onschuldig zijn wordt bewezen door de ziektekostenverzekeringen. Die gaan voor het gros van de mensen volgend jaar weer zo’n tientje per maand, dus meer dan honderd euro per jaar omhoog.
      Het zou onder meer komen door de vergoeding van duurdere medicijnen. En nog zo wat. Maar er is meer aan de hand. Zo speelt de neoliberale ideologie en haar mantra van de marktwerking een grote rol bij het hele ziektekostengedoe.
      Marktfundamentalisme, het is een vorm van extremisme waar de Nationale Veiligheidscoördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid onvoldoende tegen waarschuwt. Misschien zijn taak niet, zal hij denken, maar extreem is het wel.

De zorgpremie zou dit jaar niet stijgen, zo dacht ‘de politiek’. Maar die heeft ook besloten tot de transitie van de zorg. Eén van de gevolgen ervan is dat vormen van lichtere hulp en zorg overgeheveld zijn van de AWBZ naar de budgetten waar de gemeenten voor verantwoordelijk zijn én naar de zorgverzekering. Het laatste is een beweging van collectief naar particulier.
    Om die overgang soepel te laten verlopen – protesten waren er al genoeg! – betaalde de overheid tijdelijk voor de wijkverpleging nog bij, nadat deze vorm van zorg is komen te vallen onder de ziektekosten en de basisverzekering. Soepel? Soepeltjesweg moeten de verzekerden nu deze kosten voor hun rekening nemen en bouwt de regering de tijdelijke ‘versoepeling’ af.
    Soepeltjes moet ieder dus meer betalen, dát klinkt liberaal. Een soepel en toch extreem ‘vrije marktdenken’.

De hele benadering is er een van het loslaten van het solidariteitsprincipe en doorwerking van het neoliberalisme.
    De SP heeft nu een heel goed initiatief genomen om deze benadering radicaal om te keren. Weer de collectieve verantwoordelijkheid centraal stellen. De SP, 50+, Partij voor de Dieren, Piratenpartij, de FNV, nog meer organisaties en 200.000 mensen willen een Nationaal ZorgFonds, waarin onder meer de hele verzekeringsmallemolen wordt teruggebracht tot een helder en solidair stelsel, Het Nationaal ZorgFonds. Zonder eigen risico.

Ondersteuning van dit Fonds is niet alleen goed voor de eigen portemonnee – en zorg zal altijd op een of andere manier geld kosten – maar het is vooral een stap naar nieuwe sterke solidariteit, een mogelijkheid tot een eerlijker kostenverdeling en bovendien een verzet tegen het neoliberale individualisme.
      Steun het Nationaal ZorgFonds. Zonder eigen risico!



Tekenen voor het NationaalZorgfonds, zie deze link: https://nationaalzorgfonds.nl/















Extra blogje: Het doemdenken van De Groene Amsterdammer

Vijf minuten nadat ik bovenstaande blog geplaatst heb, valt De Groene Amsterdammer in de brievenbus. Ja dat lezen we. Een blad met vaak rake analyses, maar zelden een idee over oplossingen, hoe je bij kunt dragen sociale problemen op te lossen.
      Het nieuwe nummer getuigt van doemdenken. Een bijna lege pikzwarte voorkant met de leuze ‘Het einde van de liberale wereldorde’ en daarin een foto van Donald Trump. Wat een oppervlakkig pessimisme!
      Er zijn tal van acties en initiatieven mogelijk om massaal te werken aan een solidaire, zelfs socialistische toekomst. Is Bernie Sanders nu al vergeten?














donderdag 10 november 2016

Het Communistisch Manifest en de Verkiezingsverbazing


Verkiezingen VS. Verbazing, de wereld in de war? Is deze verbazing zelf niet verbazingwekkend? Het is mondiaal gezien crisis, diepe economische en sociale crisis sinds 2008. Het wegpoetsen van sommige oneffenheden heeft het gevoel van crisis en uitzichtloosheid bij velen, niet weggenomen. Dit gevoel zoekt een uitweg, dat kan niet anders.

Marx’ visie op de geschiedenis en de toekomst kent geen kant-en-klare voorspellingen of oplossingen. Wel twee elementen die ertoe doen.
      Het eerste is, dat op den duur diepe vrijwel onoplosbare crises in het kapitalisme mogelijk en zelfs waarschijnlijk zijn (en niet meer dan dat).
      Het tweede dat het proletariaat, zeg maar de arbeidersklasse, het welbewuste deel van de werkenden en werklozen, goed genoeg georganiseerd dient te zijn om in een dergelijke situatie een sociale stap naar voren te maken. Sociaal, socialistisch, progressief, voor alle mensen.

Het eerste lijkt het geval, aan het tweede wordt volstrekt niet voldaan. Dan is crisis vooral chaos, onhelder en risicovol. Crisis en crises.
      Over de crisis schrijft Marx onder meer in ‘Het kapitaal’. Over de noodzaak zich te verenigen, zich goed te organiseren schrijven Karl Marx en Friedrich Engels in ‘Het communistisch manifest’.


Aan het eind van hoofdstuk 24 van ‘Het kapitaal’ staat:
    ‘De centralisatie van de productiemiddelen en de vermaatschappelijking van de arbeid bereiken een punt, waarop zij onverenigbaar worden met hun kapitalistisch omhulsel. Dit omhulsel wordt verbrijzeld. Het laatste uur van het kapitalistisch privaatbezit heeft geslagen. De onteigenaars worden onteigend.’

Aan het eind van ‘Het communistisch manifest’ staat:
    ‘De communisten werken (…) overal aan de vereniging en het onderling eens worden van de democratische partijen van alle landen. De communisten versmaden het, hun opvattingen en oogmerken te verhelen. Zij verklaren openlijk dat hun doel slechts kan worden bereikt door de gewelddadige omverwerping van iedere tot dusver bestaande maatschappelijke orde. Dat de heersende klassen sidderen voor een communistische revolutie! De proletariërs hebben daarbij niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen.
    Proletariërs aller landen, verenig je!’


