maandag 30 maart 2015

De nieuwe winstmaximalisatie


In tijden van crisis en verandering is het een tautologie dat er wat moet veranderen. Een bijverschijnsel – van alle tijden – is dat er mensen zijn die dan menen dat alles eigenlijk al anders is. Wat moet worden, zien ze al staan. Vaak met hun eigen invulling van vooral de vermeende mooie kant van de zaak. Vergeten worden dan maar al te vaak dat de verandering sociaal en progressief kan zijn, of omgekeerd een terugval van het oude met wat uiterlijke nieuwe vormen als bijverschijnsel betekent. In het laatste geval hebben we oude wijn in nieuwe zakken. Nederland kantelt? Als je je ogen sluit voor dat wat niet kantelt, kantelt alles.
    Hier moest ik aan denken toen ik vorige week de e-mail nieuwsbrief van re.Public kreeg met de aankondiging dat de website re.Public per 1 april helemaal stopt. Uitgeverij Sdu gaf een kleine tien jaar geleden het papieren tijdschrift re.Public uit. Dat full colour tijdschrift werd steeds dunner, daarna was er alleen nog de website en de nieuwsbrief, met een steeds magerder inhoud. Nu niets meer, de reden: ‘Vacatures waren destijds de kurk waar re.Public op dreef. Nu deze markt niet aantrekt, heeft Sdu besloten met re.Public te stoppen.’

In de hoogtijdagen van het blad was het een en al euforie. Terwijl de wereld nog maar mondjesmaat bekend was met ‘Het Nieuwe Werken’, stond dit blad er al helemaal vol mee. De jonge ambtenaar (ambtenaar 2.0) was verantwoordelijk, flexibel, creatief, netwerker pur sang, solist en teamspeler tegelijk, en uiterst productief. Hij kende natuurlijk ook geen 9-tot-5-mentaliteit. Niet langer was de wethouder de inhoudelijke inspiratiebron, maar de communicatie van de sociale media.
    Dat was natuurlijk wel mooi, maar als ik terugdacht aan mijn start – inmiddels zo’n 40 jaar geleden – als jonge HBO-docent, dan waren we toen al creatief, verantwoordelijk, communicatief en stelden we jaarlijks op grond van discussie en evaluatie met studenten de programma’s bij. En van een 9-tot-5-mentaliteit hadden we nog nooit gehoord. Ik geef hierbij gelijk toe, dat ik geluk had. Niet op alle onderwijsinstellingen had je zoveel ruimte én verantwoordelijkheid.
    En dat werd minder. Tijdens top-down opgelegde herstructureringen in de jaren tachtig werd het zogeheten ‘tijd- en plaatsgebonden werken’ ingevoerd, een begin van een reeks maatregelen die veel kunde en creativiteit ondermijnden en de 9-tot-5-mentaliteit erin ramde. Gevolg was ook dat medezeggenschap steeds minder ging over onderwijsontwikkeling en steeds meer over vakantiedagen. Aan die ontwikkeling moest ik denken bij het enorme elan dat re.Public in het begin uitstraalde. Zou de bureaucratie niet met alle mooie creativiteit aan de haal gaan?

Het resultaat is op veel fronten droevig. Creatief en flexibel is veelal gewoon een maximale uitbuiting geworden, waarin plooibaarheid inderdaad bestaat en verantwoordelijkheid een afrekencultuur werd. Vaste contracten zijn massaal vervangen door goedkope losse, vaak kortdurende verbanden en uitbesteding. Grondige scholing veel te vaak door bijspijkerbijeenkomsten. In de ‘nieuwe’ pogingen tot winstmaximalisatie en bezuiniging op de lonen concurreert de hele maatschappij zich naar een dieptepunt.
    Inderdaad zijn de gehoopte beloftevolle vacatures uitgebleven. Het schamele lijstje was geen basis voor winstgevende exploitatie meer. Het woord ‘flexibel’ wordt vaak op een andere toon uitgesproken dan een paar jaar geleden.









