Kunst is eigenlijk altijd een abstractie. Een realistisch beeldhouwwerk met een herkenbare persoon, is anders dan die persoon zelf. Hij is vastgelegd in brons of is versteend, terwijl hij zelf zo’n levendige figuur was. Of juist niet.
Kunst heeft altijd oordelen opgeroepen. Kunst vraagt erom. De meeste bekende filosofen gaven een visie op vorm, esthetica of op de plaats van de kunst in de geschiedenis. Hun kunstvisie volgt vaak op een ‘fundamentele’ visie op de werkelijkheid, het denken en het handelen met zijn lastige ethische aspecten. Afrondend deel van hun filosofie zijn dan visies op god en de kunst. Wat overigens niet betekent dat het allemaal mooi afgerond is.
Het gaat vaak om wat kunst ‘is’ en wat ze ‘betekent’. Er zijn echter veel meer relevante aspecten. Neem Immanuel Kant (1724-1804) die na de ‘Kritik der reinen Vernunft’ over de voorwaarden voor kennisverwerving, vervolgens de ‘Kritik der praktischen Vernunft’ over ethiek, ook nog een ‘Kritik der Urteilskraft’ schrijft. Over oordelen. Het smaakoordeel is volgens Kant een zaak van het gevoel en de schoonheidservaring is belangeloos. Schoonheid komt neer op een doelmatigheid zonder doel. Het esthetisch oordeel is subjectief, maar Kant veronderstelt wel een overeenkomstige schoonheidservaring bij alle mensen.
Kant is één in een lange rij filosofen, die verschillende aspecten van de kunst accentueren. Plato (428-348 v. Chr.) zag in tegenstelling tot Kant in de kunst slechts een groot gebrek aan doelmatigheid. Kunst probeert de werkelijkheid af te beelden, maar is er niet toe in staat. De kennis van de mens is al heel beperkt, de rede kent de ultieme waarheid niet. De kunst staat daar nog ver onder. Een kunstenaar kan minder dan een goede handwerker.
Friedrich Nietzsche (1844-1900) zag kunst als expressie van de voornaamste hartstochten van de mens, het apollinische en dionysische. Vorm en vernietiging van de vorm, droom en roes worden door de kunstenaar verbeeld. Een psychologie van de kunst.
Voor Merleau-Ponty (1908-1961) is de wereld van de mens een wereld van het waargenomen worden. De kunstenaar schept in het kunstwerk een nieuwe waarneming en maakt die dus ook zichtbaar voor anderen.
Bertolt Brecht (1898-1956) wil actie en kunst moet vooral de maatschappelijke contradicties blootleggen. Een middel tot bewustwording, zo nodig van provocatie.
Theodor Adorno (1903-1969) is ook kritisch over de kapitalistische maatschappij, maar pessimistisch over mogelijke veranderingen ervan. Kunst is dan een middel de vervreemding te ontvluchten of te overstijgen. Kunst moet een grote mate van autonomie hebben en dus juist niet samenvallen met een maatschappij die niet deugt. Muziek, poëzie en beeldende kunst als vrijhaven.
Korter kan het niet, de samenvatting die hier mogelijk is, is beperkt. Deze maakt echter wel met uiteenlopende argumenten duidelijk dat verschillende vormen en functies van kunst meespelen. Mocht een van deze filosofen het meest aanspreken, moeilijk kan ontkend worden dat anderen ook zinvolle vormen, functies, inhouden of relaties laten zien. Bij de meeste filosofen worden maatschappelijke of psychologische relaties gelegd met het kunstwerk. Wanneer kunst meer abstract wordt, zijn die relaties misschien lastiger te benoemen, maar niet verdwenen. Maar weinig kunstfilosofen zouden nog kunnen zeggen dat een meer afbeeldende kunst in de regel een grotere maatschappelijke betekenis heeft dan de meer abstracte.
Soms laat het concrete het abstracte zien. Welke vraag roept een hyperhelder beeld op? In het Stedelijk Museum Amsterdam zijn momenteel met als titel ‘Communitas’ video-installaties van Aernout Mik (geb. 1962) te zien. Het zijn films, heldere weergaven van allerlei vermeende, bijna echte of misschien zelfs echte momenten uit de sociale en politieke werkelijkheid. Grote beelden die indringend op je af komen op diverse schermen tegelijk.
De abstractie of oproep tot denken zit in het kleine verschil met de echte werkelijkheid. Hierin is de emotionele of psychosociale component duidelijk aanwezig. Soms juist door het gevoel van afwezigheid ervan, wanneer die er wel hoort te zijn. Je gaat nadenken over wat je mist in de aaneenschakeling van voorgeschotelde beelden. Misschien mis je de structuur of de boodschap, ook dat vraagt om reflectie. Terwijl de beelden op het eerste gezicht heel gewoon lijken, zullen als je blijft kijken vele vragen opdoemen. Daar was je anders niet op gekomen.
Het Stedelijk Museum heeft veel moderne, vaak abstracte kunst. Opmerkelijk is hoe bij de toelichting van veel van deze abstracte schilderijen en installaties wordt uitgelegd waar naar wordt verwezen. Er moet kennelijk verwezen worden. De kunst spreekt wel voor zich, en toch vraagt men al gauw wat het nu eigenlijk is of wat het misschien zou kunnen betekenen. De toelichtingen helpen een handje, terwijl de werken dat misschien niet eens nodig hebben.
Zo is te lezen – een heel korte keuze uit veel meer – dat het kunstwerk uitnodigt tot denken, het gaat over een spanningsveld tussen het persoonlijke en het archetypische, of over de afvalproducten van de moderne samenleving, over de oneindige verandering en de reflectie daarop, dit is dan positief bedoeld én als waarschuwing, en over kunst die de hedendaagse materialen en vormen wil laten zien.
Dit staat als toelichting bij moderne kunstwerken, die op zich vaak transparant lijken en al besproken zijn. Kennelijk willen we er graag wat meer van zeggen. Wanneer dat daadwerkelijk gebeurt blijkt de maatschappelijke ontwikkeling ruimschoots aanwezig. Als inspiratiebron, als stand van zaken die bereflecteerd wordt en als object voor verandering of om juist met rust te laten. Het toevallige met rust laten laat zien hoe weinig dingen we nog met rust kunnen laten in de hectische samenleving.
Kunst verwijst (vrijwel) altijd. Kunst roept achterliggende beelden op. Verwijzen kan ook met omwegen, tussenstappen en gelaagdheid van redeneringen. Daarbij heeft de kijker of luisteraar veel eigen mogelijkheden. Hoeveel is nauwelijks te bepalen.
Dat de filosofen zoveel invalshoeken bedachten zegt veel over hoe nu nog naar kunst kan worden gekeken. Het is op een of andere manier altijd een appèl. Soms op bijna niets. Soms is de oproep helder, actie! Als dan geen bijzondere vorm gevonden wordt, zal de oproep niet zo sterk zijn.
Voor een goed overzicht over kunstfilosofie zie: A.A. van den Braembussche, Denken over kunst, Een inleiding in de kunstfilosofie, Uitgeverij Coutinho, Bussum div. jrt.
De tentoonstelling van video-installaties ‘Communitas’ in het Stedelijk Museum Amsterdam is te zien t/m 25 augustus.