vrijdag 9 juni 2017

De realist Spinoza en een economie van veiligheid en onveiligheid



‘Als twee mensen bijeen komen en hun krachten bundelen, zijn zij tezamen tot meer in staat en hebben zij bijgevolg samen meer recht over de natuur dan ieder afzonderlijk. En naarmate meer mensen op deze wijze zich in hun nood hebben verbonden, in die mate zullen zij allen in hun vereniging meer recht hebben.’

Benedictus de Spinoza


Bovengenoemd citaat van Benedictus de Spinoza staat in zijn ‘Politieke verhandeling’, hoofdstuk 2, paragraaf 13. Het heeft onvermijdelijke consequenties voor het inzicht in de verhouding van macht en recht.
      Je zou kunnen zeggen dat iedereen over krachten beschikt, dat die verenigd kunnen worden tot macht, dat rechten en het recht hier (mede) op gebaseerd zijn, en dat bij een meer massale vereniging de invloed op de politieke macht en het recht groter wordt.
      ‘In hun vereniging’ hebben mensen meer rechten, dus ‘proletariërs en progressieve mensen van alle landen, verenig je!’

Dit is een visie die men vaak onaangenaam vindt. Recht moet autonoom en duurzaam zijn en vooral niet aan de grillen van de macht onderhevig. Maar let op: Spinoza spreekt in deze visie geen waardeoordeel uit, hij pleit in zijn werk radicaler dan zijn tijdgenoten voor democratische macht en voor zo redelijk mogelijke rechten en politieke vormen. Maar hij wijst op een feit.
      Spinoza’s filosofie is realistisch. Recht volgt uit macht, dat is niet leuk, maar een feit. Wat niet wegneemt dat er vervolgens in concrete situaties nog heel veel aan toe te voegen is.

Pas hoorde ik een spreker – die Spinoza’s filosofie goed kent – zeggen dat deze denker met zijn emotietheorie en zijn idee over het recht dat door macht wordt bepaald te negatief, te pessimistisch is. Recht heeft een eigen ontwikkeling, zou je kunnen zeggen, die poets je na een lange ontwikkeling en maatschappelijke inbedding niet meer weg.
    Dit even in mijn woorden, volledig voor mijn rekening, de letterlijke tekst van de spreker heb ik niet bij de hand, dus qua nuances loop ik het risico iemand niet goed te citeren. Maar het vraagstuk bestaat. Het gaat niet om deze spreker, maar om de zeer wezenlijke vraag die in het geding is. Is het recht sterk genoeg de grillen van de macht te weerstaan?
      Recht moet bescherming bieden, zeker tegen de willekeur van verschuivende machtsposities. De spreker veronderstelde kennelijk dat het door de eeuwen heen ontwikkelde burgerlijk en strafrecht, staatsrecht en internationaal recht sterk genoeg zouden zijn om voldoende weerstand te bieden tegen aantasting.

Vergelijkbaar was een opmerking die niet zo lang geleden een student tegen me maakte toen ik zei een boek te schrijven over vrijheid en macht. Gewend aan mijn les over ethiek kon ze zich nauwelijks voorstellen dat je serieus over macht kon filosoferen, want dat was een negatief begrip dat erop duidt dat de vrijheid wordt ingeperkt. Hoe kan zo’n thema nu interessant zijn voor serieuze filosofie?
    Het antwoord is dat het interessant, maar misschien helemaal ‘niet leuk’ is, omdat het veel zegt over politieke verhoudingen en de rechten van mensen. Realisme dat je niet uit de weg moet gaan.
      Spinoza schrijft in zijn filosofie over emoties ook over ‘lelijke’ emoties, en probeert daar op een realistische manier iets tegenover te stellen. Dat resulteert in een idee waarin emoties niet op een naïeve manier worden weggepoetst, maar positieve emoties de negatieve moeten weerstaan of in balans moeten brengen.
      Kort gezegd. Geen ‘wishful thinking’, wel een denken dat zich richt op het streven naar de best mogelijke en democratische samenleving.

