woensdag 26 december 2018

De opwarming kun je zien (?) – Wat je ziet geeft te denken (!)


Het gedrag van de mensen in mijn omgeving verandert mee met de opwarming van de aarde, de klimaatverandering. Waren de zonnepanelen een paar jaar geleden in de buurt nog een uitzondering, iets voor de toekomst, nu wordt het gewoon normaal. Erover praten dus ook, de argumenten gedeeld. Soms tellen de centen, soms het klimaat, en doorgaans is het een mix van beide in verschillende verhoudingen. Geen klimaattafel voor nodig.

In de nabije natuur, zoals de tuin, ook in de stad, zijn gevolgen van de opwarming zichtbaar. Zeker als je er wat meer op let. Een paar maand geleden nog een Kruipklokje (Campanula poscharskyana) in de tuin gezet. Mooi blauw bloempje. Wordt geacht te bloeien van juni tot en met augustus. Nu in december doet die dat nog steeds. Is dit nu normaal?

Zeker is, dat als je het wilt zien je de tekenen van de opwarming op veel manieren kunt herkennen. Daarbij onmiddellijk toegegeven dat ik ongetwijfeld wat meer buiten ben dan de gemiddelde Nederlander – en misschien ook wel meer bezorgd ben over de gevolgen van de opwarming – maar ook zo’n gemiddeld persoon kan als hij een beetje oplet wel veranderingen constateren. Meer dan dat er op deze kerst alweer geen sneeuw ligt en dat het afgelopen jaar zo droog was.

Wat zie ik dan nog meer in mijn omgeving? In onze tuin, voor en achter, kruipt al enkele jaren de Gekielde Loofslak (Hygromia cinctella). Voor en achter, en de slak is niet door ons huis heen gelopen, dus zal hij/zij in een groter deel van de buurt ook wel aanwezig zijn. Deze slak is een exoot, een migrant, misschien uit Zuid-Frankrijk afkomstig. Het weekdier is vast niet de hele afstand komen aanlopen, maar zal eerder met tuinplanten zijn meegereisd. Vroeger kon die hier dan sterven van de kou, nu zich voortplanten.
      Inderdaad gaat deze slak hier niet meer dood zoal vroeger, kruipt inmiddels redelijk massaal rond en rukt in het hele land op. Vorige winter toen het een korte periode flink vroor zag ik hem na die kou nog vrolijk rondkruipen. Hij kan dus wat hebben en past nu hier. Hij eet loof, maar een echte verschrikking is dat niet, voor zover ik de eigen tuin even als maatstaf mag nemen.

Nog wat gezien, een poosje terug. Op de markt heeft de vishandel kleine Dorades (Goudbrasem, Sparus aurata, of toch een andere soort Brasem?) te koop. Veel kleiner als normaal, ca. 10 of hooguit 15 centimeter lang. Een hele bak vol, allemaal van dezelfde grootte, dus niet als opvallende uitzondering in de bak van de grotere exemplaren.
      Mooie bak vol, keurig visje. Apart gehouden van de Middellandse Zee Dorades. Nieuwsgierig vraag ik de visboer: ‘Had je die tien jaar geleden ook al?’ Hij meent stellig van niet en zegt dat ze uit de Noordzee komen. En hij is het direct met me eens wanneer ik opper dat die visjes door de opwarming zijn opgerukt. Op naar het noorden.
      Zeker weten doe ik dit natuurlijk niet. Maar wat je ziet geeft te denken. Voer voor onderzoekers. Smakelijk ook. Altijd weer wat nieuws op de markt, ook voor de biologie.

Dichter bij zee, op het strand. Vanuit Groningen is het strand van Schiermonnikoog vlakbij. Dagje heen en weer is goed te doen.
      Je vindt hier schelpen die er vroeger niet waren, of vroeger vrij schaars waren en je nu ‘gegarandeerd’ kunt tegenkomen. Zoals de Otterschelp (Lutraria lutraria) en de Wijde Mantel (Aequipecten opercularis). Eerstgenoemde schelp was er vroeger soms wel, maar dan vooral oude exemplaren, grijsblauw verkleurd. Nu veel vaker, vers en vooral wit, soms wat gelig en vaak nog met een bruine opperhuid. Dat doet denken aan de opwarming, maar dat kan ook een te snelle conclusie zijn, misschien waren er andere oorzaken.
      De andere soort, de Wijde Mantel vind je op drijvende voorwerpen, maar tegenwoordig steeds vaker ook gewoon los aangespoeld en gemiddeld groter dan de exemplaren die je vroeger wel eens vond. Mooi van kleur, een bijzondere aanwinst, maar de schelpenzoeker springt er geen gat meer voor in de lucht, het is geen uitzonderlijke verrassing meer.
    Als er zoals nu soorten bijkomen zullen waarschijnlijk stukje bij beetje (of toch heel snel?) koudeminnende soorten verdwijnen of vooral steeds noordelijker te vinden zijn. Dat hoeft niet direct zichtbaar te zijn, omdat al in zee aanwezige exemplaren nog jarenlang aan kunnen spoelen. De nieuwe vallen meer op en die zie je dus beter dan het verdwijnen van de bestaande soorten.
      Natuurlijk spelen meerdere oorzaken bij verschillende soorten een rol. Maar je ziet wel degelijk iets veranderen en dat geeft te denken. De opwarming heeft invloed op het succes (of niet) van de soorten.

Weer terug naar de eigen tuin. Zoals warmteminnende planten toe zullen nemen of op andere momenten gaan bloeien door de opwarming, zijn er ook vogels die langer blijven of niet meer wegtrekken. Afgelopen maanden, laat in het jaar, waren er in ons buurtje midden in de stad nog vrij veel Zwartkoppen (Sylvia atricapilla) te zien. Moesten die niet allang weg zijn? Nu overwinteren die – geloof ik – soms ook hier, maar de aantallen waren wel opmerkelijk.
    De buren zagen ze ook, aardig gespreksvoer dus. De buren-klimaattafel was dit jaar eerder gedekt dan de voedertafel voor de wintervogels.

Of dit hele verhaal helemaal klopt of compleet is? Daar gaat het nu niet om. Wel om dat er zoveel is te zien. En dat dit flink te denken geeft. De klimaatverandering, je zit er middenin.













Foto’s: Gekielde Loofslak in de tuin, Wijde Mantel van Terschelling en een vrouwtje Zwartkop in de zomer, ook op Terschelling














woensdag 19 december 2018

Kapitaal, klimaatgeruzie en het vanzelfsprekende overtreffen



Tweehonderd jaar geleden bestond overal slavernij en dwangarbeid: ‘Zo’n wereld zou vandaag de dag natuurlijk ondenkbaar zijn. Maar zo zag de wereld – onze wereld – er nog maar tweehonderd jaar geleden uit, en voor de meeste mensen in die tijd was het ondenkbaar dat het ooit anders zou kunnen worden.’

Uit: Adam Hochschild, Bevrijd de slaven


‘De vervuiler betaalt’, zou dat niet een achterhaald uitgangspunt kunnen zijn? Nu eindelijk de wereld beter begint te snappen dat door de dreigende klimaatcatastrofe er écht iets moet gebeuren, wijzen tal van bedrijven, politici, groepen en mensen naar anderen. Dáár zitten de vervuilers.
      Zij moeten maar dokken, die verre vervuilers. Dat leidt tot afwachten, want niemand wil tekort gedaan worden door te veel te betalen. Als dat dan te lang duurt en de oorlog breekt uit voor de beste plekjes, dan is men daarop wél goed voorbereid. De nieuwe bewapeningswedloop is al in volle gang. Vooral omdat men nu vaak al – al dan niet stiekem – denkt, dat anderen maar moeten dokken. Zij mogen voor de problemen opdraaien. Het ego voelt zich al bij voorbaat tekort gedaan.

Logica versus logica. Het kapitalistische stelsel is gebaseerd op een negatieve drijfveer, het egoïsme. De liberale individualistische logica versus het sociale denken. Ik zou alleen maar willen pleiten voor dat laatste. Grijp alle kansen te erkennen dat de wereld een kolossaal collectief probleem heeft dat dit dus ook zó moet worden geanalyseerd en opgelost.
    En zo ja, dan ophouden met de schuld aan anderen geven. De opgestoken vingertjes die zeggen, ‘jou gaat dat veel kosten.’
      Liever samen de kosten, de lasten dragen, én van de lusten genieten. Ook dat laatste, het zijn immers niet alleen lasten, maar er zijn ook echte verbeteringen mogelijk, die het leven aangenamer kunnen maken. Samen, solidair, beter sociaal reguleren, zowel de kosten als de uitvoering. Niet rigide, wel doortastend waar dat nodig is.

Bijvoorbeeld geen vliegtaks van € 7.- per vlucht, zoals voorgesteld. Daar lachen de rijken toch om, de armere mensen daarentegen voelen dat wél. Dat is een goed voorbeeld van een regulering van niets, een foute. Laat liever mensen voorlopig minder vliegen en zet ze in de elektrische autobus en de trein. Dat wordt dan de komende tijd, het nieuwe standaardvervoer in de vakantie. Ieder nog hooguit één keer per jaar laten vliegen en niet meer. Dat dus gewoon verbieden? Dat zal heel wat gemopper geven, maar het is tijdelijk, en wat zullen bedrijven dan hard kunnen werken om snel elektrische, betere vliegtuigen te ontwikkelen. Dat zal dan in een jaar of vijftig misschien wel gelukt zijn.
    En ook: kolencentrales, gewoon snel dicht doen, minstens een groot deel ervan. Niet wachten tot een punt X, dat maar niet wil komen. Eerst doen, niet eindeloos de discussie. Tijdelijk minder gas en stroom? Dan zit je dus iets meer in de kou, en dat is een stuk beter dan onze kleinkinderen in het water.

Enzovoorts. Het zijn maar vereenvoudigde voorbeelden van een idee, van de vele vergelijkbare ideeën die broodnodig zijn. En de kosten: verhoog het hele inkomensniveau (over de hele linie) drastisch, en laat de bedrijven en mensen die het betalen kunnen flink meer belasting betalen, zolang dat nodig is. Een flinke sociale portemonnee vormen in plaats van allerlei aparte heffingen die niet solidair zijn en het zicht op het geheel ontnemen. Over aparte heffingen kan de rechtvaardigheid nooit volledig worden vastgesteld, eeuwig gekissebis. Beter is een meer algemene insteek te kiezen. Dat is vervolgens gewoon een kwestie van wennen aan wat nog wat ongewoon was.

