woensdag 28 oktober 2020

‘Zoals die man schrijft …’ António Lobo Antunes

 ‘… maar ik snap het niet, en dus schrijf ik maar weer pillen, pillen en nog eens pillen voor, als iemand die het rinkelen van een telefoon smoort onder een stapel kussens.’


In een blog van alweer vijf jaar geleden (15 oktober 2015) schreef ik over de complexe Portugese schrijver António Lobo Antunes. Complex, in zijn boeken schrijft hij vaak over verschillende gebeurtenissen, emoties, ideeën, confrontaties enzovoort die allemaal met elkaar verbonden zijn en het ene verhaal steeds meerdere andere verhalen oproept. Gelijkertijd, dat moet dus gelijktijdig klinken.

Om die samenhang, een heleboel geschiedenissen, te laten zien worden in vele passages de gebruikte zinnen aan elkaar gesmeed. De zin begint, is nog niet uitgesproken of deze pakt er al een andere lange zin bij die op zijn beurt weer door verwijst en doorwerkt en dan wordt de eerste zin een stukje verder weer opgepakt.
      Een gebeurtenissen staat immers nooit op zichzelf en als het om indringende psychische en psychiatrische kwesties gaat moet een goede weergave de verschillende niveaus van ervaring gelijk formuleren. De rationele gedachten en net zo goed de dromen en wanen. Wat snap je er anders van? De mentale werkelijkheid heeft vele lagen, en om die te proberen te snappen moeten die samen worden opgevoerd.
      Dat maakt een verhaal moeilijk, diepgaand, en nog lang niet af, maar ja, toch inderdaad diepgaand.

In die blog van vijf jaar terug wees ik op dergelijke moeilijkheden bij het lezen van Lobo Antunes. Hoe komt je in zijn verhaal? Maar schreef ik: …. ‘eenmaal binnengekomen, wat schrijft die man mooi.’
    En dat is een feit, hoe subjectief dit verder ook mag zijn. Zo las ik nog een keer ‘Reis naar het einde’, een deels autobiografisch boek, maar dat is dan net zo goed ook de biografie van Portugal dat de trauma’s van de koloniale oorlogen en de dictatuur moet verwerken. Wat de hoofdpersoon doormaakt, maakt de Portugees door. Op maatschappelijk niveau en ook in de thuissituatie waar gekwetste mensen weer met elkaar moeten leven, met alle depressies die dan kunnen ontstaan.
      Zware kost misschien, maar ook denk ik dat de Portugezen met dit soort werk uiteindelijk misschien wel beter de misstanden van hun kolonialisme kunnen verwerken dan landen waar nog altijd taboes rusten op dergelijke thema’s. Ze geen pen vinden om de diepere emoties en ervaringen te verwoorden.

In tegenstelling tot de uitwerking lijkt het verhaal op zich heel simpel. De hoofdpersoon rijdt met zijn auto in de avond en de nacht van de Algarve naar Lissabon, Benfica, en plaatsen onderweg roepen herinneringen op van gebeurtenissen, de oorlog in Angola, de psychiatrie waar hij als arts, psychiater heeft gewerkt, maar ook het perspectief van hem als ziek psychiatrisch geval, conflicten en scheiding met zijn familie enzovoort. Een leven trekt zo voorbij, maar niets staat in de verleden tijd. Het verhaal is het heden.
    Dat is dan algemeen de inhoud, daar gaat de schrijver dan tot op het kleinste niveau op in. Talloze herinneringen, duiding ervan, en een reis die toch niet goed afloopt. Lang niet alle herinneringen zijn verwerkt, het einde wordt eigenlijk niet bereikt.

Dit soort literatuur verdient om haar inhoud al de volle aandacht. De waarheid over de psychiatrie en de toestanden in Angola, van dichtbij beschreven. De schrijfstijl verdient die aandacht zeker ook. Juist die vermengingen van reflectieniveaus van bewustzijn in elkaar, hoe samen te leven na de oorlog, de harde oorlog zelf, de onopgeloste zoektocht naar een te herwinnen identiteit, psychiater of eerder patiënt? Noem maar op, de vele invalshoeken maken het zo indringend.