Het eerste schept de voorwaarden, het tweede is een voorwaarde. Het laatste betekent dat de socialisten, de communisten hebben verzaakt. Geen vereniging, veel versplintering. Te weinig eenheid, te veel onenigheid. Hier ligt een grote opgave, nationaal en internationaal.






Geen bronvermelding, omdat beide boeken, verschenen in 1848 en 1867, in tal van versies verkrijgbaar zijn op papier en op internet.
Zie vooral ook https://www.marxists.org/nederlands/index.htm



















dinsdag 8 november 2016

‘Voltooid leven’, een verkeerd woord


Het is een term die je niet makkelijk loslaat, ‘voltooid leven’. Na de plotse inbreng van de regering vanuit het individualisme ten top, dat nu eindelijk ieder zou mogen beslissen of zijn of haar leven voltooid is, barstte de discussie los.
    Eerst vooral de voorstanders. Een wet, een regeling en goede begeleiders zouden de zelfbeschikking goed kunnen regelen. Het is toch ieders eigen leven?
    Nadat de link werd gelegd naar goede zorg voor ouderen, de invloed daarvan op het ervaren van zinvol leven en de mogelijkheden van de bestaande euthanasiewetgeving kwamen de ethische vragen in beeld. Juist ook mensen die veel met deze vragen te maken hebben roepen op voorzichtig te zijn met nieuwe wetten en protocollen. Onder meer leiden die tot nieuwe formele grenzen die weer nieuwe discussies oproepen. Is dat het allemaal waard en wel zo positief?

Minder besproken wordt nog het woord zelf, ‘voltooid leven’. Maar dit is wel een heel uitdagende term, een formulering met een appèl. Het roept ieder op na te denken hoe men zelf het leven nog ervaart. Het roept op zich hierover uit te spreken, ook als was men dat helemaal niet van plan. De velen die het hier misschien zelden of nooit over zouden willen hebben lijken zich nu een aantal vragen te moeten stellen.

Pas hoorde ik een ouder iemand zeggen: ‘Mijn leven is nog niet voltooid, ik krijg de volgende week nog bezoek!’
      Dat is geen grap, ‘het voltooide leven’ komt heel direct binnen. Het vraagt om een direct antwoord. En mocht dit ooit in een wet komen, met bijbehorende protocollen, dan liggen veel nieuwe concrete vragen voor de hand. Van en voor kinderen, kleinkinderen, familie, hulpverlening, mantelzorg, bij vragen over de kosten en de mogelijke kwaliteit van de zorg, enzovoorts. Wat moet de mens allemaal overdenken en aantonen om door te mogen gaan met het leven of hiermee te stoppen?

‘Voltooid leven’ Klaar, over? Moet ik dat nu weten? Kan ik dat? Of volgende week? Hoe kun je na zo’n formulering de nuances bewaren? Ethiek betreft afwegingen waarbij het zwaarste daadwerkelijk het zwaarst moet wegen. Wegen hier wel voldoende de belangen van de velen mee, die gewoon goede zorg tot het einde zouden willen hebben? Die tevreden zijn als ze goed behandeld en gerespecteerd worden?

Een woord, een formulering kan te uitdagend zijn, te sterk appelleren, schuldgevoel of een gevoel van onveiligheid oproepen bij de velen die hun antwoord helemaal niet zo goed kennen of kunnen zeggen. Heeft men nog het recht het niet te weten?
    Het is de vraag hoe de discussie inhoudelijk verder gaat. Zeker is wel dat het de kunst is het hele begrip ‘voltooid leven’ te schrappen en passender woorden te vinden. Dan zet je niet een grote groep mensen op het verkeerde been.









vrijdag 28 oktober 2016

Feuerbach, Gogol, het Midden-Oosten: Schijn als het wezen van onze tijd


Hebben Feuerbach, Gogol en het Midden-Oosten iets gemeen? Ze hebben iets te zeggen over de schijn die zich presenteert als het wezen van een tijdperk.

Ludwig Feuerbach (1804-1872) oordeelt kritisch over de cultuur, moraal en politiek van zijn tijd. Er lijkt veel vrijheid en vooruitgang te bestaan, maar er is per saldo slechts een benepen politiek-religieuze cultuur, waarin de filosofie – en dat slaat op zijn vroegere leermeester Georg Hegel – verkapte godsdienst is.
      Is er een grote vrijheid van het denken? Neen, de cultuur, religie en politiek ontkennen de waarheid, en nemen vooral de kritische boodschapper van de waarheid onder vuur. Daarom zegt Feuerbach over zijn eigen tijd: ‘Schijn is het wezen van onze tijd.’ (Zie L. Feuerbach, Das Wesen des Christentums, in Gesammelte Werke, deel 5, Akademie Verlag, Berlin DDR 1974, p. 11.)

De boodschapper onder vuur? Feuerbach schrijft in hetzelfde verband ook: ‘Ik heb ten slotte, en weliswaar al door de onverbiddelijke taal waarmee ik ieder ding bij zijn ware naam noem, een verschrikkelijke, onvergeeflijke overtreding tegen de etiquette van onze tijd gemaakt.’
    Er bestaat aldus vervreemding. De dingen zijn vaak in essentie of hoofdzaak heel anders dan wat ze lijken te zijn en hoe ze benoemd worden. Al kun je hier natuurlijk ook stevig over twisten, want wat is een essentie van iets, dat is een filosofische vraag op zich. Dat neemt Feuerbachs kritische rationele inzet echter geenszins weg. Het draait om de vraag over wat er in zijn en onze tijd werkelijk aan de hand is, of je dat kunt analyseren en het antwoord zoeken aan de hand van de feiten. Daarbij gaat het bij Feuerbach concreet om de instituties van de kerk en de knellende band met de conservatieve politiek, die een toekomst met meer vrijheid blokkeren.

