donderdag 25 oktober 2012

Syrië en cynisme

Wanneer eerst Kofi Annan en nu Lakhdar Brahimi proberen de spiraal van geweld in Syrië om te buigen, geven westerse commentatoren regelmatig hun mening dat het waarschijnlijk toch niet helpt.
Kennelijk hoef je niet alleen de feiten te beschrijven en mag je ook een eigen mening presenteren. Oké, maar een beter idee is dan te vertellen dat het geweld beëindigen weliswaar moeilijk is, maar dat iedereen in binnen- en buitenland achter de inzet van Brahimi moet staan. Zijn voorstel voor een bestand tijdens het offerfeest verdient alle steun.

Met de wapens alleen kan geen partij in Syrië winnen. Brahimi’s aanpak is noodzakelijk en hoopvol, zelfs als dit nog maar een sprankje hoop is.
Met cynische opmerkingen is geen Syriër gebaat. Roep op tot vrede.




zondag 14 oktober 2012

Geen kandidaten voor de Nobelprijs van de Vrede?


Sommige mensen klagen erover dat de Europese Unie de Nobelprijs voor de Vrede krijgt. Gefeliciteerd, alle burgers krijgen hem een beetje. U en ik ook. Die prijs had ik nog niet. En wie had hem dan moeten hebben, waar ter wereld zijn vredesbewegingen die veel voorstellen?
      Dat is natuurlijk het trieste. Gelukkig zijn er overal ter wereld duizenden mensen, groepen en instellingen die zich voor de vrede en hulp aan slachtoffers van oorlogen inzetten. Maar sterke lokale of globale vredesbewegingen zijn er te weinig.

Dat is zo’n vaak optredende paradox. Wat het meest nodig is, is het verste weg. Logisch natuurlijk, want dat bepaalt nu precies de urgentie. Maar vrede en oorlog lenen zich niet voor woordspelletjes, nooit niet en zeker nu niet.

Het denken en handelen van de EU verdienen niet zomaar de prijs. Bondgenoot de VS maakt nieuwe wapens zoals de drones en zet deze in, waarbij burgerslachtoffers vallen in een land waar ze niet eens oorlog mee hebben. Geen of weinig protest. Vliegt er een drone naar Israel, wat natuurlijk ook betreurenswaardig is, dan is de wereld te klein, want die komt van de vijand.
      Net zo vanzelfsprekend lijkt het hier dat EU-landen als Frankrijk en Groot Brittannië kernwapens hebben, en dat als Iran ze dreigt te krijgen het doodnormaal is dat je dat land dan moet aanvallen. De discussie op de Nederlandse tv gaat dan alleen maar over hoe de vernietiging van Iraanse kernwapens het beste kan slagen. Misschien is Iran een vijand, maar als dat zo is, is de EU dat dus ook voor Iran? Met zulke cynische discussies verdien je geen prijs voor de vrede.
      Of onze vrije pers schrijft als vanzelfsprekend dat het Syrische regiem de schuld heeft aan verharding en radicalisering van moslimgroepen. Ja natuurlijk, maar al die wapens die kennelijk overal ‘vrij’ verhandeld worden, ligt ook daar geen oorzaak en bestaat er dus schuld? Is de prijs verdiend? Hoe sterk is de inzet voor vrede van de EU dan wel?

Een sterke vredesbeweging en acties tegen wapenhandel zijn noodzakelijk, evenals de urgentie van ideologische versterking om actie en strijd geweldloos te voeren. Meer inzetten op pacifisme. Zoals om drones en andere nieuwe wapens, die ieder land binnen de kortste tijd kan kopiëren, internationaal te verbieden. Dat zou stabiliseren en eendracht bevorderen.

Ik geef de prijs liever postuum aan Benedictus de Spinoza (1632-1677). Hij verdient hem wel. Spinoza schrijft in ‘De politieke verhandeling’: ‘Want de vrede bestaat, zoals we zeiden, niet in het ontbreken van oorlog maar in de vereniging der zielen en in eendracht.’ En: ‘De staat verder, wiens vrede afhangt van de traagheid van de onderdanen, die zich namelijk als stukken vee laten leiden om slechts te leren dienen, kan beter betiteld worden als eenzaamheid dan als burgerlijke samenleving.’

Europese Unie, staten en onderdanen kunnen nog wat leren. Van het bedrag van de prijs kan de EU het beste al haar burgers in hun eigen taal Spinoza’s ‘Politieke verhandeling’ cadeau doen. Dan wordt de prijs een stuk passender.





Benedictus de Spinoza (1632-1677)



Actie tegen wapenhandel, zie  www.stopwapenhandel.org


 
Bronnen van de citaten: Benedictus de Spinoza, (Hoofdstukken uit) De politieke verhandeling, Vertaling door W.N.A. Klever, Boom, Meppel, Amsterdam, pp. 81 en 77.

maandag 8 oktober 2012

Welzijn in Nederland van ‘eropaf’ naar ‘burgerkracht’ naar …?