Het ineenvlechten van zinnen op verschillende niveaus vormt per saldo dus een indringende schrijfstijl die leidt tot veel detaillering en verbeelding. Zoals de kleinste details, de geuren, stank, de kleur van tegels, de bomen op de binnenplaats van de kliniek, vogels namelijk merels en mussen, beeldend maar beklemmend gedrag van uit hun dak gaande psychiatrische patiënten en daartegenover het tegengestelde gedrag van de klassieke, maar nog springlevende psychiatrie. Waarin opsluiten en beheersing de voornaamste functies zijn.

De psychiatrie, vanuit verschillende invalshoeken bezien, staat centraal. En als in de tijd van de oorlog in Angola in Europa de kritische ‘antipsychiatrie’ populair is, prikt Lobo Antunes ook daar doorheen, met name ook de freudiaanse restanten ervan en populaire ‘marxistische’ toevoegingen. Het platspuiten van mensen lost niets op, maar mooie verhalen er omheen verzinnen ook niet, die betekenen juist een vlucht.

De hoofdpersoon spreekt meermalen buitengewoon kritisch over de droevige stand van zaken in de psychiatrie. Wegkijken en platspuiten zijn de norm. En hij stelt: ‘Ik lachte bij het denken aan de absurde argumenten waarmee ze het marxisme en de psychiatrie met elkaar probeerden te verzoenen, dat wil zeggen de vrijheid en hun cipiersfunctie, ik lachte om de dingen die ze verzonnen om hun geweten te sussen, Sociale Psychiatrie, Decentralisatie, Democratische Psychiatrie, Antipsychiatrie, om hun rechtvaardigingen en hun smoesjes, …’

De koloniale oorlog in de Portugese kolonies vormt de historische achtergrond. Een generatie jongeren wordt er totaal door misvormd, en de vrijheid van de zwarte bevolking wordt verhinderd. Deze misvorming is totaal. De wreedheid wordt door Lobo Antunes gedetailleerd weergegeven en ook nog gekoppeld aan seksuele terreur. En gedetailleerd over hoe de misdaden verdoezeld worden. Enkele zwarte mensen zijn zwaar mishandeld, maar die ontaarding mag niet bekend worden: ‘Heb je gezien hoe ze eraan toe zijn? Wat doen we nu met die lui?’ Antwoord: ‘Gewoon een koffieplanter bellen om ze de kogel te geven,’ antwoordde ik schuddebuikend.’
    Het oorlogstrauma en de rollen die gespeeld werden komen voortdurend terug.

Door de schrijfstijl wordt het massieve thema in stukjes en korrels uiteengelegd. Stevig, hard soms, maar deze schrijfstijl roept ook een beeld op. Zeker als je Portugal wat kent is het verhaal soms ook alledaags, alsof je thuis bent, en dat is natuurlijk uiteindelijk ook zo voor de hoofdpersoon, die zijn thuis en leven weer moet vinden, en dat probeert te doen.
    Die beelden zijn sterk, soms zo dat zelfs de vogels weer in het verhaal rondvliegen of dat vermijden. Zoals de observatie dat zelfs de mussen het totaal uitgeleefde psychiatrische ziekenhuis mijden, de viezigheid ontvluchten: ‘Zelfs mussen willen niks te maken hebben met het gekkenhuis,’ zei de vent, ‘nou dan weet je het wel. Geen mussen, geen duiven, geen merels. Geen enkele soort.’