Aan Feuerbach moest ik onlangs denken toen ik in het werk van de grote Russische schrijver van Oekraïense afkomst Nikolaj Vasiljevitsj Gogol (1809-1852) zat te lezen. In een nogal moralistisch, bijna aandoenlijk, maar prachtig geschreven kort verhaal De Nevski Prospekt beschrijft hij als conclusie het bedrog van de uiterlijke schijn van deze ook toen al beroemde straat in Moskou.
      Gogol: ‘Maar het vreemdst van al zijn de gebeurtenissen die zich op de Nevski Prospekt afspelen! O, vertrouw de Nevski Prospekt niet! (…) Alles is bedrog, alles is een droom, niets is wat het lijkt! Denk u dat die meneer in die pandjesjas van uitstekende snit heel rijk is? Absoluut niet: hij bestaat helemaal uit zijn jas.’ (Uit N.V. Gogol, De Nevski Prospekt, in Verzamelde werken, deel 1, Uitgeverij G. A. Van Oorschot, Amsterdam 2012, p. 515.)
      Na deze meneer worden nog enkele verschijnselen en personen beschreven die vooral niet zijn wat ze lijken. En denk dan niet – want dat zou de uiterste schijn zijn – dat meer licht de waarheid wel helder zou tonen: ‘Houd u in godsnaam ver, heel ver van de lantaarns! En snel, loop er zo snel mogelijk langs. U mag nog van geluk spreken als ze hun stinkende olie niet over uw sjieke jas laten druipen.’

Gogol belicht natuurlijk iets heel anders dan Feuerbach. Maar dat de schijn bedriegt, komt toch wel overeen. Juist wat zo sterk belicht wordt, verdient argwaan. De fraaie pandjesjas verbergt slechts leegte, onwaarachtigheid.
      Radicaal genomen, worden we dan niet altijd bedrogen? Dat kan in onze informatiemaatschappij niet meer voorkomen, zou je misschien denken. Vergis je echter niet. Juist veel informatie verstopt soms de waarheid erachter. Informatie kan een perfect middel zijn om de waarheid te verbloemen. Als in Feuerbachs tijd – en al lang daarvoor natuurlijk – om de waarheid zoveel te doen is, hoe moet het nu dan wel niet zijn?
      Als de informatie overmatig is, mogelijk zelfs als bewuste desinformatie ingezet, houdt die de waarheid dan niet uit het licht? Overal is informatie en communicatie, je zit er middenin, terwijl de hoofdzaken vaak niet gezien, gekend of geaccepteerd worden. Feuerbach ziet dat als maatschappelijke vervreemding en dat speelt kennelijk soms nog altijd. Veel mist of een helder licht?

Kijk eens naar het Midden-Oosten, het complex van oorlogen, dat – naar mijn mening – veel weg heeft van het karakter van ‘onze’ Tachtigjarige Oorlog. De oorlog die in feite een onderdeel vormde van de Europese Dertigjarige Oorlog (1618-1648).
      Het karakter van hiervan was: veel strijd om grenzen en het veiligstellen van belangen, nieuwe afpalingen, waarbij nieuwe staten ontstaan en grenzen opnieuw worden verlegd, opvattingen en religies worden verketterd en andere de overhand zoeken, dus politiek en religie sterk ideologisch vervlochten zijn, beeldenstormen georganiseerd worden om de massa op te zwepen, dus cultuurvernietiging, enzovoorts. En op het persoonlijk vlak enorm veel leed bij mensen die buiten hun wil in de jarenlange strijd worden betrokken, slachtoffer zijn. Of die de oorlogen worden ingezogen, gedwongen standpunten in te nemen, waar ze eigenlijk niets mee hebben. Of gedwongen worden te vechten tegen hun buren, waarmee ze altijd op goede voet stonden. Oorlogen die slechts bij volledige  uitputting op de langere duur lijken te kunnen stoppen.

Het is een mening, het kan anders zijn. Let maar goed op bij meningen die met veel kracht en stelligheid naar voren worden gebracht. Zit daar niet een luchtje aan, net als aan de lantarenpalen van Gogol?
    Dat idee komt bij mij regelmatig op als ik in de media lees over de vraag of het nog mogelijk is Bashar al-Assad voor het Internationaal Strafhof te Den Haag te brengen. Je kunt het daar lang over hebben, maar onderliggend bestaan een aantal vragen, waaronder de vraag of juist hij en niet iemand anders of eerder veel meer mensen in het Strafhof thuishoren.
      Alle leiders bijvoorbeeld. We zouden dan een hele optocht zien van leiders in deze oorlogen. De Russen die met hun optreden in Afghanistan de regio destabiliseerden, de Amerikanen die met hun inmenging destijds Al Qaida en de Taliban leven inbliezen, de inval in Irak, de Turkse rol met de opmerkelijke of liever geniepige metamorfoses, de Saoedi’s, en inderdaad net zo goed ook al-Assad.
      En nog vele anderen, ook de kleinere oorlogshitsers. Wordt zo’n rechtspraak, ook al is het doel alle verdriet en destructie te vergelden, zo echter niet een show, een schijnvertoning die afleidt van de vraag hoe daadwerkelijk vrede te krijgen en te behouden?

Door vooral regelmatig al-Assad te noemen lijkt de rol van het Westen uit beeld te worden gehouden. Dan is het manipulatie, ondersteund door dagelijkse beelden van de vermeende goede eigen rol en het toedekken van het gebrek aan pogingen tot begrijpen van de visies en emoties die aan de andere kant spelen, de positie van de tegenpartijen. Dan blijft de rol van het Westen sterk uit beeld. Het Westen dat meehielp Libië als staat om zeep te brengen en dat inzake Syrië eerst ‘vrolijk’ toekeek met het idee dat het eerste geweld wel zou leiden tot een situatie die hun belang wel zou dienen, en dus niets of veel te weinig deed. Het Westen dat dus wat Syrië betreft ook zelf in de val van de schijn van de gemakkelijke verandering trapte, waarin het bedrogen uitkwam. Bij dit alles speelt ook nog de export van vele wapens, waaraan aardig verdiend is. Nou ja, aardig? Op dit punt kan men de huidige oorlog trouwens ook met de Tachtigjarige Oorlog vergelijken. Eerst de winst, dan de moraal.
      De herhaalde bewering dat al-Assad voor het Strafhof zou moeten verschijnen, leidt af van het hier en nu, met een vage schijn dat de oorlog al spoedig zal zijn gewonnen. Voor het Strafhof komen dan zoals gebruikelijk de verliezers, wie dat zijn wordt dan schijnbaar op voorhand bepaald.