Het moet doortastender, er moet politiek werkelijk leiding worden gegeven. Het gebrek daaraan is een deel van de oorzaak van de politieke verwarring die zo breed bestaat. Collectief geld innen, werkelijk verduurzamen zoals nodig, daarvoor ook bijdragen, betalen aan de sociale woningsector, het verkeer, de distributie en de landbouw. Stevige IJkpunten vaststellen.
    Het kan veel doortastender. Geen vage discussie over klimaatrechtvaardigheid, maar dat direct concreet invullen en klimaatverantwoordelijkheid nemen. Er geen eindeloos verdelingsvraagstuk van maken, maar gelijk een fors deel van de sociale en materiële ongelijkheid opheffen. Dat als uitgangspunt, om de collectieve portemonnee te vullen, niet als een mogelijk onzeker eindpunt. Als – al dan niet tijdelijk – de belasting omhoog moet, moet dat gewoon.
    Het kapitalistisch model wordt keer op keer als het enige vanzelfsprekende gezien. Karl Marx zag het egoïsme als basis ervan. Het ego is een krachtige motor, maar een verkeerde om het vraagstuk van de zorg voor de hele aarde op te lossen.

Het vanzelfsprekende opheffen. Dat gaat moeilijk, maar kan wel. Adam Hochschild schreef het citaat bovenaan deze blog. Hij onderzocht grondig ‘het verhaal van de eerste mensenrechtencampagne’. Dat had inderdaad het verbluffend resultaat dat in slechts één eeuw tijd over de slavernij overal werkelijk anders werd gedacht, en die verandering ten goede ook in de praktijk overheerste. Het vermeende onmogelijke werd de nieuwe norm. En die slavernij had over de hele wereld heel wat langer geheerst dan het moderne kapitalistische stelsel.
      Al snel kon men zich helemaal niet meer voorstellen ooit anders te hebben gedacht.

Door de enorme vervuiling en opwarming heeft de mens zichzelf tot slaaf gemaakt. Vervreemd van veel natuurlijke mogelijkheden en vrijheden, verslaafd aan energie en onmachtig in al zijn almacht, met veel verlies aan saamhorigheid. De erin gepompte kapitalistische manieren van denken moeten daarom worden opgeheven, om de noodzakelijke verandering nog door te kunnen voeren en dat vooral ook kwalitatief veel beter te kunnen doen. Want dat kan moeilijk lukken wanneer egoïsme de beslissende drijfveer is.
      Er is een nieuwe vanzelfsprekendheid in de maak. Als dat zo is kan dat ook beter maar zo snel mogelijk gebeuren.




Bron:

Adam Hochschild, Bevrijd de slaven! Het verhaal van de eerste mensenrechtencampagne, Uitgeverij J.M. Meulenhoff, Amsterdam 2015, p. 10.












dinsdag 11 december 2018

José Saramago, communist, moralist


Precies zeggen waar het op staat: ‘Over het neoliberalisme dat de wereld regeert: ‘Noem het gewoon wat het is: autoritair kapitalisme.’’
    Hoe actueel is dit? Het is een uitspraak van de Portugese schrijver José Saramago (1922-2010) uit 1998, twintig jaar geleden. Nog heel actueel. Zeggen waar het op staat is hét kenmerk van Saramago’s leven en zijn boeken.
      Lees bijvoorbeeld zijn laatste, onafgemaakte roman ‘Hellebaarden’, waarin hij zijn stem verheft tegen uitbuiting en geweld.

Een oud uitgebreid interview uit De Volkskrant van 25 september 1998. Wanneer de Nobelprijswinnaar Saramago nog geleefd zou hebben, zou hij er waarschijnlijk geen woord van teruggenomen hebben.
    Of toch misschien dit: ‘Er heerst een mentale stilte waarin het denken het nulpunt aan het naderen is.’ Nu, twintig jaar later, heerst vooral mentale herrie, ketelmuziek en afgunst. Maar Saramago heeft toch gelijk: achter al die herrie bestaat een grote morele leegte.

Saramago zegt in het interview en in al zijn boeken dat er nagedacht moet worden: ‘De hele wereld die vroeger bestond, dacht na.’ Is dit een feit? Vooral een opdracht, het gaat om de taak van ‘de filosofen, de schrijvers, de dichters’.

Hij noemt zichzelf, zoals zo vaak, ‘een linkse man’ en vertelt er gelijk bij ‘Ik weet dat mijn opvattingen niet erg in de mode zijn.’
      Even later maakt hij duidelijk dat dit vooral ontstaat uit het vooroordeel tegen communisten, socialisten. Alsof die altijd maar passen in het vooroordeel van dogmatische, klakkeloze volgers en cynische mensen.
    Saramago: ‘Het zou droevig zijn als links niet bij machte is de ondergang te overleven van wat ze noemen het reële socialisme, wat natuurlijk geen socialisme was. Neem de Sovjet-Unie: sommigen die aan de macht waren voor de val, zijn dat nog steeds. Socialist zijn, communist zijn is een geestestoestand. Als je die geest vasthoudt, kun je alle frustraties overleven.’

Socialisme is een geestestoestand, een manier van denken en bewust zijn, een taak voor de filosofie die werkelijk solidair en geëngageerd is, die hardop spreekt en het gevecht aangaat om dat denken weer algemeen te maken.
      Het kan bestaan in de literatuur, zoals Saramago bewijst. Het kan steeds weer, op zoveel manieren. Ook gewoon door iedereen, heel dicht bij huis.
















woensdag 5 december 2018

Volkshuisvesting en de vraag ‘Is maatschappelijke achteruitgang mogelijk?’


De geschiedenis herhaalt zich natuurlijk nooit precies. Een ‘eeuwige terugkeer’, een ‘dat hebben we eerder al meegemaakt’ duidt zelden op precies hetzelfde van vroeger en nu. Omgekeerd is een onherroepelijke, onomkeerbare verworvenheid in de praktijk kwetsbaarder dan de luid sprekende aanhanger ervan graag beweert. Zoals bijvoorbeeld bleek uit de vermeende onomkeerbaarheid van het reële socialisme. Het was niet zozeer omkeerbaar, maar stortte in.

Grote woorden misschien. Toch bestaat helaas maar al te vaak een gewone feitelijke achteruitgang. Vanochtend nog was ik in een volksbuurt in Groningen, waar de portieken er troosteloos uitzagen.
      In mijn werkzame leven, onder meer als projectleider van een wijkproject, heb ik veel straten en buurten gezien, en ook de woningen van binnen. Nu krijg ik als ik er kom steeds het gevoel: wat er vroeger ook aan mankeerde, het ziet er nu meer dan toen en dus veel te vaak vies, slordig en troosteloos uit.
      Natuurlijk niet overal, goede renovaties waren er ook, maar na de crisis zijn overal onderhoudsbedrijven bezig de ‘welstand’ weer wat omhoog te plussen. Daarbij lijkt het net of de massa daarvan te gering is om het onderhoud echt omhoog te krijgen tot een voldoende niveau in de hele wijk en de stad. Een soort vechten tegen de bierkaai.
      Denk ook aan de ‘schimmelwoningen’, waar de SP met bewoners actie voor verbetering voert. Er zijn filmpjes over gemaakt die je indringend bij de vraag brengen, had je tot voor kort wel zoveel problemen met vocht en het onderhoud van de woningen?

Er is een palet van verklaringen voor deze gevoelde achteruitgang. De Woningwet van Blok bijvoorbeeld, in werking sinds juli 2015. Deze wet die de corporaties plunderde met de Verhuurderheffing. En die een veel groter effect had door centrale regels die het integraal werken in de wijken niet stimuleerde maar afremde.
      Met een groot effect in de praktijk, zoals de vervreemding tussen woningcorporaties, bewoners, bewonersorganisaties, politieke partijen in de buurt en de gemeenten. Het is een dwangwet, financieel en moreel. Een oorzaak van verloedering in de praktijk.
    En de transities van zorg en hulpverlening. Al het oude moest opnieuw georganiseerd worden, een idioot overhaaste aanpak van de sociale structuur. Dat alles in wezen om te bezuinigen en het marktprincipe voorrang te geven. Per saldo heus wel veel goeds, maar zeker ook tal van situaties van louter verlies, eenzaamheid en onvoldoende hulpverlening.
    Een palet van verklaringen voor achteruitgang? Er is wel een kern: onverantwoorde grote bezuiniging op de hele collectieve sociale sector, en de effecten van de ‘bijbehorende’ marktwerking.

Hoeveel redelijk lopende zaken zijn niet moeilijker geworden onder motto van vernieuwing? Vroeger klaagde men wel eens over té actieve wijkbewoners, de zogenaamde buurtburgemeesters die het belang van de hele buurt niet goed zouden zien. Ze zijn nu vaak gewoon vervangen door nieuwe, (ongewild) soms bijna elitair optredende actieve bewoners. Waar groepen mensen actief zijn ontstaat toch altijd een vorm van leiderschap? Mensen onder druk vervangen lost meestal weinig op. Het is jammer wanneer actieve vrijwilligers zich gedwongen voelden om af te haken.
      Soms zetten gemeenten actieve bewoners onder druk om opeens een heel andere aanpak te gaan volgen. Alles moet anders. Dat loopt natuurlijk niet zomaar goed af. Iedere sociaal werker in volkswijken heeft kunnen leren dat succes afhangt van continuïteit, en juist die werd te grabbel gegooid. Elke actieve bewoner kan je dat ook vertellen. Maar door de transities dachten gemeenten te vaak het wiel weer uit te moeten vinden, een die goedkoper was. Dan komt men terug bij AF.

Ja, er bestaat achteruitgang. Met veel te weinig middelen in korte tijd de hele huisvesting, de zorg en het welzijn voor jong en oud goed toerusten, het kan gewoon zó niet. Er trad nieuwe verloedering op en er heerst meer en meer een sociaal en politiek cynisme.
      Het kan gewoon veel beter. Wat het kost? Naast verhoging van de rijksbijdragen is misschien van groter belang over de hele linie een 7% of 10% loonsverhoging te realiseren. Dus over de hele linie het hele sociale en financiële niveau omhoog plussen. Ook om voldoende geschoolde werkers in de zorg in de wijken terug te krijgen.
      Een flinke verhoging van middelen, dit inclusief de uitkeringen én een hoger belastingniveau voor de rijkeren. Dat zou wat teweeg brengen. Dat zou pas een ‘transitie’ zijn. Het staat haaks op wat er nu gebeurt, het sociale drama voor velen.

