Sinds ik uit de gemeenteraad ben heb ik me weinig uitgelaten over Groninger thema’s. De SP-wethouder en fractie doen het immers uitstekend, ook bij lastige thema’s als het Groninger Forum en de gesubsidieerde arbeid.
Maar nu kan ik het even niet laten. D66, de partij met de vele gezichten, heeft wat bedacht. Deze partij, die zichzelf heel modern vindt, pleit vaak tegen bevoogding en regenten. Maar juist de D66ers willen soms iets te veel regelen. Precies vertellen hoe het moet, alsof mensen het zelf niet kunnen bedenken.
Het is vakantie, 1 april is al lang voorbij. Op de valreep voor het reces komt deesixtiesixtiger Erik Akkermans met een initiatiefvoorstel om straatmusici een auditie te laten doen. Zelfs het woord handhaving haalt hij hierbij uit de kast. Het staat echt op de site D66Groningen. Talent op straat wordt toegelaten en de rest moet zich stilhouden. En D66 meent op voorhand al dat er te veel opdringerige straatmuzikanten zijn. Hoe verzin je deze kletskoek? Groningen is een stad. In een stad leven mensen, ook op straat. Ze laten zich ook horen, dat hoort erbij.
Ieder ergert zicht wel eens aan gedrag van anderen op straat, ik ook. Dan zeg je wat terug of loop je door. Zo simpel is dat. D66 toont zich van haar meest kinderachtige kant. Ze vinden zelfs dat de muzikant een naamplaatje moet hebben, net als de mormonen.
Bij alledaagse dingen als muziek op straat bestaan valse noten en leuke dingen gewoon door elkaar heen. Mensen bepalen zelf wel of ze doorlopen of hiervoor even blijven stilstaan.
donderdag 28 juli 2011
zondag 24 juli 2011
Lezen en schrijven, luisteren en praten
Even een soort tussenblogje. Iedereen is toch met vakantie. Maar dan wordt de blog helemaal niet gelezen, kun je tegenwerpen. Wordt de rest dan wel gelezen?
Het is niet alleen crisis in de economie en met betrekking tot de politieke geloofwaardigheid. Er zijn nogal wat culturele crisisverschijnselen. Ook over lezen en het verkopen van boeken. Er zijn uitgevers die domweg stellen minder boeken te willen publiceren. Er zijn boekhandels die ongeveer niets meer in huis nemen dan met minstens vier sterretjes gerecenseerde bestsellers. Er zijn lijstjes van lezers die gevraagd wordt wat ze op vakantie meenemen, en dan één boek noemen, vaak weer dezelfde opvallend gerecenseerde boeken.
Waarom schrijf je een blog? Als een van de redenen gaf ik in mijn eerste blog in februari de mooie verzameling weblogs van José Saramago. Je bereikt niet alleen mensen met je stukjes, je maakt ook een reeks met eigen reflecties. Minimaal aardig voor jezelf.
Of het gelezen wordt is de vraag. Ik heb zo’n negen boeken en diverse artikelen gepubliceerd, afhankelijk van wat je precies meetelt. Je hoopt op veel lezers, en dan valt het al gauw wat tegen. Soms ontdek je opeens een aantal mensen die het wél gelezen hebben. Het komt ook voor dat je uit onverwachte hoek een compliment krijgt over een boek.
Maar het is wel een vreemde tijd, de overgang naar revolutionair nieuwe media. Iedereen moet eraan meedoen. Zó is iets populair, zó wordt het alweer achterhaald verklaard, zoals virtuele levens en zelfs de weblogs. Het zoeken naar de beste vormen zal wel een poos doorgaan. De hersenen schijnen eronder te kraken, nu het geheugen door computergeheugen en informatiefeitjes wordt vervangen. Ware en minder ware zaken, ongescheiden als feitjes op het net gepresenteerd. Op den duur is dit waarschijnlijk niet vol te houden, maar zoals vroeger wordt het niet weer. Nieuwe combinaties van onzin en echte kennis worden dagelijks geproduceerd.