Sinds Machiavelli en Hegel (en meer filosofen) weten we dat de macht in hoge mate het recht bepaalt. Niet zo vreemd, wanneer de politiek de wetten smeedt. Consequentie is wel dat met deze realistische inschatting van de verhouding van macht en recht vooral de verliezers voor het tribunaal komen. Zelden of nooit de overwinnaars of de sterkste machten, dus niet president George W. Bush, die met de inval in Irak de hele regio voor decennia in brand zette, wel bijvoorbeeld al eerder de verliezers van de herverdelingsstrijd in Joegoslavië.
    De potentiële verliezers haken het liefst af bij deze rechtspraak. Afrikaanse landen treden terug uit dit Strafhof, wat moreel en juridisch uiterst dubieus is gezien de begane (oorlogs)misdaden, maar wel te begrijpen. Hiermee komt een deel van de waarheid aan het licht. Duidelijk wordt bevestigd dat recht onder gespannen verhoudingen sterk van de macht afhangt.
      De grote mogendheden VS, Rusland, India en China doen niet eens mee aan het Strafhof en zullen dat voorlopig ook wel zo willen houden. Zij willen eenzijdig bepalen wat recht is, of in ieder geval hun eigen belangen zwaarder laten wegen. Nauwelijks verhuld nog en des te cynischer. De term internationaal bij het Strafhof wordt zo wel erg klein en benepen ingevuld door de zuivere machtspolitiek.

De schijn van recht en rechtvaardigheid verdoezelt de eenzijdigheid van het oordeel en staat haaks op het ook belangrijke juridische principe van gelijke behandeling. Waarmee ik niet bedoel de zin van het Strafhof als middel volledig ter discussie te stellen, maar wel de nog volkomen ontoereikendheid van dit middel in een wereld die nauwelijks een begin maakt haar grote economische en vredescrises op te lossen.
    Het gaat in het Midden-Oosten om een bikkelharde oorlog voor het eigenbelang en geopolitieke invloeden voor de langere termijn. Er staat onmatig veel op het spel. Economische crises hebben regeringen onzeker gemaakt, en dus doen ze ‘rare’ dingen. Weten de leiders überhaupt nog wat ze doen, kennen ze de consequenties voor de langere termijn? De presidentsverkiezingen in de VS leggen het bedroevende niveau van de leiders bloot, vanuit de uiterlijke schijn wordt soms toch nog een waarheid onthuld.
      Verhuld worden echter niet zozeer de wapens, wel de belangen die erachter zitten en de inconsequente houding van regeringen over wapenproductie en handel. En wat hen echt interesseert aan moraal en recht.

Schijn is het wezen van deze tijd. Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet. Vredesacties blijven te beperkt door de mist die opgetrokken wordt, en vooral door veel nadruk te leggen op de rechtmatigheid van een dubieuze inzet. Alleen praten en nog eens praten, en helemaal stoppen met vechten is werkelijk rechtmatig en doelmatig. Dat geldt voor alle partijen. Dat men weinig ten bate van oplossingen zou kunnen doen is ook een schijnbewering.
      De hierboven genoemde idee van een vergelijking met de Dertigjarige Oorlog houdt onder meer in dat de oorlogen moeilijk te af te stoppen zijn, door de breed uitwaaierende oorlogsdynamiek zelf. Maar dat is wel kennis die men vroeger misschien niet had, maar tegenwoordig wel. Daar kan men wat mee doen, veel intensiever dan nu gebeurt, en zonder nog schijnmanoeuvres uit te voeren.
      Wat bovendien wel zeker is, is dat er geen overwinnaars zijn, al zullen sommigen dat zelf wel zo willen zien en roepen ze dat om het hardst. Het appèl de vijand te berechten terwijl de situatie daar niet rijp voor is, geeft een schijn van recht, terwijl allereerst de oorlog moet worden gestopt, alle geweld.






Over Feuerbach schreef ik eerder, met name over zijn godsdienstkritiek.
Zie J. Schaaf, Godsdienstkritiek, respect en actieve tolerantie, Feuerbach herlezen, Uitgeverij Damon, Budel 2010, ISBN 9789055739943




















maandag 24 oktober 2016

Porseleinzwam nabij Lochem


Oudemansiella mucida, de Porseleinzwam. Een zwam waarvan de paddenstoeldeskundige Hermann Jahn (1911-1987) beweerde dat deze een onvergetelijke aanblik biedt.
    Dat was tot nu toe geheel langs me heen gegaan. Hoewel natuurliefhebber en graag rondkijkend, ben ik lang geen mycoloog, absoluut geen paddenstoelenkenner. En met het droge weer van afgelopen tijd – een nu door mij bedachte oorzaak – waren er in de bossen nabij Lochem gisteren maar betrekkelijk weinig opvallende paddenstoelen te zien. Dat zal nog wel veranderen, mag ik hopen.

De blik was wandelend in landgoed De Boekhorst dan ook meer naar boven gericht, naar de vogels. Dit landgoed kent een wat verwaarloosde achtertuin, park, bos, wat je wilt, maar lekker rommelig, het barst van de vogels en een ree zie je er zo.
    Gelukkig zijn er onder natuurliefhebbers heel wat die graag hun kennis over dieren en planten met je willen delen. Zo zat op een vrij slordig beukenlaantje achterin De Boekhorst iemand nadrukkelijk naar een gevallen boomstammetje te turen.
      Wij erop af. ‘Ik denk dat het een Porseleinzwam is, neem ook maar een foto.’ Dat is leuk, je kennis delen, en voor je het beseft is er weer wat bijgeleerd.