zondag 29 maart 2015

Cervantes is een idee en geen bot


Laat hem met rust. Hij staat ver boven de Engelsen met hun zojuist herbegraven koninkje. Zeg gerust dat Miguel de Cervantes Saavedra meer heeft betekend dan William Shakespeare. Het valt toch nooit te bewijzen. Het omgekeerde trouwens ook niet. Gelukkig bestonden er in die tijd Nobelprijs noch andere prijsjes en lijstjes. Je hebt pas wat aan deze oude meesters als je ze leest. Botten overbodig. Hun geest stijgt daar boven uit.
    Don Quichot is literatuur, het is kunst en geen reclamefolder. De schrijver is de oude meester, hij is nu een idee, hij is vorm en inhoud, en toch geen materie.

Eerder al, op 8 mei 2014 schreef ik dit en gaf er heel overtuigende plaatjes bij. De Spanjolen luisteren echter niet. Ze graven maar door. Op zoek naar de botten van Cervantes. Ze zijn druk met gevonden kleine botjes in de weer. Nu willen ze DNA gaan vergelijken uit diverse massagraven. Is er geen nuttig werk meer te doen in Spanje?
      Wat de Nederlandstaligen betreft: lees de volledige vertaling en in ieder geval Deel I. Het kan niet genoeg herhaald worden. Soms kom je nog mensen tegen die ‘De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha’  niet hebben gelezen, of slechts als stripverhaal. Met strips is normaal gesproken niets mis, maar hier…? Alhoewel, beelden spreken. Daarom nogmaals twee min of meer treffende plaatjes hierbij.
      Laat hem verder met rust, lees Cervantes’ meesterwerk. Alsnog de roman lezen, het kan altijd. Geen reden je af te laten leiden door al dat gegraaf.




Te lezen: Miguel de Cervantes Saavedra, De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha, Vertaald door Barber van de Pol, met een nawoord van Kees Fens, Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam 2007, ISBN 9789025363468.















zaterdag 28 maart 2015

Het verzuim van de macht?


De Portugese Nobelprijswinnaar José Saramago schreef de roman ‘Het verzuim van de dood’.  Rode draad hierin: een essentieel bij het leven horend gegeven weigert zijn functie uit te oefenen. Dat overdenkend: geldt niet hetzelfde voor linkse macht?
      Een keer per jaar schrijf ik voor Solidariteit Webzine een gastcommentaar. Solidariteit.nl komt evenals de papieren voorganger op voor een strijdbare, democratische en brede vakbeweging en is financieel, organisatorisch en politiek onafhankelijk. Over het thema macht en linkse samenwerking schreef ik onderstaand commentaar. Op de website Solidariteit.nl (272) kun je een nog iets uitgebreidere versie lezen.



Het verzuim van de macht?

Hoeveel macht hebben vakbeweging, linkse partijen, actiecomités, los-vaste samenwerkingsverbanden en zelfstandig nadenkende mensen, wanneer zij daadwerkelijk gezamenlijk optrekken voor een linkse en/of socialistische politiek? Is macht een optelsom van deelmachten, wordt slechts het optellen vergeten? Is het mogelijk met partijen en groepen die het deels met elkaar eens zijn en tegelijk ideologisch scherp van mening verschillen, samen toch meer linkse macht te genereren?

Soms lees je de veronderstelling dat de meerderheid van de bevolking tegen de bezuinigingspolitiek is, of anders wel tegen het neoliberalisme, maar dat slechts de partijleiders de potentieel linkse politiek om zeep helpen. Als hier maar een fractie waar is, moet het toch beter kunnen?
      Het gaat in ieder geval over macht. Die is altijd in het geding, maar kennelijk is de machtsbasis van de vakbeweging, linkse partijen en groepen geërodeerd. Het steekt dat de discussies over macht, machtsvorming en het verlies ervan, vaak zo impliciet zijn. Zijn er niet meer discussies en initiatieven mogelijk om meer ‘linkse macht’ te kweken?

