vrijdag 25 juli 2014

Minischelpjes


Kleine dingen in de natuur zijn niet minder mooi dan grote. Heb je wel eens een oog van een insect onder een microscoop gezien? Heel bijzonder. Zelfs van die gewone dode vlieg in de vensterbank.
      Dat geldt ook voor schelpen. Schelpenzoekers richten zich dikwijls op grote opvallende schelpen, soms liefst nog van een ver land, maar zowel daar als dichter bij huis zijn ook mooie kleine schelpjes te vinden. Soms minischelpjes van een paar millimeter met een fraaie vorm. En voor een paar tientjes heb je via internet een USB-microscoopje en kun je alles op je computerscherm zien of makkelijk een vergrote foto maken.

Vaak neem ik van vakantie wat schelpen mee, uitvloeisel van een in de loop van jaren wat uitgedijde hobby, maar gelukkig passen ze steeds makkelijker in mijn koffer. Want een deel ervan zijn kleine schelpjes, soms van een paar millimeter. Ze zijn vaak te vinden in de vloedlijnen, in gruisbankjes, vooral bij weinig of matige wind. Natuurlijk per locatie verschillend, maar als je dit leuk vindt en oplet is op veel plaatsen het nodige te vinden. Per dag kan het enorm verschillen, soms ligt er veel, dan is er weer niets te bekennen. Zelfs al vind je een mooi gruisbankje en de wind steekt op, dan verdwijnt onder je ogen alles zo weer onder het zand. Om ze mee te nemen heb je een of ander goed afsluitbaar kokertje nodig.

Op de foto’s een paar voorbeelden, uit de Algarve. De meeste van deze schelpen zijn in Nederland niet of moeilijk te vinden. Nog een mooi werkje voor de winter of later een keer de namen ervan op te snorren. Millimeterwerk, ja dat is het. Soms is het een stuk moeilijker er heldere schelpengidsen bij te vinden dan de schelpen zelf, maar ook hier is via internet veel te vinden. En zoek je wel een veldgids of een uitgebreidere beschrijving, vaak zal de Museumwinkel van Naturalis wel iets hebben, en die is ook makkelijk op internet te vinden.
    Kleine schelpen, mooie millimeters. Hieronder gewoon een paar plaatjes. De namen zijn nog maar vermoedens, die moeten nog een keer beter bekeken worden. Met dat voorbehoud dus een voorlopige aanduiding. De foto’s zijn vergrotingen, de meeste schelpen kleiner dan een centimeter. Sommige soorten zijn gewoon klein, bv. 5 of 8 mm, in enkele gevallen zijn het jonge exemplaren van schelpen die aanzienlijk groter kunnen worden, zoals het spoelhorentje op de foto.








dekselhoren (Tricolia pullus). Dit exemplaar: 6 mm.
 In ’t Engels heet die ‘fazantschelp’, dat past minstens zo mooi



 

groot glanshorentje (Eulima glabra). Ook in Nederland te vinden
 



 

Bovenaan midden: spoelhoren (Acteon tornatilis).
Ook in Nederland te vinden





Rechts boven: vliezig drijfhorentje (Rissoa membranacea).
Ook in Nederland te vinden












