zaterdag 24 februari 2018

Rosa Luxemburg en Marx’ oproep aan het proletariaat


Karl Marx is bijna 200 jaar geleden geboren, op 5 mei 1818 in de Brückengasse 664 te Trier. Als voorschot op deze verjaardag – er komt vast wel meer! – is het zinvol even stil te staan bij een artikel van Rosa Luxemburg. Of liever, bij twee zinnen uit dit artikel.
    Dat artikel van Luxemburg, met de simpele titel ‘Karl Marx’  verscheen op 14 maart 1903 in de ‘Vorwärts’, ook naar aanleiding van een gedenkwaardige datum, namelijk het 20-jarige overlijden van Marx, 14 maart 1883 in Londen.

Er staat: ‘Maar het is Marx als eerste gelukt de politiek van de arbeidersklasse op het fundament van de bewuste klassenstrijd te plaatsen en het zo tot dodelijk wapen tegen de bestaande maatschappijordening te smeden.’
    Hoezo? Luxemburg schrijft enkele regels eerder: ‘De brug die Marx tussen de proletarische beweging – zoals deze elementair uit de bodem van de huidige maatschappij omhoog groeit – en het socialisme heeft opgericht, was dus: klassenstrijd om het veroveren van de politieke macht.

Marx bouwt dus een brug, hij is – samen met Friedrich Engels – een bruggenbouwer. Hij bouwt een brug tussen een nog ongevormde massabeweging en een bewust streven naar een socialistisch alternatief. Dit raakt meer massale strevingen, zoals dat twee grote bewegingen, het opkomende verzet van het onderdrukte proletariaat en de turbulente kapitalistische ontwikkeling, tegengesteld zijn en tegelijk door een brug aaneen worden gesmeed. Er bestaat een onlosmakelijk verband binnen de tegenspraak tussen arbeid en kapitaal.
      In het ‘Communistisch Manifest’ leidt dit tot een slotconclusie, tot de praktische politieke oproep: ‘Proletariërs van alle landen, verenig je!’ Immers, de proletarische beweging wordt elementair uit de maatschappelijke verhoudingen gevormd, maar moet nog wel tot wasdom komen, moet nog groeien, volwassen worden. Zij moet zelfstandig en zelfbewust worden in denken en handelen, van een elementaire macht groeien tot een beslissende nieuwe politieke macht. Vandaar deze belangrijke oproep tot krachtenbundeling.

Maar juist deze oproep wordt zo vaak genegeerd. Tal van keren wordt herhaald: ‘Proletariërs verenig je!’ Maar in eigen land lukt dat al niet, zo lijkt het. Is het niet veel te vaak een bijkomstige leuze geworden? Een slogan op het spandoek, een motto voor in een boek, een voetnoot bij de grondwet?
    Voor Marx was de noodzaak tot eenheid vanzelfsprekend. Anders bestaat er geen voldoende macht om de sociaaleconomische en politieke verhoudingen om te vormen.
    Misschien leek het wel zó vanzelfsprekend, dat vaak over het hoofd werd gezien dat het in werkelijkheid niet zomaar vanzelf spreekt. Maar eerder ook een grote ontdekking is van Marx.

De slogan moet weer meer dan een slogan worden. Verdeeldheid is er genoeg, zelfs veel te veel. De onderdrukten, die lijden onder een mondiale veelvormige grove en subtiele uitbuiting, moeten weer werken aan eenheid en solidariteit. Zoals Marx ook deed, die zag en zelf ondervond hoe moeilijk dit was.
      Eenheid smeden, en daarin ook verscheidenheid de ruimte blijven bieden, als drager van een eenheid op socialistische hoofdzaken, het is een opgave. Zeker ook nu.

Als straks bij de 200-ste verjaardag van Marx’ geboorte het herdenken weer eens losbarst, mag dus één ding niet worden vergeten: Marx’ oproep aan de onderdrukte en uitgebuite mensen tot eenheid en samenwerking, om de macht te smeden die een betere, socialistische en leefbare wereld mogelijk maakt.
      Eenheid! Wat een eenvoudig woord. Moet de praktijk nu zoveel moeilijker zijn? Hoeveel uitvluchten zijn daarvoor nodig?





Bron: Rosa Luxemburg, Karl Marx, in Rosa Luxemburg, Gesammelte Werke, Bd. 1, 1893-1905, Zweiter Halbband, Dietz Verlag, Berlin DDR 1974, pp. 369-377. De genoemde zinsneden staan op p. 370.
























dinsdag 6 februari 2018

Vrijheid als leerproces & onze stadsduif


De natuur kent voor levende wezens tal van grenzen, waar ze maar niet zomaar overheen kunnen gaan. Toch worden in de evolutie vaak aangeleerde (nieuwe) vaardigheden stukje bij beetje bewaard door ze over te dragen aan nakomelingen. Dan is er in zekere zin sprake van aangeleerde kennis die als mechanisme voortleeft, een resultaat van de evolutie.
    In de filosofie is het een oude kwestie of kennis aangeboren kan zijn of alleen maar het resultaat is van een leerproces. Zo zijn er ook in de pedagogiek, psychologie, biologie en ethologie (gedragswetenschap van dieren) er de nodige zakelijke én verhitte discussies over gevoerd. Er bestaat misschien geen aangeboren feitenkennis, maar een aangeboren herkenningspatroon of neiging tot bepaald gedrag dat het voortbestaan bestendigt, kan er wel zijn. En als dat er is, kan er ook weer beter mee geoefend worden. Is dat ook niet een ‘soort van’ kennis? En is dat niet ontstaan uit eerder vertoond gedrag van de voorouders?