Het beeld van de arts in de auto die rijdt van de Algarve naar ‘huis’, naar Lissabon helpt mee tot een einde te komen. Een verhaal dat geen einde kent of misschien wel; meerdere eindes.
      Je kunt zeggen dat boeken die zo complex zijn – zoals al Lobo Antunes’ boeken – moeilijk een aanrader kunnen zijn. Maar in dit geval geldt eerder de aanrader de boeken eens vaker dan één keer te lezen, omdat ze echt de moeite lonen. Zowel de taal als het thema.
      Inhoudelijk lijkt elke bladzijde een boek vol. En tot in den treure de herhaling, de herhaling, de herhaling van de psychiatrische gang van zaken, het spuiten, het separeren en het niet-luisteren in de werkelijkheid waarin de hoofdpersoon zich gevangen voelt.
    De sociale werkelijkheid is gelaagd. Een taal die dat goed wil uitdrukken moet de gelijktijdigheid van vele verhalen uitdrukken. Dat roept de spanning op die het werk van Lobo Antunes bijzonder maakt. En realistisch.




Boek: António Lobo Antunes, Reis naar het einde, roman, vertaald en van een voorwoord voorzien door Harrie Lemmens, Uitgeverij Ambo-Anthos, Amsterdam 2016. Het boek is al wat eerder geschreven, ca. 1980, De vier citaten respectievelijk op de pagina’s 126-127, 120, 194 en 75.

Tip: dit boek is ook nog wel tweedehands verkrijgbaar, zie bv. Boekwinkeltjes.nl.





António Lobo Antunes











vrijdag 16 oktober 2020

Ameland, een dag met een goed gehumeurde zee

    



Wel eerder op deze blog heb ik mijn interesse voor schelpen en andere zee-vondsten genoemd. Interessant en ontspannend te zien wat er zoal op het strand aanspoelt. En bij meer zeldzame schelpensoorten is het altijd de aardige puzzel wat het nu precies is. Enkele van deze vondsten laat ik op de blog zien, soms, als het bijzonder en leuk is.
    In dat kader zijn er weer enkele leuke recente waarnemingen te melden. Van 4 oktober jl. van Ameland. Op één dag deden we een paar bijzondere vondsten.

Plaats van de vondsten, tussen Paal 19 en 20. Strandovergang: Meindertspad. Weer: harde aflandige wind, ca. kracht 6. Waterstand: inzettende eb. Schelpen die aanspoelden: zichtbaar vooral de talloze Amerikaanse zwaardscheden, in de volksmond vaak ‘mesjes’ genoemd (Ensis leei). En veel kapotte witte schelpen en restanten ‘zeeklit’, van dat zachte witte spul.
      Dat geheel resulteerde in: een boel schuim, een stevige vrij woeste aanlandige eblijn, met het even snel daarover heen waaiende zand dat elke nieuwe eblijn in enkele minuten slecht zichtbaar maakte. Vooral in die dynamische rand zaten we te koekeloeren.

Maar ook iets hoger, bij een vloedlijn, en daar vonden we al snel een paar aardige stukjes barnsteen. Leuk, en nog aardiger, enige tijd daarna, ook in de rand van het hard wordend zand en de zandstorm eroverheen, waren nog wat schelpenrandjes zichtbaar. Daarin vond mijn partner een prachtige Pelikaansvoet (Aporrhais pespelicani).
    Een Pelikaansvoet op het Noordzeestrand van de Wadden is op zich al zeldzaam, maar met zo’n mooie volgroeide vlag is dit heel zeldzaam. Dat moet dus even geshowd worden.

Nog iets later, dit alles binnen een tijdsbestek van zo’n anderhalf uur, deden we nog een heel bijzondere vondst. In de aanstormende eblijn, tussen ‘mesjes’, kapotte brokken zeeklit en wit gruis vonden we een klein exemplaar, onvolgroeid, van de Slanke noordhoren (Colus gracilis).
    Onvolgroeid zo te zien, want slechts 4 cm lang en zo’n schelp kan twee keer zo lang worden, maar wel oud en geblutst. Deze schelp is echt zeldzaam, al kan zo’n kleine witte schelp ook makkelijk over het hoofd worden gezien.