Per saldo valt op dat veel mensen liever zelf schrijven dan lezen wat een ander te melden heeft. Eén woord uit een mening werkt al gauw als rode lap op een stier, en leidt tot een hele tirade. Niet goed lezen, maar wel iets schrijven. Je laten horen, je te berde brengen. Bijvoorbeeld bij sommige reacties over het Groninger Forum. Vooral krachttermen en superlatieven, weinig echte discussie. Snel geschrijf, geschreven populisme. Veel mensen hebben nu al genoeg van alle geklets en getwitter, maar hoe dit beter te doseren?
Liever praten, dan luisteren, liever zelf wat schrijven, ongeacht de argumenten en de reikwijdte.
Mijn tiende boek is in een heel rustig tempo in de maak, ik ben van plan er lang over te doen. En met de weblogs ga ik in dit tempo van gemiddeld drie per maand nog wel even door. Natuurlijk hoop je op lezers. Dat was een van de doelen van deze blogs. Vaak krijg je eerder goedbedoeld enthousiasme over het feit dat je een blog heb, dan over de goed gelezen inhoud. Dat kost dan weer wat minder tijd voor de ‘lezer’. Het is mijn stijl niet mijn boeken en artikelen nog harder te promoten. Het is aardig en misschien zelfs wel van enig belang dat het gelezen wordt. Ik relativeer dat echter wel. Ook ik vind dat je meningen moet geven, een bijdrage moet leveren, maar wel onderbouwd.
Ik zal altijd blijven lezen. Niet alleen dat ene vakantieboek, maar ergens tussen de vijftig en honderd titels per jaar en daarnaast de nodige artikelen.
Reageren op boeken en blogs kan altijd. Ik beantwoord serieuze mail, zoals ik steeds heb gedaan. Contactgegevens kan ieder makkelijk op mijn website vinden.
PS – Dit laat onverlet dat behalve goed luisteren en lezen goed kijken van belang is. Op de winderige dag dat ik dit schrijf (gisteren) kijk ik even naar buiten, naar mijn tuin. Ik zie een specht in het restant van een berk hakken en twee jonge zwartkoppen vangen vliegjes in de vlinderstruik. En nog wat jonge merels en diverse mezen. Dat alles binnen een paar minuten midden in de stad. Dichtbij is veel te zien en te beluisteren.
Goed kijken, waarnemen is als het lezen van de natuur en de verdere omgeving. Begin juli zag ik twee rupsen in de tuin op Helmkruid. Dit is een wat onopvallende plant die ik laat staan, ook omdat die veel hommels aantrekt. De rups blijkt hier niet toevallig op te zitten, want het is de Helmkruidvlinder (Shargacucullia scrophulariae), een nachtvlinder. In het zuiden van het land schijnt deze meer voor te komen dan bij ons, maar is nu dus aardig noordelijk opgeklommen. Een mooie bijdrage aan Kleurrijk Groningen in mijn voortuin.
Het is niet alleen crisis in de economie en met betrekking tot de politieke geloofwaardigheid. Er zijn nogal wat culturele crisisverschijnselen. Ook over lezen en het verkopen van boeken. Er zijn uitgevers die domweg stellen minder boeken te willen publiceren. Er zijn boekhandels die ongeveer niets meer in huis nemen dan met minstens vier sterretjes gerecenseerde bestsellers. Er zijn lijstjes van lezers die gevraagd wordt wat ze op vakantie meenemen, en dan één boek noemen, vaak weer dezelfde opvallend gerecenseerde boeken.
Waarom schrijf je een blog? Als een van de redenen gaf ik in mijn eerste blog in februari de mooie verzameling weblogs van José Saramago. Je bereikt niet alleen mensen met je stukjes, je maakt ook een reeks met eigen reflecties. Minimaal aardig voor jezelf.
Of het gelezen wordt is de vraag. Ik heb zo’n negen boeken en diverse artikelen gepubliceerd, afhankelijk van wat je precies meetelt. Je hoopt op veel lezers, en dan valt het al gauw wat tegen. Soms ontdek je opeens een aantal mensen die het wél gelezen hebben. Het komt ook voor dat je uit onverwachte hoek een compliment krijgt over een boek.