zondag 20 juli 2014

‘Ik volg ze van draad tot draad’ - Roodkopklauwier


Wanneer we weer eens in de Algarve zijn, meestal in de buurt van Tavira, kijken we omhoog naar de elektriciteitsdraden. Of telefoondraden, in ieder geval draden. Daar zitten ze vaak op, de roodkopklauwieren.
      Roodkopklauwier, Lanius senator. Geen zeldzame vogel in dit gebied, maar voor de Nederlander altijd leuk een aantal soorten te zien die bij ons niet of nauwelijks voorkomen. Aldaar ook de bijeneter, de hop, de blauwe ekster, verschillende soorten zwaluwen en nog veel meer.
    Een keer wandelend tussen de landerijen liep daar nog zo’n vogelaar. Engelsman. ‘Ik volg ze van draad tot draad’, sprak hij. Nou, dan kun je op een holletje steeds opschuiven, want de roodkopklauwier komt weliswaar vaak op hetzelfde plekje terug, maar hopt ook van draad tot draad, dus van akkerland tot struweel, en over de beek, en nog verder. Zittend op het draad speurt de roodkopklauwier dan naar kevers en zo.
      Maar goed, lang leve de draden, daar is veel op te zien. Vaak zien we deze klauwier behoorlijk veel, dit jaar slechts een paar keer. Maar de hop kan ook hoppen van draad tot draad, daarom ook nog maar die hoppende hop op de foto gezet. Portugal mag dan een wat langdradig land zijn, bij ons is met de draden een mooie blik op sommige vogels verdwenen.















N.B. – De weblogs wisselen af, soms meer filosofie, soms natuur, soms politiek en mogelijke verbanden hiertussen. Voor augustus lagen enkele blogs halfklaar over o.m. historische en actuele geopolitieke ontwikkelingen. Gezien de oorlogsmisdaad/vliegramp in de Oekraïne zijn deze blogs nu even minder passend. Wellicht later een keer.








vrijdag 18 juli 2014

Onze esdoorn


We hebben zo’n tuin waarbij sommigen direct zeggen: ‘Doen ze daar niets aan?’ En mix van geordend en wild, cultuur en laat-maar-lopen. De tuin is aardig in balans, in het voorjaar wat stinzenplanten, de rest van het jaar bloeit er ook vrijwel altijd wel wat. Vogels, vlinders en beestjes zijn er welkom, dat laten ze ook wel merken.
      Soms wordt ‘Doen ze daar niets aan?’ niet eens hardop gezegd, maar meer impliciet. ‘Die esdoorn kun je zelf niet meer kappen.’ Ze zouden er maar wat aan moeten doen.

Deze esdoorn hoeft helemaal niet weg. De esdoorn, ahorn, Acer en in ’t Engels maple tree staat er mooi bij. Hij is wat groot inmiddels, maar op een tropische dag zit je er heerlijk in de schaduw. Welbeschouwd zitten er ook steeds vogels in, die de boom wel zien zitten.
    Zo’n vijfendertig jaar geleden toen de tuin nog een zandbak was van onze nieuwe doorzonwoning, hebben we wat jong uitlopend gewas in de tuin gezet. Achterin een jong esdoorntakje, van misschien dertig centimeter. Eigenlijk drie aan één steeltje. Deze drie zijn vanuit één stam uitgelopen tot drie grote bomen van zo’n vijfentwintig meter of nog wat. Zo zijn wij zijn van die zeldzame mensen die echt nog weten wat de heilige drie-eenheid betekent.
      Met zijn groei is hij nu een echte hoogheid geworden en kan nog tot ongeveer vijfendertig meter opklimmen. Die kan ik inderdaad zelf niet meer kappen. En hij blijft er zolang wij hier wonen ook gewoon staan. Bij de buren zijn de meningen misschien wat verdeeld, maar de naaste buren die er echt wat schaduw van krijgen vinden hem prima.

Nu kunnen we nog zeggen ‘onze esdoorn’. Hij zal ons wel overleven. Wanneer een volgende generatie bewoners ons huis ooit gaat bewonen, kan de drievuldige esdoorn zeggen ‘Kijk, onze bewoners!’ Dan is de boom de baas en geen lijdend voorwerp meer. Al schijnt een ‘gewone esdoorn’ maar zo’n vijfhonderd jaar oud kan worden. Maar wie zegt dat dit een gewone boom is?

















