vrijdag 16 juni 2017

Jeugdzorg als maatstaf van beschaving


In de zorg en hulpverlening aan jeugd en jongeren kun je het beschavingsniveau van de samenleving afmeten. Immers, het is de zorg voor mensen op een kwetsbare leeftijd en tegelijk zorg voor de toekomst, dus een wezenlijk vormend aspect voor de hele samenleving. En dit voor wie deel uitmaakt van deze samenleving en wie er beroep op doet, zoals jonge asielzoekers.

Zorg voor de jeugd is – samen met onderwijs en gezondheidszorg – een complex geheel. Niet voor niets zijn er ooit gespecialiseerde opleidingen voor opgezet, vanuit onder meer een orthopedagogische en psychologische achtergrond, met aandacht voor tal van samenhangende maatschappelijke processen.
    Het is inderdaad complex. De jeugdzorg behelst veel aspecten die krachtig of juist subtiel op elkaar inwerken. Denk aan individuele en sociaal-medische aspecten, aan psychologische en gezinssituaties, aan opvoedingskwesties, aan groepsprocessen in de buurt waarin de jongeren opgroeien. Of, anders gesteld, bijvoorbeeld gaat het om misbruik of criminele zaken. Of, als je het over behandeling hebt, om hulpverlening thuis of in een instelling. Kortdurend en licht, of langdurig en intensief. Vrijwillig of in sommige situaties met dwang. Enzovoorts.

De jeugd is gelukkig vaak gezond, maar er kan veel aan de hand zijn. Vaak zijn lichtere vormen van ondersteuning in de eigen woonsituatie of wijk voldoende, maar niet altijd. Er kan een deskundig en uitvoerig traject van zorg of hulp nodig zijn, al dan niet samen met de sociale omgeving.

Dat brengt ons bij de vraag: kun je jeugdzorg aan sociale wijkteams en aan het gemeentelijk ambtelijk apparaat overlaten? Dat is zeer de vraag. Een doordachte wijkgerichte aanpak is zonder meer heel goed, maar biedt niet altijd een voldoende oplossing. Daarom moet de kwaliteit van het werk in de jeugdzorg worden geborgd, en dat is niet altijd mogelijk op een klein schaalniveau.
    Terwijl dat is wat er wel (vaak) is gebeurd. Daarmee is de jeugdzorg in een lastig parket gebracht dat niet alleen met meer geld op te lossen is.

De coördinatie moet in veel gevallen een (veel) grotere schaal dan de gemeente omvatten en deskundig zijn. Tegelijk zijn de echte deskundigen nodig in het veld, zijn ze onmisbaar voor de uitvoeringspraktijk. Daarom mag de deskundigheid niet wegsijpelen naar allerlei organisatie- en afstemmingsperikelen, wat wel gebeurt als de zorg niet op orde is.
    Met andere woorden, de overheveling van de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg naar de gemeenten heeft een probleem opgeleverd dat op gemeentelijke schaal alleen niet goed is op te lossen.

Ongeveer een week geleden kreeg de jeugdzorg even de volle aandacht die zij verdient. Door het voorbeeld van de Kindertelefoon waar het evidente onzin is deze per gemeente te willen regelen en de greep aan de noodrem van kinderpsychiaters en anderen, wist ook de Tweede Kamer een reeks van voorbeelden op te hoesten waarin de zorg tekort schiet. Voor acute ernstige problematiek staat een kind op de wachtlijst, of moeten de ouders misschien verhuizen om betere zorg te krijgen. Enzovoorts.

Maar de oplossing is nog ver weg. Een beetje bijreguleren is onvoldoende. De kunst is op een passend schaalniveau te coördineren, de echte deskundigen ruimte te (blijven) geven in het uitvoerend werk, en als financiële ondergrens de zorg voor elk kind te garanderen.
      Het gaat op de korte termijn én om meer geld, én om de deskundige steun en zorg op zowel individueel als groepsniveau (gezin, jeugdgroepen, cultuur, buurt, wijk etc.) te garanderen. Bezuinigen op de jeugd is bezuinigen op beschaving.