donderdag 12 maart 2015

Vrijheid van meningsuiting



    ‘Vrijheid is altijd de vrijheid van de andersdenkenden.’

    Rosa Luxemburg


Vrijheid van meningsuiting is belangrijk. Vrijheid van domheid natuurlijk ook, wanneer je geen enkele mening zou mogen inperken. Rare formulering trouwens. ‘Vrijheid van iets ….’ Dat betekent toch ook dat je er los van staat, er geen last van hebt. In dit geval dus, dat je geen aandrang hebt je meningen te uiten en anderen er dan ook geen last van hebben. De vrijheid om iets te laten of toe te laten.

Maar goed, zo wordt het meestal niet bedoeld. Nu de discussie van afgelopen weken over de vrijheid van meningsuiting even wat afgezwakt is, vraag ik me natuurlijk af of mijn eigen mening hierover wel deugt. De journalist Marc van Dijk van dagblad Trouw die op 18 februari jl. mijn boek ‘Het speelveld van de vrijheid’  besprak, meent dat ik eigenlijk wat meer actuele voorbeelden had moeten noemen, verwijzend naar Frankrijk en Denemarken. Wat hem kennelijk is ontgaan, is dat ik al een stuk of vijf boeken schreef, waarin vrijheid aan de orde komt, inclusief voorbeelden en verwijzingen.
    Maar natuurlijk vraag ik me wel af of na ‘Charlie Hebdo’ het nog klopt wat ik eerder schreef. Is na nu honderden, zo niet duizenden hun mening hebben geventileerd, de mijne nog houdbaar? In mijn boek ‘Godsdienstkritiek, respect en actieve tolerantie’  uit 2010 staat op pag. 99-100 met betrekking tot vrijheid van meningsuiting het volgende:


‘De abstracte vraag om een absolute grens van wat mag en wat niet, is vrijwel altijd onbeantwoordbaar. Provocartoons in de jaren zestig van de vorige eeuw die spotten met het koningshuis waren toen verboden, maar zijn dat al lang niet meer. Kritiek op religie kan in een bepaalde context bedoeld of onbedoeld ‘oproepen tot geweld’, maar in een meer stabiele situatie doet diezelfde kritiek dat helemaal niet. De Deense cartoons waren niet zo extreem, maar doordat ze in een specifieke context werden opgepakt, leek het wel zo. De oorzaak was niet alleen gelegen bij de tekenaar, maar ontstond in de interactie binnen specifieke verhoudingen.
      Moeten oproepen tot geweld en haat of discriminerende uitspraken verboden zijn? Ja, want dergelijke oproepen staan haaks op de grondwet en de intenties van de verdere wetgeving, waarin dramatische historische ervaringen zijn verwerkt. Het is een teken van beschaving dat de mensheid leert van ervaringen als pogroms, de Holocaust en vervolgingen vanwege seksuele geaardheid, en dus ook daadwerkelijk wat doet met deze ervaringen. Discriminerende oproepen, ook de zuiver verbale, kwetsen op zich al mensen en zijn ook zo bedoeld.
      Verwacht echter niet alles van een dergelijk verbod. Verwacht er vooral ook niet te veel van omdat veel uitspraken ‘op het randje’ zijn en indirect kwetsen. De kunst is ook die effectief aan te pakken. De context bepaalt mede of het echt schadelijke uitspraken zijn en of een verbod verder helpt. De vraag of een bepaalde uitspraak oproept tot geweld, leidt tot permanente discussie. Die discussie is niet erg, maar speelt zich wel af op een hellend vlak, op een glijdende schaal, in een wereld vol uiteenlopende interpretaties. Het gaat dan om vrijheden versus onvrijheden, om een botsing van waarden, om stabiliteit tegenover escalatie, altijd om een complex manoeuvreren in woorden en daden.
      De kunst is weg te komen van verkeerde vragen en doodlopende oplossingswegen. Een betere dialogische verhouding van ik en jij en het werken aan stabiele relaties bieden een belangrijk deel van een betere oplossing.’


Tot zover het citaat. Klopt dit nog? In hoofdzaak wel, lijkt me. Bij vrijheid van meningsuiting gaat het om het recht zaken die volgens eigen inzicht en geweten niet deugen te mogen benoemen en aan te mogen pakken. Een emancipatorisch ideaal, een recht om te doen en te spreken. Dan bestaat ook de vrijheid om niet te spreken, op basis van tolerantie. Waarbij je mag hopen dat deze ‘tolerantie’ niet verwordt tot een passief en onverschillig laten lopen van ‘van alles en nog wat’.

Rosa Luxemburg en Jean-Paul Sartre. Aan hen moet ik hierbij denken. Bij beiden wordt vrijheid, ook de meest absoluut denkbare vorm ervan, gerelateerd aan de anderen binnen de context van de uiting van meningen en opvattingen. De vrijheid wordt als groot ervaren, wanneer die een specifieke onvrijheid overwint of negeert. Mede daarom zegt Luxemburg: ‘Vrijheid is altijd de vrijheid van de andersdenkenden.’  Zij vindt dat in een sociaal-revolutionaire situatie eindelijk de volledige rechten van mensen toegepast moeten worden. Als je net zelf de vrijheid van meningsuiting verwerft, wordt die pas ten volle gerealiseerd als je die ook de ander gunt. Als dat gerealiseerd wordt, wordt de verhouding tussen mensen met verschillende opvattingen op een hoger plan gebracht, ook wanneer men het inhoudelijk totaal oneens met elkaar is en nog de nodige strijd wordt gevoerd.