Dan verbazen sommigen zich erover dat de mensen zo negatief zijn. Vraagt men niet het onmogelijke? Is het soms niet heel begrijpelijk dat mensen wegvluchten in schijnoplossingen? Het alternatief moet echt wat oplossen. Zowel in de kleine dingen in de straat als over de hele linie.












woensdag 28 november 2018

Pleidooi voor eenheid en verschil – Fernand Braudel en Karl Marx



– Dat wat in de geschiedenis het progressieve deel van de mensheid wenst en eist, kent een hoge mate van continuïteit. De kern wordt gevormd door humane waarden en een aantal materiële aspecten van de samenleving die het persoonlijk bestaan altijd raken. Het leven zelf kent immers de ideële én materiële kant. –

Uit: Actief socialisme en vrijheid (pag. 114)


Mijn nieuwe boek ‘Actief socialisme en vrijheid – Pleidooi voor hechtere linkse samenwerking’ roept bij sommigen de reactie op ‘Je wilt de PvdA opheffen!?’ of ‘Goed samenwerken dat gaat zo maar niet …!’
      Natuurlijk, wil socialistisch en links Nederland een sterkere sociale macht vormen, dan moet er veel gebeuren. En het opheffen van organisaties is helemaal niet het goede begin, het geeft alleen maar ruzie, gedoe en een weinig zeker perspectief. Leer liever beter samenwerken op de structurele punten die algemeen spelen rondom macht, sociaal beleid, (anti-)kapitalisme en klimaat. Koester de verschillen wanneer er diepgaande analyses uit voortvloeien die de maatschappelijke structuur helpen bloot te leggen en te veranderen.

Goed samenwerken dat gaat zo maar niet ...! Oké. Maar mijn uitgangspunt is de simpele constatering dat Karl Marx’ en Friedrich Engels’ boek ‘Het communistisch manifest’ structurele eisen stelt om een maatschappelijke omkering te bewerkstelligen, maar ook heel concrete punten behelst met betrekking tot het leven van de arbeiders, eisen die bijvoorbeeld tot meer kansen voor de opvoeding van hun kinderen moeten leiden. En dat Engels bijvoorbeeld in zijn analyse over het woningvraagstuk ook kwesties bespreekt die nog altijd actueel zijn. Denk aan de schimmel in sociale huurwoningen.

Het gaat om sociale eisen die van toen tot nu door socialisten en linkse mensen aan de orde worden gesteld. Daar spelen feiten, daar kunnen de achterliggende aanzetten tot eenheid tot een werkelijk hechtere samenwerking leiden. Waardoor de gezamenlijke sociale macht sterker wordt. Dan kunnen ook verschillen benoemd en creatief worden opgepakt.
    Het gaat om structurele eenheid voor de langere termijn die zowel aan de oplossing van de grote als de kleinere vraagstukken kan bijdragen. Je hebt langere structurele ontwikkelingen en meer korte termijn veranderingen. Deze niveaus van ontwikkeling grijpen (diep) op elkaar in. Daarbinnen is de ongelijkheid van kansen en zeggenschap, de grote maatschappelijke tegenstelling, permanent een centraal thema.

In de geschiedenis heb je langdurende structuren, kortere periodieke veranderingen en kortstondige gebeurtenissen, zeg maar incidenten, crises, en mislukte kansen.
      Lang, middellang en kort, er bestaan structuren, conjuncturen en de dagelijkse beperktere ontwikkelingen. De historicus Fernand Braudel (1902-1985) heeft er een hele theorie over gemaakt. Hij gaat uit van een soort driepolige ontwikkeling van structuur, conjunctuur en gebeurtenissen. Net als bij Marx met een stevig sociaaleconomisch accent. Een wisselwerking op en tussen verschillende niveaus.

Het is goed hier over na te denken en als sociale en politieke krachten op het sociale beleid de eenheid te bundelen. En ook stevig in te grijpen op de klimaatvraagstukken, waar economische machten hun verantwoordelijkheid proberen af te wentelen op anderen, zeker ook op ‘het volk’.
      Dus blijf ik pleiten voor een sterkere en hechtere samenwerking van sociale krachten, partijen, vakbonden, milieuorganisaties en personen. Daarbij hoef je helemaal niet kinderachtig te doen over verschillen. Er gebeurt en kan vaak meer dan wordt gedacht.




Actief socialisme en vrijheid – Pleidooi voor hechtere linkse samenwerking is de koop in de boekhandel of bij de auteur. ISBN 9789463401425. Zie ook www.jasperschaaf.nl .

















donderdag 22 november 2018

Joseph Dietzgen (1828-1888) over individualisme


Met de smartphone als ziel zitten halve volksstammen de hele tijd naar zichzelf te kijken. Ik, mezelf, het individu. Anders dan de ander, nietwaar?
      Volksstammen? Maar, dan is het dus ook kuddediergedrag. Het is niet alleen maar individualisme, tegelijk is het volgzaamheid.
      De waan van de dag volgen, ook in de tijd van Joseph Dietzgen (1828-1888), de oude arbeidersfilosoof, bestond dit. Het is de tegenspraak van overmatig individualisme dat slechts als resultaat het passief volgen van de trend van de dag heeft. De vreemde tegenspraak van de innige band tussen individu en massa. Scheidslijn én band tegelijk.

Het is niet uniek van vandaag de dag. Overmatig en verkrampt individualisme is van alle tijden, ook al wisselen de gedaanten ervan voortdurend van vorm en kan de een het spel beter meespelen dan de ander. Ook onder socialisten in Amerika kwam overmatig individualisme voor. Zoals in 1886, toen er massale arbeidersacties waren in Chicago, waarin onder meer gestreden werd voor een kortere arbeidsdag.
      Wat kwam voor? Het luidruchtig redeneren over je eigen gelijk en het ongelijk van de ander. Tot je er bij neervalt, maar uiteindelijk helemaal niets doet. Ook in Chicago en New York waren er ‘leidinggevende socialisten’ die eerst een hele discussie af wilden maken voor ze wat wilden doen. Dat althans uitdroegen. Wat leidde tot weinig of niets doen door hen, terwijl een massa arbeiders actief demonstreerden en sommigen zelfs hun leven in de waagschaal stelden.

In dat verband schrijft Dietzgen over individualisme: ‘Maar het is dat dekselse individualisme, dat diep in de hele denkwijze van ook diegenen steekt, die zich ‘socialist’ noemen, die tegen het individualisme donderen maar dat zelf niet uit hun hoofd kunnen zetten. Zij zijn zelf particulieren gebleven en hebben zich het communisme niet eigen kunnen maken.’

Leven we nu in een tijd van individualisme? Ja, in vele opzichten, maar tegelijk is het nooit eenduidig, nooit telt het individu alleen. Even indringend speelt het maatschappelijk kader dat actuele vormen van gedrag oproept of zelfs afdwingt, ook dat wat dan vaak individualisme wordt genoemd.
    Wil je dat gedrag niet, dan moet je soms tegen de kennelijke trend in lopen. Dietzgen voelde al aan dat er tijden zouden kunnen komen waarin ‘socialist zijn’ hoe redelijk en afgewogen het ook is, een tijd uit de mode zou kunnen raken. Dan heeft hij één oplossing: behoud de weloverwogenheid, maar vooral de solidariteit. Draag even trots de rode vlag. Hoe groot de weerstand ook is, niet met smoesjes opgeven en in passiviteit vervallen.
    Over de rode vlag, als symbool, schrijft Dietzgen in 1877. Het gaat onder meer om de sociaaleconomische eisen van de socialistische arbeidersbeweging. Hij richt zich dan tegen opponenten die een slappe verzoening prediken, een slapte die de arbeidersklasse niet kan bevrijden.

Dietzgen stelt dan: ‘Wanneer ooit de sociaaldemocratische partij tot een dusdanige zwakheid misleid zou kunnen worden, hoop ik de eerste van een desnoods nog zo klein groepje te zijn, die de rode vlag zal redden. En als dat niet direct lukt, dan toch in de toekomst haar weer voorop te dragen. Matiging! Ja, voor zover het doel dat toelaat. Liefde, mildheid, verzoening! Ja, wanneer het doel is bereikt. Maar geen laffe vrede vooraf, geen verwatering, geen weekhartigheid.’

Dietzgen was in 1886 tijdens de grote acties in Chicago van de Amerikaanse arbeidersbeweging een voorbeeld. Hij zette de spitsvondigheden die anderen beletten actief op te treden resoluut aan de kant, trad welbewust op, bracht de eisen van de arbeiders onder woorden.
      Dat dwong veel respect af. Mede daarom heb ik in mijn boek ‘Actief socialisme en vrijheid – Pleidooi voor hechtere linkse samenwerking’ nog een keer een hoofdstuk aan Dietzgen gewijd.
      Op het schutblad staat het eerstgenoemd citaat. Het richt zich tegen het ‘dekselse individualisme’, dat oppervlakkig beschouwd soms redelijk klinkt, maar alsmaar neerkomt op de universeel herhaalde smoes om passief te blijven toekijken.
      Terwijl het in werkelijkheid eenvoudiger is: je kunt solidair zijn, ook met mensen met wie je het niet helemaal eens bent.




Bron citaat 1: Joseph Dietzgen, Haben wir etwas mit den Anarchisten gemein? (1886). In Joseph Dietzgen, Schriften in drei Bänden, deel III, Akademie Verlag, Berlin (DDR) 1965, p. 14.

Bron citaat 2: Joseph Dietzgen, Herr Adolf Samter, (1877). In Joseph Dietzgen, Schriften in drei Bänden, deel II, Akademie Verlag, Berlin (DDR) 1962, p. 48




















zaterdag 17 november 2018

Te koop in de boekhandel – Actief socialisme en vrijheid


Op 13 november jl. verscheen bij Uitgeverij Damon ‘Actief socialisme en vrijheid – Pleidooi voor hechtere linkse samenwerking’.
Auteur: Jasper Schaaf. Prijs € 17,90, ISBN 9789463401425.


‘Actief socialisme en vrijheid – Pleidooi voor hechtere linkse samenwerking’ stelt als uitgangspunt de vraag: kunnen we onze maatschappij veranderen? Impulsief: ja, toch. Bijna niemand gelooft echter dat je het kapitalisme kunt afschaffen. Er is tegelijkertijd alle reden om helemaal niet in de weldadigheid van het kapitalisme te geloven. Over deze paradox gaat ‘Actief socialisme en vrijheid’.
      Het uitgangspunt is: ‘een betere, socialere samenleving is mogelijk’. Dat wordt uitgewerkt naar actuele vormen van politiek denken en handelen. Inspiratiebronnen zijn ideeën van Marx, Engels en anderen, waaronder Aristoteles, Spinoza, Rousseau, Dietzgen en Sivaraksa. Kunnen inzichten van de politieke filosofie bijdragen tot structurele sociale en ecologische verbeteringen? Dat is zeker het geval.

