Karl Marx is bijna 200 jaar geleden geboren, op 5 mei 1818 in de Brückengasse 664 te Trier. Als voorschot op deze verjaardag – er komt vast wel meer! – is het zinvol even stil te staan bij een artikel van Rosa Luxemburg. Of liever, bij twee zinnen uit dit artikel.
Dat artikel van Luxemburg, met de simpele titel ‘Karl Marx’ verscheen op 14 maart 1903 in de ‘Vorwärts’, ook naar aanleiding van een gedenkwaardige datum, namelijk het 20-jarige overlijden van Marx, 14 maart 1883 in Londen.
Er staat: ‘Maar het is Marx als eerste gelukt de politiek van de arbeidersklasse op het fundament van de bewuste klassenstrijd te plaatsen en het zo tot dodelijk wapen tegen de bestaande maatschappijordening te smeden.’
Hoezo? Luxemburg schrijft enkele regels eerder: ‘De brug die Marx tussen de proletarische beweging – zoals deze elementair uit de bodem van de huidige maatschappij omhoog groeit – en het socialisme heeft opgericht, was dus: klassenstrijd om het veroveren van de politieke macht.’
Marx bouwt dus een brug, hij is – samen met Friedrich Engels – een bruggenbouwer. Hij bouwt een brug tussen een nog ongevormde massabeweging en een bewust streven naar een socialistisch alternatief. Dit raakt meer massale strevingen, zoals dat twee grote bewegingen, het opkomende verzet van het onderdrukte proletariaat en de turbulente kapitalistische ontwikkeling, tegengesteld zijn en tegelijk door een brug aaneen worden gesmeed. Er bestaat een onlosmakelijk verband binnen de tegenspraak tussen arbeid en kapitaal.
In het ‘Communistisch Manifest’ leidt dit tot een slotconclusie, tot de praktische politieke oproep: ‘Proletariërs van alle landen, verenig je!’ Immers, de proletarische beweging wordt elementair uit de maatschappelijke verhoudingen gevormd, maar moet nog wel tot wasdom komen, moet nog groeien, volwassen worden. Zij moet zelfstandig en zelfbewust worden in denken en handelen, van een elementaire macht groeien tot een beslissende nieuwe politieke macht. Vandaar deze belangrijke oproep tot krachtenbundeling.
Maar juist deze oproep wordt zo vaak genegeerd. Tal van keren wordt herhaald: ‘Proletariërs verenig je!’ Maar in eigen land lukt dat al niet, zo lijkt het. Is het niet veel te vaak een bijkomstige leuze geworden? Een slogan op het spandoek, een motto voor in een boek, een voetnoot bij de grondwet?
Voor Marx was de noodzaak tot eenheid vanzelfsprekend. Anders bestaat er geen voldoende macht om de sociaaleconomische en politieke verhoudingen om te vormen.
Misschien leek het wel zó vanzelfsprekend, dat vaak over het hoofd werd gezien dat het in werkelijkheid niet zomaar vanzelf spreekt. Maar eerder ook een grote ontdekking is van Marx.
De slogan moet weer meer dan een slogan worden. Verdeeldheid is er genoeg, zelfs veel te veel. De onderdrukten, die lijden onder een mondiale veelvormige grove en subtiele uitbuiting, moeten weer werken aan eenheid en solidariteit. Zoals Marx ook deed, die zag en zelf ondervond hoe moeilijk dit was.
Eenheid smeden, en daarin ook verscheidenheid de ruimte blijven bieden, als drager van een eenheid op socialistische hoofdzaken, het is een opgave. Zeker ook nu.
Als straks bij de 200-ste verjaardag van Marx’ geboorte het herdenken weer eens losbarst, mag dus één ding niet worden vergeten: Marx’ oproep aan de onderdrukte en uitgebuite mensen tot eenheid en samenwerking, om de macht te smeden die een betere, socialistische en leefbare wereld mogelijk maakt.
Eenheid! Wat een eenvoudig woord. Moet de praktijk nu zoveel moeilijker zijn? Hoeveel uitvluchten zijn daarvoor nodig?
Bron: Rosa Luxemburg, Karl Marx, in Rosa Luxemburg, Gesammelte Werke, Bd. 1, 1893-1905, Zweiter Halbband, Dietz Verlag, Berlin DDR 1974, pp. 369-377. De genoemde zinsneden staan op p. 370.