Werkloosheid is een drama, een grotere werkloosheid een groter drama. Niet alleen voor de direct getroffenen. Werkloosheid heeft grote gevolgen voor heel de economie, voor de volksgezondheid, welzijn en voor alle werkenden.
In ‘Het Kapitaal’ besteedt Karl Marx veel aandacht aan de lengte van de arbeidsdag in relatie tot de rechten van werknemers en tot de economie in het algemeen. Hierbij zijn de gevolgen van werkloosheid in brede zin aan de orde. Marx’ analyse ziet de werkloze niet slechts als individu, maar vooral als deel van zijn klasse. Werklozen zijn daarbinnen te onderscheiden als arbeidsreserveleger. Zij worden als deel van de werkende klasse van de productief werkenden afgezonderd. Zij worden uitgesloten van de arbeid, waardoor de prijs van hun arbeidskracht daalt.
Werklozen zullen immers met minder genoegen willen nemen, om zo nog net in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Hun uitsluiting van het arbeidsproces drukt de lonen voor iedereen en leidt ook tot groeiende armoede bij werkenden. De kapitalist kan hierdoor bij een looneis immers zeggen dat hij voor jou zó een ander heeft.
Marx beschrijft in ‘Het Kapitaal’ ook de tendens dat door de voortgaande technische ontwikkeling de vraag naar arbeid relatief steeds verder afneemt. Door onder meer de groei van de totale economie kan die daling voor een bepaalde periode teniet worden gedaan, maar dat gebeurt niet of te weinig ten tijde van crisis. Deze algemene tendens die door de technische ontwikkeling bestaat, formuleert Marx zo: ‘Met de groei van het totale kapitaal neemt weliswaar ook het variabele bestandsdeel of de daarin besloten arbeidskracht toe, maar in een steeds afnemende verhouding.’ (1)
Het is uit 1867, maar klinkt bijna als een verklaring voor het ontstaan van de hedendaagse massa-ZZP-er, als hij bovendien schrijft: ‘De gehele bewegingsvorm van de moderne industrie komt dus voort uit de gestage omvorming van een deel van de arbeidersbevolking in werkloze of halfwerkloze arbeiders.’ (2)
Volgens Marx zijn bij werkloosheid de gevolgen groot voor de hele klasse of groep van werkenden en werklozen. Dan al signaleert hij de tendens die nu ook bestaat, waarin een deel zich suf werkt en anderen werkloos moeten toekijken: ‘De overmatige arbeid van het werkende deel van de arbeidersklasse doet de rijen van haar reserve aanzwellen, terwijl omgekeerd de grotere druk, die de laatsten door hun concurrentie uitoefenen op de werkenden, deze dwingt tot overmatige arbeid en onderwerping aan de dictaten van het kapitaal.’(3)
Dit zijn enkele stukken uit een samenhangende analyse. Marx beschrijft de logica, dus de begrijpelijke structuur van de kapitalistische economie met haar grote winststreven en concurrentie, en de onlogica, de irrationaliteit van dit systeem wanneer je het breder en humaner bekijkt. Hij wijst op de mogelijkheid van een rationele benadering, die in dit kader met name neerkomt op arbeidstijdverkorting. Het is een mogelijkheid, terwijl Marx ook zegt dat eigenlijk het totale economisch kader anders moet, op basis van nieuwe machtsverhoudingen.
Over de rationaliteit van een benadering die structureel meer mensen laat werken en daarmee de positie van loonafhankelijken verbetert, zegt hij: ‘Maar wanneer morgen algemeen de arbeid tot rationele grenzen zou worden beperkt en voor de verschillende lagen van de arbeidersklasse in overeenstemming met leeftijd en geslacht zou worden verdeeld, zou de bestaande arbeidersbevolking absoluut ontoereikend zijn om de nationale productie op de huidige schaal voort te zetten. De grote meerderheid van de arbeiders, die thans ‘onproductief’ zijn, zou in ‘productieve’ arbeiders moeten worden veranderd.’ (4).
Is zo’n visie ouderwets of juist toekomstmuziek? Het is toch denkbaar, ook ‘gewoon’ nog onder kapitalistische verhoudingen, om per wet de arbeidsduur te reguleren op basis van volledige werkgelegenheid en naar behoefte met een flexibele arbeidsduur? ’t Is maar een idee, voor een probleem dat zich anders moeilijk laat oplossen. Voor werklozen en werkenden die hun loon steeds lager zien worden is de crisis immers nog lang niet voorbij.
Marx laat het mechanisme van uitsluiting en onderwerping zien. En dat er rationeel gezien zeker wel wat aan kan worden gedaan.
Bron van de citaten 1 t/m 4:
Karl Marx, Das Kapital, Kritik der politischen Ökonomie, deel 1, in Karl Marx, Friedrich Engels, Werke, deel 23, Berlin div. jrt., respectievelijk pag. 658, 662, 665 en 666.
Nederlandse vertaling: Karl Marx, Het Kapitaal, vertaald door I. Lipschits, 12e druk, Uitgeverij De Haan, Haarlem 1981, respectievelijk pag. 488, 491, 493 en 494.