In 2018 is op verschillende plaatsen en in diverse publicaties Marx’ 200e geboortejaar herdacht. Daarin kwamen vooral de theorie en veel minder de praktische consequenties voor de hedendaagse politiek naar voren.
      Marx gaat echter uit van twee essentiële pijlers, de analyse én de oproep voor de politieke strijd. Beide zijn uiterst actueel. De complexe en risicovolle samenleving vereist grondige politieke analyses. En wat de praktijk betreft sluit Marx aan bij klassieke denkers die de macht van het volk benoemen, die ontstaat wanneer gezamenlijk wordt gestreden voor recht, welzijn en gelijkwaardigheid.
      Vandaar Marx’ oproep: ‘Proletariërs van alle landen, verenig je!’ Dat is een organisatieprincipe, dus veel meer dan een slogan! Het gaat bij Marx immers om niets minder dan de ‘afschaffing van het loonsysteem’. Daar gaat het nog steeds om, de kapitalistische hegemonie doorbreken.

Een dergelijke vereniging kan actueel vorm krijgen wanneer socialistische partijen, vakbonden, sociale, ecologische en vredesbewegingen mensen verbinden in hun strijd voor een solidaire en democratische samenleving. Deze verenigende rol staat onder druk door het doorgeslagen individualisme. ‘Actief socialisme en vrijheid’ stelt daar een pleidooi voor hechtere linkse samenwerking tegenover.
      In Groningen organiseerde Fré Meis destijds Volkcongressen, waaraan bewegingen en mensen van allerlei pluimage meededen. Een bundeling van mensen en organisaties geeft meer sociale macht. Zo was het in de jaren zeventig en dat is nu niet anders.

‘Actief socialisme en vrijheid’ biedt geen kant-en-klare programma’s. Dat is de taak voor partijen, vakbonden en anderen. Het boek is een oproep tot meer reflectie, scholing en discussie. En tot actie, organisatie en solidaire betrokkenheid.

Dit boek volgt op eerdere publicaties over filosofie, sociale geschiedenis en politiek. Onder meer over Karl Marx, Joseph Dietzgen en Ludwig Feuerbach.

Het boek is verkrijgbaar bij de boekhandel, de uitgever en bij de auteur.
Voor vragen of contact: jasperschaaf@gmail.com


















vrijdag 9 november 2018

De Vogelaarwijken zijn niet mislukt maar de nek omgedraaid


Soms zijn weinig woorden al te veel. Aedus, koepel van de woningcorporaties, constateert achteruitgang in veel armere wijken. Het nieuws op tv kwettert dan de hele dag als heel korte samenvatting dat de Vogelaarwijken dus mislukt zijn.

Ja, zo kun je in weinig woorden de kern missen. Die wijken zijn niet mislukt, het zijn nog altijd vaak ook trotse wijken waar veel gebeurt. Maar de Vogelaar-aanpak is gewoon uit pure bezuiniging van de vorige rechtse regering de nek omgedraaid, net als veel andere succesvolle methoden van wijkgericht werken in zorg en welzijn.
      Een samenvatting in weinig woorden die wel waar zijn: bezuinigen op zorg en welzijn is echt een ramp voor veel jonge en oude kwetsbare mensen. Ouderwets misschien, maar waar.

Het doel van de transitie van welzijn en zorg was niets anders dan een ongekende bezuiniging, toegedekt met gestolen leerzame methoden van het werken in de wijken. In naam moesten die methoden de participatiesamenleving vorm geven, maar de werkers kregen niet de middelen die daarvoor noodzakelijk zijn. Bovendien werden die werkers vaak zo door elkaar gehusseld dat kop en staart verdween en zij helemaal opnieuw moesten beginnen.

Zo verdween ook de aanpak van de Vogelaarwijken, net als andere effectieve voorbeelden uit de wijken. Kenmerk van die methoden: het is hard werken en echte burgerparticipatie tot en met medebeslissingsmacht duurzaam vormgeven helemaal.
      Duurzaam, er is veel meer nodig dan een proefproject. Het kost geld. En dat werd wegbezuinigd en woningcorporaties werden onder het valse motto van ‘terug naar de core business’ gereduceerd tot domme verhuurder die slechts de opgelegde regels moeten toepassen. Al laten zij zich niet altijd in die rol drukken. Verschil bestaat.

Tegen de klippen op is er nog heel wat overgebleven, maar per saldo vertonen veel wijken en ook de staat van de woningen echte achteruitgang.
    Niet door het mislukken van de Vogelaarwijken, maar omdat een aanpak die om een continuïteit van jaren vraagt in korte tijd bruut werd afgestopt.

















vrijdag 2 november 2018

Actief socialisme, stellingen en vragen voor de discussie


Bij mijn nieuwe boek ‘Actief socialisme en vrijheid – Pleidooi voor hechtere linkse samenwerking’  roepen de titels al de nodige vragen op. Wil je de linkse partijen laten fuseren of op één hoop gooien? Binnenkort kun je lezen dat ik dat niet beweer.
    En ook de vraag, gesteld door iemand die jaren geleden heel actief was en nu een stuk minder: ben je niet veel te optimistisch de wereld ‘nog’ te kunnen veranderen?

In de discussie zou je laatstgenoemde vraag ook kunnen omkeren. Kun je de hoogst noodzakelijke duurzame omwenteling en voor de toekomst voldoende voedsel, zorg, welzijn en woningen garanderen, terwijl het kapitaal en de macht  in handen zijn van een kleine groep? Waartoe leidt dit dan?
      Of een andere variant. Kunnen de biotechnologische, technologische en digitale ontwikkelingen sociaal en veilig worden toegepast en aangestuurd in een wereld waarin het kapitaal, de productiemiddelen, de wetenschap en de politieke macht ‘in handen zijn’ van slechts enkelen?
    ‘Actief socialisme en vrijheid’ gaat wel, expliciet, uit van een mogelijke sociale en economische ommekeer, zonder te beweren dat dit makkelijk realiseerbaar is. Eerder: de meest moeilijke vragen niet uit de weg gaan. Zonder precies te weten hoe dat moet, maar stellen dat daar permanent naar moet worden gezocht.

Deze vragen kunnen tot een actuele politieke discussie leiden, op allerlei manieren, ook lokaal, in buurten en wijken, net zo goed als in en tussen politieke en andere organisaties.
    Het boek heeft aan het eind een kort hoofdstuk met een aantal mogelijke discussiestellingen. Enkele hiervan:

‘Een betere en socialere samenleving is mogelijk.’

‘Het volstaat niet wanneer tegenover het uitgebuit en onderdrukt worden, alleen maar ‘het niet uitgebuit worden’ staat.’

‘Wil men eigen culturen bewaren dan nog kan dat slechts in een totaal andere context dan die van het isolement.’

‘Een gesprek aangaan, ook dat kan helpen een grondslag voor socialisme te vinden.’

‘Bewustwording is belangrijk, maar niet toereikend.’

‘Is het voorstelbaar dat een stelsel onophefbaar is, dat het steeds maar doorgaat zowel de natuur als grote groepen mensen aan zich te onderwerpen?’

‘De grote machtsvragen die politiek van belang zijn, betekenen niet dat de kleinschalige en deelsuccessen minder belangrijk zijn.’

‘Het ideaal hoog houden, de basis ervoor zo sterk mogelijk maken.’

‘Proletariërs van alle landen, verenig je!’ (Karl Marx en Friedrich Engels, Het communistisch manifest)

Het gaat om stellingen waarover in de daaraan voorafgaande hoofdstukken argumenten zijn aangedragen. Hopelijk is het zo mogelijk een bijdrage aan kennis over macht en politiek te leveren, maar ook een praktische gezamenlijke inzet aan de orde te stellen.

















vrijdag 26 oktober 2018

‘Actief socialisme en vrijheid’ – De inhoud


In de vorige weblog werd het nieuwe boek aangekondigd: ‘Actief socialisme en vrijheid – Pleidooi voor hechtere linkse samenwerking’. Dit verschijnt op 13 november, met een boekpresentatie om 20.00 uur bij boekhandel Godert Walter in Groningen.
      Wil je daar komen, teken dan wel even in bij de boekhandel: 050-3122523 of per mail  info@godertwalter.nl .

Het boek is niet alleen theoretisch, maar richt zich ook op de praktijk. De Nederlandse en internationale politiek. Met als uitgangspunt de stellingname dat Marx’ uitspraak dat de arbeiders, het volk zich moet verenigen niet zomaar een leuze was, maar een voorwaarde is voor een grote sociale verandering. En dat bij de herdenking van Marx’ 200ste geboortedag men toch voornamelijk weer blijft hangen is historische beschrijvingen. Hoe belangrijk, verhelderend of zelfs fundamenteel die ook mogen zijn, je verandert er de wereld niet mee. Bewustwording is belangrijk, maar niet voldoende.

In mijn boek leidt deze stellingname tot een opbouw van eerst meer filosofie-historische hoofdstukken, met vervolgens steeds meer accent op de betekenis van de praktijk. De conclusie die onderbouwd wordt is dan dat linkse, socialistische en progressieve ecologische krachten, in de brede zin van het woord, structureel meer en grondiger moeten samenwerken.
      Er is een duurzaam verband nodig voor de langere termijn van linkse partijen, vakbonden, bewegingen, actiegroepen en personen, die samen een democratische sociale macht vormen. Samenwerken op dat wat verenigt en meningsverschillen grondig bespreken. Niet alleen aan de top, maar net zo goed in discussies en scholing aan de basis, dus op verschillende manieren.
    Het gaat hierbij niet om een toevallige periode na een magere verkiezingsuitslag of iets dergelijks, die noopt tot samenwerking, maar om een langere termijn perspectief van verbetering, sociaal en ecologisch. Lastig misschien, maar noodzakelijk.