Overeenstemming

Elkaar de maat nemen, daar zijn socialisten goed in. Zelfs toen Syriza haar grote overwinning haalde, hoorde je al snel de opvatting dat het vooral belangrijk was dat zij haar ‘verkiezingsbeloften’ zou houden. Nu mag dat, maar eerst verwacht je toch een enorm enthousiasme dat een linkse partij zo succesvol heeft gevochten om massale steun. Een perspectief biedt dat ertoe doet. Bovendien is duidelijk dat grote politieke veranderingen doorvoeren in één land moeilijk is en het beter is deze partij met massale acties te blijven ondersteunen. Er zal kritiek komen, en die zal nodig zijn, maar houdt het debat en de actie in voorwaartse richting gaande!

In Nederland is binnen afzienbare tijd niet te verwachten dat een linkse partij of beweging zo’n duurzame, massale steun krijgt, zodat een zelfstandig krachtig optreden mogelijk is. De SP benadert die mogelijkheid het meest. Met een achterban die deels gebaseerd is op socialistisch inzicht en strijd voor een solidaire samenleving en voor een groter deel op de belangenbehartiging van mensen met een laag inkomen en van zorg afhankelijk zijn. Kortom, per saldo op een vaak impliciete en uiteenlopende mix van ideologie, belangenbehartiging en actie.
      Andere partijen en bewegingen, behalve de vakbeweging, hebben een kleinere achterban en kunnen nog moeilijker op eigen kracht grote, duurzame resultaten boeken. Het is dan ook onvermijdelijk dat socialistische, linkse en progressieve organisaties, willen ze een politieke macht vormen om dichter bij hun doelen te komen, mede afhankelijk zijn van samenwerking.
      Er kan toch overeenstemming bestaan op hoofdzaken: versterking van vakbondsstrijd en politiek links tegen concrete verslechteringen, tegen het neoliberalisme en voor een sociale of liever nog een socialistische politiek? Dit als richting, waarbij vast de uitwerking opnieuw de nodige discussies zal opleveren, verlammende of juist inspirerende.

Kritiek én solidariteit

Wanneer gezamenlijke doelen van strijd worden geformuleerd, staan in de praktijk eigen visies en strategieën ter discussie. Maar ‘ter discussie’ betekent ook dat ze in het debat meetellen. Wanneer iets ter discussie staat, betekent dat geenszins dat alle eigen ontwikkelde ideeën losgelaten worden. Het gaat er dan ook niet zozeer om de toon te matigen, maar om in actie en strijd én samen te werken, én te discussiëren, én op basis van inhoud en ervaringen standpunten te blijven ontwikkelen.
      Het is moeilijk, maar mogelijk, zowel een kritische als ondersteunende houding te laten bestaan. Elkaar de maat nemen is op zich dus niet verkeerd, maar wel wanneer dat slechts afstandelijk gebeurt en leidt tot een passieve en afwachtende houding.

Naar buiten treden

Heel praktisch beschouwd en op korte termijn zou de zich opnieuw uitvindende FNV in volle openbaarheid de discussie moeten zoeken met verschillende actiegroepen, waaronder vooral de milieubeweging (Naomi Klein stelt in haar nieuwe boek ‘No time’  een sterk verband vast tussen lage lonen en hoge emissies). Dit kan op een stevige manier, met publicaties, congressen en acties. Laat zien wat je doet en de discussie aangaan. Omgekeerd, bij een club als Milieudefensie kom je visies tegen over een toekomstige duurzame economie. Waarom bespreekt Milieudefensie die niet grondig en in het openbaar met de nieuwe FNV? Ook van die kant: laten zien wat je doet en wilt, en op zoek naar gemeenschappelijke actiepunten.
      Dat soort samenwerking zou de vaste trend moeten worden in plaats van uitzondering. Als regel, openlijk en demonstratief. Niet alleen met bestuurders, maar vooral ook met de leden, belanghebbenden en belangstellenden. Steeds weer laten zien wat je doet, naar buiten treden.

