dinsdag 16 mei 2017

Mozi en de taak van de overheid


Vervolg van: Confucius & co – Het oude China, de staat op orde?


Mozi en de taak van de overheid


– Zorg voor elkeen! – Mozi


De Chinese filosoof Mozi (479-381 v. Chr.) bepleit dat de politiek – vorst en staat – goed rekening houdt met de materiële belangen van het volk. Tevens spreekt hij zich uit tegen de verkwistende leefwijze van de adel. Zijn pleidooi vraagt om respect voor allen.
      Mozi vindt dat je in de politiek het denken en belang van de ander tot uitgangspunt moet nemen. Je zou kunnen zeggen dat hij onder vrijheid verstaat dat het een voorrecht is rekening met de anderen te mogen houden. Vrijheid als voorrecht uit te mogen gaan van anderen. Het primaat ligt dus niet bij jezelf of het eigenbelang.
      Mozi zegt: ‘Als men het land van anderen zou beschouwen als het eigen land, wie zou dan nog opstaan om het land van anderen aan te vallen?’ Dit is een mooie variant op de bekende ‘gulden regel’ van de ethiek. Zo kan de vrede worden bewaard.

Meester Mo of Mozi is de grondlegger van het mohisme, een stroming die in China minder aanwezig is gebleven dan confucianisme, taoïsme en boeddhisme, maar wel heeft doorgewerkt. Net als bij andere richtingen zijn de geschriften die aan Mozi worden toegeschreven waarschijnlijk ontstaan in verschillende perioden van het mohisme.
      Mozi wordt vaak gezien als opponent van het confucianisme. Hij pleit niet voor een sterke familieband als doel op zich, waardoor bijvoorbeeld ook heersers en ambtenaren hun eigen dynastieke lijn moeten verdedigen. Hij pleit voor ‘Werving van de besten’ om het land, de maatschappij en de orde van de Hemel te dienen.

Mozi’ s centrale principe is ‘Zorg voor elkeen.’ De ander en de totaliteit van de samenleving staan zo centraal.
      Soms wordt dit principe vrij collectivistisch verwoord, waardoor het misschien niet verbaast dat Mao Zedong eens zei dat Mozi ‘een heilige is met helderder inzichten dan Confucius.’
      Logisch volgt uit ‘Zorg voor elkeen’ de moeite die Mozi heeft met het verheerlijking van oorlogen en krijgskunst. Hij pleit tegen aanvalsoorlogen. Situaties die oorlogen rechtvaardigen lijken er ook te kunnen zijn, maar slechts wanneer de sociale ordening erom vraagt. Dit zijn dus uitzonderingen.

Mozi ziet de oorlog als verkwistend, egoïstisch, als een groot maatschappelijk drama. De oorlog is altijd weer een gebeurtenis met heel andere gevolgen dan heersers het volk eerst voorspiegelen.
      Mozi denkt hierover dialectisch. Winnaars worden uiteindelijk vaak verliezers. Bijvoorbeeld omdat oorlogen de overwinnaar heeft uitgeput en de families van de doden met hun verlies zitten. De uitgeputte staat valt vervolgens makkelijk ten prooi aan een andere machthebber.
      Ook psychologie speelt een rol: de winnaar is niet opgewassen tegen de verleidingen van het succes en zijn ijdelheid zal hem kwetsbaar maken, de kracht zal resulteren in zwakte.

Mozi is niet de enige die tegen de oorlog pleit. In het taoïsme en andere richtingen – zoals het boeddhisme – bestaan resolute pleidooien tegen de oorlog. Lao Zi zou gezegd hebben dat de ware vorst niet heerst ‘op basis van wapens.’
      Dat laat onverlet dat Mozi’s stellige verweer tegen de agressieve oorlog opmerkelijk is. Het is een beschavingsoffensief in een tijd van decadentie, waarin al dan niet onder de juiste titel een ‘confucianisme’ werd ingezet om dat verval te verhullen of zelfs te verdedigen.
      Mozi’s idee van ‘Werving van de besten’, een pleidooi eigenlijk voor meritocratie, doet modern aan. Hetzelfde geldt voor zijn sociale ‘Zorg voor elkeen’, het pleidooi tegen aanvalsoorlogen en zijn algemene inzet voor soberheid. Parallellen bestaan in allerlei vormen in verschillende culturen en in het Westen bij filosofen als Immanuel Kant en Karl Marx.




Gebruikte bronnen worden vermeld in de derde blog in deze korte serie over Chinese staatsfilosofie, ‘Taoïsme en Nietskunner