In het boek leidt dit tot de volgende inhoudsopgave:

1    De stelling ‘Een betere en socialere samenleving is mogelijk.’ Logisch toch?
2    Aristoteles en de actualiteit
      Op zoek naar het juiste midden
3    Politiek in het oude China
      Confucianisme en de debatten over Zout en IJzer
4    Klimaat, evolutie en maatschappijvisie
      Sociale en ecologische vragen komen altijd bij elkaar
5    Jean-Jacques Rousseau
      Een fundamentele paradox en een realistisch idee over de duurzaamheid
      van het staatsbestel
6    Joseph Dietzgen
      Hoe je in de praktijk om kunt gaan met uiteenlopende visies
7    Hegel, Feuerbach en Marx
      Maatschappelijke vervreemding en het klimaat
8     Een kanttekening bij Marx’ werk en Marx-interpretaties
       De twee historische pijlers voor een structureel socialer perspectief
9     Antonio Gramsci
       Hegemonie als dynamisch denken over macht
10   Geschiedenis, democratie, Rosa Luxemburg en de actualiteit
       De drie politieke pijlers van een strijdbare democratische socialistische partij
11    De neutrale mens, zijn wereld en de vervreemding
        Intelligent beredeneerde onmacht
12    Ongelijkheid, alternatief en macht
        Voor verandering is macht nodig
13    Boeddhisme, betrokkenheid en een socialer perspectief
        Twee persoonlijke pijlers om het vol te houden
14    Het speelveld van de vrijheid en het proletariaat van nu
        Verspilde macht, ofwel Een dubbel appèl om mee te doen
15    Kunnen linkse mensen eigenlijk wel samenwerken?
        Noodzakelijke organisatie en vrijheid
16    Het vanzelfsprekende opheffen
        Binding, inzet, Machiavelli en Spinoza
        Proletariërs van alle landen ...?
17    ‘Eendracht maakt macht’, slogan of meer …?
         De pijlers van een permanente revolutie, samenwerken!
18    Actief socialisme en vrijheid
        ‘Proletariërs van alle landen’ en nog enkele oneliners

Hopelijk geeft dit een eerste indruk. Nog even wachten en je kunt het boek lezen. Te bestellen bij de boekhandel, Uitgeverij Damon of bij de auteur. Zie de website www.jasperschaaf.nl .
















zondag 21 oktober 2018

Nieuw boek: ‘Actief socialisme en vrijheid – Pleidooi voor hechtere linkse samenwerking’



– Maar het is dat dekselse individualisme, dat diep in de hele denkwijze van ook diegenen steekt, die zich ‘socialist’ noemen, die tegen het individualisme donderen maar dat zelf niet uit hun hoofd kunnen zetten. Zij zijn zelf particulieren gebleven en hebben zich het communisme niet eigen kunnen maken. –

Joseph Dietzgen, 1886


Op 13 november a.s. komt mijn nieuwe boek uit, ‘Actief socialisme en vrijheid – Pleidooi voor hechtere linkse samenwerking’.  Uitgegeven door uitgeverij Damon.
    De boekpresentatie is ’s avonds 20.00 uur bij boekhandel Godert Walter in Groningen. Voor intekening, zie hieronder.

Vanaf 2011 heb ik me speciaal verdiept in het thema ‘macht’, vooral geïnspireerd door het werk van Karl Marx en Friedrich Engels. En door anderen, zoals Baruch de Spinoza, Joseph Dietzgen en Ludwig Feuerbach.
      Dit leidde tot verschillende publicaties, waaronder het boek ‘Het speelveld van de vrijheid’ in 2014. Het nieuwe boek bouwt hierop voort.

‘Actief socialisme en vrijheid’  belicht ideeën van diverse historische filosofen, maar richt zich vooral praktisch tot de hedendaagse politiek. Het socialisme is veel te veel een versplinterde, soms zelfs individualistische aangelegenheid geworden. Willen socialisten hun doelen realiseren dan is een hechtere bundeling van actief optreden noodzakelijk.
    Samenwerking van partijen, vakbonden, sociale en ecologische bewegingen en personen. Niet incidenteel maar langdurig. Elkaar kritisch scherp houden, solidair, samenwerken waar het kan, opbouwen, helder zichtbaar zijn als socialisten.

Marx 200ste geboortejaar is dit jaar hier en daar herdacht, vooral door overzichten te bieden van zijn leven en zijn analyses.
      Heel goed. Maar er was betrekkelijk weinig aandacht voor de vraag wat je er anno nu in de praktijk nog mee moet. ‘Actief socialisme en vrijheid’  ziet als belangrijk punt dat Marx niet alleen de structuur en werking van het kapitaal laat zien, maar vooral oproept verenigd te strijden om de kapitalistische hegemonie op te heffen. Dit leidt tot de conclusie dat samenwerken en een sociale macht te vormen nodig is, zonder te ontkennen dat dit in de praktijk lastig is. Die moeilijkheid niet uit de weg gaan!

Op de achterkant van het boek wordt dit aldus samengevat:
      Een nuchtere vraag: kunnen we onze maatschappij veranderen? Impulsief: ja, toch. Bijna niemand gelooft echter dat je het kapitalisme kunt afschaffen. Terwijl velen helemaal niet in de weldadigheid van het kapitalisme geloven. Over deze paradox gaat ‘Actief socialisme en vrijheid’.
      Het uitgangspunt is: ‘een betere en socialere samenleving is mogelijk’. Dat wordt uitgewerkt naar actuele vormen van politiek denken en handelen. Inspiratiebronnen zijn ideeën van Marx, Engels en anderen, waaronder die van Aristoteles, Spinoza, Rousseau, Dietzgen en Sivaraksa. Kan theorie bijdragen tot structurele sociale en ecologische verbeteringen? Deze vraag leidt tot een pleidooi voor hechtere linkse samenwerking.

Op de presentatie op 13 november zal het boek door de auteur worden toegelicht. Eerste reacties worden gegeven door Daan Brandenbarg en Masja Zwart vanuit politiek en vakbeweging. Na publicatie is het boek bruikbaar als ‘idee’ voor verdere discussies over samenwerking en andere relevante thema’s van de socialistische politiek.



Datum: dinsdag 13 november 20.00 uur
Plaats: Boekhandel Godert Walter, Oude Ebbingestraat 53, Groningen
Toegang gratis
Aanmelding bij de boekhandel. Vanwege beperkt aantal zitplaatsen is vooraf reserveren noodzakelijk: 050-3122523 of per mail  info@godertwalter.nl


















zondag 14 oktober 2018

Pierre Abélard, een ketterse voorloper


Nog één keer, na vorige twee blogs, wil ik even stilstaan bij het voortreffelijke boek van Theun de Vries ‘Ketters’.
    Een dikke pul geschiedenis kan een nadeel hebben dat het bijna te veel is om te behappen. Een groot voordeel van ‘Ketters’  is echter dat veel namen van filosofen en theologen in een maatschappelijk kader worden geplaatst en de continuïteit in de geschiedenis in zicht is.
      Continuïteit, wel met veranderingen en vernieuwingen, maar met zichtbare en benoemde verbanden ervan. Zo kun je een filosoof als Pierre Abélard (1079-1142) zien als een gewoon iemand met interessante opvattingen, de betekenis van zijn denken wordt des te duidelijker als zichtbaar wordt waarop hij reageert, wat de reacties van anderen zijn, en hoe hij voorop loopt in een ontwikkeling.

Door Abélard als een ketter te ‘verketteren’ wordt hij in De Vries’ boek een schakel in een ontwikkeling, want de ketters houden bij De Vries een stempel van emancipatie, vernieuwing en vooral van onafhankelijk, kritisch denken.
    Inderdaad: de hele geschiedenis van de mensheid lijkt te draaien om het zelfstandig denken en de vrijheid om dat te mogen doen, het denken dat door de machthebbers van staat en religie steeds weer wordt beknot. Waar men dan althans tracht dat denken te vergeten, dat echter in of na de repressie toch weer door de strijdbare vervolgden en nieuwe generaties wordt erkend en verwerkt.
    En dat gaat zo – zoals ieder kan weten – tot op de dag van vandaag. Wanneer journalisten vermoord worden om hun onafhankelijk denken en onderzoek, staan zijn in een lijn waarvan ook het denken van Pierre Abélard een schakel vormt.
    Een kwetsbare, maar toch onbreekbare lijn. Er zál zelfstandig worden gedacht: zoals door Socrates, door Abélard, door Bacon, door Descartes, door Kant en duizenden vandaag de dag.

Kant hierbij noemen? Ja, Abélard kan als één van de voorlopers van empirisme, rationalisme en de Verlichting worden gezien. Niet dat hij alles voorzag natuurlijk, eerder door zijn inzet zelfstandig te denken en zijn gedurfde analyses van de werking van de taal.
    Pierre Abélard, ook bekend als Petrus Abealardus, mengde zich in de zogeheten ‘universaliënstrijd’. Het betrof hier de vraag naar de aard en reikwijdte van algemene begrippen.  Dit raakt vragen die er in de huidige kennistheorie er nog steeds toe doen. Als je spreekt over ‘dé mens’ of ‘dé vrijheid’, waarover heb je het dan? Sommigen dachten dat je het dan over een reëel (apart) bestaand iets had, anderen dat je slechts een verbale eigenschap aan iets toekent, niet veel meer dan wat woorden.
    Abélard neemt dat vraagstuk serieus en probeert tot een dialectische tussenoplossing te komen. Daartoe onderzoekt hij de logica van de taal waarin dergelijke algemene begrippen voorkomen. Die blijken dan niet willekeurig te zijn, maar doelen ook niet op een wezen dat zelfstandig bestaat. Het gaat om taal en kennis en die dienen rationeel onderzocht te worden.
      Dan gaat het om zelfstandig onderzoek, taalanalyse en de rol van het verstand in het kennisproces ineen! Waarmee Abélard als voorloper van latere filosofen – de grote figuren én de thema’s – kan worden gezien.

Zoals zo vaak werd het hem niet in dank afgenomen. Kerkvorsten bestreden zijn opvattingen en de paus deed in 1141 zijn werk in de ban. Zonder dat Abélard werk daarmee overigens vergeten werd.
    Theun de Vries noemt Abélard één van de ‘grote academische ketters’. Voorloper van een vrij wetenschappelijk denken. Zó genoemd blijkt de strijd voor vrij denken, zowel dat denken zelf, als de toepassingen ervan, steeds weer aan de orde.
      Bij Abélard wordt iets zichtbaar van alle grote stromingen nadien, zowel de idealistische als materialistische varianten, de empiristische als rationalistische invalshoek, alsmede de dialectische inzet om wat waardevol is te benoemen en te behouden en bijzaken, onzin of platte instrumentalistische exploitatie van de kennis kritisch af te wijzen.





Bronnen (o.m.):

Theun de Vries, Ketters, Veertien eeuwen ketterij, volksbeweging en kettergericht, Uitgeverij Querido, Amsterdam 1982, pp 235-238.

Jan Bor, Errit Petersma, Jelle Kingma, De verbeelding van het denken, Geïllustreerde geschiedenis van de westerse en oosterse filosofie, Uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen 1995, pp. 185-191.