Machtsvorming

Zolang dat onvoldoende gebeurt, zijn het vooral de (rechtse) media die de invullingen  bepalen en inkaderen met valse clichés als ‘oude belangbehartiging’ tegenover ‘nieuwe flexibele’ vormen, conservatieve vakbond versus innovatieve goeroes, werk tegenover milieu, oud versus nieuw werken, enzovoort. Zonder dat de onderliggende samenhang aan de orde komt en de vermeende en echte tegenstellingen voldoende worden ontrafeld.

De FNV wil de eerste mei in ere herstellen. Binnen de SP heb ik wel eens gehoord dat de 1-meiviering uit de tijd zou zijn. Zo’n argument werkt dan gelijk als een ‘selffulfilling prophecy’. Maar in de politiek kun je niet zonder een zekere symboliek, zoals SP’ers dagelijks merken als op straat gevraagd wordt of er nog Tomaatschuursponsjes uitgedeeld worden.
      Bij de eerste mei gaat het natuurlijk om veel meer. Het kan een simpele optocht van verschillende meningen worden, of een levendig strijdbaar en inhoudelijk initiatief en gemanifesteerd in het hele land. Met discussie, met verschillen, en in één strijd in dezelfde richting van solidariteit. Met strijd voor korter werken, meer banen én minder CO2-uitstoot. Met een start dit jaar en verdere uitbouw daarna.
      Dit als voorbeeld, waaruit blijkt dat nadenken over macht en machtsvorming urgent is. Om zowel de vakbeweging als de progressieve en socialistische krachten te versterken.





De keuze van dit onderwerp is mede gebaseerd op mijn interesse in en onderzoek naar de actuele maatschappelijke ontwikkelingen én de politieke filosofie. Daarbij specifiek: terwijl zoveel mensen sociaal denken slagen zij er onvoldoende in een sterke macht te vormen tegenover het neoliberalisme met zijn sterke egoïstische drijfveer.
      Als tussenstap heb ik kort geleden het boek ‘Het speelveld van de vrijheid’  gepubliceerd, dat ingaat op vragen naar vrijheid en politieke macht, met een accent op het denken van Marx en Spinoza, en mede geïnspireerd door Aristoteles en Machiavelli.


Dit boek is verkrijgbaar bij de auteur, de boekhandel en bij Uitgeverij Damon, zie Damon.nl
ISBN 978 94 6036 193 7, 160 pagina’s.















zaterdag 21 maart 2015

Excursie bij Toeval – de Houtsnip





 



Excursie bij Toeval – de Houtsnip

Vandaag is het lente. De tuin al vol bloemen. Mooi om erop uit te trekken. Excursie van IVN, KNNV met het Groninger Landschap in het Hunzedal, het Zuidlaardermeergebied. Leuk.
      Minder leuk is dat ik snipverkouden ben en daar graag snel van af wil zijn. Daarom besluit ik de excursie te laten schieten en wat uit te slapen. Excursie gemist.
      Maar dat gaat zo maar niet. Kijk, dat is prettig, de excursie komt naar mij toe. Opgestaan, zie ik een bruin beest scharrelen in onze halfwilde tuin bij de opslag van snoeihout. De buren hebben tegenwoordig kippen en de eerste gedachte is dat er krielkippen zijn bijgekomen.
      Die hebben echter geen lange donkere snavel. Het is een houtsnip. Misschien niet zeldzaam, maar moeilijk te spotten. Zijn schutkleur is perfect voor de rommelige achtertuin. Had hij stil gezeten dan was hij onopgemerkt gebleven. Prachtige vogel, is dit bruin?
      De houtsnip op excursie, midden in de stad, ongetwijfeld begrepen dat ik snipverkouden ben. Tien minuten later is hij uitgescharreld en vliegt verder. Dag snip.



















donderdag 12 maart 2015

Vrijheid van meningsuiting



    ‘Vrijheid is altijd de vrijheid van de andersdenkenden.’