Maar het is wel een vreemde tijd, de overgang naar revolutionair nieuwe media. Iedereen moet eraan meedoen. Zó is iets populair, zó wordt het alweer achterhaald verklaard, zoals virtuele levens en zelfs de weblogs. Het zoeken naar de beste vormen zal wel een poos doorgaan. De hersenen schijnen eronder te kraken, nu het geheugen door computergeheugen en informatiefeitjes wordt vervangen. Ware en minder ware zaken, ongescheiden als feitjes op het net gepresenteerd. Op den duur is dit waarschijnlijk niet vol te houden, maar zoals vroeger wordt het niet weer. Nieuwe combinaties van onzin en echte kennis worden dagelijks geproduceerd.
Per saldo valt op dat veel mensen liever zelf schrijven dan lezen wat een ander te melden heeft. Eén woord uit een mening werkt al gauw als rode lap op een stier, en leidt tot een hele tirade. Niet goed lezen, maar wel iets schrijven. Je laten horen, je te berde brengen. Bijvoorbeeld bij sommige reacties over het Groninger Forum. Vooral krachttermen en superlatieven, weinig echte discussie. Snel geschrijf, geschreven populisme. Veel mensen hebben nu al genoeg van alle geklets en getwitter, maar hoe dit beter te doseren?
Liever praten, dan luisteren, liever zelf wat schrijven, ongeacht de argumenten en de reikwijdte.
Mijn tiende boek is in een heel rustig tempo in de maak, ik ben van plan er lang over te doen. En met de weblogs ga ik in dit tempo van gemiddeld drie per maand nog wel even door. Natuurlijk hoop je op lezers. Dat was een van de doelen van deze blogs. Vaak krijg je eerder goedbedoeld enthousiasme over het feit dat je een blog heb, dan over de goed gelezen inhoud. Dat kost dan weer wat minder tijd voor de ‘lezer’. Het is mijn stijl niet mijn boeken en artikelen nog harder te promoten. Het is aardig en misschien zelfs wel van enig belang dat het gelezen wordt. Ik relativeer dat echter wel. Ook ik vind dat je meningen moet geven, een bijdrage moet leveren, maar wel onderbouwd.
Ik zal altijd blijven lezen. Niet alleen dat ene vakantieboek, maar ergens tussen de vijftig en honderd titels per jaar en daarnaast de nodige artikelen.
Reageren op boeken en blogs kan altijd. Ik beantwoord serieuze mail, zoals ik steeds heb gedaan. Contactgegevens kan ieder makkelijk op mijn website vinden.
PS – Dit laat onverlet dat behalve goed luisteren en lezen goed kijken van belang is. Op de winderige dag dat ik dit schrijf (gisteren) kijk ik even naar buiten, naar mijn tuin. Ik zie een specht in het restant van een berk hakken en twee jonge zwartkoppen vangen vliegjes in de vlinderstruik. En nog wat jonge merels en diverse mezen. Dat alles binnen een paar minuten midden in de stad. Dichtbij is veel te zien en te beluisteren.
Goed kijken, waarnemen is als het lezen van de natuur en de verdere omgeving. Begin juli zag ik twee rupsen in de tuin op Helmkruid. Dit is een wat onopvallende plant die ik laat staan, ook omdat die veel hommels aantrekt. De rups blijkt hier niet toevallig op te zitten, want het is de Helmkruidvlinder (Shargacucullia scrophulariae), een nachtvlinder. In het zuiden van het land schijnt deze meer voor te komen dan bij ons, maar is nu dus aardig noordelijk opgeklommen. Een mooie bijdrage aan Kleurrijk Groningen in mijn voortuin.
donderdag 14 juli 2011
Een risicovolle grensoverschrijding
In mijn weblog van 26 april schrijf ik over de visie van Jos van der Lans over ‘Welzijnswerk nieuwe stijl’ dat het risico bestaat dat de slogan ‘Eropaf!’ gekaapt door overheden wordt als middel om het werk over de schutting te gooien onder het motto dat de burgers, vrijwilligers en het restant aan sociale instellingen verantwoordelijk zijn.’ Het was wat vriendelijk gezegd, want ook bij Van der Lans zelf tekende dit risico zich al af. Dat risico is dat het er steeds meer naar toe gaat dat ieder het zelf maar moet uitzoeken en dat alleen bij heel zichtbare kwetsbaarheid en overlast nog wat gedaan wordt. Inclusief repressie in plaats van hulp, in een kil neoliberaal klimaat.