Spinoza staat niet alleen in zijn idee dat macht en recht innig verbonden zijn. Ook bij Aristoteles, Machiavelli, Hegel, en later Bakoenin en Marx zijn macht en recht nauw verbonden. Of dat nu aanspreekt of niet.
      Dat is een stevig discussiepunt, dat overigens onverlet laat dat als recht op macht gebaseerd is, het recht nog altijd ook een eigen, relatief autonome ontwikkeling doormaakt of door kan maken. Daarin kan dat recht sterk worden ontwikkeld, dus naar verhouding meer autonoom of ‘machtiger’ worden. Maar dat hoeft de uitkomst niet te zijn.
      Deze nuance van ‘relatieve autonomie’ geldt nog steeds, wanneer genoemde denkers als plausibel worden geaccepteerd. Maar genoemde spreker en de student van destijds hoeven, als zij consequent zijn, dat niet als voldoende te accepteren en dan zit je middenin een principiële discussie.

De term ‘relatief autonoom’ werd net genoemd. Een term die marxisten vaker hebben gebruikt. Het is een belangrijk begrip, maar kan ook een stoplap worden. Als verondersteld wordt dat een ontwikkeling zoals van het recht afhankelijk is van (bijvoorbeeld) macht, moet die verhouding met haar specifieke kenmerken en ontwikkelingsfasen nog worden onderzocht. De algemene bewering is dan heuristisch, helpt het denken, maar om deze te bewijzen zijn er meer feiten en argumentaties nodig. (Dat gaat deze blog te buiten.)
      Als die concretisering lukt, ontdek je het min of meer autonome aspect, de eigen kenmerken van het ontwikkelde recht, en de wijze waarin het aspect van afhankelijkheid zich ontwikkelt.
      Daarvan uitgaande kun je zeggen dat het recht zich relatief autonoom ontwikkelt, maar met een specifieke structuur. Eronder ligt nog altijd de machtsbasis van een bepaald gewicht aan ondersteuning, draagvlak ofwel de politieke macht van ‘de massa’. Deze steun kan veranderen van vorm en kracht, of zelfs verdwijnen.

De eigen ontwikkeling van het recht en de rechtsvormen kent (dan) dus een eigen ontwikkeling en een externe, soms heel sterke invloed, tezamen een spanningsveld. De kunst is goed uit te leggen hoe de verhouding en interacties precies verlopen. Wat meestal pas kan als de ontwikkeling al lang gaande is, zoals Georg Hegel ooit opmerkte.

De hierboven aangeduide spreker kán gelijk hebben dat het recht zo sterk ontwikkeld is dat geen macht het nog kan weerstaan. Ook dat is mogelijk wanneer je vanuit contexten en interacties denkt, wanneer een ontwikkeling lang en grondig was en dus per saldo heel sterk is geweest, sterk in het funderen van een bepaalde morele richting.
    Maar kritisch bekeken, kun je je afvragen of er dan geen ‘wishful thinking’ aan de orde is. Namelijk dat men zo graag wil dat het recht en de mensenrechten alle uit macht en geweld voorkomende vormen van onrecht kunnen weerstaan. Of helaas: is het niet zo dat wanneer de massa op drift raakt ook het recht op de loop gaat? De geschiedenis, ook van vandaag, geeft daar al te vaak vreselijke voorbeelden van.
      Dan is het formele recht misschien niet weg, maar komt dit vaak pas aan de orde als mosterd na de maaltijd. Dan is het laagje beschaving té dun en kan macht als primitieve vormen van vereniging bestaan. Dan nog voor het recht en voor mensenrechten opkomen betekent strijd en de noodzaak van organisatie.

Dergelijke vragen met betrekking tot recht(en), ethiek en macht(en) spelen bij de grote huidige en toekomstige vragen over veiligheid en onveiligheid. En bij de organisatievormen om die vragen aan te kunnen, zeg maar bij het realiseren van een economie en politiek van veiligheid en onveiligheid. Maatschappelijke vormen die – op z’n minst als vragen – nu en in de nabije toekomst urgent zijn.
      Veiligheid wordt één van de grootste vraagstukken van de toekomst en misschien wel een van de belangrijkste dragers van de economie. De mens kan veel en wanneer het recht soms zo betrekkelijk (zwak) is in de praktijk, zal veel van de toekomstige maatschappij, zowel de economie als de bovenbouw van het recht tot en met het theater, nauw vervlochten zijn met vragen over veiligheid.