Pierre Abélard (1079-1142)














donderdag 11 oktober 2018

Opium van het volk


‘Opium van het volk’, de uitspraak van Marx die zo vaak verguisd is en zo slecht begrepen. Opium van het volk: de onthulling van de verhulling.

De vorige blog attendeerde op het meesterwerk van Theun de Vries: ‘Ketters, Veertien eeuwen ketterij, volksbeweging en kettergericht’. Dit dikke boek laat tal van ketterbewegingen uit de geschiedenis zien. Het toont aan dat religieuze strijd en burgeroorlogen heel vaak in wezen om een klassenstrijd draaiden. Terwijl de staat, de machthebbers en de rijken hun christendom optuigden met rituelen waaraan iedereen mee diende te doen, komen uiteindelijk de armen, onderdrukten, de slaven en arme boeren en soms een verlicht deel van een opkomende burgerij in opstand tegen die dwingende macht van de kerk.
    Religieuze strijd verhult de strijd die echt wordt gevoerd, de klassenstrijd, de sociale strijd, die door repressie nog niet volledig openlijk uitgesproken kan worden. Steeds weer zijn het echter de armen en onderdrukten die ketterse bewegingen vormen.

Tal van voorbeelden zijn in ‘Ketters’ te vinden. Zo schrijft De Vries over de religieuze strijd in de 15e eeuw: ‘Het ging niet zonder interne schokken. De controversen hadden zich als zo vaak in godsdienstig gewaad gehuld. De arme lagen van het Boheemse volk in stad en land, die nog maar net bezig waren een eigen klasse te vormen, een soort ‘vierde stand’, hadden op dat ogenblik geen andere leiders dan de chiliastische priesters van het extreme type.’ (p. 438)
      Chiliasme: het perspectief van de eeuwige vrede dat in het normale wereldse leven niet kan worden bereikt, waarmee dus de verlossing elders wordt gedacht. Een verlossing die wenkt, de armen zijn het immers meer dan zat nog langer onderdrukt en uitgesloten te worden. Hun religieuze strijd is echter óók de verhulling van de eigenlijke klassenstrijd.

Wanneer Marx zich in 1843-1844, zijn vroege jaren van vorming en reflectie in gezelschap van linkse door Hegel beïnvloede jongeren, met de religiekritiek en vooral met Feuerbachs filosofie heeft bezig gehouden, komt hij tot de conclusie dat de tijd van het verhullen voorbij is. Het proletariaat rammelt aan de poorten van de macht. Partijvorming en organisatie worden mogelijk. De consequentie is dat de nieuwe klasse openlijk kan optreden. De verhulling voorbij.

In dat kader kijkt Marx vooruit én terug. Dan schrijft hij over de religie als vorm van strijd die nog verhuld en vervreemd is, maar nu wacht op de openlijke omslag, de gedaante van de klassenstrijd, die eigenlijk al lang aan de orde is.
      Zelfs Georg Hegel schreef al in zijn ‘Rechtsfilosofie’ over de uitbuiting van de arbeidersklasse, zonder hier overigens nog de conclusies van openlijke strijd aan te willen verbinden, zoals Marx dat nu wél gaat doen.

Wat schrijft Marx? Onder meer dat de religiekritiek niet meer nodig is, omdat de openlijke politieke emancipatie nu op de agenda gezet moet worden: ‘Voor Duitsland is de kritiek op de religie in hoofdzaak geëindigd en de kritiek op de religie is de voorwaarde van alle kritiek.’ (p. 87)
      Daarna, à la Ludwig Feuerbach: ‘De grondslag van de niet-religieuze kritiek is: De mens maakt de religie, de religie niet de mens. De religie is namelijk het zelfbewustzijn en het gevoel van eigenwaarde van de mens die zichzelf óf nog niet gevonden óf al weer verloren heeft.’ (pag. 87)
    De religie als nog onvolmaakte uitdrukking van de strijd tegen onderdrukking en ellende. Marx zegt dan ook: ‘De religieuze ellende is tegelijk zowel de uitdrukking van de werkelijke ellende, als het protest tegen de werkelijke ellende. De religie is de verzuchting van het gekwelde schepsel, het gemoed van een harteloze wereld, evenals zij de geest van geestloze toestanden is. Zij is het opium van het volk.’ (pp. 87-88)

Het gaat om ‘protest’, om de verhulling van de strijd die al wel speelt, veel meer dan om bedwelming door nog onvolmaakte visies. De vorm moet opengebroken worden, de sociale politieke strijd centraal gesteld.
      Marx zegt dus beslist niet dat religie alleen maar onzin is, maar eerder een nog een vervreemde, ongeëmancipeerde vorm van de onvermijdbare strijd. Marx, kritisch refererend aan Hegel: ‘Het is dus de taak van de geschiedenis, nadat de andere wereld van de waarheid (dus die van de religie) is verdwenen, de waarheid van deze wereld te bewerkstelligen.’ (p. 88). De ‘waarheid van deze wereld’, dat is een uitdrukking die hij aan Feuerbach ontleent, maar hier uitwerkt met de dynamiek van Hegels dialectische filosofie, gericht op een revolutionerende verandering. Kort gezegd: een oproep tot actie, tot revolutie.
      Actie in het hier en nu, niet langer gericht op een eeuwigheid elders. Verlossend, maar het gaat dus om een heel andere soort verlossing, een heel praktische.

En nog veel meer. Het zijn onthullende bladzijden, pas helemaal te begrijpen tegen de achtergrond van de discussies onder kritische jongeren en filosofen in Duitsland én Marx’ eigen ontwikkeling. Lees deze eerste, spannende bladzijden van dit artikel maar meermalen met aandacht.
      In andere woorden herhaalt Marx hetzelfde. Het tekent zijn positie, is beslist niet denigrerend ten aanzien van de religie, maar zoekt de historische plaatsbepaling, die een nieuw politiek perspectief opent. Dat van strijd om de sociale macht voor de onderdrukte klassen.

Verbergen lijkt niet meer nodig. Misschien een al te optimistische gedachte, als men wat Marx voor het Duitsland mogelijk acht voor de hele mensheid mogelijk zou achten. De sociale en klassenstrijd kan echter wel gevoerd en uitgesproken worden.
    En nu dan? Regressie van de geschiedenis? De ongerichte klassenstrijd neemt keer op keer weer de vorm aan van religie. Dat vraagt om nieuwe, verder gevormde emancipatie.

Niet alle religieuze strijd hoeft een klassenstrijd te zijn. Of toch? Zijn het ooit de rijken die deze voerden zonder een motief van eigenbelang? In ieder geval is de positie van tal van jongeren en groepen in het geding, die uitgebuit worden, zowel zichtbaar en duidelijk als in nieuwe verhullende, vervreemde vormen.
      Het is tot aan de dag van vandaag vaak bitter noodzakelijk de onderliggende motieven van strijd en geweld en de daarbij gekozen bewoordingen te ontdekken. Gewelddadige strijd moet worden afgewezen, maar een zuiver negatieve, disciplinerende en niet onderzoekende houding daarover brengt de wereld zó weer terug naar de repressie van de middeleeuwen. Met varianten van al die bloedige verschijnselen die Theun de Vries in zijn ‘Ketters’ zo onthullend heeft beschreven.

Aan het einde van de Koude Oorlog heeft in Rusland de Orthodoxe Kerk schielijk weer haar oude positie teruggepakt. En vandaag de dag is er internationaal veel ellende waarbij de dogma’s de straat weer trachten beheersen. Er is weer veel te doen rondom religie en identiteit, waarvan daarom de werkelijke drijfveren benoemd en besproken moeten worden.
      Marx zag dat beslist goed: er is uiteindelijk maar één weg, en dat is ‘vooruit’, emancipatie en opheffing van de ongelijkheid en het cynisme. Sociale strijd, open, solidair en zonder dogma’s.





Bronnen:

Karl Marx, Bijdrage tot de kritiek op Hegels rechtsfilosofie, Inleiding, in Karl Marx, Over godsdienst, staat en het joodse vraagstuk, 2e druk, Uitgeverij Pegasus, Amsterdam 1979, pp. 87-105.
N.B. Deze tekst is dit jaar opnieuw verschenen, samen met enkele andere klassiekers, zie Uitgeverij Vantilt, Nijmegen.

Theun de Vries, Ketters, Veertien eeuwen ketterij, volksbeweging en kettergericht, Uitgeverij Querido, Amsterdam 1982.














donderdag 20 september 2018

Theun de Vries – Ketters, klassenstrijd en ook nog de Vrije Wil



‘De controversen hadden zich als zo vaak in godsdienstig gewaad gehuld.’


Toen vijf jaar geleden Jos Perry’s biografie van Theun de Vries uitkwam wijdde ik er een korte blog aan (op 20 oktober 2013). Zeker heel kort in vergelijking met De Vries’ omvangrijke werk. Dat beslaat honderden titels, romans, gedichten en historische studies. De biografie heeft de treffende titel ‘Revolte is leven’.

Een geweldig historisch werk van De Vries is ‘Ketters, Veertien eeuwen ketterij, volksbeweging en kettergericht’. Dit boek bewijst hoe terecht het was dat de schrijver in 1979 een eredoctoraat kreeg van Rijksuniversiteit Groningen. Terecht, om de vele analyses, de beschrijvingen en de nauwgezetheid ervan.

‘Revolte is leven’ blijkt niet alleen te slaan op de schrijver als persoon. Hij beschrijft in ‘Ketters’ talloze ketterse, heterodoxe bewegingen van het vroege christendom, de islam en nog veel meer tot en met de christelijke reformatie. Steeds waren er mensen en bewegingen die zelfstandig dachten en zich verzetten tegen opgelegde dogma’s .
    En steeds weer blijken in dergelijke bewegingen belangrijke sociale motieven mee te spelen. Het zijn vaak bevrijdingsacties met een theoretisch omhulsel, dat dan filosofische, maar eerder nog religieuze vormen aanneemt. Vandaar dat in ‘Ketters’ gezegd wordt: ‘De controversen hadden zich als zo vaak in godsdienstig gewaad gehuld.’ (p. 438)

Was het strijd? Dat was het zeker. De nauwgezette studie rept keer op keer over het aantal slachtoffers, door strijd, veldslagen en vooral extreme straffen als onthoofding en de brandstapel. De kerk kon er wat van als het ging de mensen weer in het gareel te persen. De straffen en heksenverbrandingen door de eeuwen heen kostten per saldo honderdduizenden het leven.