Hoe zit het nu met Welzijn Nieuwe Stijl en aanverwante artikelen?
Eerst schotelden publicist Jos van der Lans c.s. tal van inspirerende voorbeelden voor in TSS / Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, en in zoveel workshops dat geen welzijnswerker of welzijnsambtenaar die heeft kunnen ontwijken. Voorbeelden van ‘eropaf’, van goed afgestemde aanpakken, sociale vernieuwing, origineel buurtinitiatief, zelfredzame en solidaire groepen burgers, enzovoorts. Zo kwamen Welzijn Nieuwe Stijl en De Kanteling op de agenda. Vervolgens mochten de professionals vernieuwend bijgetraind worden om de echte bedoelingen van de WMO (afgezien van bezuinigen?) waar te maken.
      In dezelfde periode dienden de crisis en nieuwe bezuinigingen zich aan en werd in no time ‘burgerkracht’ op diverse stadhuizen opgepakt als een wel heel rigoureuze kanteling: de burger moet het zelf doen. ‘Burgerkracht’ krijgt welhaast een religieus aura.
      Welzijn Heel Nieuwe Stijl of de Nieuwe Kleren van de Keizer? Goed bedoeld misschien, maar toch de verantwoordelijkheid over de schutting? Visie, macht en onmacht van bestuurlijk Nederland zijn op welzijnsgebied aardig in de knoop geraakt.

Dat is de stand van zaken. Welzijn Nieuwe Stijl is inmiddels al een wat minder wervende term. Burgerkracht speelt, al zijn de opgeblazen verwachtingen inmiddels getemperd door waarschuwingen van diverse kanten. Een realistische kijk op dit strijdperk geeft hoogleraar samenlevingsopbouw Justus Uitermark die erop wijst dat zelforganisatie van burgers vanuit de eigen omgeving veelal een acceptatie van ongelijkheid betekent. (Zie TSS / Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, nr. 7/8, pp. 4-7 en nr. 9, pp. 16-19)
      Ongelijkheid, want de ene groep kan een eigen initiatief met lef, betere scholing en soms relatieve welgesteldheid een stuk beter voor elkaar krijgen dan andere. Het is vloeken in de kerk. Acceptatie van ongelijkheid, dat kan toch niet de bedoeling zijn? Deze nuchtere conclusie richt zich in feite tegen het over de schutting gooien van de verantwoordelijkheid. De overheid moet bij bepaalde groepen of in sommige wijken blijven stimuleren en zo nodig de regie blijven voeren.

Als je ‘zelforganisatie’ en eigen initiatieven gaat ondersteunen en faciliteren, doe je wat goed opbouwwerk altijd al deed. Het is de kern van een goed welzijnsverhaal en staat haaks op het neoliberale cliché dat zorg en ondersteuning altijd op pamperen neerkomt.
      Dé oplossing bestaat niet. Tal van goede en slecht geslaagde aanpakken zullen er zijn en weer opnieuw ontstaan. Een mix van zelforganisatie en een stevige inzet met voldoende middelen biedt lokaal oplossingen om sociale doelen te bereiken.

Niet over de schutting, wel voldoende middelen, professionals die er zeker nog op af moeten gaan, bureaucratie aanpakken en ruimte bieden aan eigen initiatieven van jong en oud, buurt en dorp. Dat resulteert niet in één ware vorm, maar in veelvormigheid met mooie en soms minder aantrekkelijke kanten. Die laatste blijven dan de aandacht opeisen.
      Goed welzijnswerk kost wat. Geen enkele WMO-beleidsvisie kan daar omheen. Maak het niet ingewikkelder dan nodig is. Het gaat erom weloverwogen, zorgvuldig, creatief en waar nodig doortastend te werken. Welzijn in Goede Stijl.







Heel de Buurt - Succes door een afgewogen mix van vormen



donderdag 4 oktober 2012

Doe-dwang

Managers willen graag laten zien dat ze iets doen. En dat het resultaat excellent is, zodat ze dat aan elkaar kunnen vertellen. Ook Universiteit Utrecht doet wat nieuws. Studenten worden voorafgaande aan hun studie gescreend. Ze moeten motivatiegesprekken voeren en een proefcollege volgen. Alsof ze geen Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs hebben gevolgd. Andere onderwijsinstituten zullen volgen met vergelijkbare maatregelen. Er moet wat gedaan worden. Zichtbaar.

Onderwijskwaliteit is gediend met goed geschoolde docenten die ruimte krijgen om goede colleges voor te bereiden en te geven, oefening, toetsing van collegestof en literatuur op niveau, een niet-rigide coördinatie zodat onderwijsinhouden op elkaar afgestemd zijn, en dat alles in een groepsgrootte waarin goed gewerkt kan worden.

Zo ongeveer. Als alles zich hier op richt zijn er ongetwijfeld wel wat flankerende maatregelen nodig. Maar de drang te doen en dan weer met van die dure, verstrekkende en vaak bureaucratische oplossingen te komen met de pretentie van grote verbetering, laat dat maar zitten.

Utrecht heeft een uitstekende universiteit. Geef docenten de ruimte, zolang ze hun werk goed en in professionele samenwerking doen. Toets de studenten en geef hen waar mogelijk ook ruimte. Wat nog meer doen?