dinsdag 15 juli 2014

Onvrije natuur


Vrijheid is best een moeilijk vraagstuk. Er wordt veel over geschreven. Volgens sommigen bestaat er geen vrije wil. Alsof de wil de ding is. En dat suggereert ook dat onvrijheid een makkelijker vraagstuk is dan dat van de vrijheid.
    Dat is maar zeer de vraag. Bestaat er wel onvrijheid? Als je die even absoluut maakt als de vrijheid, zal het ook wel een lastige kwestie blijven. Maar er is hoop: steeds worden vrijheid en onvrijheid als het een beetje concreet wordt, gekoppeld aan vrijheidsgraden en te onderscheiden vrije en minder vrije aspecten. Sommigen proberen het liever met een mooie definitie op te lossen, maar dat helpt over het algemeen niet vrijheden van onvrijheden te ontkoppelen.

Het neemt niet weg dat er in de filosofie, wereldbeschouwingen en wetenschap zinvolle dingen over vrijheid en onvrijheid zijn gezegd.
    Het boeddhisme ziet een wirwar van wisselwerkingen (samsara) waarin alles veroorzaakt worden en op zijn beurt weer van alles veroorzaakt. Inzicht in deze wirwar kan helpen veel te accepteren, waardoor vrijheid gevoeld of begrepen wordt. Onvrijheid bepaalt dus een zekere vrijheid, al kost het de nodige moeite.
      Dat lijkt wat op wat Benedictus de Spinoza onder meer hierover zei: ‘Een ding dat door God tot enigerlei werking genoodzaakt is, kan zichzelf niet aan die noodzaak onttrekken.’ (Ethica, deel 1, stelling 27) En voor de mens met al zijn overheersende emoties wordt er zo ook heel wat bepaald. Toch kan deze volledig vrij zijn, als hij leeft naar de aard der dingen.

Vanuit het omgekeerde perspectief, vanuit de vrijheid gezien, en die een beetje verabsoluteerd, kom je al snel op ongeveer hetzelfde. De existentialist Jean-Paul Sartre ziet de mens als absoluut vrij, want deze is altijd gedwongen keuzes te maken en daarmee bepaalt hij zichzelf. Die keuzes worden echter vanuit de loop der dingen, zoals de maatschappij, opgedrongen. De mens zoekt zich daarin oriƫnterend zijn levenspad. Net als bij de genoemde boeddhisten en spinozisten is er dus eigenlijk veel bepaald, en moeten mensen daarin oriƫntatiepunten vinden, hun levensverhaal ophangen en hun geluk beproeven.

In 2000 verscheen bij de KNNV Uitgeverij een prachtige bundel met de titel De onvrije natuur (Subtitel: Verkenningen van natuurlijke grenzen, red. Joost Tinbergen e.a.). Hierin laten meer dan 40 biologen zien hoe in de natuur vrijheidsgraden steeds concreet zijn ingebed en zo er enige ruimte bestaat voor keuzes. Dus niet zozeer absoluut vrije keuzes, maar een zekere zelfbepaling in een context, die gelijk weer nieuwe mogelijkheden voor de toekomst genereert. Of juist uitsluit, dat kan ook.
      Zo moeten dieren soms beslissingen nemen, om het zo maar even heel menselijk te formuleren. Zoals over het goede moment en de juiste plek om een ei te leggen. Zo simpel? Het is een voorbeeld. De mens denkt natuurlijk rationeel na, zul je hierop willen zeggen. Maar tast die niet evenzeer de mogelijkheden af en laat hij als hij verstandig is het onmogelijke niet even gerust vallen? Als dat echt lukt zijn we ongeveer terug bij Spinoza’s vrijheid.

Vrijheid en onvrijheid hebben dus heel wat met elkaar te schaften. Iets wat er heel mooi uitziet wordt misschien eerder vrij genoemd, maar is het niet net zo mooi dat veel geheel of gedeeltelijk gedetermineerd is en veel zo mooi in elkaar valt? Natuurlijk is vrijheid vaak een strijd waardig, maar vlak de verschillen in onvrijheid ook niet uit.








Een steltkluut (Himantopus himantopus),
misschien onvrij, maar met een grote mond