    Rosa Luxemburg


Vrijheid van meningsuiting is belangrijk. Vrijheid van domheid natuurlijk ook, wanneer je geen enkele mening zou mogen inperken. Rare formulering trouwens. ‘Vrijheid van iets ….’ Dat betekent toch ook dat je er los van staat, er geen last van hebt. In dit geval dus, dat je geen aandrang hebt je meningen te uiten en anderen er dan ook geen last van hebben. De vrijheid om iets te laten of toe te laten.

Maar goed, zo wordt het meestal niet bedoeld. Nu de discussie van afgelopen weken over de vrijheid van meningsuiting even wat afgezwakt is, vraag ik me natuurlijk af of mijn eigen mening hierover wel deugt. De journalist Marc van Dijk van dagblad Trouw die op 18 februari jl. mijn boek ‘Het speelveld van de vrijheid’  besprak, meent dat ik eigenlijk wat meer actuele voorbeelden had moeten noemen, verwijzend naar Frankrijk en Denemarken. Wat hem kennelijk is ontgaan, is dat ik al een stuk of vijf boeken schreef, waarin vrijheid aan de orde komt, inclusief voorbeelden en verwijzingen.
    Maar natuurlijk vraag ik me wel af of na ‘Charlie Hebdo’ het nog klopt wat ik eerder schreef. Is na nu honderden, zo niet duizenden hun mening hebben geventileerd, de mijne nog houdbaar? In mijn boek ‘Godsdienstkritiek, respect en actieve tolerantie’  uit 2010 staat op pag. 99-100 met betrekking tot vrijheid van meningsuiting het volgende:


‘De abstracte vraag om een absolute grens van wat mag en wat niet, is vrijwel altijd onbeantwoordbaar. Provocartoons in de jaren zestig van de vorige eeuw die spotten met het koningshuis waren toen verboden, maar zijn dat al lang niet meer. Kritiek op religie kan in een bepaalde context bedoeld of onbedoeld ‘oproepen tot geweld’, maar in een meer stabiele situatie doet diezelfde kritiek dat helemaal niet. De Deense cartoons waren niet zo extreem, maar doordat ze in een specifieke context werden opgepakt, leek het wel zo. De oorzaak was niet alleen gelegen bij de tekenaar, maar ontstond in de interactie binnen specifieke verhoudingen.
      Moeten oproepen tot geweld en haat of discriminerende uitspraken verboden zijn? Ja, want dergelijke oproepen staan haaks op de grondwet en de intenties van de verdere wetgeving, waarin dramatische historische ervaringen zijn verwerkt. Het is een teken van beschaving dat de mensheid leert van ervaringen als pogroms, de Holocaust en vervolgingen vanwege seksuele geaardheid, en dus ook daadwerkelijk wat doet met deze ervaringen. Discriminerende oproepen, ook de zuiver verbale, kwetsen op zich al mensen en zijn ook zo bedoeld.
      Verwacht echter niet alles van een dergelijk verbod. Verwacht er vooral ook niet te veel van omdat veel uitspraken ‘op het randje’ zijn en indirect kwetsen. De kunst is ook die effectief aan te pakken. De context bepaalt mede of het echt schadelijke uitspraken zijn en of een verbod verder helpt. De vraag of een bepaalde uitspraak oproept tot geweld, leidt tot permanente discussie. Die discussie is niet erg, maar speelt zich wel af op een hellend vlak, op een glijdende schaal, in een wereld vol uiteenlopende interpretaties. Het gaat dan om vrijheden versus onvrijheden, om een botsing van waarden, om stabiliteit tegenover escalatie, altijd om een complex manoeuvreren in woorden en daden.
      De kunst is weg te komen van verkeerde vragen en doodlopende oplossingswegen. Een betere dialogische verhouding van ik en jij en het werken aan stabiele relaties bieden een belangrijk deel van een betere oplossing.’


