zondag 20 december 2020

Communisme = Socialisme. Over woorden die niet vooruithelpen

 
– Maar het is dat dekselse individualisme, dat diep in de hele denkwijze van ook diegenen steekt, die zich ‘socialist’ noemen, die tegen het individualisme donderen maar dat zelf niet uit hun hoofd kunnen zetten. Zij zijn zelf particulieren gebleven en hebben zich het communisme niet eigen kunnen maken. –

Joseph Dietzgen (1886, Chicago)


Woorden die niet zoveel oplossen versus Woorden die ertoe doen. In het huidige partijconflict in en aan de marge van de Socialistische Partij, geïnitieerd door het Communistisch Platform, duiken termen op die misschien als bezwering van de ophef bedoeld zijn, maar weinig oplossen. Niet zozeer de ‘zoldercommunist’ wat gewoon gelul is, maar ik bedoel eerder het gebruik van de termen socialisme en communisme. Soms duikt de formulering op: van ‘onze’ socialistische partij willen ‘zij’ een communistische maken.
    Alsof je met die informatie precies weet wat er bedoeld is en of dit iets oplost. Beide begrippen doken vooral op in de geschiedenis na de Franse revolutie en werden door tal van groepjes, groepen en partijen vaak door elkaar gebruikt. Waarbij het meestal niet zo is zo dat onder communisme een gewelddadiger aanpak wordt bedoeld dan in het socialisme. Het ene begrip was niet helderder dan het andere, maar het streven naar een maatschappij zonder uitbuiting en klassenonderdrukking werd er wel door uitgedrukt. Dat gebeurde in uiteenlopende programma’s, waarin oude labels zo nu en dan weer eens anders werden opgehangen.

Veel vroegere socialisten en sociaaldemocraten noemden zich bij gelegenheid communist. Eigenlijk bestaat dat begrip al sinds Plato (ca. 427-347 voor Christus) erover schreef in zijn boek ‘Politeia’.
      De boven geciteerde Joseph Dietzgen – autodidactisch filosoof, bevriend met Karl Marx – trok in 1886 in het heetst van de felle strijd in Chicago om de rechten van de werkers welbewust op met anarcho-syndicalisten en anarchisten en beriep zich daarbij op ‘Het communistisch manifest’. Proletariërs van alle landen, verenig je. Of je je sociaaldemocraat, socialist, communist of anarchist noemt, je duikt niet weg in woordenspelletjes als het erop aan komt in de actie en de strijd voor een gerechtvaardigd beter bestaan.

De SP weet dat allang, getuige het SP-boek ‘Woorden in de strijd’ uit 2010. Hierin wordt bij de termen socialist, communist een aanverwante termen niet zo nauw gekeken. Uiteenlopende socialisten samen in één boek. ‘Het rode vaandel volgen wij!’ Daarbij stelden de inhoud en de verschillende optieken wel degelijk wat voor. Op dat inhoudelijke vlak zal ook nu de eenheid tussen de verschillende visies gesmeed moeten worden.
      Waarschijnlijk is dat niet eens zo moeilijk. Op het recente SP-congres liepen bij diverse sprekers de verschillende termen ook solidair zij aan zij.

Geen houdbaar groot verschil tussen socialisme en communisme dus, althans niet vanuit de directe betekenis van deze woorden. Er zijn echter meer woorden in het geding. De Groene Amsterdammer van 10 december jl. vult een bladzijde onder de titel ‘Extreem’, hierbij onder meer expliciet verwijzend naar het gedoe in de SP.
      Extreem? Een woord dat hier mist en bij mij eerder naar voren komt als ik de waslijst aan veranderingen lees die het Communistisch Platform nastreeft, is het eenvoudige woord ‘Radicaal’. Had dat woord er niet moeten staan?
    Extreem of Radicaal? Extreem versus Radicaal? Voor veel mensen is dat hetzelfde, maar dat is het beslist niet. ‘Extreem’ is over de uiterste grens gaan van wat maatschappelijk verantwoord of wenselijk wordt geacht. ‘Radicaal’ is een beroep op de basis, de wortels, het fundament, de principes van de opvatting. Radicaal is letterlijk ‘terug naar de wortels’ en dat kan heel verschillend uitpakken. Radicaal kan verwerpelijk zijn, maar ook welkom, passend, juist op zijn plaats, normatief en principieel. Extreem is meestal negatief, radicaal hoeft dat helemaal niet te zijn.
    Het is de vraag of aan de politieke opvatting van het Communistisch Platform recht wordt gedaan door zijn standpunten zonder meer als extreem te labelen. De oplossing? Slechts een echt inhoudelijke beoordeling kan die bieden.

