zondag 5 september 2021

Wladimir Lenin over Afghanistan


Wladimir Lenin, zijn politiek en zijn theoretische geschriften, ze zijn voor mij niet heilig. Wanneer in linkse kringen het falen van de USSR wordt besproken, worden de kritische opmerkingen soms gereserveerd voor de periode ná Lenins dood. Deels terecht misschien, maar ook bij Lenin zelf zijn strategisch- politieke, machtspolitieke, ethische en economische factoren aan te wijzen die bijgedragen hebben de opbouw van een sterke democratische socialistische staat te blokkeren.
    Korter kan ik het niet zeggen. Het gaat me echter hier niet om deze kritiek op de USSR, de oudere socialisten hebben ook veel leerzaams te bieden, zo ook Lenin.

In mijn boek ‘Marx, zó gelezen’ uit 2005 schreef ik een stukje over Wladimir Lenin en zijn toenadering van Afghanistan. In dat land was de Britse poging tot overheersing om er een imperialistische bufferstaat van te maken schromelijk mislukt. De Britten werden door de Afghanen verslagen in de Brits-Afghaanse Oorlog van 1919. Lenin denkt hier heel positief over en wil de contacten tussen Afghanistan en de USSR aanhalen.

Hier volgt een deel van mijn tekst uit 2005, een beetje aangepast, zeker niet perfect toepasbaar op het heden en ongetwijfeld inhoudelijk ook wel voor verbetering vatbaar. Maar dat koloniale en imperialistische (materiële én morele) overheersing altijd weer eindig blijken, zegt veel over de actualiteit.
    Uit deze tekst ‘Lenin over Afghanistan’:


‘In de discussie in de arbeidersbeweging van de Tweede Internationale vertolkt Lenin het standpunt dat volkeren in hun vrijheidsstreven moeten worden gesteund. Hij volgt hierin direct Marx, die meer dan eens aangeeft dat volkeren die andere onderdrukken zelf nooit vrij kunnen zijn. Al in een vroeg werk – over ‘het joodse vraagstuk’ – spreekt Marx uit dat sociaal-maatschappelijke en politieke vrijheid, en politieke emancipatie de basis vormen voor culturele, morele en religieuze emancipatie. (1)
    Binnen de socialistische Tweede Internationale was dit standpunt niet vanzelfsprekend. Zo bestond bijvoorbeeld het standpunt dat koloniaal onderdrukte volkeren eerst mee moesten profiteren van de bevrijding van de arbeidersklasse, alvorens ze zelf vrij zouden kunnen worden. Het voltrekken van de geschiedenis werd dan schematisch opgevat. Alsof in de geschiedenis en de klassenstrijd alles in een vaste en duidelijke volgorde plaatsvindt. Vergeten wordt dan ook dat het vrijheidsstreven van volkeren en burgers een enorme bijdrage kan vormen in de beweging van bevrijding van de arbeidersklasse en de mensheid in het algemeen. Dit vrijheidsstreven gaat bovendien samen met het verlangen het eigen leven zelf in te richten en heeft dus ook al de sociaaleconomische componenten in zich, die Marx als basis ziet voor elke emancipatie.

Lenin volgt Marx’ gedachtegang. Volkeren die hun eigen zelfstandigheid bevechten en zo een basis leggen voor verdere emancipatie, verdienen steun. Zijn pleidooi voor het zelfbeschikkingsrecht van volkeren en naties legt in de praktische politiek tal van moeilijke vragen bloot. Sommige volkeren uit het tsaristische rijk keerden zich immers met hun onderdrukkers tegen de Sovjetstaat, en werden van potentieel bondgenoot tot vijand. Dat was voor Lenin echter nog geen reden zijn standpunt op te geven. Hij zag de (werkelijke) onafhankelijkheid van volkeren als steun voor de eigen strijd van de arbeidersklasse tegen kapitalisme en imperialisme.

Dat dit ook in moeilijke tijden het geval was blijkt uit Lenins brief van 27 november 1919 aan de emir van Afghanistan, Aman Ullah Khan. Afghanistan had zich de jaren ervoor vrijgevochten van de Britse onderdrukking. Vanuit het bezette India had Groot-Brittannië getracht ook Afghanistan te beheersen, maar was verslagen. Hierdoor werd Afghanistan een onafhankelijk land.
    Op 27 mei 1919 hebben Wladimir Lenin en Michail Kalinin namens de jonge federatieve socialistische Sovjetrepubliek Aman Ullah een begroeting gestuurd. (2) Zij prijzen het onafhankelijke Afghaanse volk dat zijn vrijheid heeft verdedigd tegen de buitenlandse onderdrukkers, waarmee in de eerste plaats het Britse imperialisme wordt bedoeld. Kalinin en Lenin juichen versterking van de Russisch-Afghaanse betrekkingen toe. Dit betekent meer dan een morele steun op afstand. Wederzijdse hulp kan aanslagen verijdelen van buitenlandse rovers op de vrijheid en de eigendommen van ‘beide grote volkeren’.