Tot zover het citaat. Klopt dit nog? In hoofdzaak wel, lijkt me. Bij vrijheid van meningsuiting gaat het om het recht zaken die volgens eigen inzicht en geweten niet deugen te mogen benoemen en aan te mogen pakken. Een emancipatorisch ideaal, een recht om te doen en te spreken. Dan bestaat ook de vrijheid om niet te spreken, op basis van tolerantie. Waarbij je mag hopen dat deze ‘tolerantie’ niet verwordt tot een passief en onverschillig laten lopen van ‘van alles en nog wat’.

Rosa Luxemburg en Jean-Paul Sartre. Aan hen moet ik hierbij denken. Bij beiden wordt vrijheid, ook de meest absoluut denkbare vorm ervan, gerelateerd aan de anderen binnen de context van de uiting van meningen en opvattingen. De vrijheid wordt als groot ervaren, wanneer die een specifieke onvrijheid overwint of negeert. Mede daarom zegt Luxemburg: ‘Vrijheid is altijd de vrijheid van de andersdenkenden.’  Zij vindt dat in een sociaal-revolutionaire situatie eindelijk de volledige rechten van mensen toegepast moeten worden. Als je net zelf de vrijheid van meningsuiting verwerft, wordt die pas ten volle gerealiseerd als je die ook de ander gunt. Als dat gerealiseerd wordt, wordt de verhouding tussen mensen met verschillende opvattingen op een hoger plan gebracht, ook wanneer men het inhoudelijk totaal oneens met elkaar is en nog de nodige strijd wordt gevoerd.

Bij de eigen vrijheid is altijd de ander in beeld. Vandaar ook dat bij Sartre de individuele vrijheid misschien wel verabsoluteerd wordt, maar deze altijd ook verantwoordelijkheid inhoudt. Jij kiest, dus jij doet het. Jij kwetst en hebt daar misschien een reden voor of een gedachte bij, maar de consequenties zijn wel door jou veroorzaakt. En jij kan dus erover nadenken of je wilt kwetsen. En de gekwetste zal iets terug kunnen doen. Nog sterker, je kunt ook mensen kwetsen die er helemaal niets mee te maken hebben. Of er kunnen mensen vertrapt worden in de mensenmassa die jij hebt geholpen op de been te komen. Wist je dat dan niet? De eerste keer niet, de tweede keer wel. Bij de herhaling kon je het weten en onwetendheid is geen argument, zoals een groot filosoof ooit opmerkte.

Verantwoordelijkheid heeft dus met weten te maken, of met voorzichtigheid. En vrijheid is altijd een tweezijdig of meerzijdig proces. Vrijheid is een relatie, een verhouding tot iets, en zeker een verhouding tussen mensen. Bij Sartre kan men leren dat vrijheid een verantwoordelijkheid voor je daden en woorden impliceert, juist ook als het individu denkt en handelt en de ander misschien niet eens ziet staan. Mensen staan niet los van elkaar. De sterkst ervaren vrijheid is die welke een sterke onvrijheid overwint, en dat heeft altijd met anderen of met instituties te maken. Het gaat veel verder dan alleen maar iets doen waar je op een toevallige maandag zin in kreeg, dat je zomaar mag doen wat je invalt.
    Natuurlijk is er niets mooiers dan dat vrijheden het absolute benaderen. Wie wil er nu geen absolute vrijheid? Maar is dit wel slim? Mocht dat ooit lukken die te bereiken – gesteld dat dit kan – dan zal snel elk besef van vrijheid volledig vervagen. Want dan is er geen onvrijheid meer, die de vrijheid vormgeeft.
      Dus is vrijheid in de werkelijkheid niet iets absoluuts, maar kan nader gespecificeerd worden. Zoals dat de grens van vrijheid bereikt wordt wanneer het voortbestaan van de (seculiere) staat in het geding komt en burgerrechten niet meer gerespecteerd worden. Dus weer komen dan de rechten van anderen binnen het speelveld in beeld. Bij een dergelijke grens ontstaan onmiddellijk vragen naar bepalende criteria, zelfs als deze niet altijd actief toegepast en gehandhaafd hoeven te worden.