Toen ik deze kleine Noordhoren opraapte vond ik deze nogal bol, en dacht aan een andere variant, de Gezwollen slanke noordhoren (Colus jeffreysianus). Om er zeker van te zijn is de nieuwgevonden schelp naast een eerder gevonden gaaf exemplaar gelegd en zijn alle lijntjes, ribben en andere kenmerken vergeleken. Vooral heb ik hierbij steun gehad van de adviezen van drie zeer ervaren schelpenliefhebbers, malacologen (weekdierdeskundigen). Met behulp van gemailde foto’s.
    Na enig wikken en wegen is de conclusie: het is waarschijnlijk een ‘gewone’ Slanke noordhoren, en omdat door de beschadiging het niet helemaal zeker is dat het geen C. jeffreysianus is noemen we hem Colus gracilis of Colus cf. gracilis. De vorm en conditie van deze schelp laat niet toe er iets anders (‘mooiers’) van te maken. De toevoeging ‘cf.’ laat zien dat het om de vastgestelde vorm gaat van de genoemde schelp, maar wordt de mogelijkheid dat het een andere variant betreft ook genoemd.
      Een heel bijzondere vondst blijft het. Eerder vond ik enkele keren een volgroeide Slanke noordhoren op Schiermonnikoog, maar zo’n kleine, beschadigde, met toch een heel mooie vorm, blijft bijzonder.

Zo gaf Ameland, of liever de Noordzee, weer enkele van haar rijkdommen prijs. Van Barnsteen en de Pelikaansvoet tot en met de Slanke noordhoren. Zie de foto’s.
      De rest bespaar ik de lezer. Ga er maar vanuit dat er altijd meer kan liggen dan het eerst lijkt. Vergt het veel geduld? Het is vooral een mooie en leerzame ontspanning en met de steun erbij van enkele malacologen op afstand leidt dit ook nog tot een mooie communicatie.




Pelikaansvoet


Slanke Noordhoren






Wil je meer weten over mariene weekdieren en schelpen? Pas verscheen een prachtige nieuwe veldgids: Rykel H. de Bruyne, Veldgids Schelpen, Zeeschelpen en weekdieren uit ons Noordzeegebied, KNNV Uitgeverij, Zeist 2020, ISBN 9789050116862.









zondag 11 oktober 2020

Pleidooi voor linkse Basisgroepen – Tegen individualisering van de collectieve actie


‘Dit is de individualisering van de collectieve actie’, dát schoot me van de week te binnen, toen ik voor de zoveelste keer in korte tijd een petitie ondertekende. ‘Dank je dat je in actie komt’, meldt de ontvangstmail.
    ‘Nou ja, actie’, gaat er door me heen. Twee minuten actie of zo. En meestal zal geen mens weten of kijken wie er allemaal meedoen aan deze actie.

Moet je ze dan maar niet ondertekenen, ook als het om een echt prima of zelfs noodzakelijk doel gaat, en ze bovendien opgezet en ondersteund worden door respectabele linkse, socialistische of groene organisaties, of door activisten voor vrede en internationale solidariteit?
    Ik blijf ze (meestal) steunen, maar tegelijk vrees ik voor de individualisering van de collectieve actie, de solidariteit. Waar is de nodige massaliteit van de macht?
      Kortom, er spelen veel tegenstrijdigheden in de hedendaagse politiek, zeker ook uitgelokt door de dwang van de digitalisering. En dat wordt te weinig aan de orde gesteld.

