Vervolg van: Confucius & co – Het oude China, de staat op orde?
Taoïsme en Nietskunner
– Kijk, indien er geen specifieke groep mensen is om ouderlievend en barmhartig te bejegenen kun je de hele wereld ouderlievend en barmhartig bejegenen. –
Nietskunner
Veel filosofieën kennen een originele kracht, maar ook perioden van vervlakking en soms zelfs van decadentie of corruptie. De in de eerdere blog genoemde ‘debatten over zout en ijzer’ beschrijven de argumenten van confucianistische wijsheid, gericht tegen overdreven regelzucht. Maar dezelfde richting representeert soms juist een staatsideologie met regelzucht, vormen van uiterlijk vertoon en bureaucratie.
Fundamenteel is de kritiek in de taoïstische tekst Wunengzi uit het jaar 887, wat iets als Nietskunner betekent. Hier lezen we een kritiek op machtsmisbruik en bureaucratie. Fundamenteel, er wordt naar achterliggende factoren gekeken. Zoals naar het feit dat Confucius heeft gepleit voor het in acht nemen van juiste begrippen. De kritiek is nu echter dat juist de taal, de woorden en de indelingen een basis kunnen vormen voor machtsmisbruik en onderdrukkende regels.
Het indelen in begrippen betekent het forceren van het natuurlijk leven. Volgens Nietskunner wordt zo het leven uitgeroeid. ‘En dat is de schuld van diegenen die men wijzen noemt.’ Wat duidt op confucianisten.
Indelen, inkaderen, classificeren en reguleren kunnen een grote belemmering vormen. Dit lijkt een vroege kritiek op wat men tegenwoordig ‘framen’ noemt.
Nietskunner wil dit omkeren, bijvoorbeeld vanuit de liefde en zorg voor de familie: ‘Kijk, indien er geen specifieke groep mensen is om ouderlievend en barmhartig te bejegenen kun je de hele wereld ouderlievend en barmhartig bejegenen.’ Van het kleine verband redeneert hij door naar het universele.
Nietskunner toont het taoïstische pad waarin afstand nemen van concrete inhoud en van vaste patronen een grote rol speelt. Overigens eindigt deze kritische tekst met een passage waaruit blijkt dat te radicaal afstand nemen een gevaar kan inhouden, want dit kan leiden tot onverschilligheid.
Dit kan een gevaarlijke consequentie van deze theorie kan zijn, wanneer die niet goed wordt begrepen. Zo’n consequentie is vergelijkbaar met Japanse oorlogsvliegers in de Tweede Wereldoorlog bij wie in de militaire training een morele en psychologische onverschilligheid werd gekweekt met behulp van de (vermeende) praktijk van het zenboeddhisme.
In mijn boek Boeddhisme en betrokkenheid laat ik echter zien dat een zekere afstand nemen een morele en politieke betrokkenheid kan versterken. Het hangt af van de inhoudelijke invulling en uitwerking, en het vinden en behouden van een goede balans.
Nietskunner zou hieraan toe kunnen voegen, dat als alles per se heel concreet moet, de moraal vervaagt. De eis van ‘concreetheid’ wordt dan een dwangbuis, tegenwoordig zeker niet minder dan vroeger. De betere invulling moet uitgaan van zorg voor de ander, zelfs voor iedereen.
Onder de oude Chinese filosofen bestaan verschillen en uiteenlopende accenten. Er zijn echter duidelijke lijnen van denken zichtbaar. De taoïst Lao Zi vindt de beste heerser iemand waar het volk heel weinig van merkt, omdat hij op de achtergrond de harmonie bewaart. Overigens ook weer niet een echt nieuwe gedachte, bij Confucius lezen we iets vergelijkbaars: ‘Indien een vorst oprecht is, zal alles goed gaan zonder bevelen.’
De Chinese filosofen wijzen op de kosmische en sociale orde die er is en die moet worden bewaakt. Ceremonies en juist gedrag weerspiegelen en koesteren de orde, maar kunnen ook vervlakken tot uiterlijk vertoon of een dwangbuis.
Mooi is de gedachte van een overheidstaak vanuit de stille achtergrond. Kennelijk wordt verondersteld dat die stille kracht op de achtergrond doelmatig kan werken, dat de harmonie werkelijk zo wordt bewaard en de belangen van het volk worden gediend.
In deze Chinese politieke en staatsdiscussie gaat het om uitgangspunten van grondhouding, motivatie en handelen die universeler zijn dan het toch al zo grote China van toen en nu.
Gebruikte bronnen van de blogs over de klassieke Chinese filosofie:
– Jan Bor en Karel van der Leeuw (red.), 25 eeuwen oosterse filosofie, Teksten, toelichtingen, Uitgeverij Boom, Amsterdam 2003.
– Annping Chin, Confucius, Een leven tussen filosofie en politiek, Athenaeum, Polak & Van Gennep, Amsterdam 2008.
– Carine Defoort, Nicolas Standaert (red.), Tien stellingen tegen Confucius, Het pleidooi van de Chinese wijsgeer Mozi, Uitgeverij Pelckmans, Kapellen, en Uitgeverij Klement, Kampen 2009.
– Harry Floor, China, Stichting Teleac, Utrecht en Uitgeverij Terra, Zutphen 1985.
– Karel van der Leeuw, Het Chinese denken, Geschiedenis van de Chinese filosofie in hoofdlijnen, Boom, Amsterdam, Meppel, 1994.
– Jan de Meyer (vertaling en toelichting), Wunengzi, Nietskunner, Het taoïsme en de bevrijding van de geest, Uitgeverij Augustus, Amsterdam, Antwerpen 2011.
– George Walter (e.a.), Zout en ijzer, Yantie lun, De kunst van het regeren, Dispuut tussen politici, wijzen en geleerden 2000 jaar geleden in China, Inleiding door George Walter, Naar de Franse uitgave (etc.), Uitgeverij, Ankh Hermes, Deventer 1982.
– Zhuang Zi, De volledige geschriften, Het grote klassieke boek van het taoïsme, Vertaald en toegelicht door Kristoffer Schipper, 3e druk, Uitgeverij Augustus, Amsterdam, Antwerpen 2007.
Over politiek en oosterse filosofie schreef ik eerder het boek Boeddhisme en betrokkenheid.