Je hoort soms de klacht: Karl Marx, Friedrich Engels en de vroegere socialisten hadden weinig aandacht voor het milieu. Nu kun je dat afdoen met de dooddoener, dat dit in hun tijd weinig speelde. Gelukkig zijn zulke dooddoeners niet nodig. Kijk bij Friedrich Engels en zie zijn artikelen en boeken waarin de vervuiling van de grote industriesteden aandacht krijgt. Maar ook Marx kent in zijn werk aandacht voor de natuur, sterker nog hij vooronderstelt de werkingen van de natuur steeds in zijn sociaal-materialistische maatschappijtheorie. Ook had hij een enorme waardering voor het werk van Charles Darwin. Marx en Engels lezen Darwins ‘Het ontstaan van soorten’ meer dan eens en spreken er vaak met elkaar over. Marx noemt dat boek ‘ganz famos’, schitterend.
Het IPCC-rapport helpt hopelijk de twijfelaars en wegkijkers van de enorme bedreigingen van de natuur te overtuigen van de toestand waarin de aarde zich bevindt. Dat is een goed moment om stil te staan bij de aandacht voor de natuur bij Marx en Engels. Beiden volgenden intensief de natuurkunde en biologie van hun tijd, en zagen allerlei verbanden met de maatschappelijke ontwikkelingen.
Deze aandacht – beslist niet alles wat er te vinden is – wordt hier in drie delen verdeeld. Twee keer een blog die samen een artikel vormen, uit mijn boek ‘Marx, zó gelezen’ (uit 2005; 1) En binnenkort nog een blog met enkele opmerkingen naar aanleiding van het kort geleden verschenen IPCC-rapport.
Onverbiddelijke ontbossing (1)
– Uitputting van de bodem (zie Amerika), ontbossing (zie Engeland, Frankrijk en tegenwoordig Duitsland en Amerika), klimaatverandering en het uitdrogen van rivieren; dit alles voltrekt zich vermoedelijk in Rusland sterker dan ergens anders, vanwege de vlakke uitgestrektheid van het land die tot ongelooflijke waterstromen leidt, en vanwege het ontbreken van een alpien sneeuwreservoir, zoals dat de Rijn, de Donau, de Rhône en de Po voedt. –
Friedrich Engels
Haïti in 2004, rivierdalen in Frankrijk en Italië enkele jaren eerder: wie herinnert zich niet de beelden van plotselinge overstromingen na hevige regen, waarin huizen en auto’s wegspoelen, en er mensen verdrinken? Als oorzaak wordt naast klimaatverandering altijd weer gewezen op ontbossing, die de erosie versnelt. Bosrijke gebieden met een natuurlijke ondergrond houden water vast zodat niet alles ineens wegspoelt, en leiden tot een vrij regelmatige toestroom naar beken en rivieren, waardoor er langer water in het stroomgebied aanwezig is. Water wordt zo natuurlijker gespreid in ruimte en tijd.
De menselijke omgang met de natuur en vooral de sociaal-economische ontwikkeling die bij de opkomst van het kapitalisme een stroomversnelling kent, hebben geleid tot een historische wetmatigheid: ontbossing. Het gaat dan niet zozeer om een langzame ontbossing in ruimte en tijd, maar om een snelle houtkap om grond, stookhout voor machines of bouwhout voor schepen en huizen te verkrijgen. Het economisch en ecologisch inzicht ontbreekt aanvankelijk, of is onvoldoende sterk gemobiliseerd, om het wat rustiger aan te doen met de houtkap en voldoende opnieuw te bebossen. Het resultaat is, zoals Engels het noemt, onverbiddelijke ontbossing.
Marx en Engels zijn in hun tijd getuige van dit proces, vooral in de industrialiserende landen. Zij noemen landen als Engeland, Frankrijk, Italië, Duitsland, Amerika, Cuba en ten slotte Rusland, waar dit proces nog aan het begin staat. Nadrukkelijk noemen zij meer dan eens de erosie en de vernietiging van natuurlijk evenwicht, en situeren de ontbossing in de geschiedenis van de cultuur en de economie.
Zelf is Marx ook getuige van dichtbij. In de latere fase van zijn leven heeft hij wat meer financiële en politieke armslag. Hij kan dan makkelijker vanuit Engeland Duitsland bezoeken. Zo reist hij van 19 augustus tot 21 september 1874, samen met zijn dochter Eleanor, voor de eerste keer naar het Kurort Karlsbad.
Op 19 augustus schrijft hij Engels direct een brief. Kennelijk hebben ze het vaker over ontbossing gehad, want Marx doet hierover een korte mededeling aan Engels, duidelijk aannemend dat deze de opmerking gelijk goed weet te plaatsen. Marx beschrijft dat bij droogte in Karlsbad er een tekort aan water bestaat. (2) Door de ontbossing is dit gebied in een toestand geraakt waarbij in regenachtige tijd alles overstroomt, wat in hete tijden snel verdroogt. (…)
Zeker op een tiental plaatsen in hun geschriften komt de ontbossing ter sprake. De sociaal-economische en agronomische ontwikkeling is kennelijk zo onstuitbaar, dat de meeste landen een fase kennen waarin de ontbossing rigoureus wordt doorgezet, alle nadelige gevolgen als erosie van landbouwgrond en overstromingen ten spijt. Deze nadelen worden duidelijk al gezien, niet alleen door Marx en Engels, maar ook door anderen, blijkens de literatuur die zij lezen.