In mijn boek ‘Actief socialisme en vrijheid – Pleidooi voor hechtere linkse samenwerking’ concludeer ik als perspectief: ‘Laat organisaties structureel, hechter en veelzijdiger samenwerken dan nu regel is, zonder rigide te zijn.’ (pag. 155)

‘Zonder rigide te zijn.’ Dat moet er om twee redenen beslist bij worden gezegd. De linkse en socialistische beweging moet leren van 200 jaar geschiedenis en in samenwerkingsvormen veel meer dan vroeger het lef tonen verschillende uitgangspunten te accepteren van elkaar. Vanuit verschillende politieke idealen was elkaar verketteren vaak meer gangbaar dan samenwerken. Rigide dus.
      En hoe moeilijk dat ook zal zijn, nog veel meer rigide is hoe de media voorstellen tot samenwerking altijd alleen weer oppikken en beoordelen in hun zelf gefabriceerde ‘frame’. Kranten en tv denken bij samenwerking alleen maar in termen van verkiezingen, te behalen zetels en kabinetsformaties. Niet onbelangrijk natuurlijk, maar veel te rigide. Ze hebben geen enkele serieuze interesse voor goede politieke initiatieven aan de basis.

‘Aan de basis’, daar is het me om te doen. In de jaren zestig en zeventig had je op het gebied van milieu, onderwijs, universiteit, de zorg, leefbaarheid in de buurten, huuracties, vredesacties en de lokale politiek tal van zogeheten ‘Basisgroepen’ of actiecomités waarin actieve, meestal linkse mensen vanuit verschillende achtergronden samenwerkten.
      Zonder te beweren dat dit makkelijk terug kan komen, kan met een vergelijkbare beweging veel lokale en basale macht worden opgebouwd, met een creatieve uitstraling naar de verdere politiek. Waarbij organisaties, partijen, vakbonden en personen hun eigen identiteit kunnen behouden en zelfs versterken.

Op het gebied van sociale actie en het klimaat zouden nieuwe basisgroepen in dorpen en steden kunnen bijdragen mensen te verenigen onder het oude adagium ‘Eenheid in verscheidenheid’. Zeker kan dit nuttig zijn op plaatsen met een omvang die aparte organisatie van partijen en bewegingen moeilijk maakt. Deze groepen kunnen best van elkaar verschillen, met een mix van diverse grondgedachten of (partij)programma’s. Niet de identiteit voorbarig opgeven, maar eerder deze goed verder ontwikkelen in een leerzame kritische dialoog.

Dan nog kun je gerust je handtekening zetten en verder actief zijn. Maar zo help je een sociale toekomst aan een helderder perspectief, met mogelijk een welbewuste eenheid van lokaal en centraal. En ook nog van nadenken en actief handelen, actievoeren.






Boek: Jasper Schaaf, Actief socialisme en vrijheid, Pleidooi voor hechtere linkse samenwerking, Doorbreek de vanzelfsprekendheid, Uitgeverij Damon, Eindhoven 2018, ISBN 978 94 6340 142 5.

Het boek is te koop bij de boekhandel of via internet bij de uitgever.
Ook bij ‘ondergetekende’ via een mailtje: jasperschaaf@gmail.com














dinsdag 6 oktober 2020

Rechtvaardig? Geef de Palestijnen hun grond terug

 
‘Ik zou liever hebben dat wij een redelijk akkoord met de Arabieren sluiten waarin wij stellen dat wij vreedzaam naast elkaar willen leven dan dat wij een Joodse staat zouden stichten.’

Albert Einstein 1942


Nederland vindt zichzelf vaak erg humaan, vrij en democratisch. Dat ben je echter pas als je consequent ook anderen hun vrijheid, welvaart en rechten gunt. Sterker nog, dat je solidair bent en anderen helpt hun rechten te verwezenlijken.
    En dan blijkt Nederland zo vrij nog niet, soms eerder beperkt en egoïstisch. Vanuit gebrekkige kennis en soms schaamte over wat Hitler de Joden aandeed en de passiviteit van Nederland toentertijd, vinden veel Nederlanders het vanzelfsprekend de Joodse staat Israël te steunen. Steun aan mensen die een rechtvaardige strijd voeren of aan onderdrukking lijden is natuurlijk hoogstnoodzakelijk, maar wat betreft de geschiedenis van het ontstaan van de Joodse staat houdt de interesse die strijd goed te begrijpen veel te voorbarig op. Die geschiedenis is echter uiterst problematisch.