dinsdag 15 juli 2014

Onvrije natuur


Vrijheid is best een moeilijk vraagstuk. Er wordt veel over geschreven. Volgens sommigen bestaat er geen vrije wil. Alsof de wil de ding is. En dat suggereert ook dat onvrijheid een makkelijker vraagstuk is dan dat van de vrijheid.
    Dat is maar zeer de vraag. Bestaat er wel onvrijheid? Als je die even absoluut maakt als de vrijheid, zal het ook wel een lastige kwestie blijven. Maar er is hoop: steeds worden vrijheid en onvrijheid als het een beetje concreet wordt, gekoppeld aan vrijheidsgraden en te onderscheiden vrije en minder vrije aspecten. Sommigen proberen het liever met een mooie definitie op te lossen, maar dat helpt over het algemeen niet vrijheden van onvrijheden te ontkoppelen.

Het neemt niet weg dat er in de filosofie, wereldbeschouwingen en wetenschap zinvolle dingen over vrijheid en onvrijheid zijn gezegd.
    Het boeddhisme ziet een wirwar van wisselwerkingen (samsara) waarin alles veroorzaakt worden en op zijn beurt weer van alles veroorzaakt. Inzicht in deze wirwar kan helpen veel te accepteren, waardoor vrijheid gevoeld of begrepen wordt. Onvrijheid bepaalt dus een zekere vrijheid, al kost het de nodige moeite.
      Dat lijkt wat op wat Benedictus de Spinoza onder meer hierover zei: ‘Een ding dat door God tot enigerlei werking genoodzaakt is, kan zichzelf niet aan die noodzaak onttrekken.’ (Ethica, deel 1, stelling 27) En voor de mens met al zijn overheersende emoties wordt er zo ook heel wat bepaald. Toch kan deze volledig vrij zijn, als hij leeft naar de aard der dingen.

Vanuit het omgekeerde perspectief, vanuit de vrijheid gezien, en die een beetje verabsoluteerd, kom je al snel op ongeveer hetzelfde. De existentialist Jean-Paul Sartre ziet de mens als absoluut vrij, want deze is altijd gedwongen keuzes te maken en daarmee bepaalt hij zichzelf. Die keuzes worden echter vanuit de loop der dingen, zoals de maatschappij, opgedrongen. De mens zoekt zich daarin oriënterend zijn levenspad. Net als bij de genoemde boeddhisten en spinozisten is er dus eigenlijk veel bepaald, en moeten mensen daarin oriëntatiepunten vinden, hun levensverhaal ophangen en hun geluk beproeven.

In 2000 verscheen bij de KNNV Uitgeverij een prachtige bundel met de titel De onvrije natuur (Subtitel: Verkenningen van natuurlijke grenzen, red. Joost Tinbergen e.a.). Hierin laten meer dan 40 biologen zien hoe in de natuur vrijheidsgraden steeds concreet zijn ingebed en zo er enige ruimte bestaat voor keuzes. Dus niet zozeer absoluut vrije keuzes, maar een zekere zelfbepaling in een context, die gelijk weer nieuwe mogelijkheden voor de toekomst genereert. Of juist uitsluit, dat kan ook.
      Zo moeten dieren soms beslissingen nemen, om het zo maar even heel menselijk te formuleren. Zoals over het goede moment en de juiste plek om een ei te leggen. Zo simpel? Het is een voorbeeld. De mens denkt natuurlijk rationeel na, zul je hierop willen zeggen. Maar tast die niet evenzeer de mogelijkheden af en laat hij als hij verstandig is het onmogelijke niet even gerust vallen? Als dat echt lukt zijn we ongeveer terug bij Spinoza’s vrijheid.

Vrijheid en onvrijheid hebben dus heel wat met elkaar te schaften. Iets wat er heel mooi uitziet wordt misschien eerder vrij genoemd, maar is het niet net zo mooi dat veel geheel of gedeeltelijk gedetermineerd is en veel zo mooi in elkaar valt? Natuurlijk is vrijheid vaak een strijd waardig, maar vlak de verschillen in onvrijheid ook niet uit.








Een steltkluut (Himantopus himantopus),
misschien onvrij, maar met een grote mond