In de Pravda en de Izwestia van 17 oktober verschijnt het bericht dat een Afghaanse delegatie Lenin heeft bezocht. (3) De politieke verklaring liegt er niet om. Lenin vraagt de steun van het islamitische oosten in de strijd van de Sovjetmacht tegen het westerse imperialisme. De Afghaanse delegatie bevestigt deze inzet: het uur zal niet ver meer zijn dat de hele wereld zal zien dat er voor westers imperialisme in het oosten geen plaats meer zal zijn.

Afghanistan neemt volgens Lenin een belangrijke plaats in de geschiedenis in: ‘Tegenwoordig is het opbloeiende Afghanistan de enige onafhankelijke islamitische staat ter wereld, en het noodlot schenkt het Afghaanse volk de grote historische opgave om alle onderdrukte islamitische volkeren om zich heen te scharen en hen op de weg naar vrijheid en onafhankelijkheid te begeleiden.’ (4)
    Dat is niet niets. Nu, zo’n honderd jaar later weten we hoe ingewikkeld de politieke geschiedenis is, met al haar mooie glorieuze momenten en haar verdrietige fouten en grote tegenslagen.

Marx en Lenin menen dat in vrijheid de volkeren zelf hun religie moeten bepalen. Vrijheid maakt gesprek en discussie mogelijk. In die discussie kunnen marxisten hun standpunten over religie en levensovertuiging inbrengen. Dat is heel wat anders dan de omgekeerde weg bewandelen: volkeren onderdrukken en uitbuiten en bijvoorbeeld om belangentegenstellingen te verdoezelen tegelijk maar klagen over hun vermeend gevaarlijke religie.
    Veel islamitische volkeren en culturen werden al eeuwenlang door koloniale en imperialistische mogendheden onderdrukt, uitgebuit en vernederd. Vernedering roept een haat of afkeer op die pas na vele, misschien zelfs honderden jaren weer zal kunnen verdwijnen.
    Na eeuwen van onderdrukking van deze culturen is er slechts één goede weg: erkenning, vrijheid, welvaart, bevordering van handel en het respectvol onderhouden van contacten. Zonder dat zal de emancipatie van de islamitische cultuur een fictie blijven. Dit raakt ook de westerse cultuur. Grof geweld in Irak en het vernederen van moslims in westerse landen bedreigen niet alleen de Irakezen en Afghanen, maar ook alle andere naties die hierbij betrokken zijn.
    Lenin ziet een grote historische opgave, die bestaat in de lange weg naar vrijheid en onafhankelijkheid. Vrijheid en onafhankelijkheid kunnen niet door vreemde mogendheden worden opgelegd.’


Tot zover gedeelten uit mijn tekst uit 2005. Deze tekst en de actuele politieke crisissituatie in Afghanistan en onder het Afghaanse volk tonen aan dat de vrijheid in het geding is. Zelfs heel de betekenis van de term vrijheid en de daadwerkelijke toepassing ervan spelen mee. Denk maar eens aan situaties waarin het inperken van reële mogelijkheden voor verdere emancipatie met mooie woorden gepaard gaat.
      Een imperialistische mogendheid beïnvloedt het onderdrukte land niet alleen met materiële middelen, maar ook met het ideële betoog dat gepropageerd wordt. En dat gebeurt nog heftiger in de situatie waarin de bezetter er met de staart tussen de benen vandoor gaat. Dat speelde en speelt ook bij de Verenigde Staten en bondgenoten. Ze kunnen nobele doelen benoemen van de bezetting, en die kunnen ook reëel meespelen, maar het is niet het vrije volk dat daarover heeft kunnen debatteren en beslissen.
    De situatie wordt dan – en ook nu – dat er verschillende vormen van vrijheid, denken over vrijheid en ontwikkelingsmogelijkheden ontstaan. De nieuwe vrijheden kunnen mooi en belangrijk zijn, de tweedeling in een dergelijke samenleving is en blijft voorlopig extreem groot. De bezettende mogendheid kan weliswaar uiteindelijk verliezen, de opheffing van de tweedeling van interpretaties van vrijheid, religies en politieke macht is nog heel ver weg. Waar steeds een deling van goed en kwaad is verabsoluteerd, is de eenheid ver te zoeken.
      Kortom een imperialistische politiek, ondanks alle opsmuk van mooie woorden dat het ‘goed is voor het land en de democratie’, heeft een funeste uitwerking, jaren of generaties lang.