Tot het niet meer kon. Marx schrijft daar later over. Eerst dat de geschiedenis tot nu toe er één is van klassenstrijd. Nu, dat bewijzen de vele concrete tegenstellingen wel, waarin het altijd maar weer in sterke mate draaide om strijd tegen ongelijkheid, onderwerping en uitbuiting. En dat er óók een emancipatie nodig was waarin de religieuze gedaante van de strijd vervangen moest worden door een rationele en politieke vorm. Dat wat Ludwig Feuerbach en Karl Marx later beogen.

Wat klinkt dat actueel. De tegenstellingen die verhuld worden, waardoor de religieuze vorm lijkt te overheersen. Het geloof van de migranten en de vermeende joods-christelijke wortels van onze cultuur. Wortels? Vrijheden zijn door sociale strijd verworven, daar vind je ‘wortels’.
      Niet alleen het verhullen speelt, want de extreme uitingen verhullen de gevolgen niet, de ware oorzaken echter wel, of zeker gedeeltelijk en in belangrijke mate.

‘Ketters’ is voor hedendaagse politieke strijd en discussie over religie, migranten, identiteit en meningsvrijheid een uiterst leerzaam boek. Dik, heel concreet, prima in delen te lezen.
      O ja leerzaam, dat dan natuurlijk ook over de Vrije Wil. Deze duikt vanzelfsprekend bij talloze controversen op als een duveltje uit een doosje. Zijn bestaan is nog onzekerder dan god zelf, maar hij werkt! Tegen de voorbeschikking in.
      Wat is die Vrije Wil toch een plaaggeest. Kijk naar de politiek in de hedendaagse jas, waar zit de Vrije Wil nu weer? Zit’ie links of juist rechts?





Bronnen:

Theun de Vries, Ketters, Veertien eeuwen ketterij, volksbeweging en kettergericht, Uitgeverij Querido, Amsterdam 1982.

Jos Perry, Revolte is leven, Biografie van Theun de Vries (1907-2005), Uitgeverij AMBO, Amsterdam 2013.


Koop ‘Ketters’ antiquarisch, zie www.boekwinkeltjes.nl










Theun de Vries













vrijdag 14 september 2018

Eierschelpen en de vraag ‘Bestaat toeval?’


Ben je wel eens op een Waddeneiland geweest, op het strand?
      Wat vind je dan van de volgende vraag: Wanneer op het strand waar honderden, zo niet duizenden schelpen in de eblijn bij elkaar liggen, een niet al te opvallende kleine schelp in tweeën wordt getrapt door wandelaars en een schelpenzoeker de ene helft daarvan opraapt, is het dan mogelijk dat deze zelfde persoon ongeveer 70 dagen later de tweede helft ook nog vindt?

Zo ja, wat een toeval! Maar neen, zoiets kan geen toeval zijn, dat is voorbeschikt, bijvoorbeeld veroorzaakt door een bepaalde reeks van voorafgaande gebeurtenissen. Of toch ook: hij wilde hem vast graag vinden, hij zal wel erg zijn best ervoor hebben gedaan. Dat blijkt, maar dat kan eigenlijk helemaal niet, want je vindt echt na ongeveer 140 keer eb en vloed dezelfde schelp niet terug!
      Of het was een opvallende schelp? Maar dat was het volgens de vraag helemaal niet en dan zou bovendien iemand anders er allang mee aan de haal gegaan zijn.

En wat is toeval? Als docent filosofie heb ik met heel wat klassen over deze vraag gediscussieerd. Een vraag die – zogauw je verschillende aspecten, situaties, tijdfaseringen, verklaringen, de verleidingen van de taal overwegend, de nuances en dergelijke gaat onderscheiden – vast wel bevredigend, goed of bijna oplosbaar is. Bijvoorbeeld kan vanuit een strak causaliteitsbeginsel het toeval ontkend worden. Er is altijd wel een (soort van) oorzaak te benoemen.
      Is het wel een boeiende of zinvolle vraag? Waarschijnlijk toch wel vanuit de nuances die toeval, causaliteit of noodzaak incalculeren en daar vanuit doordenken.

Toch bewijst de Eierschelp (Gastrana fragilis) – althans enkele exemplaren van deze soort – dat ik hardop durf te zeggen: ‘Wat een toeval!’ Of zelfs: ‘Toeval bestaat.’ Terwijl je zoveel over de Eierschelp kunt zeggen dat het helemaal geen toeval is dat die bestaat en je er dus ook wel brokstukken van moet kunnen vinden.
      Ergens, toch? En hoe interessant de evolutie of de geschiedenis van de ontwikkeling van soorten ook mag zijn, met een heleboel determinisme én toeval erbij, bestaat menselijk gezien een toeval gewoon, zelfs als dit in laatste instantie niet ‘echt’ bestaat.

Ter zake dan: wat is een Eierschelp? Zie de eerste foto. Daarop zie je twee Eierschelpen. Dit zijn vrij verse exemplaren, opgeraapt in Zuid-Portugal. Een wat teer, misschien onopvallend schelpje. Ook in het Middellandse Zeegebied is deze schelp beslist niet zeldzaam. Geen ‘collector’s item’ wellicht, maar welbeschouwd best mooi. In alle schelpengidsen over deze gebieden zijn duidelijke afbeeldingen te vinden.







Op het Noordzeestrand, zoals de Waddeneilanden zul je – zo goed als zeker – zo’n verse Eierschelp (nog) niet vinden. Het is meer een subtropische soort. Wie weet dat door de opwarming deze schelp hier nog eens normaal kan worden. In het standaardwerk ‘Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied’  wordt de Eierschelp niet behandeld, immers voor zover bekend leeft zij er niet.

Toch kun je aan de Nederlandse kust soms een Eierschelp, een hele of een fragment ervan vinden. Zij het dat deze schaars of zelfs zeldzaam zijn. Hoe komen die hier? Zo’n 120.000 jaar geleden was er tussen de laatste twee ijstijden een warmere periode. Tussen de ijstijden, interglaciaal. Dit tijdperk wordt het Eemien genoemd. In die tijd kwamen ‘hier’ weekdieren voor van het subtropisch klimaat. Zoals de Eierschelp. De schelpensoorten zijn op zich meestal heel oud.
    Uit deze periode kun je nu nog schelpen vinden, fossiel. Als je ze vindt zijn ze meestal grijs, in verschillende tinten. Vooral zijn ze vaak kapot, althans zeker met de meer tere soorten zoals de Eierschelp is dat het geval.

De volgende foto toont zo’n oude, fossiele Eierschelp. Gevonden op Schiermonnikoog op 24 september 2010, nabij paal 8. Bijna gaaf, ook grijs en wel met een barstje en een gaatje erin, maar daarom juist een mooi voorbeeld. Dat barstje met dat gaatje, dat langs de top loopt, dat zie je vaker bij de Eierschelp. Vaak breken de schelpen daar. En ze breken makkelijk, want ze zijn dunschalig.
    Deze vondst, was dat al toeval? Ja natuurlijk, je moet de schelp maar net zien en veel ervan zie je niet op Schier. In die zin toeval, maar weer niet helemaal. Sinds ik de vorm ervan vrij goed ken van Portugal, past die in mijn zoekbeelden en zal ik een exemplaar van de Eierschelp eerder zien dan voorheen.






De derde foto toont een exemplaar gevonden op 2 december 2013 op hetzelfde eiland, nabij paal 10. Deze laat de genoemde verdere afbreuk zien, inclusief het barstje dat de andere schelp ook heeft. Kwetsbaar dus, met de kenmerkende breuk. Nu een groot gat, een heel stuk is er uitgebroken.
    Deze schelp is tegelijk nog wel compleet genoeg om er snel de Eierschelp in te herkennen. Bovendien, bij vaker kijken en zoeken verfijnt het zoekbeeld kennelijk, zie je ze eerder, al blijft het op zich een schaarse schelp. Die dus niet vaak gevonden en geregistreerd wordt. Het toeval speelt natuurlijk een rol, ze moeten er wel liggen om ze te vinden. En dat weet je gewoon niet. Ook al kunnen de zeestromingen de schelp onverbiddelijk naar dit ene punt gevoerd hebben, dat klinkt dan niet als toeval, maar als een dwingende oorzaak.







Ook deze zomer weer enkele keren op Schiermonnikoog geweest. Vanaf de stad Groningen ben je er zo, en bestaat er iets mooiers dan de Wadden?
    Zo vond ik dit jaar op 26 juni bij paal 11 weer een brokstuk van een Eierschelp. Groot genoeg om het duidelijk te herkennen. De rechterhelft is goeddeels afgebroken, maar de vorm van de schelp is duidelijk genoeg.
      Je hebt het bij de determinatie van schelpen doorgaans makkelijker dan de vogelaar, want ze vliegen niet weg en thuis kun je ze rustig bekijken. Ook de achterkant met de spierafdrukken die in schelpengidsen allemaal afgebeeld staan en dus goed vergeleken kunnen worden, als wordt dat bij slijtage wel veel lastiger. Wat niet wegneemt dat er ook genoeg soorten zijn die moeilijk te herkennen zijn, soms van maar enkele millimeters groot.

En dan nog een brokje, zie foto 4. Gevonden 70 dagen na de vorige vondst, namelijk op 3 september ook op Schier, ook bij paal 11. Een brokje, een fragment van een kleine schelp viel op. Zonder direct goed te kunnen zien wat het was.
      Om zoiets heel te houden heb ik kokertjes van ‘ouderwetse’ filmrolletjes bij me, en het stukje zonder verder breken meegenomen. Het heeft even geduurd voor ik goed zag wat het was. Een fragment determineren kan lastig zijn.







Een paar dagen later mail ik aan Thijs de Boer van het Schelpenmuseum Paal 14 op Schiermonnikoog over een andere schelp, die voor mij nieuw was, die ik hier nu verder buiten beschouwing laat.
      Ik schrijf hem in deze mail vervolgens dat ik ook nog een fragment vond, dat lijkt op een deel van de Eierschelp, maar het nog niet helemaal zeker weet, ook door de slijtage van de binnenkant van het fragment. Voor ik dat schreef bekeek ik de ronding, of die ook voorkomt bij andere Noordzeeschelpen. En natuurlijk naar andere kenmerken waar je bij het determineren op moet letten.
    Op het moment ik mijn idee over dat fragment van 3 september beschrijf, een Eierschelp opper en vraag om een ‘definitief oordeel’, schiet me de vondst van 26 juni te binnen, dus van ruim twee maanden eerder. Een ingeving. Opeens het beeld van: was die Eierschelp niet zo afgebroken dat dit nieuwe fragment er bij past?
      Dat het misschien zelfs van dezelfde schelp is? Dat kan natuurlijk niet. Het zou té toevallig zijn. De notities erbij gezocht: allebei gevonden nabij paal 11, dus vrijwel op dezelfde plek, kan dat?
    Zie de foto’s 5, 6 en 7. Eerst zie je de kapotte schelp van 26 juni, dan de fragmenten van 26 juni en 3 september bij elkaar geschoven.