Welzijnswerkers die serieus zaak maken de burger met zijn vragen centraal te stellen en zo veel mogelijk ieder verantwoordelijk willen laten voor hun eigen leven en handelen, kennen het lastige grensgebied tussen ‘te veel’ en ‘te weinig’ aandacht, zorg of ondersteuning. ‘Te veel’ leidt tot betutteling en ‘te weinig’ laat mensen in de steek. Ertussen loopt geen heldere grens, wel is er een grensgebied waarin steeds afgetast moeten worden wat het beste is. Er bestaat geen methodiek die voor alle gevallen de oplossing biedt. Soms moet je initiatiefrijk en doortastend zijn, soms juist afstand nemen, soms wijkgericht werken en soms is maatwerk nodig van een heel andere soort.
Het bekende boek van Hans Achterhuis ‘De markt van welzijn en geluk’ (1979) passeerde in de jaren tachtig deze grens door vrijwel alle welzijnswerk, zorg en hulp als betuttelend neer te zetten. Misschien ongewild was het lange tijd de ideologische denkmantel voor veel bezuinigingen op welzijn en zorg. Nu grote bezuinigingen op welzijn en zorg, op de WMO, de AWBZ en de sociale werkvoorzieningen aan de orde zijn, bestaat het risico dat het verhaal van Van der Lans een neoliberale dekmantel wordt. Met daarbij de groeiende belangstelling voor iemand als Theodore Dalrymple. Het cliché wordt dan dat aandacht voor de medemens algauw leidt tot het ontnemen van diens verantwoordelijkheid.
In hun essay ‘Burgerkracht, De toekomst van het sociaal werk in Nederland' (april 2011), geschreven op verzoek van Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, pleiten Nico de Boer en Jos van der Lans voor het idee dat burgers zelf verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van hun sociale bestaan. Ja natuurlijk, vrome wens, zij het in te hoge mate individualistisch van toon. De aandacht wordt té ver afgeleid van mensen die minder goed zijn in het daadwerkelijk nemen van hun eigen verantwoordelijkheid. En ook té ver af van lokale situaties waar een sluitende aanpak gewoon nog heel lastig is gebleken, om wat voor reden dan ook. En té ver van situaties waar verantwoordelijke burgers en professionele werkers samen het sociale en culturele leven op een aantrekkelijk manier ontwikkelen.
Een discussie komt enigszins op gang, bijvoorbeeld in het naar mijn mening goede weerwoord van Ard Sprinkhuizen c.s. in TSS, Tijdschrift voor sociale vraagstukken (juli-augustus 2011). Zo wijzen zij o.m. op het effect van de verdere legitimering van bezuinigingen op welzijnswerk. De huidige politiek serveert generalistisch heel dit werk af. Zo staat ook in TSS (mei 2011) hoe in Rotterdam het opbouwwerk over de hele linie zwaar onder druk staat. Wie garandeert dat er iets goed voort terugkomt? Wie garandeert dat de werker onder al de nieuwe labels nog van elkaars werk leren en het werk zich zo verder ontwikkelt? Los zand, hapsnap, dát is het risico. Een overtijds postmodernisme.
De bezuinigingen op sociale voorzieningen onder de neoliberaal Rutte gaan hard door. De bijbehorende mantra is de eigen verantwoordelijkheid van de burger. Mensen die zich echt verantwoordelijk voelen en gemakzuchtige clichés doorzien moeten daarentegen het grensgebied waarin sociaal werken noodzakelijk of wenselijk is goed bewaken. Ga je die grens over, dan is de zorg en vaak ook de wél mogelijke (partiële) zelfstandigheid van veel mensen in het geding. Eigen verantwoordelijkheid bestaat niet simpelweg voor 0 of 100%.
Er is wel een grens, een grensgebied, waarbinnen vele vormen van sociaal werk nodig zijn. Dus bestaat helaas ook de mogelijkheid van een grensoverschrijdende visie, die – gevoed door teleurstelling? – misschien even een wenkend perspectief lijkt. Het is echter een vals perspectief.
Valse perspectieven gaan vaak gepaard met karikaturen en stevige retoriek. Zo spreekt men nu over een rot welzijnsbestel. Dat is zwaar overdreven en beslist geen stap vooruit.
