vrijdag 2 maart 2018

Een heel bijzonder boek


      Als je dit leest, wat denk je dan?
‘Deze ondernemers waren de haastige handelaars uit de eerste, profijtelijke tijd van de stoomvaart. Zij stuurden hun schepen langs de havens van Europa om er voordelige en ruwe vracht te zoeken. Hun vaartuigen werden verwaarloosd en afgejakkerd, van hun bemanningen werd het onmogelijke gevergd, want het enige doel was een grote en onmiddellijke winst. (…) Deze kleine ondernemingen verdwenen langzamerhand, de grote kwamen op; het felle en haastige graaien naar geld werd vervangen door een zorgvuldig overwogen en beheerst binnen-harken.’

      En als je dit leest, wat denk je dan?
‘Van oudsher is het stukloon, dat groepsgewijze wordt toegekend het middel om te zorgen, dat de arbeiders er belang bij hebben elkaar wederkerig tot vlugger werken aan te zetten. (…) De ondernemers hebben tevens hun pogingen versterkt om de denkwijze van de arbeiders, hun gedachte- en gevoelsinstelling ten opzichte van de onderneming te beïnvloeden: de arbeiders ervan te overtuigen, dat hun lot afhangt van de voorspoed van het werk, …’

Twee stukjes tekst over de sociaaleconomische geschiedenis uit twee totaal verschillende boeken. Twee boeken met een raakvlak, ook al zul je ze op een heel andere manier lezen. Het eerste citaat slaat vooral op de periode van het begin van de twintigste eeuw, het tweede gaat over de periode er vlak na, direct na de Eerste Wereldoorlog.
    Beide stammen dus uit de geschiedenis van de ontwikkeling van de moderne industrie. De tijd van het ontstaan van de stoommachines, daarna de verbrandingsmotoren en nieuwe machines, en voor de zeeman of de arbeider de rationalisering van het werk, vooral de verandering van de vormen van de uitbuiting en disciplinering van de werker. Van hen werd inderdaad steeds meer het onmogelijke gevergd, tot aan levensgevaarlijke situaties toe.

Verschillende boeken? Ik las kort geleden beide, om uiteenlopende redenen. Het tweede is van de Oostenrijkse marxist Otto Bauer, een kritische analyse over de kapitalistische maatschappij, uit 1931.

Het eerste komt uit een levensgeschiedenis, als roman geschreven, of in een zelfs nog intensere vorm. Het is het leven van Kapitein Marten Toonder senior.
      Kapitein? Neen, niet Kappie of kapitein Wal Rus, die we kennen uit de bekende stripverhalen van de jongere Marten Toonder, zijn zoon. Al stond hij hier misschien model voor.

Deze geschiedenis van Toonder senior is het boek Klei en zout water, verschenen in 1954. Een opmerkelijk boek, een tekst die in een hedendaags boek zo’n 600 pagina’s zou tellen, toen nog uit besparing in kleine letters gedrukt.
      Het boek is zo gedetailleerd, dat je je met zeeman Toonder op de brug van zijn schip waant in een stormachtige woeste zee, waar de wind en de golven de luiken van het dek spoelen. Gebeurtenissen die dan inderdaad van de zeelieden het schier onmogelijke vragen, om het schip en de bemanning te redden.
    Maar er speelt nog veel meer. Toonder senior groeit als alleen gelaten kind op bij zijn oma in Warffum, krijgt nauwelijks onderwijs en strijdt enorm voor zijn ontwikkeling, wat uiteindelijk resulteert in de hoogste graad als zeeman, kapitein.

Het is de strijd van een generatie die weinig kansen krijgt tot leren en het betreft net zo goed de tijd van opkomende industrialisatie. Op zee zie je de ontwikkeling van zeilvaart naar het stoomschip en later volgen de machines met verbrandingmotoren. Daartussen schetst Toonder de sociale omgeving met al haar hardheid, en soms ook de bestaande solidariteit.
      Beide citaten getuigen van de sociale ontwikkelingen en strijd van die tijd. Toonder geeft hier, soms op een onverwachte moment, zijn mening over. Vooral over de reders en handelaren die schepen óverbeladen, waarmee de levens van de bemanning op het spel wordt gezet.

Vooral de enorme persoonlijke inspanning om door te mogen leren en wat te bereiken in het leven maken de nodige indruk. Persoonlijke morele kracht vermag heel wat. Toonder leek niet in de wieg gelegd om te leren, maar gaf nooit op. Arbeiders moeten werken, en werken zou hij, maar dan wel op niveau.
      En wie kan daarover zoveel over zichzelf schrijven zonder egoïsme te tonen? Met veel onzekerheid en toch met gepaste trots als het lukt en hij met vallen en opstaan de maatschappij beter leert begrijpen. Deze unieke combinatie van onzekerheid en doorzettingsvermogen wordt indringend beschreven.

Heel bijzonder is dat het verhaal zo direct, zo detaillistisch tal van situaties beschrijft dat het veel meer dan een spannend jongensboek is. Het betreft de strijd om een normaal sociaal leven, waarin men gerespecteerd wil worden. Zo spannend gepresenteerd, dat je het wel uit moet lezen. Goed geschreven, mede met hulp van zijn zoons.

Toonder heeft in zijn jeugd ook nog eieren geraapt voor de strandvonder van Rottumeroog. Zo kwam ik ertoe dit boek te lezen. Op dat eilandje heb je slechts één straatnaam. Wat overigens niet niets is voor dat kleine zandpaadje. Voor het eilandje daarnaast, de Rottumerplaat, geldt hetzelfde. Ook daar is één paadje met een naam en dat is het Marten Toonder seniorpad.
    Die namen leidden eerder tot wat discussie. Die werd opgerakeld toen ik vorig jaar met de boswachter en een clubje liefhebbers Rottumeroog bezocht. Mijn reisgenoot bestelde toen direct het boek, zodat ik het kon lezen toen hij het uit had.

Wil je meer weten over het leven van vlak voor en in het begin van de twintigste eeuw, de ontwikkelingen in de zeevaart, de strijd van ongeletterden voor een beter bestaan, de beroerde omgang met de bevolking van ‘Nederlands Indië’, de rol van sociaal bewogen leraren die in hun vrije tijd arme leergierige leerlingen een extra kans gaven, en de sociale en historische achtergrond, lees dan dit boek. Op Boekwinkeltjes.nl is er vast nog wel een te krijgen.
    Soms lijken de dingen heel verschillend, maar de maatschappelijke ontwikkeling hebben we allen gemeen.






Titels:
- Kapitein M. Toonder senior, Klei en zout water, bewerkt door Jan Gerhard Toonder, 2e druk, Uitgeverij v/h C. de Boer jr., Amsterdam 1955. Citaat op p. 306.
- Otto Bauer, Kapitalisme en socialisme na den wereldoorlog I, Goede en verkeerde rationalisatie, Uitgeverij N.V. Em. Querido’s Uitg.-Maatschappij, Amsterdam 1932.
Citaat op pp. 122 en 124.









Rottumeroog