woensdag 11 oktober 2017

Friedrich Engels, zelfstandig denker naast Marx


Friedrich Engels (1820-1895) is vanaf hun eerste samenwerking in 1844 tot aan diens dood in 1883 nauw bevriend met Karl Marx (1818-1883). Boezemvrienden, in dagelijkse briefwisselingen aan elkaar verbonden, in theorie en in politieke strijd. Toch wordt Marx vaak gezien als de geniale trekker en Engels als zijn medewerker. Dat is toch niet de goede verhouding, hoe vaak Engels zelf ook heeft benadrukt dat Marx duidelijk de grote wetenschapper van hun beiden was.

Inderdaad systematiseert Marx zijn visie op de geschiedenis en de kritiek op de kapitalistische economie, en geeft zo een zekere afronding aan hun strijd en werk. Maar in alle fasen van hun samenwerking draagt Engels veel meer dan een steentje bij. Helemaal aan het begin, in 1844 schrijft Engels het artikel ‘Schetsen van een kritiek op de nationale economie.’, terwijl Marx nog druk doende is zich van de laatste idealistische restanten van Hegels dialectiek los te maken. Dat artikel van Engels is het begin van de rode draad waarvan Marx’ ‘Das Kapital’ een veel latere fase vormt. Marx bouwt echt verder op Engels’ insteek van 1844.

Tal van situaties zijn nadien te noemen waarin Engels initiatief neemt, strijdt, kritiseert en partijen verbindt. Ook theoretisch. Zijn boek uit 1845 ‘De toestand van de arbeidende klasse in Engeland’ is een eerste sociologisch empirische en materialistische studie naar de concrete gevolgen van de diepe tegenspraak tussen kapitaal en arbeid, en over de verloedering van de arbeiders en hun gezinnen. Zo zet hij de toon. Ook emotioneel trouwens, Engels is verontwaardigd over de positie van het gewone volk.
    Of veel later. Terwijl Marx kritiek krijgt van Eugen Dühring – een soort socialistische professor die meent alles beter te weten dan Marx – reageert niet de laatste, maar juist Engels met een zeer uitgebreide reactie. Waarom hij? Omdat hij vindt dat Marx verder moet werken aan ‘Das Kapital’. Engels neemt Marx dus werk uit handen. Er zijn daarna wel mensen geweest die dat boek van Engels, de ‘Anti-Dühring’, van Marx’ visie proberen los te maken. Maar dan wordt over het hoofd gezien dat Marx wel meeschrijft aan dit boek en een deel ervan direct van zijn hand is.
      En nog veel later. Na Marx’ dood is van ‘Het Kapital’ slechts één volledig deel geschreven en eigenlijk is dat nog niet eens af. Verder ligt er een berg van concepten, tekstfragmenten of half afgemaakte hoofdstukken. Engels slaagt erin – en hij is de enige die  dit op dat moment kon – om vanuit die berg aantekeningen de verdere delen van ‘Das Kapital’ te publiceren. Tegenwoordig hoor je hier wel eens een schampere opmerking over, als zou Engels dat niet 100% goed hebben gedaan, dat redactionele werk. Maar let op, waar Marx zijn halve leven aan heeft gewerkt maakt Engels in enkele jaren af, voor zover dat kan. Kritiek nu, precies 150 jaar na het verschijnen van het eerste deel van ‘Das Kapital’, klinkt als gemakkelijk praten, hoe goed het nu ook is alsnog meer kritische reconstructies van alle materiaal te maken en alle aspecten nader te onderzoeken.

Over Engels valt veel meer te zeggen. Hij is vaak praktisch ingesteld en schuwt het politieke avontuur niet, zoals blijkt in het revolutiejaar 1848. En hij bestrijdt vooroordelen. Bij het eerste opkomende georganiseerde antisemitisme, waar sommige socialisten gevoelig voor blijken te zijn, pleit Engels hier resoluut tegen. En ten aanzien van het kolonialisme stelt hij met Marx dat een land nooit vrij kan zijn zolang het een ander land onderdrukt.
    Engels bestrijdt ook de gedachte dat socialisme voor elk land en in elke situatie hetzelfde betekent of dat socialisten altijd dezelfde werkwijzen moeten hanteren. Hij schrijft expliciet ‘dat het onzin is de beweging in alle landen dezelfde vorm te geven.’ (In Brief aan August Bebel, 1892, in MEW, deel 38, p 518.) Een idee waar veel hardnekkige latere socialisten wat van hadden kunnen leren.

Engels heeft humor. Wat is er mooier dan wat ironie in de politiek? Wanneer Marx’ eerste deel van ‘Das Kapital’ uitkomt wil Engels hier wel wat publiciteit aan geven voor de verkoop. Marx is op dat moment helemaal niet zo bekend, en net als tegenwoordig zit niet iedereen op een uitvoerige analyse van de hele economie te wachten. Liever wil men een kant-en-klaar idee hoe de betere wereld, de hemel op aarde bereikt kan worden. En dat je dat allemaal precies moet kunnen uitleggen. Daar speelt Engels ironisch en provocerend op in, een kritiek op utopisme.
    Hij schrijft dan over het net verschenen ‘Kapital’: ‘Dit boek zal menig lezer zeer teleurstellen. Al vele jaren wordt, van bepaalde kant, op het verschijnen ervan gewezen. Want hierin zou eindelijk de ware socialistische geheime leer en haar wondermiddel worden onthuld. En menigeen zal zich hebben voorgesteld, toen hij het boek eindelijk zag aangekondigd, dat hij hier nu zou ervaren, hoe het dan eigenlijk in het communistische duizendjarige rijk eruit zal zien. Wie zich op dit genoegen heeft verheugd, heeft zich grondig vergist. Hij ervaart hier echter hoe de dingen er niet uit moeten zien, en weliswaar wordt hem dit met een zeer duidelijke hardhandigheid 748 pagina’s lang uiteengezet, en wie ogen heeft om te zien, die ziet hier de eis van een sociale revolutie duidelijk genoeg gesteld. (…) Het gaat hier om de afschaffing van het kapitaal überhaupt.’ (in Rezension des Ersten Bandes ‘Das Kapital’ für die ‘Düsseldorfer Zeitung’, verschenen op 16 november 1867, in MEW, deel 16, p. 216.)

Wat Engels bedoelt is nogal wat. De duizendjarige hemel op aarde kan men wel vergeten, maar liever moet men zich inzetten het hele kapitalistische stelsel te revolutioneren. Dat is een hele klus. Niets gaat vanzelf. De arbeiders zullen moeten studeren en zich organiseren, dat laatste is een thema dat ook in Engels’ latere geschriften vaak opduikt.
    Of door zo’n aansporing van Engels in 1867 velen direct het boek kopen, is natuurlijk de vraag. Engels weet zelf ook dat niet iedereen gelijk de hele analyse zal willen volgen. Misschien was hij hierin wel realistischer dan Marx. Het boek verkoopt de eerste jaren niet goed. Dat duurt even. De eerste vertalingen en een tweede Duitse druk verschijnen vanaf 1872/73.

Alles overziende zijn Engels en Marx keer op keer kritisch en opbouwend in elkaars theoretische en praktische bijdragen. Behalve boeken getuigen honderden brieven hiervan. Voorbeelden te over, inclusief hun belangrijke coproductie ‘Het communistisch manifest’. Een langere periode van verwijdering is er – zover ik weet – nooit geweest.