Welzijnswerkers die serieus zaak maken de burger met zijn vragen centraal te stellen en zo veel mogelijk ieder verantwoordelijk willen laten voor hun eigen leven en handelen, kennen het lastige grensgebied tussen ‘te veel’ en ‘te weinig’ aandacht, zorg of ondersteuning. ‘Te veel’ leidt tot betutteling en ‘te weinig’ laat mensen in de steek. Ertussen loopt geen heldere grens, wel is er een grensgebied waarin steeds afgetast moeten worden wat het beste is. Er bestaat geen methodiek die voor alle gevallen de oplossing biedt. Soms moet je initiatiefrijk en doortastend zijn, soms juist afstand nemen, soms wijkgericht werken en soms is maatwerk nodig van een heel andere soort.
Het bekende boek van Hans Achterhuis ‘De markt van welzijn en geluk’ (1979) passeerde in de jaren tachtig deze grens door vrijwel alle welzijnswerk, zorg en hulp als betuttelend neer te zetten. Misschien ongewild was het lange tijd de ideologische denkmantel voor veel bezuinigingen op welzijn en zorg. Nu grote bezuinigingen op welzijn en zorg, op de WMO, de AWBZ en de sociale werkvoorzieningen aan de orde zijn, bestaat het risico dat het verhaal van Van der Lans een neoliberale dekmantel wordt. Met daarbij de groeiende belangstelling voor iemand als Theodore Dalrymple. Het cliché wordt dan dat aandacht voor de medemens algauw leidt tot het ontnemen van diens verantwoordelijkheid.
In hun essay ‘Burgerkracht, De toekomst van het sociaal werk in Nederland' (april 2011), geschreven op verzoek van Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, pleiten Nico de Boer en Jos van der Lans voor het idee dat burgers zelf verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van hun sociale bestaan. Ja natuurlijk, vrome wens, zij het in te hoge mate individualistisch van toon. De aandacht wordt té ver afgeleid van mensen die minder goed zijn in het daadwerkelijk nemen van hun eigen verantwoordelijkheid. En ook té ver af van lokale situaties waar een sluitende aanpak gewoon nog heel lastig is gebleken, om wat voor reden dan ook. En té ver van situaties waar verantwoordelijke burgers en professionele werkers samen het sociale en culturele leven op een aantrekkelijk manier ontwikkelen.
Een discussie komt enigszins op gang, bijvoorbeeld in het naar mijn mening goede weerwoord van Ard Sprinkhuizen c.s. in TSS, Tijdschrift voor sociale vraagstukken (juli-augustus 2011). Zo wijzen zij o.m. op het effect van de verdere legitimering van bezuinigingen op welzijnswerk. De huidige politiek serveert generalistisch heel dit werk af. Zo staat ook in TSS (mei 2011) hoe in Rotterdam het opbouwwerk over de hele linie zwaar onder druk staat. Wie garandeert dat er iets goed voort terugkomt? Wie garandeert dat de werker onder al de nieuwe labels nog van elkaars werk leren en het werk zich zo verder ontwikkelt? Los zand, hapsnap, dát is het risico. Een overtijds postmodernisme.
De bezuinigingen op sociale voorzieningen onder de neoliberaal Rutte gaan hard door. De bijbehorende mantra is de eigen verantwoordelijkheid van de burger. Mensen die zich echt verantwoordelijk voelen en gemakzuchtige clichés doorzien moeten daarentegen het grensgebied waarin sociaal werken noodzakelijk of wenselijk is goed bewaken. Ga je die grens over, dan is de zorg en vaak ook de wél mogelijke (partiële) zelfstandigheid van veel mensen in het geding. Eigen verantwoordelijkheid bestaat niet simpelweg voor 0 of 100%.
Er is wel een grens, een grensgebied, waarbinnen vele vormen van sociaal werk nodig zijn. Dus bestaat helaas ook de mogelijkheid van een grensoverschrijdende visie, die – gevoed door teleurstelling? – misschien even een wenkend perspectief lijkt. Het is echter een vals perspectief.