Inderdaad een fotogenieke zwam met fraaie uiteenlopende plaatjes aan de onderkant. Komt voor op beuken. Eetbaar maar onsmakelijk. Schijnt niet zeldzaam te zijn.
      De zwam zien is echter een ander verhaal, een beetje oplettendheid is wel geboden. Of een vriendelijke natuurliefhebber als voorbijganger, die je er even op wijst.


























vrijdag 14 oktober 2016

Marx en Engels – De utopie heeft twee gezichten



‘Deze nieuwe sociale systemen waren bij voorbaat tot de utopie veroordeeld. Hoe verder zij in bijzonderheden werden uitgewerkt, des te meer moesten zij in louter fantasieën verzeild raken.’

Friedrich Engels


Marx en Engels – aangeraakt door de dialectische denkwijze – hadden een hekel aan het denken in heel vaste modellen. Immers, zo verloopt de geschiedenis niet, wat men ook verzint. Dit zegt veel over hun visie op het utopisme. Die is scherp, maar veel genuanceerder dan wat er soms van wordt gemaakt. Zij waardeerden de eerste expliciet socialistische denkers en voorlieden om hun ‘geniale kiem’, het inzicht in de moderne klassenverhoudingen en de macht van het kapitaal.
      De vroege socialisten Claude-Henri de Saint-Simon (1760-1825), Charles Fourier (1772-1837) en Robert Owen (1771-1858) worden hoog gewaardeerd om het begin van de formulering van het socialisme. Dat is een positieve beoordeling van het socialistisch utopisme. Daar ligt ook de grens. Waar deze denkers vervolgens kwamen met vaste oplossingen en modellen, met de te hoge verwachtingen over het experimenteren hiermee en de voorbeeldfunctie daarvan, wezen Marx en Engels op basis van hun historisch materialistische visie deze benadering af als te beperkt en onrealistisch.

Een vast model? Weet je vooraf hoe grotere veranderingen in de geschiedenis zich gaan voltrekken? Al valt over beslissende factoren, zoals de ontwikkeling van de kapitalistische productiewijze veel te zeggen, de politieke vormen van de verandering van de wereld zijn niet vooraf precies te geven. Dat hoeft ook helemaal niet, wat schiet je ermee op? Elke generatie zal zelf het leven en de productie moeten inrichten.
      Deze utopiekritiek wijst dus creatieve ideeën niet af en al helemaal niet het verbreden van de blik op beslissende maatschappelijke factoren, maar wel het in graniet beitelen van bepaalde te bereiken vormen.

Doorgedacht naar de discussies in de latere geschiedenis van de arbeidersbeweging kun je zeggen, dat je vooraf niet weet of een sterke staat, een socialistische sturing door de staat, een anarchisme, syndicalisme, radencommunisme, of wat dan ook de goede, doeltreffende, algemeen toepasbare en meest democratische, sociale en duurzame vorm voor een bepaalde periode zal zijn.
      Engels over de plannen van de vroege socialisten: ‘Deze nieuwe sociale systemen waren bij voorbaat tot de utopie veroordeeld. Hoe verder zij in bijzonderheden werden uitgewerkt, des te meer moesten zij in louter fantasieën verzeild raken.’ Vanuit een omgekeerd perspectief schrijft Marx hetzelfde. Hij prijst in 1871 de mensen van de Parijse Commune, omdat die niet het idee hadden een vast vooropgesteld plan precies tot uitvoer te moeten brengen: ‘De arbeidersklasse eiste geen wonderen van de Commune. Zij behoeft geen kant-en-klare utopieën bij volksbesluit in te voeren.’

Engels’ boekje De ontwikkeling van het socialisme van utopie tot wetenschap is een beknopte uitgave met enkele hoofdstukken van de omvangrijke Anti-Dühring. De in deze tekst genoemde term ‘het wetenschappelijk socialisme’, kan men op twee manieren begrijpen, een goede en een verkeerde. Engels verdedigt met verve de vroege socialisten tegen de karikatuur die zijn opponent Eugen Dühring van hen heeft gemaakt. Bij Fourier bespeurt Engels bijvoorbeeld ‘een diep doordringende kritiek op de maatschappelijke toestanden. (…) Ongenadig legt hij de materiële en morele misère van de burgerlijke wereld bloot.’ En: ‘Fourier is niet alleen criticus, zijn altijd opgewekte natuur maakt hem tot satiricus en wel tot een der grootste van alle tijden.’ Bovendien hanteert Fourier de dialectiek ‘even meesterlijk als zijn tijdgenoot Hegel.’ Grotere complimenten geven Marx en Engels nooit.
      Robert Owen is volgens Engels van vergelijkbare statuur. Hij was niet alleen een denker maar organiseerde praktische experimenten ‘waarvan het communisme aan consequentheid niets te wensen overliet.’ Dus sommige aspecten van het utopisme, zoals de kritiek op de klassentegenstellingen worden door Engels als een historische stap vooruit gezien. Het denken in vaste maatschappijmodellen van utopisten wijst hij echter af.

De term ‘het wetenschappelijk socialisme’ duidt bij hem dan ook niet op een vaste vorm van ‘het’ socialisme, maar op de consequente historische denkwijze. Dat is de historisch-materialistische denkwijze en bijbehorende methoden, die de maatschappelijke veranderingen helpen te begrijpen, de oorzaken van verandering wetenschappelijk willen opsporen en verklaren, en de essentiële rol van sociaaleconomische veranderingen daarin onderkennen. Daarmee wordt dus de benadering bedoelt die Marx en Engels in hun vroegere teksten uitwerkten, zoals in De Duitse ideologie (1845-1846).
      Al lijkt de titel misschien anders te suggereren, ‘het’ wetenschappelijk socialisme betekent bij Marx en Engels niet dat er één socialistisch model is, dat dit hun alternatieve kant-en-klare model is of dat zij de wijsheid over het toekomstig socialisme nu in pacht menen te hebben. Eerder ligt er de opgave de revolutionaire veranderingen te helpen voltrekken en steeds rekening te houden met de opgaven en mogelijkheden van de desbetreffende periode.