In de biologie c.q. ethologie zijn veel experimenten gedaan over bestaande gedragspatronen, en in wat voor omgevingen en uiteenlopende situaties die kunnen optreden. Wat zit in de aard van het beestje en wat leert hij door het vaker te doen, dus door oefening? En als die oefening lukt, ontstaat er dan niet een groter speelveld van de vrijheid, een groter palet van handelingsmogelijkheden? De natuur stelt grenzen, maar soms verschuiven die in de interactie van omgeving en het gedrag van het dier. Het lijken wel mensen.

Dit verzin ik allemaal – natuurlijk met wat eerder gelezen literatuur in mijn achterhoofd – wanneer ik een paar stadsduiven in de achtertuin bezig zie. Het zijn er vier, maar eentje valt het meeste op.
    Die duiven zitten er normaal gesproken niet vaak. Maar wanneer eind januari het wat kouder dreigt te worden, hang ik van die kleine voedselcontainers in de tuin, met noten en zaden. Bedoeld voor de schattige zangvogels natuurlijk, maar binnen de kortste tijd bivakkeren er 2 à 4 assertieve stadsduiven in onze tuin. Ze zitten graag op een van de vogelhuisjes, houden alles in de gaten en elk vallend zaadje wordt snel opgepikt.

Eerst bleef het daarbij. Wachten, kijken en soms een zaadje pikken. Jammer voor de vinken, want op de grond ligt er zo wel wat minder. En als dan een koolmees bij zo’n container komt en wat zaadjes pikt, valt er wat op de grond. Dan komen onmiddellijk de duiven in actie. Ze anticiperen erop in hun afwachten. Hun niets-doen geeft de duiven vrijheid, want juist het geduld wordt beloond.

Maar één duif laat het er niet bij zitten. Althans na een paar dagen niet meer. Hij vertoont leergedrag in stapjes. Eerst eet hij met de andere vogels de bodem half kaal, dan wacht hij op de vallende zaadjes met behulp van vriend koolmees die de container doet slingeren, maar op een zeker moment zet hij een volgende stap.
      Kennelijk ziet hij dat er niet alleen zaadjes vallen door een mispikken van de koolmees, neen, de slingerbeweging van de containers veroorzaakt ook vallen van zaadjes. De duif houdt zijn kop scheef en lijkt er over na te denken. Op een zeker moment vliegt hij vrij hard naar de container, botst er lomp tegenaan en inderdaad, er vallen heel wat zaadjes.
    En dit één keer? Neen, hij gaat het vaker doen en nog wat doeltreffender.

Het duivenleerproces staat daarmee echter nog niet stil. Terwijl er normaal alleen mezen en een roodborst op de fijnmazige container zitten, bedenkt de duif dat hij het misschien ook kan. Een kraai probeerde dat ook eens, was hij daarbij?
      En jawel, met veel gefladder zien we opeens de grote duif op de kleine container. Druk fladderend, geen gezicht, maar er vallen intussen veel zaadjes op de grond. Daarna lijkt de duif zo trots als een pauw rond te lopen, maar dat zal wel verbeelding zijn.

Per saldo heeft minstens één duif in ca. 10 dagen zijn gedrag aardig aangepast aan de tuin en aan wat daar verder plaatsvindt. Is dat geen spoedcursus? In ieder geval laat het beest weer eens zien dat meer vaardigheden die bij zijn omgeving passen voor hem een beetje meer vrijheid betekenen.
      Hij kan iets wat hij eerst niet kon, misschien nog een beetje krakkemikkig, maar hij smult er wel van. Of hij slimme nakomelingen krijgt vertelt dit verhaal uiteraard niet.
      De natuur kent tal van grenzen. Vrijheid betekent hier iets meer dan netjes binnen die grenzen rondscharrelen, het is ook deze proberen aan te tasten. Grenzen verleggen.
      Is het hebzucht, is het een vrijheid uit noodzaak? De duiven in onze buurt hebben in feite helemaal geen honger. Ze hoeven niets anders te doen dan pikken, eten is er genoeg.








afwachten


veel gefladder


evaluatie




P.S. Een dag later: de duif heeft nog een methode gevonden. Op een dun takje gaan zitten boven de zaadcontainer, dan buigt het takje en komt zaad binnen snavelbereik. Of die dit ook vaker zal gaan doen? De tijd zal het leren.














zondag 4 februari 2018

Nederland, Palestijnen en Koerden, wegkijken op topniveau


Deze blogs zijn niet bedoeld om mijn ergernis weg te schrijven. Meestal laat ik thema’s een poosje liggen en wil iets aan de orde stellen dat óf gewoon leuk is, óf voor langere tijd van belang is. Maar ergernis en een structureel probleem vallen soms drastisch samen, en gewoon leuk is dat dus helemaal niet.