Zo is er geen simpel gelijk van het één of het andere in zo’n wirwar van denken, repressie, beïnvloeding, en reële (on)mogelijkheden. Het vraagt na de ‘bevrijding’ om een enorme inzet en vooral geduld, het tonen van welgemeend respect. De oplossing die Europa nu bedenkt van opvang in de regio, die dus alle Afghanen buiten Europa wil houden is vér verwijderd van een dergelijke respectvolle aanpak. Het is totaal respectloos, het dienen van het egoïstische eigenbelang.
    Hier zullen velen menen dat dit beeld te zwart is, want er wordt toch een bezetting én een oorlog gestaakt? Maar de bijbehorende ruimhartige erkenning van de noodzaak van een idee van moreel en materieel schadeherstel ontbreekt bij het feitelijk harde rechtse standpunt in de VS en Europa.

De macht weer ‘terug bij het volk’ is niet automatisch een garantie voor het goede en de vrede. Zeker niet op het gebied van de religie, wanneer tegelijk vrijheid voor iedereen én de specifieke uitwerking van de menselijke waarden in één visie of een beperkt aantal visies aan de orde zullen komen. Ook wat dat betreft zijn levendig contact, samenwerking en ondersteuning essentieel. Niet alleen om nu mensenlevens te redden, maar om een respectvolle lange-termijn uitweg te vinden, die traditie én vooruitgang respecteert, waarbij het aldus moet gaan om de meest moeilijke uitersten vreedzaam te verenigen op een hoger niveau, dan wat nu gangbaar is.
    De vragen en diepe tegenstrijdigheden die hierbij ontstaan hebben alles te maken met de totaal mislukte poging een staat ‘naar beeld en gelijkenis’ van een westerse staat te maken. Door die vorm van betrokkenheid zijn de VS en Europa nu medeverantwoordelijk voor de nasleep, terwijl ze tegelijk niet mogen inmengen. Hoe kan dit samengaan? In ieder geval door wel in te staan voor de mensen die door alle onrust en geweld in de knel zijn gekomen, en waar dat nog gaat gebeuren. Solidair zijn en dat ook daadwerkelijk blijven. Dus precies verhinderen, niet doen wat Europa nu al probeert jegens nieuwe vluchtelingen, namelijk allerlei onhaalbare voorwaarden stellen en weigeren vluchtelingen op te nemen. Wégkijken is dat.

Imperialisme houdt onder meer een simplistisch denken over ‘de ander’ in, en het daardoor ontstaan van angst die vervolgens nog meer nieuwe onderdrukking oproept. Een botweg afkeren van Afghanistan is daarom het slechtste wat men kan doen. Dat ziet Lenin kennelijk ook. Hij meent daarbij dat de nieuwe natie een eigen internationale rol zal gaan spelen, gericht tegen imperialisme. Een rol die in ieder geval zó benaderd moet worden dat de vrede en de welvaart erdoor versterkt worden.
    Imperialisme kan succesvol lijken, tijdelijk misschien. De imperialistische machtsstrategie heeft echter beslist niet het eeuwige leven. Gelukkig maar. En deze kennis vraagt om een politiek van toenadering en erkenning van de zelfbeschikking. Dit óók om de angsten te overwinnen, daarmee levens te redden en de ontwikkelingsmogelijkheden van een vreedzame materiële basis te voorzien.
    We maken gewild en ongewild samen een verhaal dat nog lang niet af is.





Bronnen
- (1) - Zie K. Marx, Zur Judenfrage, in K. Marx, F. Engels, Werke, deel 1, Dietz Verlag, Berlin DDR 1974, o.m. pp. 348-351 en 369-370. Ned. vert. K. Marx, Over godsdienst, staat en het joodse vraagstuk, Pegasus Amsterdam 2e druk 1979, zie o.m. pp. 49-52 en 75-77.
- (2) - Zie W.I., W.I. Lenin, Briefe, deel V, oktober 1917-juni 1919, Dietz Verlag, Berlin DDR 1968, pp. 380-381.
- (3) - W.I. Lenin, Werke, Ergänzungsband, oktober 1917-maart 1923, (naar de vierde Russische uitgave), Dietz Verlag Berlin DDR 1971, pp. 130-131
- (4) - W.I. Lenin, Brief an den Emir von Afghanistan Aman Ullah Khan, 27 november 1919. In Jahrbuch für Forschungen zur Geschichte der Arbeiterbewegung 2003/III, Berlin, pp. 120-121.


Bovengenoemde tekst staat in: Jasper Schaaf, Marx, zó gelezen, Uitgeverij Damon, Budel 2005, pag. 55-58. Het boek is nog bij de uitgeverij of de boekhandel te bestellen.





W.I. Lenin