Er is wel veel over de verandering en de oorzaken te zeggen, maar dat moet niet leiden tot een vast en afgesloten systeem. Ook de in De ontwikkeling van het socialisme van utopie tot wetenschap weergegeven opvatting over het afsterven van de staat, wanneer de onderdrukkende functie ervan overbodig is geworden, zegt niet precies hoe de verandering zal verlopen. Het is geen formulering van een vaststaand toekomstig staatsmodel. Het gaat hier om het opheffen van de onderdrukkende sociaaleconomische structuren en het bestrijden van de maatschappelijke vervreemding.
      Engels schrijft hoopvol over de mens die zichzelf leert begrijpen: ‘De wetten van hun eigen maatschappelijk handelen waartegenover zij vroeger stonden als vreemde, hen beheersende natuurwetten worden dan door de mensen met volledige kennis van zaken toegepast en zodoende beheerst.’ Deze formulering getuigt van de dubbele verhouding tot het utopisme. Enerzijds moet het helemaal niet gaan om een profetie hoe alles precies moet verlopen, anderzijds betreft het wel een zeer hoog doel, de opheffing van de grote maatschappelijke vervreemding.

Dit spanningsveld van hoge doelen en een noodzakelijk realisme is nog altijd boeiend en impliceert een opgave. Want de concrete invulling naar onze eigen tijd is daarmee geenszins gegeven. Het is de opgave van de vrijheid, die haar speelveld moet verkennen en veroveren. De utopie bevordert het denken over een socialere en betere wereld. Maar als je een bepaalde utopie tot in de puntjes wil realiseren dan vervluchtigt het beeld dat ooit het ware leek. Dan zullen echter ook weldra weer nieuwe alternatieven naar voren komen. Geschiedenis kent geen einde.





Bronnen van de citaten: Friedrich Engels, Anti-Dühring, De heer Eugen Dührings omwenteling van de wetenschap, 1878 en Friedrich Engels, De ontwikkeling van het socialisme van utopie tot wetenschap, 1880.
Van beide boeken bestaan vele herdrukken. Ze zijn ook op www.marxists.org gepubliceerd in het Nederlands en Engels. De citaten zijn makkelijk te vinden in beide boeken.

Het Marx-citaat is uit: Karl Marx, Der Bürgerkrieg in Frankreich, 1871, in Karl Marx, Friedrich Engels, Werke (MEW), deel 17, Berlijn (DDR) versch. jrt., p. 343.



Over de utopie schreef ik eerder een artikel, zie:
https://www.marxists.org/nederlands/schaaf/2012/2012conservatisme_socialisme.htm

Dit artikel is het eerste van een serie van  vier essays die geschreven zijn als voorbereiding op een nog te verschijnen grotere studie over actueel socialisme, vrijheid en macht. Twee andere essays ervan staan in het boek Het speelveld van de vrijheid, verschenen bij Uitgeverij Damon.















maandag 10 oktober 2016

Het kopen van een daklozenkrant


Koop eens een daklozenkrant. Soms heten ze anders, zoals ‘straatmagazine’, en ze zijn te koop. Hoe gaat dat kopen in zijn werk? Je let een beetje op op straat in je stad en welja, daar staat zichtbaar als altijd de straatkrantverkoper of verkoopster. Je loopt er heen, vraagt ‘Wat kost’ie?’ Je kunt er gerust een paar dubbeltjes bij doen, al hoeft dat niet. Afrekenen, krantje onder je arm en naar huis.
      Vaak leuke en informatieve stukken over het leven van de dakloze, ex-dakloze, vluchtelingen, Roma en allerlei anderen. Veel over sociale en maatschappelijke thema’s tot en met de kunst, al dan niet de schepping van een (ex-)dakloze.

Dat is niet zo erg moeilijk, zou je zeggen. Maar als je eens zo’n krant koopt en een wat langer praatje maakt met de verkoper en je let nog goed op ook, dan zie je hoeveel mensen hier nog moeite mee hebben. Ze kijken recht voor zich uit, kijken weg of hun blik staat helemaal op oneindig. Ja, dan zie je niks, zou je zeggen. Toch hebben deze mensen vaak de verkoper best waargenomen. Van afstand, die verkoper met die enge uitgestoken arm waarop een stapeltje kranten rust.
      Ziende zijn de wegkijkers blind, want ze missen het praatje, het beetje hulp aan socialisatie of integratie en ook nog de vaak heel aardige artikelen. Wat kun je makkelijk toch veel missen.

Zijn deze mensen bang? Is dat nu de angst die overal regeert, zoals men zegt? Zouden ze je wel durven te vertellen op welke partij ze stemmen? Tja, het kunnen ook nog noeste wereldverbeteraars zijn, die denken dat zo’n klein krantje aan dat grote doel toch geen bijdrage levert.
      Dat kun je beter weten! Daklozen, mensen die geen inkomen hebben, mensen met stoornissen, mensen die prachtig woonden tot hun huis werd gebombardeerd, overal op die wereld zijn vergelijkbare kwesties aan de orde van de dag. Overleven, waar je anderen voor nodig hebt.

Waarschijnlijk kan de (ex-)dakloze je hier best veel over vertellen. Misschien komt hij (zij) zelfs meer dan anderen mensen tegen bij wie het dak van hun huis is weggeslagen. Hij weet wat dat betekent, niet voor één dag, alle dagen weer.
    Of heel simpel, heeft alles toch met dit alles te maken. Kijk je medemens in de ogen en dan weet je wat ellende elders betekent, en dat daartegen gemobiliseerd kan worden. Ver weg is dicht bij, en omgekeerd.

Wedden dat veel actieve mensen de daklozenkrantverkoopster wel zien staan? Vertel dat aan die bange wegkijkers. Ze weten niet wat ze missen, al moeten ze dat niet alleen op straat zoeken, maar vooral toch bij zichzelf. Een echt goede reden is er immers niet? En voor je het weet hebben ze die solidariteit zelf hard nodig. Dat is velen al overkomen.
      Leve dus de moraal: koop eens een daklozenkrant. Het kost je een beetje aandacht, maar verder zo goed als niets.




Afbeelding, omslag van De Riepe, straatmagazine voor Noord-Nederland.
Elders in Nederland zijn andere ‘daklozenkranten’ te koop.















zaterdag 1 oktober 2016

Marx, kritiek op de vervreemding en nu dan?