Bij de eigen vrijheid is altijd de ander in beeld. Vandaar ook dat bij Sartre de individuele vrijheid misschien wel verabsoluteerd wordt, maar deze altijd ook verantwoordelijkheid inhoudt. Jij kiest, dus jij doet het. Jij kwetst en hebt daar misschien een reden voor of een gedachte bij, maar de consequenties zijn wel door jou veroorzaakt. En jij kan dus erover nadenken of je wilt kwetsen. En de gekwetste zal iets terug kunnen doen. Nog sterker, je kunt ook mensen kwetsen die er helemaal niets mee te maken hebben. Of er kunnen mensen vertrapt worden in de mensenmassa die jij hebt geholpen op de been te komen. Wist je dat dan niet? De eerste keer niet, de tweede keer wel. Bij de herhaling kon je het weten en onwetendheid is geen argument, zoals een groot filosoof ooit opmerkte.

Verantwoordelijkheid heeft dus met weten te maken, of met voorzichtigheid. En vrijheid is altijd een tweezijdig of meerzijdig proces. Vrijheid is een relatie, een verhouding tot iets, en zeker een verhouding tussen mensen. Bij Sartre kan men leren dat vrijheid een verantwoordelijkheid voor je daden en woorden impliceert, juist ook als het individu denkt en handelt en de ander misschien niet eens ziet staan. Mensen staan niet los van elkaar. De sterkst ervaren vrijheid is die welke een sterke onvrijheid overwint, en dat heeft altijd met anderen of met instituties te maken. Het gaat veel verder dan alleen maar iets doen waar je op een toevallige maandag zin in kreeg, dat je zomaar mag doen wat je invalt.
    Natuurlijk is er niets mooiers dan dat vrijheden het absolute benaderen. Wie wil er nu geen absolute vrijheid? Maar is dit wel slim? Mocht dat ooit lukken die te bereiken – gesteld dat dit kan – dan zal snel elk besef van vrijheid volledig vervagen. Want dan is er geen onvrijheid meer, die de vrijheid vormgeeft.
      Dus is vrijheid in de werkelijkheid niet iets absoluuts, maar kan nader gespecificeerd worden. Zoals dat de grens van vrijheid bereikt wordt wanneer het voortbestaan van de (seculiere) staat in het geding komt en burgerrechten niet meer gerespecteerd worden. Dus weer komen dan de rechten van anderen binnen het speelveld in beeld. Bij een dergelijke grens ontstaan onmiddellijk vragen naar bepalende criteria, zelfs als deze niet altijd actief toegepast en gehandhaafd hoeven te worden.

Met de vrijheid van meningsuiting zoals bedoeld, bijvoorbeeld als scherpe kritiek op een staatsvorm of heersend staatshoofd, of op de vermenging van staat en religie, is normaal gesproken niets mis. Een sterke opvatting kan de kritiek aan, deze soms pareren, soms negeren en soms zal ze eraan toe moeten geven, zeker waar democratie en openbaar debat goed ontwikkeld zijn. Een zwakkere opvatting of van mensen die onder druk staan, kan minder kritiek velen. Afhankelijk van de verdere situatie kan men zelf bepalen of die kritiek dan toch noodzakelijk is, of dat je die achterwege laat. En zo ja, hoe je dit het beste kunt doen.
      Daarbij weet je dat die situatie zelf ook aan verandering onderhevig is. Wat nu goed is, hoeft dat morgen niet te zijn, en omgekeerd. Voor je met kritiek komt kun je bovendien eerst overwegen wat je ermee wilt bereiken. Wil je ego graag gestreeld worden of is er een maatschappelijk doel? Ben je tolerant genoeg en is er echt iets te bekritiseren? Met een diversiteit aan opvattingen in het dagelijks leven is toch niets mis?

Over vrijheid van meningsuiting is nog veel te zeggen. De onbevangenheid over dit thema komt voorlopig niet meer terug, nu het geweld én de discussie opgelaaid zijn. Het is een grote zwakte van de huidige maatschappij, mondiaal, met niet alleen sociale en religieuze, maar ook politieke oorzaken.
      Discussies over vrijheid, vrijheid van geweten en zelfs over het zogenaamde vraagstuk van ‘de vrije wil’, zijn gebonden aan specifieke kwesties. Specifiek, dus er komt nog volop gelegenheid later nog op andere aspecten van de vrijheid van meningsuiting in te gaan.






Bronnen:

Rosa Luxemburg, Zur russischen Revolution, in Gesammelte Werke, deel 4, 2e oplage, Dietz Verlag Berlin (DDR) 1979, p. 359.

Jasper Schaaf, Godsdienstkritiek, respect en actieve tolerantie, Feuerbach herlezen, Uitgeverij Damon, Budel 2010. ISBN 9789055739943

Beide boeken kunnen besteld worden in de boekhandel. De tweede titel ook bij Damon of de auteur.