donderdag 22 november 2018

Joseph Dietzgen (1828-1888) over individualisme


Met de smartphone als ziel zitten halve volksstammen de hele tijd naar zichzelf te kijken. Ik, mezelf, het individu. Anders dan de ander, nietwaar?
      Volksstammen? Maar, dan is het dus ook kuddediergedrag. Het is niet alleen maar individualisme, tegelijk is het volgzaamheid.
      De waan van de dag volgen, ook in de tijd van Joseph Dietzgen (1828-1888), de oude arbeidersfilosoof, bestond dit. Het is de tegenspraak van overmatig individualisme dat slechts als resultaat het passief volgen van de trend van de dag heeft. De vreemde tegenspraak van de innige band tussen individu en massa. Scheidslijn én band tegelijk.

Het is niet uniek van vandaag de dag. Overmatig en verkrampt individualisme is van alle tijden, ook al wisselen de gedaanten ervan voortdurend van vorm en kan de een het spel beter meespelen dan de ander. Ook onder socialisten in Amerika kwam overmatig individualisme voor. Zoals in 1886, toen er massale arbeidersacties waren in Chicago, waarin onder meer gestreden werd voor een kortere arbeidsdag.
      Wat kwam voor? Het luidruchtig redeneren over je eigen gelijk en het ongelijk van de ander. Tot je er bij neervalt, maar uiteindelijk helemaal niets doet. Ook in Chicago en New York waren er ‘leidinggevende socialisten’ die eerst een hele discussie af wilden maken voor ze wat wilden doen. Dat althans uitdroegen. Wat leidde tot weinig of niets doen door hen, terwijl een massa arbeiders actief demonstreerden en sommigen zelfs hun leven in de waagschaal stelden.

In dat verband schrijft Dietzgen over individualisme: ‘Maar het is dat dekselse individualisme, dat diep in de hele denkwijze van ook diegenen steekt, die zich ‘socialist’ noemen, die tegen het individualisme donderen maar dat zelf niet uit hun hoofd kunnen zetten. Zij zijn zelf particulieren gebleven en hebben zich het communisme niet eigen kunnen maken.’

Leven we nu in een tijd van individualisme? Ja, in vele opzichten, maar tegelijk is het nooit eenduidig, nooit telt het individu alleen. Even indringend speelt het maatschappelijk kader dat actuele vormen van gedrag oproept of zelfs afdwingt, ook dat wat dan vaak individualisme wordt genoemd.
    Wil je dat gedrag niet, dan moet je soms tegen de kennelijke trend in lopen. Dietzgen voelde al aan dat er tijden zouden kunnen komen waarin ‘socialist zijn’ hoe redelijk en afgewogen het ook is, een tijd uit de mode zou kunnen raken. Dan heeft hij één oplossing: behoud de weloverwogenheid, maar vooral de solidariteit. Draag even trots de rode vlag. Hoe groot de weerstand ook is, niet met smoesjes opgeven en in passiviteit vervallen.
    Over de rode vlag, als symbool, schrijft Dietzgen in 1877. Het gaat onder meer om de sociaaleconomische eisen van de socialistische arbeidersbeweging. Hij richt zich dan tegen opponenten die een slappe verzoening prediken, een slapte die de arbeidersklasse niet kan bevrijden.

Dietzgen stelt dan: ‘Wanneer ooit de sociaaldemocratische partij tot een dusdanige zwakheid misleid zou kunnen worden, hoop ik de eerste van een desnoods nog zo klein groepje te zijn, die de rode vlag zal redden. En als dat niet direct lukt, dan toch in de toekomst haar weer voorop te dragen. Matiging! Ja, voor zover het doel dat toelaat. Liefde, mildheid, verzoening! Ja, wanneer het doel is bereikt. Maar geen laffe vrede vooraf, geen verwatering, geen weekhartigheid.’

Dietzgen was in 1886 tijdens de grote acties in Chicago van de Amerikaanse arbeidersbeweging een voorbeeld. Hij zette de spitsvondigheden die anderen beletten actief op te treden resoluut aan de kant, trad welbewust op, bracht de eisen van de arbeiders onder woorden.
      Dat dwong veel respect af. Mede daarom heb ik in mijn boek ‘Actief socialisme en vrijheid – Pleidooi voor hechtere linkse samenwerking’ nog een keer een hoofdstuk aan Dietzgen gewijd.
      Op het schutblad staat het eerstgenoemd citaat. Het richt zich tegen het ‘dekselse individualisme’, dat oppervlakkig beschouwd soms redelijk klinkt, maar alsmaar neerkomt op de universeel herhaalde smoes om passief te blijven toekijken.
      Terwijl het in werkelijkheid eenvoudiger is: je kunt solidair zijn, ook met mensen met wie je het niet helemaal eens bent.




Bron citaat 1: Joseph Dietzgen, Haben wir etwas mit den Anarchisten gemein? (1886). In Joseph Dietzgen, Schriften in drei Bänden, deel III, Akademie Verlag, Berlin (DDR) 1965, p. 14.

Bron citaat 2: Joseph Dietzgen, Herr Adolf Samter, (1877). In Joseph Dietzgen, Schriften in drei Bänden, deel II, Akademie Verlag, Berlin (DDR) 1962, p. 48