Met de vrijheid van meningsuiting zoals bedoeld, bijvoorbeeld als scherpe kritiek op een staatsvorm of heersend staatshoofd, of op de vermenging van staat en religie, is normaal gesproken niets mis. Een sterke opvatting kan de kritiek aan, deze soms pareren, soms negeren en soms zal ze eraan toe moeten geven, zeker waar democratie en openbaar debat goed ontwikkeld zijn. Een zwakkere opvatting of van mensen die onder druk staan, kan minder kritiek velen. Afhankelijk van de verdere situatie kan men zelf bepalen of die kritiek dan toch noodzakelijk is, of dat je die achterwege laat. En zo ja, hoe je dit het beste kunt doen.
      Daarbij weet je dat die situatie zelf ook aan verandering onderhevig is. Wat nu goed is, hoeft dat morgen niet te zijn, en omgekeerd. Voor je met kritiek komt kun je bovendien eerst overwegen wat je ermee wilt bereiken. Wil je ego graag gestreeld worden of is er een maatschappelijk doel? Ben je tolerant genoeg en is er echt iets te bekritiseren? Met een diversiteit aan opvattingen in het dagelijks leven is toch niets mis?

Over vrijheid van meningsuiting is nog veel te zeggen. De onbevangenheid over dit thema komt voorlopig niet meer terug, nu het geweld én de discussie opgelaaid zijn. Het is een grote zwakte van de huidige maatschappij, mondiaal, met niet alleen sociale en religieuze, maar ook politieke oorzaken.
      Discussies over vrijheid, vrijheid van geweten en zelfs over het zogenaamde vraagstuk van ‘de vrije wil’, zijn gebonden aan specifieke kwesties. Specifiek, dus er komt nog volop gelegenheid later nog op andere aspecten van de vrijheid van meningsuiting in te gaan.






Bronnen:

Rosa Luxemburg, Zur russischen Revolution, in Gesammelte Werke, deel 4, 2e oplage, Dietz Verlag Berlin (DDR) 1979, p. 359.

Jasper Schaaf, Godsdienstkritiek, respect en actieve tolerantie, Feuerbach herlezen, Uitgeverij Damon, Budel 2010. ISBN 9789055739943

Beide boeken kunnen besteld worden in de boekhandel. De tweede titel ook bij Damon of de auteur.















zondag 1 maart 2015

Transitie van de transitie – Kanttekeningen bij Nederland Kantelt


‘En verder is het met machtsposities die plotseling ontstaan, net als met alle andere dingen in de natuur die ontkiemen en snel tot wasdom komen, zo gesteld dat zij nooit zo diep wortel hebben kunnen schieten en zich zo ver hebben kunnen vertakken dat de eerste de beste storm hen niet weer omver werpt.’

      Machiavelli


Er is veel te doen over veranderingen, hervormingen, kantelingen, transities en een zorg ‘Nieuwe Stijl.’ Kortom, weg met het oude, alles moet anders! Het continue hieraan is dat deze roep zelf niet nieuw is en dat het klinkt als de allermooiste belofte, met het risico dat het resultaat tegenvalt.
    Toch gebruik ik zelf – onder meer in mijn boek ‘Het speelveld van de vrijheid’ – ook de termen klassieke en nieuwe bewegingen of organisatievormen, dus ook ‘oud’ en ‘nieuw’. Bovendien zijn de nieuwe goeroes vaak gericht op duurzaamheid en goede menselijke verhoudingen, uitstekend, daar gaat het om. In het nieuws de laatste tijd staat vooral de visie van Jan Rotmans, hoogleraar transitie en duurzaamheid.

Pas las ik in het blad ‘Down to Earth’ van februari jl. het interview met Rotmans. Nu ik nogmaals via de mail van Milieudefensie dit interview krijg, en net Naomi Kleins ‘No time’  uit heb, lees ik het nog een keer. Hoezeer ik de intentie, de kunde en het activisme voor duurzaamheid en verandering ook steun, ik heb enkele kanttekeningen.