Moraliteit en recht ontwikkelen zich (momenteel) veel langzamer dan de technologie, de biologie en de verdere wetenschap. Er beklijft ook niet een rechtssysteem in een mooi en helder parallel proces, maar eerder als een soort frictie van aantrekking en afstoting, liefde en haat. En met veel prachtige veelomvattende maar vaak ook verhullende termen als vrijheid, privacy, zelfbeschikking, enzovoorts.
    De technologische en kennisontwikkeling is (momenteel) oneindig veel sneller en dynamischer dan de morele ontwikkeling en het recht. Dan blijken sterke krachten vrij te komen, die niet als vanzelfsprekend wel beheerst kunnen worden.
      Denk aan korte tijd geleden, hoe de komst van asielzoekers naar het schijnt in enkele weken het denken over politiek sterk beïnvloedde. Of denk aan de sociale media die communicatie en uitingsvormen ook in een betrekkelijk korte tijdspanne zo veranderde als weinig voorzagen. Voor men erover nadacht was het al zover. En drones gooiden al bommen voor men wist wat dat voor dingen waren.

De snelheid van de ontwikkeling blijft (voorlopig) groot en in veel opzichten ongeremd. Er bestaat geen enkele garantie dat die snelheid niet nog enorm kan toenemen, waardoor het overzicht, de grip, en zeker het recht en de moraal nog verder in het geding komen.
      Concrete veiligheidsvraagstukken volgen bijvoorbeeld uit: (burger)oorlogen, Islamitische Staat en veel mogelijke look-alikes, groei van kapitalistische militaire en semi-militaire bedrijven, veel soorten ICT-bedreigingen, niet meer passende snelheidsverschillen in het wegverkeer, genetische manipulatie in heel uiteenlopende vormen, biotechnologische ontwikkelingen, nieuwe drugs, verscherping van de tegenstellingen arm en rijk, het bedreigde klimaat met tal van deels nog ongekende aspecten, drones met een onbekend pakje (wat zit daar nu in?), energieproblemen, toenemende bevolking, inperking van delen van de aarde die nu nog bewoonbaar zijn, tal van technologische hulpmiddelen en bewapening waar individuen en groepen gebruik van kunnen maken en die bovendien makkelijk beschikbaar of reproduceerbaar zijn, manipulatie van de materie op alle mogelijke schaalniveaus, mogelijke productie van zichzelf ontwikkelende systemen, overstromingen en voedselgebrek. En nog meer. Met alle bijbehorende crisissituaties, onzekerheden, emoties en een permanente morele zoektocht.

Dit zijn geen losse ontwikkelingen, ze werken alle op elkaar in. Ogenschijnlijk willekeurige problemen, van totaal verschillende orde en fasering, blijken andere toch weer te raken.
      Vergeleken hiermee is de morele laag van bewustzijn matig ontwikkeld. Deze doet er wel toe, zoals de rechtsstaat, het internationaal recht, morele discussies, enzovoorts. Maar veel van het bewustzijn verkeert nog in een meer primitieve staat, die tot op zekere hoogte nog wel paste bij het verleden, maar waarin nu steeds meer complexe vragen beantwoord moeten worden. Ook door personen, ook op privéterrein. Waarop allerlei winstmakers, uit op persoonlijk profijt – in de media, enzovoorts – weer inspelen. Wat het er voor velen niet makkelijker, maar eerder moeilijker op maakt.

We gaan daarom niet alleen naar een beleid van veiligheid, maar ook naar een recht en economie van veiligheid en onveiligheid, waarin ook het beperkte (vermeende) eigenbelang alle aandacht verdient.
    Kunnen moraal en recht verkeerde emoties of egoïsme met nieuwe gedragsvormen bedwingen? In de hele filosofie van alle culturen was dat al een van de hoofdvraagstukken, maar deze is zeker nu urgent.
    Boven aangeduide spreker kan wel wensen dat democratie en recht zo sterk zijn dat ze emoties kunnen bedwingen, maar dat recht en de rechtsstaat hebben hier niet alleen een sterk beleid en een economie van veiligheid nodig, ook doorzettingsmacht, waarin recht niet alleen wordt opgelegd, maar wordt ingebed in een sterke sociale structuur. Hoe kan anders (bijvoorbeeld) een echt goed klimaatbeleid over de hele linie of zelfs de hele wereld worden afgedwongen, zonder in onderdrukkende structuren te vervallen?

