maandag 2 januari 2017

Wie was de arbeidersfilosoof Joseph Dietzgen?


Joseph Dietzgen (1828-1888) was leerlooier, een vakman die ook een bedrijf kon organiseren, maar hij werd vooral bekend als ‘de arbeidersfilosoof’. Gedeeltelijk autodidact las hij veel filosofie. Zoals het werk van Ludwig Feuerbach en bij Karl Marx signaleerde hij ‘tussen de regels door’ in diens ‘Kapital’  een doorwrochte filosofie. Dietzgen formuleert zelf een filosofie zonder te claimen origineel te zijn. Hij richt zich in de eerste plaats op de kennistheorie, polemisch gericht tegen de neokantianen. Deze schatten volgens hem de kennismogelijkheden van de mens niet goed naar waarde en stellen die beperkter voor dan ze in werkelijkheid zijn. Dat neokantianisme vervult daardoor een negatieve ideologische functie in de bewustwording van de arbeidersklasse.

Dietzgen werd druk gelezen door de socialisten van zijn tijd, door Wladimir Lenin, door de Duitse sociaaldemocraten en in Nederland onder meer door Henriëtte Roland Holst en Anton Pannekoek. Herman Gorter schreef in 1931 zelfs een lovend gedichtje over Dietzgen in zijn bundel ‘De arbeidersraad’. Dit gedichtje luidt:


Dietzgen

Dietzgen, die ’t wezen van het denken leerde
Als het zien van het algemene in
’t Bijzondere. Dat dus het absolute
Ondenkbaar is


Wie was Dietzgen? Hieronder volgt een korte levensschets van deze propagandist van het revolutionaire marxisme.

Peter Joseph Dietzgen wordt geboren in Blankenburg nabij Keulen op 9 december 1828 in een familie van leerlooiers. Hij blijft, trouw aan de familietraditie, het leerlooiervak beoefenen. Later schrijft hij handarbeider te zijn. Tevens is hij in verschillende perioden eigenaar van kleinere en voor die tijd middelgrote leerlooierijen. Na de lagere school bezoekt Dietzgen korte tijd enkele middelbare scholen, maar is verder in sterke mate autodidact. Tijdens het werk in de leerlooierij bestudeert hij in zijn werkplaats Goethe en Schiller, daarnaast economie, socialistische literatuur en filosofie. Hij leest er werken van Aristoteles, Kant en Fichte. Wat betreft de filosofie noemt Dietzgen later in een brief aan Marx zichzelf autodidact. Zo kenschetst hij zijn eerste hoofdwerk ‘Das Wesen der menschlichen Kopfarbeit’ als ‘meine autodidaktische Gedanken’.

Op enkele uitzonderingen in actuele situaties na, houdt Dietzgen zich het liefst ver van het drukke praktische politieke werk. Zelf meent hij dat het vele ‘Unterhandeln, Disponieren und Befehlen’ dat bij het politieke werk hoort, hem niet de rust geeft te schrijven en de daarbij benodigde stof te zoeken. Als het echter nodig is toont hij zich bereid politieke taken te aanvaarden. Op 20-jarige leeftijd wordt hij ten tijde van de Duitse revolutie van 1848-1849 in zijn dorp Uckerath politiek actief. Deze activiteiten bepalen mede zijn groeiende filosofische interesse.
    Het werk van Feuerbach en Marx leert hij al vrij vroeg kennen. Van Marx leest hij in 1848 stukken in Die Neue Rheinische Zeitung en iets later, in 1852 wordt het ‘Manifest der Kommunistischen Partei’  bestudeerd. Op 6 juni 1849 vertrekt Dietzgen, mede vanwege de repressie in Duitsland, voor de eerste keer naar Amerika. Daar leeft hij als leerlooiergezel, schilder en leraar. Hij reist als `tramp' rond, te voet of per schip, om in 1851 weer terug te keren naar Uckerath. In 1853 trouwt hij en begint een kruidenierszaak annex bakkerij annex leerlooierij, alweer in de omgeving van Keulen, in Winterscheid.
    In 1859 gaat Dietzgen opnieuw naar de Verenigde Staten. Vanaf dat moment krijgt hij meer connecties in communistische kringen zoals met Friedrich Adolph Sorge. Ook ontstaat hernieuwd contact met zijn jeugdvriend Albert Komp, die op zijn beurt Wilhelm Weitling kent.