Marx haalt bijvoorbeeld instemmend de botanicus en agronoom Karl Nicolaus Fraas aan, die in een boek uit 1847 een historische benadering geeft over klimaat en plantenwereld. (3) Volgens Marx is Fraas al voor Darwin darwinist door zijn historische benadering van het ontstaan van soorten. Fraas beschrijft hoe de door de boeren geliefde bodemvochtigheid verloren gaat bij een bepaalde graad van cultuurontwikkeling, met als gevolg een verplaatsing van plantensoorten van zuid naar noord en het ontstaan van steppen. De eerste gevolgen van het in cultuur brengen van land zijn nuttig, maar leiden daarna tot erosie, met name door ontbossing.
Als een ontwikkeling onverbiddelijk is, zullen meestal ook nieuwe landen die omhoog gestuwd worden in de vaart der volkeren, dezelfde fouten gaan maken. Engels schrijft in 1892 diverse brieven aan Nicolai Franzewitsch Danielson in Petersburg. Hij gaat hierbij in op de Russische situatie, waarover hij in 1893 ook schrijft in 'Kan Europa ontwapenen?' (4) Over Rusland zegt hij dat door de onverbiddelijke, schaamteloze (rücksichtslose) ontbossing de voorraadkamers van de bodemvochtigheid zijn verdwenen. Hierdoor wordt het regen- en smeltwater veel te snel afgevoerd, een ramp voor de boeren. Oorzaken van misoogsten zijn daardoor voor een deel of helemaal van sociale aard, stelt Engels. (5)
In de kapitalistische landen voltrekt zich een snelle economische ontwikkeling in steden, dorpen en op het platteland, die ook de landbouw diept raakt. Dit proces begint op dat moment ook in Rusland grotere vormen aan te nemen en de gevolgen zullen enorm zijn. Engels voorziet: ‘Uitputting van de bodem (zie Amerika), ontbossing (zie Engeland, Frankrijk en tegenwoordig Duitsland en Amerika), klimaatverandering en het uitdrogen van rivieren; dit alles voltrekt zich vermoedelijk in Rusland sterker dan ergens anders, vanwege de vlakke uitgestrektheid van het land die tot ongelooflijke waterstromen leidt, en vanwege het ontbreken van een alpien sneeuwreservoir, zoals dat de Rijn, de Donau, de Rhône en de Po voedt.’ (6)
Deze Russische ontwikkeling zal ook politieke gevolgen hebben. In een (ontwerp van een) brief aan Charles Bonnier schrijft Engels dat Rusland zijn alliantie met Frankrijk nodig heeft. (7) Want mocht het erop aankomen dan heeft Rusland onvoldoende middelen om een oorlog zelfstandig te kunnen voeren. Rusland, zo meent Engels, is ‘uitgeput door de sociale desorganisatie als gevolg van de economische veranderingen die het sedert 1861 doormaakt, door de onverbiddelijke ontbossing, door de ruïnering van de landbouweconomie en huisindustrie van de boeren, en door de hongersnood en de cholera. (…)’ Rusland staat als het alleen is op dat moment zwak in de Europese politiek.
Een vlak land heeft niet onvoldoende water door alleen zijn uitgestrektheid. Wanneer echter door ontbossing veel van het bestaande waterreservoir verdwijnt, voeren de bestaande brede rivieren van Rusland het water des te sneller af en neemt de uitdroging verder toe.
(Wordt vervolgd)
Bronnen
(1) Zie Jasper Schaaf, Marx, zó gelezen, Uitgeverij Damon, Budel 2005, pp. 101-106.
(2) Zie K. Marx, Brief aan Engels, 19 augustus 1876, in K. Marx, F. Engels, Werke (MEW), deel 34, Dietz Verlag, Berlin DDR 1973, p. 24.
(3) K. Marx, Brief aan Engels, in MEW, deel 32, Berlin DDR 1973, pp. 52-53. Karl Nikolaus Fraas leefde van 1810-1875. Hij was o.m. botanicus en agronoom, en hoogleraar te München. Fraas schreef meerdere boeken. Marx duidt hier op Klima und Pflanzenwelt in der Zeit, Ein Beitrag zur Geschichte beider, Landshut 1847.
(4) Met betrekking tot Rusland, zie MEW, deel 22, Berlin DDR 1977, p. 391. Zie ook deel 38, Berlin DDR 1974, pp. 305, 365-366 (aan N.F. Danielson), 500 (aan C. Bonnier) en deel 39, Berlin DDR 1978, p. 149 (aan Danielson).
(5) Zie MEW, deel 38, p. 305.
(6) F. Engels, Brief aan Nikolai Franzewitsch Danielson, 18 juni 1892, in MEW, deel 38, pp. 365-366.
(7) Zie MEW, deel 38, p. 500.
Friedrich Engels (1820-1895)