Destijds toen ‘ze’ in Syrië naar de wapens grepen, van verschillende kanten, heerste er in een flink deel van de Nederlandse politiek en media een soort opgewekt wegkijken. Het is ver weg en Bashar al-Assad moet toch weg, om wat voor redenen dan ook, mensenrechten of een simpel vermeend eigenbelang, en waar gehakt wordt vallen nu eenmaal spaanders. Het risico van een immense oorlog werd weggewuifd, de relatie met Irak nauwelijks genoemd en de extremistische islam was een nog wat onbekende vage bondgenoot. Een eigen alternatief had men hier toch ook niet?
      Die wereld daar zo ver weg. Toen het al veel te laat was werd het eigenlijk nog niet begrepen, wel dat we hier ook last kregen van de extreme vormen van de islam. Enzovoort, enzovoort. En o ja, gelukkig bleken er nog bruikbare hulptroepen aanwezig, de Koerden die ook vochten voor hun land en dorpen, hun waarden en hun belang.
      Met betrekking tot Syrië werd zo lang mogelijk weggekeken, tot ‘we’ hier er ook last van kregen. Ergerniswekkend, van begin af aan. Een goed standpunt, zoals een consequente lijn gericht op vrede, was nauwelijks mogelijk in de oorlogszuchtige wirwar. Er werd vooral ook niet naarstig naar gezocht. ‘Gods water over gods akker …’, weet je wel? Een vredespolitiek werd mede door deze valse start, de weigering tijdig wat te doen, onmogelijk gemaakt.

De weigering tijdig wat te doen. Mijn nieuwe ergernis zal duidelijk zijn. NAVO-partner Turkije heeft de Koerden de oorlog verklaard, en de andere NAVO-partners, zo ook Nederland, laten het volledig afweten. Dat de Koerden, een volk van zo’n vijfendertig miljoen eens haar rechten, vrijheid en politieke autonomie zal opeisen is volkomen vanzelfsprekend. Geen volk, zeker niet van deze omvang, laat zich eeuwig onderdrukken. En ook de onderdrukker is daarmee nog onvrij. Dat leerde Marx al, en het oppakken in Turkije van artsen die tegen deze oorlog protesteren bewijst dat nog een keer.
      De oorlogszuchtige en vooral domme politiek van Erdogan is een gemiste kans een ingewikkeld vraagstuk nu echt aan te pakken en op te lossen. De Westerse en Russische politiek verhullen dit, ja inderdaad verhuld achter de nieuwe kruitdampen. De NAVO wil dat Erdogan ‘een beetje oorlog’ voert. Dat waanidee lijkt dus enorm op wat in de eerste dagen van de prille oorlog in de Syrische steden ook speelde. Slachtoffers zijn er nu al te veel aan de kant van vluchtelingen, Koerden en Turken, en er dreigen nog vele bij te komen. Dat kan iedereen nu weten, dus maakt wegkijken medeplichtig.

Kijkt de Nederlandse regering vandaag de dag slechts één keer helemaal de verkeerde kant op? In Israël zit de 17-jarige Ahed al-Tamimi al wekenlang gevangen. Zij zou twee militairen geslagen en geschopt hebben. Dat mag niet en wat nu …?
      De Israëlische regering wringt zich in allerlei bochten om deze detentie te rechtvaardigen, tot in het absurde. Zo kwam men zelfs op het idee te beweren dat de familie Al-Tamimi ingehuurde acteurs zouden zijn die Israël in een kwaad daglicht moeten stellen.
    Er speelt hier echter veel meer. Sinds 2000 heeft de Israël 10.000 Palestijnen in de leeftijd van 12 tot 17 jaar opgepakt en voor militaire rechtbanken gebracht (1). Momenteel zitten er honderden kinderen in Israëlische gevangenissen.
      Tal van mensen, overal in de wereld, protesteren hiertegen. Maar kan Nederland zich bij deze kwestie ook niet duidelijker en stelliger laten horen? De Israëlische politiek is op korte termijn dramatisch voor de Palestijnen, in een langer perspectief voor de hele regio, inclusief voor de joodse en andere inwoners van Israël/Palestina. De Nederlandse regering stelt zich veel te kritiekloos op ten opzichte van Israël. Het is maar de vraag wie ze daarmee voor de lange duur een dienst bewijst.

Wegkijken van wat men wel weet maakt medeplichtig. Natuurlijk kan Nederland niet alles bereiken, maar ingebed in het dorp dat wereld heet, en waar ook nog zogeheten bondgenoten bestaan, kan altijd een actieve rol worden gespeeld. En dat doet Nederland als het om eigenbelang gaat ook volop, zelfs met behulp van de luchtmacht, maar welbeschouwd toch veel te selectief. Zoals wegkijken altijd is.
Vrij dom, op topniveau.




(1) Bronnen: m.b.t. Turkije en de Koerden: diverse kranten.
Met betrekking tot Israël/Palestina vooral: The Rights Forum, website https://rightsforum.org/