– Wat het product van zijn arbeid is, is al niet meer van hem. Hoe groter dit product, des te geringer is hij zelf. –

Karl Marx, Ökonomisch-philosophische Manuskripte


In kader de voorbereiding van een nieuw boek over ‘socialisme en vrijheid’ heb ik kort geleden een artikel gepubliceerd op de internetuitgave van het Vlaams Marxistisch Tijdschrift. Het gaat over Marx’ opvattingen over vervreemding met als achtergrond onder meer de filosofie van Hegel en Feuerbach. Het artikel laat zien dat de problematiek van de vervreemding nog altijd actueel is. Zo ook de opgave daar wat aan te doen.

Het artikel is te downloaden met de link: http://www.imavo.be/vmt/16312-Schaaf.pdf


Eerder verscheen in dit kader het boek Het speelveld van de vrijheid, Marx, Spinoza, overwegingen over vrijheid en macht, Uitgeverij Damon, Budel 2014. Daarin twee essays.


Het nieuwe artikel heeft de volgende inhoud:
1    Hegels kritische ‘unvollendete’ maatschappijkritiek en visie op vervreemding
2    Marx’ Hegelkritiek contra de maatschappelijke vervreemding
3    Vreemde en vrije arbeid
4    Vervreemding en objectiveerbaarheid
5    Neutralisme als vervreemding
6    Organisatie versus vervreemding
7    Perspectief

Hierna volgens twee passages uit het artikel, uit paragraaf 3, Vreemde en vrije arbeid:


Wat heeft de arbeider te vertellen over de lengte van de arbeidstijd? Marx hecht veel waarde aan het antwoord op deze vraag, getuige Het kapitaal. Marx stelt dat het rijk van de vrijheid slechts kan ontstaan op basis van het rijk van de noodzakelijkheid. Aan dit realisme voegt hij toe: ‘De fundamentele voorwaarde hiervoor is de verkorting van de arbeidsdag.’ (Uit Das Kapital, deel 3) In Marx’ tijd was de strijd voor de tienurendag, later voor de achturendag en daarbij de inperking van de kinderarbeid van enorm belang voor het welzijn van de werkende klasse. Het raakt alle aspecten van het bestaan, structureel, dus ook nu nog.
      Het rijk der vrijheid krijgt vorm wanneer de arbeiders nog slechts voor de maatschappelijk benodigde arbeidstijd werken, in hun eigen en gezamenlijk belang, en naar eigen inzicht. Hoe precies is niet aan de orde, als het zover is zullen de mensen in staat zijn dat zelf te bepalen. Een profetie presenteren rekenen Marx en Engels niet tot hun taak, want die is niet reëel, zelfs contraproductief. Het gaat erom dat mensen zelf de vrijheid verwerven te doen wat voor hen belangrijk is en zich niet langer hoeven te richten op de marges van de uitbuiting. Toch betekent dit niet dat de vrijheid ongebreideld zal zijn, want ‘de maatschappij regelt de algemene productie’ in de sociale verbanden waarin de mens leeft. (Uit Die deutsche Ideologie) Het rijk van de vrijheid is uitgestrekt, maar niet onbegrensd.


Marx schetst de zelfvervreemding en vervreemding in een reeks van verbanden. Hij schroomt er niet voor morele aspecten en immorele drijfveren te benoemen, die een rol spelen in de politieke economie: ‘De enige raderen die door de politiek econoom in beweging worden gezet, zijn de hebzucht en de oorlog tussen de hebzuchtigende concurrentie.’ (Uit Ökonomisch-philosophische Manuskripte)
      Ontwaarding van de mens en vervreemding zijn bij elkaar behorende begrippen: ‘Met de groei van de waarde van de wereld der dingen, neemt de ontwaarding van de mens in een direct verband daarmee toe. De arbeid produceert niet alleen waren, hij produceert zichzelf en de arbeider als een waar, en wel in dezelfde verhouding als waarin hij überhaupt goederen produceert. Dit feit drukt slechts uit dat het voorwerp dat de arbeid produceert, zijn product, tegenover hem komt te staan als een vreemd wezen, als een van de producent onafhankelijke macht.’
      Hier komt Marx’ visie van het warenfetisjisme naar voren, waar hij later in Het kapitaal over spreekt. De arbeider is vervreemd van zijn eigen product, de dingen die dicht bij hem zouden moeten staan, worden tot afgod, het goddelijke is het onbereikbare. Het arbeidsproduct is een vreemd voorwerp, terwijl toch niemand hier dichter bij zou moeten staan dan de schepper ervan, de arbeider.
      Het gaat bij deze vervreemding om veel meer dan om de relatie arbeider en product, het gaat om een totaal van verhoudingen, van moraliteit, van op eigen belang gestoelde kortzichtigheid en van de verdwijning van de arbeider als mens. Marx in de Ökonomisch-philosophische Manuskripte: ‘Het wezen van de vervreemding bepaalt het feit dat elke afzonderlijke sfeer mij een andere en tegengestelde maatstaf oplegt. De moraal heeft een maatstaf, de politieke economie een andere, want elk van hen is een bepaalde vervreemding van de mens, elk van hen fixeert een specifieke kring van vervreemde wezenlijke activiteit. Elk van hen verhoudt zich vervreemd ten opzichte van de andere vervreemding. Zo verwijt de heer Michel Chevalier Ricardo dat hij zich van de moraal abstraheert. Maar bij Ricardo spreekt de politieke economie haar eigen taal. Als dat geen morele taal is, is dat niet de schuld van Ricardo.’ Immers: ‘De politieke economie geeft morele wetten weer, maar enkel op haar eigen manier.’