Het Communistisch Platform wil ‘marxistisch’ zijn. Marx als inspiratie? Bestudeer hem. Niet hem alleen, maar de internationale geschiedenis van de arbeidersbeweging. Prima dus, maar er zijn risico’s. Er zijn minstens twee goede redenen te bedenken om daar heel voorzichtig mee te zijn.
      Ten eerste is in een lange geschiedenis, zoals de tijd van de Koude Oorlog, gebleken dat verschillende politieke partijen hun eigen visie als de ware uitleg van het marxisme claimen. Dat leidde tot veel strijd en geweld die vaak een nationaal-politieke kleur hadden, meer dan een integere wetenschappelijke of filosofische onderbouwing. Resultaat: de dwang van het dogma, overdreven stelligheid. Een partij moet zich echter vooral socialistisch o.i.d. noemen, niet marxistisch. Je streeft het socialisme na, dat is het doel, waarbij om dat te bereiken Marx’ of marxistische analyses een buitengewoon waardevol hulpmiddel kunnen zijn.

Ten tweede is het programma van het Communistisch Platform eerlijk in zijn gedetailleerde uitleg, maar daardoor in feite een blauwdruk. De geschiedenis houdt zich echter niet aan blauwdrukken.
      Karl Marx en Friedrich Engels trokken hun lessen uit het oudere socialisme, dat door hen werd gezien als ‘utopisch socialisme’. Zij hadden een haat-liefde-verhouding met dat utopisch socialisme. Enerzijds vinden ze dat achterhaald, zeker door alle plannenmakerij van sommigen utopisten, maar anderzijds kwamen zij krachtig op voor utopisch socialisten als Charles Fourier (1772-1837), wanneer die onjuist en veel te negatief beoordeeld werd. Zie Friedrich Engels’ stevige verdediging van Charles Fourier tegenover de interpretaties van Eugen Dühring (in Engels’ boek met de fraaie ondertitel ‘Anti-Dühring’).
      Een compleet beeld van een nagestreefde betere maatschappij heeft onder meer het risico dat de waarde van het verschil niet meer wordt gezien, het onwenselijk wordt dat openlijk uit te spreken, en dat vooral de actuele feitelijke situatie niet grondig politiek wordt beoordeeld. Dat dan alles op het goudschaaltje van het dogma wordt gewogen.
      Dat past niet bij Marx en Engels. Hun fundamentele kritiek op kant-en-klare uit te voeren programma’s vind je onder meer in Marx’ boek ‘De burgeroorlog in Frankrijk’ (1871). Zij gaan ervan uit dat je voor de socialistische politiek de actuele politieke situatie telkens grondig moet analyseren, want die verandert steeds. Analyse als basis voor een sterk politiek optreden. Marx’ ‘Het kapitaal’ is daarbij een nuttige leidraad, maar biedt – daarin is Marx consequent – ook geen kant-en-klare oplossingen. Wel een richting: ‘De opheffing van het loonsysteem!’

Terug naar het heden rijst bij dit alles rijst natuurlijk de vraag of het partijbestuur leden mag royeren als zij – op hun manier – integere doelen nastreven. Ja dat mag, zowel formeel als inhoudelijk onderbouwd mag dat. Het is niet niets wanneer een groot deel van de partij met veel energie politiek bedrijft en actie voert op basis van de normaal verlopen besluitvorming, er dan tegelijk een ander deel stevig georganiseerd en met expliciete instructies aan hun sympathisanten op dat lopend proces ingrijpt.
    Het partijbestuur moet zich aan afgesproken besluiten houden, de leden dan niet? Is het gek dat sommigen die zich ‘uitsloven’ er woest van worden? Een partijbestuur is geen knip voor de neus waard als het niet zou handelen. Dan nog staat echter de vraag recht overeind of het royement de ware oplossing is. Ik heb geen zicht op het antwoord op de vraag of er goed gezocht is naar een oplossing die de inhoudelijke vragen en ideeën recht doet. Of dat voor de komende tijd een perspectief wordt geschetst hoe daar te komen.
      Royementen zijn een paardenmiddel, een sterke partij onwaardig. Beter is een inhoudelijk krachtiger lijn te vinden. Ik hoop hierboven duidelijk te hebben gemaakt dat je daar niet komt met woordspelletjes, maar ook niet met een totaal dichtgemetselde visie die alle politieke vragen over de socialistische toekomst oplost.