Men denkt soms dat pas bij de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog het conflict tussen Joden en Palestijnen ontstond. Dat klopt niet. In 1896 schreef Theodor Herzl het boek ‘Der Judenstaat’  waarmee hij een grondslag legt voor de zionistische ideologie. Mede vanwege de vele Jodenvervolgingen pleit hij voor een exclusief eigen Joodse staat. Die zionistische ideologie gaat heel ver en claimt het recht in de nieuwe staat de bestaande bevolking weg te jagen. Dat standpunt is nog steeds de achtergrond van veel van de Israëlische politiek, een grondslag van de hedendaagse houding van de staat Israël.

In 1923 schreef de journalist en schrijver Vladimir Jabotinsky een artikel over de door hem voorgestane strijd voor een nieuw land voor de Joden. Hij stelde hierin: ‘Wij zullen alle zionistische kolonisatie, ook een heel beperkte, ofwel moeten opgeven, ofwel zullen wij ze moeten doorzetten tegen de wil in van de oorspronkelijke bevolking. Daarom kan onze kolonisatie zich alleen ontwikkelen onder de hoede van een grootmacht die niet omziet naar wat de lokale bevolking wil, zodat het mogelijk wordt om ons van die bevolking af te scheiden met een ondoordringbare ijzeren muur …’ (Citaat ontleend aan Catherine)

In deze passage herken je een scherp inzicht in wat de aarde, de grond, de woonplaats betekent voor volkeren. En nog steeds is dat de grondtoon bij kolonisaties in Israël, steeds als we weer horen van een nieuwe Joodse kolonie in Palestijns gebied. Het is het misbruik daarvan en de bijbehorende ideologie die bij de grote groep scherpslijpers in Israël nog altijd leidend is. Dit is dus ook niet zozeer een naïeve opvatting maar een egoïstisch, zelfzuchtig en racistisch idee. Qua ontstaansgrond misschien begrijpelijk vanuit de geschiedenis, maar daarmee beslist niet te rechtvaardigen.
      Ieder volk telt, maar het geciteerde zionistische idee gaat alleen van een vermeend eigenbelang uit, en op basis daarvan het zoeken naar de noodzakelijk bijbehorende ondersteunende militaire grootmacht. Waarbij je momenteel natuurlijk denkt aan de Verenigde Staten, en wat betreft de periode van rond de Tweede Wereldoorlog vooral aan Groot-Brittannië.

In Palestina woonden voor, tijdens en na de oprichting van de staat Israël (in 1948) een aanvankelijk vrij kleine minderheid van Joden en een overgrote meerderheid van Arabieren. Onder deze Palestijnen bestonden weer meerdere bevolkingsgroepen, religies en tradities.
    Naast de verschillende directe oorlogen, waarin de Israëli’s ruimschoots door het westen van wapens werd voorzien, bestond en bestaat de bejegening van de Palestijnen vooral uit wegjagen, treiteren en moorden. Waarbij de Palestijnse grond, de landerijen en de tuinen verpest werden en vervolgens ingepikt. Door er nieuwe exclusief Joodse kolonies te vestigen.

Hoe de definitieve oplossing van het Palestina-conflict ook zal zijn, als die een echte rechtvaardigheid wil benaderen, moeten de Palestijnen ‘de helft’ van hun grond en democratische machtsposities terugkrijgen. Nou ja, de helft, ik bedoel dit niet als laatste exacte afweging, maar als richtinggevend, misschien moet het wel meer dan de helft zijn.
      Het gaat om het land, het leven, de waarden en de toekomst, met als achtergrond de herinnering aan de vele doden, die voor hun soms kleine stukjes land moesten strijden tegen een grote overmacht.
    Dit perspectief kan alleen wat betekenen wanneer de Israëli’s echte humane waarden zouden willen laten gelden. En wanneer de wereld – de grote en de kleine machten –, in hun politiek niet hun (vermeende) eigenbelang, maar dat van de Palestijnen zouden laten prevaleren. Alle machten tellen hierin mee, ook de relatief kleine macht van de Nederlandse politiek en economie. Niemand kan wegkijken goedpraten.