Kanttekening 1. Het verhaal over macht klinkt te zwak. Rotmans preekt geen makkelijke veranderingen en dat is heel goed. Maar zijn verhaal over de meer klassieke organisatievormen is negatief, te extreem. Naar mijn idee zouden ‘Oude’ organisatievormen, vakbonden, clubs als Milieudefensie, politieke partijen, verenigingen enzovoorts veel beter met nieuwe vormen moeten samenwerken (vice versa) om macht te vormen. De gedachte dat verenigingsvormen zonder meer niet bij de tijd zouden zijn, breekt vooral af. In plaats van dat ze kracht opbouwt.
      Rotmans pleit voor massale snelle mobilisatie, oké! Maar goede veranderingen moeten beklijven en daarvoor heb je ook meer bestendige democratische organisaties nodig, die kritisch ten opzichte van elkaar mogen zijn, maar desondanks krachtig samenwerken in de richting van een sociale duurzame samenleving. Oud en nieuw; vast, los en los-vast, verschillende vormen moeten bijdragen, ook al gaat het uiteindelijk om de inhoud.

Kanttekening 2. Rotmans stelt dat Naomi Klein geen systeemdenker is en hij dus wel. Het omgekeerde lijkt echter het geval. Klein geeft een richting aan, versus het neoliberalisme en kapitalisme als stelsel. Rotmans is hierover te vaag. Hij maakt een onderscheid tussen kapitalisme en hyperkapitalisme, maar dat betreft toch dezelfde systeemlogica? Hij wil bovendien de ‘nieuwe economie’ en start-ups koppelen aan de grote bedrijven. Effect zal zijn dat een groot deel hiervan ongegeneerd opgeslokt zal worden door grotere concerns en ‘durfkapitalisten’. Zijn optimisme is wat dit betreft onvoldoende gefundeerd. Hoe gaat dit werken?

Kanttekening 3. De afbraak van het bestaande moet versneld worden, zo wordt gesteld. Dat is ongenuanceerd. De economie vereist een zekere creatieve destructie en vervanging van oud door nieuw. De huidige afbraak en crises kennen echter ook een massale kant van verarming, uitsluiting en vervreemding. Dat vraagt om solidaire voorzorg, zorg en zeggenschap. Daarom moet je bij het aangeven van de noodzakelijke verandering heel nauwkeurig zijn. Wat wil je afbreken en wat opbouwen, ook in het belang van de vele mensen die nu lijden onder de crises? Dit vergt trouwens ook meer politieke regulering dan verwacht kan worden in een beweging van onderop alleen. Daarin moet je realistisch zijn.

Geen kanttekening 4. Grote veranderingen in de richting van het stoppen van de CO2-uitstoot en maatschappelijke vernieuwing zijn hoognodig. Wat dat betreft: op één lijn.
    Er zijn feitelijk al grote transities gaande door de economische veranderingen en crises, de ICT- en technologische ontwikkeling, en internationaal door de ontwrichtende bewapening. En dit nog eens aangevuld door drastische bezuinigingen die het neoliberale kapitalisme overeind moeten houden. Dus niet alle grote veranderingen zijn zonder meer goed.
      In dat al bestaande geheel van transities staat feitelijk de duurzaamheidsdoelstelling niet duidelijk voorop, maar blijft deze veel te secundair. Die transitie vergt daarom een volgende: het kapitalistische beleid en bijbehorende logica terugdringen en waar mogelijk opheffen. Naomi Klein heeft meer oog voor deze kant van het verhaal. Een benodigde transitie van de transitie. Een transitie die zich niet blind, maar op een hoger niveau ontwikkelt, en daarom in sociale en duurzame richting wordt gestuurd.
      Daarover zijn we het dan vast wel weer eens.





Bron citaat: Niccolò Machiavelli, De heerser, Uitgeverij Athenaeum – Polak & Van Gennep, 24e druk, Amsterdam 2009, pag. 86