Spinoza stelt dat negatieve emoties tegenhangers moeten krijgen in positieve emoties. Tegenover egoïsme hoop bijvoorbeeld. Hoop die bijvoorbeeld door eendracht kan ontstaan. Dat is belangrijk leerpunt. Negatieve emoties met een egoïstische trek en agressieve uitingsvormen ervan, kunnen niet alleen met contrageweld worden opgelost. Er moeten op alle schaalgroottes en tot in de haarvaten van de samenleving positieve tegenontwikkelingen worden georganiseerd, die begrip, bewustzijn én controle mogelijk maken.
      Naar de vormen ervan zal men moeten zoeken, maar vooral moet de sociale component worden georganiseerd. Sociale macht. Vereniging van mensen die niet wegkijken van de grote vragen die alle veranderingen met zich meebrengen. Er hardop over spreken. Lukt dat niet dan zal de emotie angst (blijven) regeren.

Macht en recht zijn innig verbonden en het gaat om veel meer dan de directe politiek van belangen alleen. Eerder om een balans van werkingen, die de aarde en het leven, ook het sociale menselijke ervan keer op keer versterkt én realistisch is over bedreigingen.
    Het recht alleen is te zwak om alle bedreigingen op inhoudelijke of formele argumenten te kunnen weerstaan. Gelijk hebben is meer dan ooit nog lang geen gelijk krijgen. Keer op keer zullen grote vragen moeten worden onderkend en tot besluiten moeten leiden. Dat wordt voorlopig niet meer anders.
      Dit alles kent het aspect van massaliteit, dus van brede democratische betrokkenheid. Het huidige leven is zowel collectiever als individueler, ook een spanningveld dat enorm veel sterker meespeelt, door alle nieuwe ontwikkelingen. Dat vergt een veel hogere graad van scholing, sociaal en ecologisch bewustzijn en organisatie. Dus ook de daarbij passende ontwikkeling van het recht. En dit – paradoxaal – in een tijdperk van vaak slecht ontwikkelde organisatie, met weinig binding van de ‘massa’.
      De technologie en wetenschap met alle facetten zijn zo vloeibaar en snel, inclusief bijbehorende bedreigingen, dat Spinoza’s realisme over recht en macht hierbij niet gemist kan worden.

Niet alleen het recht, ook de vrijheid en specifieke vrijheden zijn in sterke mate mede van macht afhankelijk. Het aanpakken van veiligheidsvragen is ondenkbaar zonder werkelijk massale maar ook veelvormige democratische organisatie. Mensen ‘in hun vereniging’. Er ligt hier nog een stevige taak voor mensen, organisaties, vakbonden, bedrijven, politieke partijen en overheden.
      Wat de filosofie betreft: Spinoza is óók een sterk politiek denker. Dat mag bij de vele loftrompetten die je bij zijn werk momenteel zo vaak hoort, nooit worden vergeten. Hij is een ‘harde’ realist met een hoog moreel doel.
      Daarbij is Spinoza’s universele visie een voorbeeld voor de mensen van nu, die de wereld niet meer goed kunnen begrijpen wanneer ze alleen op beperkte schaal om zich heen kijken. Je eigen geluk nastreven is belangrijk, maar niet het enige dat telt. Want dan is de fundering drijfzand.





Bron van het citaat: Benedictus de Spinoza, (Hoofdstukken uit) De politieke verhandeling, Ingeleid, vertaald en van commentaar voorzien door W.N.A. Klever, Uitgeverij Boom Meppel, Amsterdam 1985, p. 51.
In andere woorden met dezelfde strekking ook in: Benedictus de Spinoza, Staatkundige verhandeling, Uit het Latijn vertaald en toegelicht door Karel D’huyvetters, Uitgeverij Wereldbibliotheek, Amsterdam 2014, p. 53.

Over dit vraagstuk en samenhangende vragen gaat mijn boek: Het speelveld van de vrijheid, Uitgeverij Damon, Budel 2014.