Link naar het artikel : http://www.imavo.be/vmt/16312-Schaaf.pdf

Website van het Vlaams Marxistisch Tijdschrift: http://www.imavo.be/

Informatie over mijn boeken zie: www.jasperschaaf.nl


















maandag 19 september 2016

Basis, bovenbouw en de onvrede


Veel mensen voelen zich door de politiek in de steek gelaten. Zoals door de verslechteringen in de zorg die henzelf of hun familie raakt en het voor velen onbetaalbare hoge eigen risico. Daartegenover, in schril contrast, staat het feit dat de media dagelijks publiceren over de zelfzucht van topmanagers. Managers, die een bovenlaag vormen, die vaak in hoge mate overbodig is.
      Overbodig? Ik herinner me nog een dag op mijn werk dat de directeur die meestal overduidelijk liet merken dat hij present was, nu eens een keer ontbrak. Geheel los van elkaar merkten diverse collega’s op dat het zo’n fijne rustige dag was, en alles zo goed verliep. De ontbrekende manager bleek kennelijk zijn geld pas echt waard door thuis te blijven. Dat is niet altijd zo, kun je tegenwerpen, oké, maar te denken geeft het wel. De manager als oppasser, die zijn personeel van het werk houdt.

De maatschappelijke tegenspraak is momenteel groot. Veel te groot om als individu hier rationeel goed iets mee te kunnen. En kennelijk voor veel politici ook te groot om dit te beseffen, behalve dan in beperkte mate tijdelijk, nu de verkiezingen weer in aantocht zijn.
      Als onder het motto van marktwerking zorg en zekerheid verdwijnen, wie komt dan nog voor de mensen op? De hele politiek lijkt ontmanteld onder de slogans van het neoliberalisme en de restanten verstopt onder een overmaat aan detaildiscussies die geen verslechteringen tegenhouden.

Mensen zijn kwaad, maar veel meer politiek bewust dan wel eens gedacht wordt. Vrijwel alle mensen kennen de term marktwerking. Gewone mensen zijn er nooit blij mee. Ze zijn toch geen marktkoopman. En ben je ‘klant’ van je eigen land? Pas stond ik handtekeningen op te halen voor het initiatief voor een Nationaal ZorgFonds, bij een markt van tweedehands spullen met veel bezoekers. Vele mensen tekenden grif en als je nog nauwelijks iets hebt kunnen zeggen hoor je soms al: ‘Weg met dat gedoe van marktwerking.’ Jawel, dat is de echte rommelmarkt.

Onvrede. In de steek gelaten. Pas voor tv: een journalist die in een doorsnee Nederlandse gemeente diverse burgers en middenstanders vraagt waarom ze geen vertrouwen meer hebben in de partijen van het politieke midden. Hij legt dan vervolgens een van de ondervraagden het antwoord al vrijwel in de mond, namelijk dat het waarschijnlijk gaat om financiële onzekerheid. Deze bewoner antwoordt resoluut dat dit niet het geval is. Het gaat, zegt hij, niet om geld, daar moet je het niet zoeken. Het gaat om zekerheid, geborgenheid, dat je je in de eigen omgeving prettig voelt, je thuis, in je stad of dorp, met de eigen familie.
    Dus geen vertrouwen meer in de politiek. Die zorgde jarenlang voor zekerheid, zorg en onderwijs. Allemaal dingen die onder druk staan. In dat kader moet men ook de oprispingen van vreemdelingenhaat bezien, niet die van de echte fascisten, wel van heel veel mensen die zich afvragen wat in hun leven en directe omgeving allemaal staat te gebeuren. Dat betekent dus ook dat dát probleem nog lang niet is opgelost.

Hierover nadenkend schoot me een opmerking te binnen van iemand die pas zei dat tegenwoordig culturele en religieuze tegenstellingen misschien wel belangrijker zijn dan de sociaaleconomische tegenstellingen. Hij doelde op Marx. Marx benadrukte in zijn basis-bovenbouwthese dat de sociaaleconomische aspecten vaak de doorslag geven. Marx onderscheidt de sociaaleconomische ontwikkelingen (basis) van de sociale, morele, juridische, culturele en religieuze superstructuur (bovenbouw).
    Maar in Marx’ these gaat het er zeker niet alleen om wat op zich belangrijker is, maar om de samenhang van ontwikkelingen in beeld te krijgen. Stel dus bijvoorbeeld de vraag hoe politieke onvrede en verzet tegen asielzoekerscentra begrepen kunnen worden. Om dat begrip te krijgen – zegt Marx – moet je breder leren kijken. Naar samenhang en uiteenlopende wisselwerkingen.
    Dan blijkt dat oorzaak en achtergrond van veel van de hier genoemde kwesties samenhangen met de economische crisis en de wijze waarop politici daarop hebben geregeerd. En ook samenhangen met de economische en egoïstische drijfveren die leidden tot de oorlogen in het Midden Oosten en tot de armoede in Afrika.
      Vanuit die achtergrond immers, raken mensen op drift. De wereld kent vele diepe crises waarop individuen die worden bedreigd reageren om hun hachje, hun bestaan en de toekomst van hun kinderen te redden. Dat doen alle mensen die de moed nog niet helemaal hebben verloren. Zo bestaat er een verband tussen gebeurtenissen ver weg met die van dichtbij. En een verband tussen de kapitalistische economie met de verschillende lagen van sociale en morele bovenbouw. Die verschillende lagen van de bovenbouw kunnen uiteraard ook weer met elkaar een wisselwerking vormen, niet alles is direct economisch.

Dit betekent ook dat politieke oplossingen dan vanuit visies op die samenhang gevonden moeten worden. Dus zowel elders op de wereld als in eigen land. Bijvoorbeeld betekent het afschaffen van het eigen risico in de gezondheidszorg wellicht dat voor de mensen met een hoger inkomen de belastingen omhoog gaan. En dat – zo nodig – het politieke lef moet bestaan daarvoor te pleiten. Beter beleid kan deels gevonden worden vanuit een kritiek op verspilling en oneerlijke verdelingen, maar voor een deel ook door structureel situaties aan te pakken die een sociale wereld verhinderen.
      Zoals vormen van privébezit die gewoon beter maatschappelijk kunnen zijn. Denk aan internetdiensten, waar iedereen van afhankelijk is. Of zoals controle op concerns die alleen hun eigen gang gaan en zich van democratie of klimaatproblemen niets aantrekken. Zoals het aanpakken van extreme vermogens die een normaal mens in zijn leven nooit kan verdienen.










Karl Marx