Nederland is een land met veel verdeeldheid en vooral een burgerlijke politieke versnippering. Voor socialisten e.a. ligt hier de onvermijdelijke taak politiek een eenheid te scheppen. Zonder eenheid geen macht. Eenheid hoeft niet te betekenen dat de verschillen weggepoetst worden. ‘Eenheid in verscheidenheid’ is een helaas afgekloven, maar inhoudelijk nog steeds goede leuze.
      Eenheid kan op tal van manieren worden bereikt. Niet in de eerste plaats door fusies – laat iedere partij in haar kracht – eerder door grondige samenwerking en politiek debat, lokaal en centraal. Solidariteit in plaats van particularisme.

Het uitgangspunt van de noodzakelijk te bereiken eenheid heeft diverse malen een rol gespeeld bij mijn eigen politieke keuzes. In de jaren zeventig was ik lid van de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP). In 1973 werd door de Koningin de Groninger Eemshaven feestelijk geopend. Op de openingsboot zat het Provinciale Statenlid van de PSP. Hij droeg hiermee uit deze haven een goede economische investering te vinden. Achter die boot voer een klein bootje met PSP-activisten die om milieuredenen tegen de Eemshaven demonstreerden. De PSP streed hier dus tegen zichzelf. Kon men niet vooraf gezamenlijk een standpunt bepalen?
    In ongeveer dezelfde tijd zat ik in de actieleiding van de Groninger Studentenbond (GSb) bij de bezetting van het Academiegebouw als protest tegen de 1000-guldenwet en voor het behoud van de democratisering van de universiteit. De plaatselijke PSP weigerde zich solidair te verklaren, want die vond de GSb te communistisch. Tijdens de bezetting kwam echter spoedig een prachtige solidariteitsverklaring binnen van de twee PSP-Tweede Kamerleden, Bram van der Lek en Fred van der Spek. Zij schaarden zich voor 100% achter deze actie. De PSP dus alweer in strijd tegen zichzelf.
    Twee voorbeelden van richtingloosheid en een gebrek aan eenheid. Een strijd met zichzelf, wat een versnippering. Dat individualisme schiet niet op, het schept geen sociale machtsbasis. Een inzet de eenheid te smeden is een van de belangrijkste voorwaarden om een rol van betekenis te spelen! Ik besloot mijn lidmaatschap op te zeggen en werd na anderhalf jaar wikken en wegen lid van de CPN. Politiek actief worden doe je om een sociale democratische macht te verzamelen tegen de macht van het kapitaal, tegen uitbuiting, onderdrukking en verwaarlozing. Of om lokale macht te vormen in de huurstrijd en het vakbondswerk e.d.

Een visie op eenheid is binnen een socialistische beweging absoluut noodzakelijk, zowel voor de kleine acties als de grote transities. En de tijd dringt. De politiek kan niet hetzelfde blijven, maar moet zich dóór ontwikkelen, en niet achter de feiten aan lopen.
      Er worden momenteel belangrijke acties gevoerd, zoals bijvoorbeeld het proces van Milieudefensie tegen Shell, de strijd van inheemse volken om het Amazonegebied te redden, en vele andere. Deze acties van de milieubeweging en van veel betrokken jongeren tonen aan dat de SP zich moet opfrissen, haar visie ook in de breedte versterken en het socialistisch perspectief daarin inbrengen.
      De huidige generaties verwachten in deze opmerkelijke tijd van grote uitdagingen en veranderingen meer debat en visies van een socialistische partij, dan de SP nu biedt. Veel loopt heel goed en betrokken, maar ‘veel’ is nog niet ‘alles’, om nog enkele woorden te zeggen die wellicht wél helpen.
      Een formele benadering biedt geen echte oplossing. Wanneer niet grondig naar de inhoudelijke aspecten wordt gekeken, van de wereld in beweging en in crisis, zijn conflicten over visies en de prioriteiten van politiek optreden niet op te lossen.






Bron van het citaat van Joseph Dietzgen. Joseph Dietzgen, Haben wir etwas mit den Anarchisten gemein? (1886), in Joseph Dietzgen, Schriften in drei Bänden, deel III, Akademie Verlag, Berlin (DDR) 1965, p. 14.




Joseph Dietzgen (1828-1888)