Valse perspectieven gaan vaak gepaard met karikaturen en stevige retoriek. Zo spreekt men nu over een rot welzijnsbestel. Dat is zwaar overdreven en beslist geen stap vooruit.
zondag 10 juli 2011
Gevorderd zoekbeeld - Pelikaansvoet
In mijn boek ‘Dialectiek en praktijk’ (Uitgeverij Damon 2005) geef ik een vrij eenvoudige inleiding in de dialectische filosofie. In hoofdstuk 26 ga ik kort in op het woord ‘zoekbeeld’ en schrijf: ‘Biologen, onderzoekers in het veld, kennen de term zoekbeeld. Je weet ongeveer of dikwijls ook vrij nauwkeurig wat je zoekt. Bijvoorbeeld een bepaalde plant, een dier of een schelp. Als je het gezochte al eerder hebt gezien of een afbeelding ervan in een boek goed hebt bekeken, staat er een zoekbeeld ‘op je netvlies’. Aanvankelijk kan dit vrij vaag zijn, maar als je iets zoekt wat je vaker zag, heb je een behoorlijk scherp beeld. Dát zoek je. Dat bepaalt je kijken en zoeken.’
Het zoekbeeld is een subjectief hulpmiddel met ook een objectieve kant. Als je iets vindt dat wel of helaas toch misschien niet helemaal overeenstemt met wat je zocht sta je niet alleen met een gevonden object ‘in je hand’, maar wordt ook je zoekbeeld verder ontwikkeld. Subjectiviteit en objectiviteit hangen inniger samen dan we wel eens denken. De filosoof Hans Achterhuis schrijft in een recensie op 28 mei 2011 in De Volkskrant dat dikwijls mens en moraliteit dus subjectiviteit enerzijds en techniek dus objectiviteit anderzijds als een te sterke tegenstelling worden gezien en daardoor niet goed begrepen worden. Beide aspecten zijn slechts in samenhang te begrijpen. Ja inderdaad, mijn reactie zou zijn dat we in ieder geval vanaf de filosoof Hegel dialectisch kunnen leren denken. Dialectiek wordt echter vaak als lastig en soms als zweverig weggezet, het laatste ten onrechte.
Zo kun je ook het zoekbeeld als een verhouding, een wisselwerking begrijpen. Het is je eigen beeld, en het vraagt om een antwoord met de onmisbare hulp van de objectieve werkelijkheid. Is het correct, moet het aangepast worden? In mijn bovengenoemd boek schrijf ik (op pag. 121) dat ik bij het zoeken naar schelpen misschien wel te veel met het beeld van een bepaalde schelp in mijn hoofd loop, en daardoor een andere schelp over het hoofd zie. Ik noem dan concreet de pelikaansvoet. Ik schreef dat in 2004, vlak voor ik op Terschelling voor het eerst een pelikaansvoet vond. Sindsdien heb ik op de Waddeneilanden zeven keer deze schelp gevonden. Zes keer op Terschelling en één keer op Schiermonnikoog. Kennelijk is mijn zoekbeeld verbeterd. Ook al kan ik nooit nagaan hoe vaak ik de pelikaansvoet over het hoofd zie.
Mijn zoekbeeld pelikaansvoet is ook verbeterd door het eenvoudige feit dat ik in dezelfde periode enkele malen de Algarve heb bezocht en ik deze schelp daar regelmatig vind. Dat leert overigens ook dat een zoekbeeld overdraagbaar is. Mijn partner die doorgaans minder fanatiek schelpen zoekt dan ik, vindt de pelikaansvoet een leuke uitdaging. In onze pas afgelopen vakantie keek zij er speciaal naar uit en vond er heel wat.
Onderzoekers in het veld kennen het woord zoekbeeld. Het leuke vind ik dat Stichting Anemoon, een heel actieve stichting voor onderzoek van en educatie over het zeemilieu, pas een nieuwsbrief met een mooie naam is begonnen: Zoekbeeld. Een aanrader voor liefhebbers van zee en biodiversiteit. Ook een aanrader voor in filosofie geïnteresseerden om te zien hoe naast de toename van kennis door onderzoek ook de taal zich verrijkt. Een zoekbeeld is een soort tijdelijke inkadering van je bewustzijn, maar het leidt op den duur tot een bredere blik.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Voor de nieuwsbrief Zoekbeeld klik op de volgende link: Nieuwsbrief Stichting Anemoon
Op de foto staan drie exemplaren van de pelikaansvoet (aporrhais pespelecani). De linker met het volgroeide voetje is een voorbeeld hoe ze te vinden zijn in onder meer de Atlantische Oceaan aan de Algarve. De tweede komt van Terschelling (2004), heeft de grootte en vorm zoals je deze meestal vindt op de Waddeneilanden, nog zonder een aangegroeide voet. De derde komt van Schiermonnikoog (2011) en is voor Nederlandse begrippen groot (42 mm). Er is een klein begin van een aangegroeide voet en de schelp is bedekt met zeerasp.