Inderdaad, wel heel toevallig. Het nieuwe stukje, de rechterkant past aardig bij het eerder gevonden stuk. ‘Past aardig’, kijk goed, het past niet helemaal. Aan elkaar geschoven schuiven delen van de rand over elkaar heen, en de stukjes zijn niet van één schelp maar van twee, met een iets verschillende grootte. Ze zijn gebroken, maar zeker niet platgetrapt, want dan zouden er slechts flinters over zijn. Samen bijna een complete schelp.

Toch lijkt het bizar. Twee delen van een schaarse soort schelp, die zo aardig bij elkaar passen, op vrijwel dezelfde vindplaats door één persoon gevonden. Je mag het zeggen, is dit toeval? Misschien zijn er nabij deze plek wel meerdere van deze schelpen aangespoeld. ‘Dan is het geen toeval’, kun je zeggen. Maar daar is verder – voor zover ik weet – niets van bekend. Deze vindplaats wordt niet zó druk bezocht, maar in de periode van de zomervakantie zijn er echt wel meer schelpenzoekers.
    Of  kun je zeggen: ‘Het is helemaal geen toeval.’ Daar kun je ook voor pleiten, immers de schelp past in mijn zoekbeelden, en ik heb er buiten Portugal wel meer gevonden, ook op Terschelling en op de Zandmotor tussen Ter Heijde en Kijkduin.
    Dat de twee stukjes bij elkaar aansluiten is ook weer niet zo vreemd als je bedenkt dat, zoals genoemd, de breuklijnen vaak ongeveer hetzelfde of in ieder geval vergelijkbaar zijn.

Geconcentreerd, al typend aan het mailtje bedacht ik de definitieve oplossing van de determinatie van het kleine fragmentje. Door de vergelijking van de fragmenten weet ik nu zeker dat het twee maal een Eierschelp-restant betreft. Zo gaat de wetenschap (een beetje) vooruit.
    Misschien is iemand het niet met deze ‘definitieve’ determinatie eens. Prima, kom maar kijken. En het toeval, bestaat het nu wel of niet? Het onverbiddelijk natuurverloop in en na de interglaciale periode van het Eemien heeft een aantal (fossiele) soorten opgeleverd waarvan een deel onvermijdelijk gevonden moet worden. ‘Niets toevalligs aan.’
    Vanuit schelpenzoekersperspectief is het wel heel toevallig dat tussen de duizenden brokken en brokjes op verschillende tijdstippen op vrijwel dezelfde plek twee stukjes liggen die als een puzzeltje bij elkaar passen. Heel toevallig. Het past en toch net niet.
      Die ‘twee tijdstippen’ zeggen echter weer niet zo veel, want er schuiven heel wat schelpen op het strand dagenlang heen en weer voor ze wellicht hoger op het strand een meer vast plekje vinden. En in zee lijken schelpen en andere objecten als veen, hout en barnsteen ook vaak redelijk dicht bij elkaar te blijven, in dezelfde stroming wellicht.

Is hiermee een antwoord gegeven op de vraag waarmee deze blog startte? Kan één persoon in een tijdbestek van 70 dagen twee helften van dezelfde schelp oprapen? In het algemeen kun je zeggen dat de kans hierop uiterst klein is. Onmogelijk is het echter niet. Alhoewel: in de vraag staat ook dat de schelp gevonden zou kunnen worden wanneer die door een wandelaar in tweeën in getrapt. Flink trappen op de dunschalige schelp levert echter meer dan twee stukjes op, dus wat dat betreft kan het weer niet. Enzovoorts. Er is veel meer zinvol te overwegen bij deze vraag.

In het totale natuurverloop hoef je alles wat er verandert natuurlijk niet als toeval te duiden. Het zijn net zo goed ‘kansen’ in een bepaald kader die deterministisch ‘benut’ worden. Voor de zoekende mens daarentegen bestaan vormen van toeval wel. Je kunt niet alles kennen of vinden. En opeens vind je een mooi passend iets waar je dat helemaal niet verwachtte. Het menselijke perspectief leidt dan tot de reactie: ‘Wat een toeval!’
    Tegelijk speelt iets mee dat geen toeval (meer) is, namelijk gegroeide kennis. Sinds ik weet hoe deze schelpen er uit zien, zie ik ze ook vaker. Kennis bepaalt mede de waarneming.
    En wat je er verder ook bij verzint: dat van een schaars schelpje op vrijwel dezelfde plek twee aardig bij elkaar passende stukjes worden gevonden door dezelfde persoon, is echt een mooi toeval.
      Leuk toeval. Toeval blijkt vooral ook een beleving.



Als uitzwaaier van dit grote thema bij een kleine schelp nog een laatste foto. Gewoon twee recente exemplaren uit de Algarve. Best mooi schelpje.









‘Bronnen’:

- Als je op Schiermonnikoog komt en je wilt meer weten over de schelpen van de Wadden bezoek dan zeker het Schelpenmuseum Paal 14.

Internet:
- Op internet is heel veel te vinden. Zie bijvoorbeeld de websites van:
- Nederlandse Malacologische Vereniging: www.spirula.nl/
- Stichting Anemoon: www.anemoon.org/
- Schelpenmuseum Paal 14, Schiermonnikoog: www.schelpenmuseum.nl/

Boeken:
Standaardwerk over de Wadden: R.H. de Bruyne en Th. W. de Boer, Schelpen van de Waddeneilanden, Gids van de schelpen en weekdieren van Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog, Fontaine Uitgevers, ’s Graveland 2008.
Standaardwerk over de huidige stand van zaken van de levende schelpdieren van de Noordzee: Rykel de Bruyne en anderen (red.), Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied, Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca), Tirion Natuur (Utrecht) en Stichting Anemoon (Lisse), 2013.















vrijdag 7 september 2018

Hogere lonen en een heel algemene actie


Actie, staking, actie! Boeiend dat PO in Actie een heel logische stap bedenkt: werkers in collectieve sector moeten niet slechts alleen actievoeren, maar allemaal samen. De hele sector, de onderwijzers, de thuiszorgwerkers, de verpleegkundigen, de brandweer, de politie en heel het leger. Wie had het kunnen verzinnen?
      Simpel, iedereen had het kunnen verzinnen, het is logisch, voor de hand liggend.

Had dat dan niet wat eerder bedacht kunnen worden? En waarom niet? Meer dan een tipje van de sluier wordt opgelicht in het interview dat FNV-voorzitter Han Busker een week eerder gaf (De Volkskrant, 1 september). Daarin schort het wat aan actielogica. Omdat de werkgevers het verdommen iets meer van hun winsten af te staan nu het hen goed gaat, en acties voor hogere lonen en goed vast werk nog maar mondjesmaat lijken te lukken, worden veel te ingewikkelde argumenten verzonnen, zo zelfs dat men erin verstrikt raakt.

Kern is dat als het moeilijker wordt dan gedacht, je lef moet tonen. Hoge looneisen zeggen ook iets – neen juist heel veel! – over het recht op werk en een sterke eigen positie van de werker binnen dat werk.
      En wat doet de vakbond, te vaak, men stelt eigen eisen tegenover elkaar in plaats van gewoon naast elkaar. Dan ondermijnen ze elkaar. Een sterke positie in en over je werk drukt zich uit in vaste contracten én in een fatsoenlijk salaris. Een salaris dat omhoog moet gaan en niet naar beneden. Met een contract dat zekerheden moet bieden en de weg naar de uitgang moeten sluiten in plaats van wijd open te laten staan. Als je dat, en bijbehorende eisen, tegenover elkaar stelt, verzwak je enorm de eigen positie. Het hoort bij elkaar, dus knip niet alles in verpieterde brokjes.
    Dus de eisen tegen flexwerk en hoger loon horen gewoon naast elkaar te staan. Dat is logica, een heel praktische. Eén die de ondernemers heel goed snappen, vaak beter dan de vakbond dat schijnt te doen. Als dat zo is kan dat heel helder zijn en leiden tot stappen vooruit. Zoals een algemene staking en acties in de hele collectieve sector organiseren.

Naast elkaar. Zo logisch dat PO in Actie nu zegt: in de hele collectieve sector moeten we ook gewoon de eisen stapelen, naast elkaar en op elkaar. Want alles hoort bij elkaar en wordt bedreigd door het integraal falende overheidsbeleid.
      Klinkt dat egoïstisch? Niet als je het heel goed uit kunt leggen. Zelfs dat is nauwelijks nodig omdat de werker in de praktijk heel goed merkt dat een zwakke positie leidt tot zowel flexwerk en slechte werkomstandigheden als tot een laag loon. En aangezien de problemen in samenleving stapelen, zoals het gebrek aan werkers die het ‘vuile’ werk op straat, in de zorg of voor de klas voor zo weinig geld en met zoveel werkdruk nog willen of kunnen doen, is het allemaal heel begrijpelijk.

Dan is het dus ook logisch dat de vakbonden mee gaan doen met de nieuw aangekondigde grote brede acties. Niet in de kramp schieten en organisaties tegen elkaar uitspelen, niet traineren in vergaderingen over wie nu welke rol moet spelen of voorop mag lopen. Niet concurreren nu samenwerking nodig is.
      Erkennen dat samenwerken moet en acties en stakingen nodig zijn. Dat de hoofdzaken van de strijd voor ieder dezelfde zijn.

Nieuwe bewegingen en organisaties met eigen initiatief en eigentijdse vormen zijn nodig. Bestaande organisaties blijven ook nodig. Omdat met de sociale media massa’s makkelijk op te trommelen zijn, maar de resultaten ook moeten beklijven. Beklijven in vastgelegde vaste contracten, gegarandeerde hogere lonen en sterke sociale regelingen.

Niet in de kramp schieten maar meedoen. In de collectieve sector moet meer worden verdiend, korter worden gewerkt, veel meer (mede)zeggenschap komen over het eigen werk en moeten de kinderen, de mensen die zorg behoeven en de veiligheid in de hele samenleving echt centraal staan. In alle hoeken en gaten.
      Dat alles hoort op het kwaliteitsniveau dat in een ontwikkelde solidaire maatschappij past. Dat niveau is veel hoger dan wat nu in de praktijk bestaat.