Het wegpesten van Palestijnen en de kolonisaties gaan nog steeds door. Het Palestijns grondgebied is danig verkleind en de resten schrompelen stukje bij beetje verder in. De website The Rights Forum Nieuwsoverzicht van 22 september jl. besteedt hier ‘voor de zoveelste keer’ aandacht aan. Voor de zoveelste keer, omdat het nodig is de pesterij en het geweld te blijven noemen en daar hardop tegenin te gaan.
      In dat artikel worden tweets aangehaald van de Palestijnse Unie van Landbouwkundige Werkcomités, die gaan over het Palestijnse dorp Qaryut. In dit dorp zijn gewassen en landbouwgronden vernield doordat er onbehandeld rioolwater vanuit omliggende illegale Joodse kolonies het dorp is ingestroomd. Met opzet dus. En bij het dorp Burin zijn door Joodse kolonisten landbouwgrond en een groot aantal olijfbomen in brand gezet.

De vernietiging van vruchtbaar areaal van Palestijnen wordt systematisch ondersteund door Israëlische instanties. Soms spreekt men trots over tienduizenden bomen die door Palestijnen waren geplant en door Joodse kolonisten ontworteld zijn. Het leger speelt dan een andere destructieve rol: het in beslag nemen van honderden landbouwmachines van Palestijnen.
    De strijd om de macht, onderdak, levensonderhoud, cultuur en de waardigheid van de bewoners gaan samen met de strijd om de grond. De zionistische ideologie heeft dat goed gezien, maar het is hoe dan ook totaal in strijd met de menswaardigheid, de mensenrechten van de Palestijnse bevolking, en meer nog, ook in strijd met de belangen van de mensheid als geheel.

Dat laatste brengt ons bij andere geluiden uit de geschiedenis. Terwijl in de Tweede Wereldoorlog de zionisten steun wierven in de Verenigde Staten sprak Albert Einstein een wijzer woord: ‘Ik zou liever hebben dat wij een redelijk akkoord met de Arabieren sluiten waarin wij stellen dat wij vreedzaam naast elkaar willen leven dan dat wij een Joodse staat zouden stichten …’ (Citaat ontleend aan Catherine)
    Als naar hem geluisterd was had dit vele duizenden mensenlevens kunnen sparen. Niet alleen in Palestina, maar ook in het hele Midden-Oosten met zijn uiteen waaierende gewelddadige conflicten, die voor een deel hun oorzaak vinden in de restanten van de koloniale cultuur. Als het gaat om de kwestie Palestina moeten stemmen als die van Einstein, desnoods tegen alle verdrukking in, blijven klinken. De moed behouden en terugwinnen, solidair blijven ook waar het heel moeilijk is.
    Dat geldt ook voor Nederland, dat keer op keer weigert resoluut te zijn over de grove mensenrechtenschendingen wanneer het een schijnbaar vrije en democratische staat betreft. Het lijkt alsof de regering zich keer op keer als een klein kind laat beetnemen door een paar mooie woorden, maar ook Nederland maskeert door die houding de moedwillige schendingen. Hier bestaat een onvermijdbare verantwoordelijkheid.
    Rechtvaardig en vrij? Geef de Palestijnen met hun grond hun waardigheid terug.




Voor ‘The Rights Forum Nieuwsoverzicht’ zie https://rightsforum.org/

Bijzonder informatief boek: Lucas Catherine, Palestina, De laatste kolonie? Uitgeverij EPO, Berchem 2002.
De citaten van Jabotinsky en Einstein vind je op de pagina’s 7 en 74.
Er is een herziene uitgave van 2017, Palestina, Geschiedenis van een kolonisatie. Ook verschenen bij Uitgeverij EPO.