Het zoekbeeld is een subjectief hulpmiddel met ook een objectieve kant. Als je iets vindt dat wel of helaas toch misschien niet helemaal overeenstemt met wat je zocht sta je niet alleen met een gevonden object ‘in je hand’, maar wordt ook je zoekbeeld verder ontwikkeld. Subjectiviteit en objectiviteit hangen inniger samen dan we wel eens denken. De filosoof Hans Achterhuis schrijft in een recensie op 28 mei 2011 in De Volkskrant dat dikwijls mens en moraliteit dus subjectiviteit enerzijds en techniek dus objectiviteit anderzijds als een te sterke tegenstelling worden gezien en daardoor niet goed begrepen worden. Beide aspecten zijn slechts in samenhang te begrijpen. Ja inderdaad, mijn reactie zou zijn dat we in ieder geval vanaf de filosoof Hegel dialectisch kunnen leren denken. Dialectiek wordt echter vaak als lastig en soms als zweverig weggezet, het laatste ten onrechte.
Zo kun je ook het zoekbeeld als een verhouding, een wisselwerking begrijpen. Het is je eigen beeld, en het vraagt om een antwoord met de onmisbare hulp van de objectieve werkelijkheid. Is het correct, moet het aangepast worden? In mijn bovengenoemd boek schrijf ik (op pag. 121) dat ik bij het zoeken naar schelpen misschien wel te veel met het beeld van een bepaalde schelp in mijn hoofd loop, en daardoor een andere schelp over het hoofd zie. Ik noem dan concreet de pelikaansvoet. Ik schreef dat in 2004, vlak voor ik op Terschelling voor het eerst een pelikaansvoet vond. Sindsdien heb ik op de Waddeneilanden zeven keer deze schelp gevonden. Zes keer op Terschelling en één keer op Schiermonnikoog. Kennelijk is mijn zoekbeeld verbeterd. Ook al kan ik nooit nagaan hoe vaak ik de pelikaansvoet over het hoofd zie.
Mijn zoekbeeld pelikaansvoet is ook verbeterd door het eenvoudige feit dat ik in dezelfde periode enkele malen de Algarve heb bezocht en ik deze schelp daar regelmatig vind. Dat leert overigens ook dat een zoekbeeld overdraagbaar is. Mijn partner die doorgaans minder fanatiek schelpen zoekt dan ik, vindt de pelikaansvoet een leuke uitdaging. In onze pas afgelopen vakantie keek zij er speciaal naar uit en vond er heel wat.
Onderzoekers in het veld kennen het woord zoekbeeld. Het leuke vind ik dat Stichting Anemoon, een heel actieve stichting voor onderzoek van en educatie over het zeemilieu, pas een nieuwsbrief met een mooie naam is begonnen: Zoekbeeld. Een aanrader voor liefhebbers van zee en biodiversiteit. Ook een aanrader voor in filosofie geïnteresseerden om te zien hoe naast de toename van kennis door onderzoek ook de taal zich verrijkt. Een zoekbeeld is een soort tijdelijke inkadering van je bewustzijn, maar het leidt op den duur tot een bredere blik.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Voor de nieuwsbrief Zoekbeeld klik op de volgende link: Nieuwsbrief Stichting Anemoon
Op de foto staan drie exemplaren van de pelikaansvoet (aporrhais pespelecani). De linker met het volgroeide voetje is een voorbeeld hoe ze te vinden zijn in onder meer de Atlantische Oceaan aan de Algarve. De tweede komt van Terschelling (2004), heeft de grootte en vorm zoals je deze meestal vindt op de Waddeneilanden, nog zonder een aangegroeide voet. De derde komt van Schiermonnikoog (2011) en is voor Nederlandse begrippen groot (42 mm). Er is een klein begin van een aangegroeide voet en de schelp is bedekt met zeerasp.
Abonneren op:
Posts (Atom)