In 1861 schrijft Dietzgen het eerste van hem bewaard gebleven artikel, dat gaat over het vraagstuk van de slavernij in de Verenigde Staten. In datzelfde jaar keert hij weer naar Duitsland terug om zijn vaders leerlooierij over te nemen. Hij bestudeert nu nieuwe methoden in de leerlooierij en deze deskundigheid maakt het hem mogelijk om van 1864 tot 1868 als ‘technisch leider’ in de ‘Wladimirsche’ leerfabriek te St.Petersburg te gaan werken. Hier slaagt hij erin de productiecijfers in korte tijd drastisch te verhogen door het invoeren van nieuwe productietechnieken.
    In Rusland publiceert Dietzgen politiek-economische artikelen in een blad van de Duitse emigrantenvereniging Palme. Hierin verwerkt hij Marx’ economisch werk en al snel na verschijnen ook ‘Das Kapital’. Tijdens zijn verblijf in Rusland schrijft Dietzgen zijn bekendste boek, ‘Das Wesen der menschlichen Kopfarbeit’. Dit komt in 1869 uit, nadat hij het manuscript eerst aan Marx en Engels heeft laten lezen. Overigens had hij reeds in 1855 een manuscript klaar, over de aard van de moraal, dat hij Feuerbach zond. Deze tekst is niet bewaard gebleven.

Dietzgen zet zich zijn leven lang in voor de socialistische arbeidersbeweging. Afgezien van Friedrich Engels is hij de eerste die een recensie schrijft over ‘Das Kapital’, verschenen in het Demokratisches Wochenblatt. Dietzgen zou nadien nog in veel socialistische tijdschriften schrijven. Sinds 1867 heeft Dietzgen contact met Marx. Van de periode 1867 tot 1882 zijn een dertiental brieven van hem aan Marx bewaard gebleven.
    In september 1869 bezoekt Marx Dietzgen, die inmiddels uit Rusland weer naar het Rijnland is teruggekeerd. Hij werkt te Siegburg in de van zijn oom geërfde leerlooierij. Dietzgen richt hier een kleine sectie van de Eerste Internationale op en is actief in de Sozialdemokratische Arbeiterpartei. In 1872 neemt hij als afgevaardigde deel aan het Haagse congres van de Internationale. Bij die gelegenheid stelt Marx hem voor als ‘onze filosoof’, waaraan hij mede zijn naam als ‘arbeidersfilosoof’ dankt.

Vlak voor het invoeren van de Duitse ‘socialistenwet’, in 1878, wordt Dietzgen drie maanden gevangen gezet vanwege zijn ‘opruiende’ toespraak: ‘Die Zukunft der Sozialdemokratie’. Ondanks zijn karaktertrek zich het liefst ver te houden van het dagelijkse partijwerk, laat hij zich in 1881 kandidaat stellen voor een Rijksdagzetel. Hij wordt niet verkozen.
    Aan het eind van de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig is Dietzgen een gewaardeerd partijlid. Bovendien trekt zijn filosofie belangstelling, bijvoorbeeld van studenten uit Bonn die hem komen opzoeken. Economisch gaat het hem echter bergafwaarts. Een belangrijke oorzaak hiervan is de opkomst van de grote industrie, waardoor zijn middelgroot bedrijf in een steeds moeilijker concurrentiepositie komt.
    Daarom besluit Dietzgen voor de derde keer naar de andere kant van de oceaan te emigreren. Hij vertrekt in 1884, woont tot 1886 in Hoboken bij New York en daarna in Chicago. De laatste jaren van zijn leven houdt Dietzgen zich bezig met de praktische strijd voor de verkorting van de arbeidstijd in Chicago. Maar zeker ook intensief met de filosofie. Zo schrijft hij nog twee werken die de kern van zijn denkbeelden goed verwoorden: ‘Das Akquisit der Philosophie’  en ‘Streifzüge eines Sozialisten in das Gebiet der Erkenntnistheorie’. Hij sterft op 15 april 1888 en laat meer dan honderd geschriften na: enkele boeken, diverse reeksen brieven, artikelen, ‘preken’ en veel korte krantenartikelen.






Bron van het gedicht: Herman Gorter, De arbeidersraad, Bussum 1931, p. 15.


Deze tekst is een deel van de inleiding van het proefschrift: Jasper Schaaf, De dialectisch-materialistische filosofie van Joseph Dietzgen, 1993.
Voor € 6.- (inclusief verzendkosten in Nederland) te bestellen bij: jasperschaaf@gmail.com