vrijdag 10 maart 2017

Friedrich Engels: ‘Antisemitisme, dat is terug naar middeleeuwen.’


Als je op internet ‘googlet’ naar ‘Marx en het jodendom’ kom je uitspraken tegen die stellen dat Marx antisemitisch zou zijn geweest, met de suggestie dat daarmee een dergelijke verwerpelijke invloed uitgeoefend zou zijn op de arbeidersbeweging.

Dat klopt niet. Men kijkt dan vaak naar Marx’ vroege korte teksten – uit 1844 – die gaan over Bruno Bauers opvatting over ‘het joodse vraagstuk.’ Deze teksten, met moeilijk toegankelijke hegeliaanse zinswendingen, worden doorgaans slecht begrepen. Bovendien waren deze teksten bij de arbeidersbeweging in die tijd beslist niet algemeen bekend, laat staan richtinggevend.
      Hun betekenis is niet de toenmalige directe invloed naar buiten toe, maar de weerslag van Marx’ leerproces in deze jaren, waarin hij en Engels tot een eigen visie komen. Deze visie, het historisch materialisme, strekt verder dan de emancipatie van één achtergesteld volk of groep alleen.
      Overigens is het aardig te weten dat Marx in dezelfde periode zijn handtekening zette onder een actie voor burgerrechten van Joden in Pruisen. Dat staat ver van antisemitisme.

Halverwege de 19e eeuw kwamen in West-Europa antisemitisme en antisemitisch populisme steeds sterker op. Binnen de arbeidersbeweging gingen soms stemmen op daarin mee te gaan en de strijd tegen kapitalisme en voor socialisme te koppelen aan antisemitisme. Om stemmen te trekken.
      Dat paste echter op geen enkele wijze bij de visie van Marx en Engels. Vooral Friedrich Engels heeft zich enkele keren nadrukkelijk hierover uitgesproken.

Op 9 mei 1890 publiceert de Oostenrijkse ‘Arbeiter-Zeitung’  een deel van een uitgebreide brief van Engels, over het antisemitisme.
    Engels stelt hierin dat met een verbinding van de socialistische politiek en het antisemitisme bepaald niets goeds te verwachten is. Het antisemitisme is het merkteken van een achtergebleven cultuur. Men komt het daardoor ook vooral tegen in dergelijke culturen, met name Pruisen, Oostenrijk en Rusland. Antisemitisme, dat is terug naar middeleeuwen.

Engels noemt antisemitisme een Europese achterlijkheid: in Engeland of VS zou je erom worden uitgelachen. Tevens heeft hij kritiek op de antisemitische geschriften van de Fransman Éduard-Adolphe Drumont (1844-1917).
    Dan volgen inhoudelijk aspecten. Het antisemitisme is deels klassenbepaald. Kijk naar Pruisen, de verarmende adel, verarmd in de nieuwe maatschappij waarin de kapitalistische concurrentie heerst, geeft de Joden de schuld. Dit is een typische reactie van middeleeuwse ondergaande klassen

En politiek. Antisemitisme is de vervalsing van de tegenstander: men kent de Joden niet eens waartegen men zich richt. Dus het betreft datgene wat tegenwoordig vaak als zondebok wordt aangeduid.
    Nog politieker: Engels roemt de duizenden Joodse arbeiders die kort ervoor in Londen hebben gestaakt voor de kortere arbeidsduur. Zij strijden tegen het kapitaal, en dan zouden we tóch antisemitisch moeten zijn als we als socialisten strijden tegen het kapitaal? Dat zou ongerijmd zijn, een vervalsing.
      De echte tegenstelling die ertoe doet is die tussen kapitalist en loonarbeider. Daar moet de propaganda van socialisten op gericht zijn. Socialisten moeten er niet intrappen zich te laten afleiden en zich op de verkeerden te richten.
    Engels benoemt de betekenis van Joden positief. We hebben veel aan Joden te danken. Denk aan Heine, Marx, Lassalle, Adler, Bernstein, Singer en vele anderen. Engels voegt eraan toe trots te zijn op zijn vriendschap met deze Joden.

In de latere fase van zijn leven wijst Engels enkele keren vaker op het risico dat onder druk staande groepen of klassen antisemitische schijnoplossingen zoeken.
    In een brief haalt hij de socialist Carl Hirsch aan. Die schreef: ‘Het antisemitisme wordt zuiver van bovenaf gearrangeerd, ja zelfs gecommandeerd. Als ik in de tram zit stoort niemand zich aan mijn neus of hoor ik woorden tegen de Joden.’

Gearrangeerd. Hoe zit dat tegenwoordig met de zondebokken van het populisme? De islam, het jodendom, de migranten? Wat wordt er gearrangeerd, wat toegelaten wat niet behoort te worden toegelaten?
      Maar schijn bedriegt. Al gaat het om gevaarlijke niet te onderschatten machten, – zoals de geschiedenis leert – terug naar de middeleeuwen is geen realistische optie. Dat moet steeds worden gezegd, hardop.

Engels roept op elke valse socialistische dekmantel te bestrijden en op te komen voor de vooruitgang: ‘Kapital en loonarbeid zijn tegenwoordig niet te scheiden. Hoe sterker het kapitaal, des te sterker ook de loonarbeidersklasse, des te dichterbij komt ook het einde van de kapitalistische heerschappij.’
      Wishful thinking? In ieder geval maakt Engels duidelijk dat je antisemitisme bestrijdt door je op de maatschappelijke vooruitgang te richten. Dat is ook zo, dat is juist zo in de burgerlijke maatschappij met haar klassenverhoudingen. Niet terug, maar vooruit! Voorwaarts en niet vergeten…






Genoemde tekst van Friedrich Engels is: Über den Antisemitismus (aus einem Brief nach Wien), in Karl Marx, Friedrich Engels, Werke, deel 22, pag. 49-51, Berlin (DDR) verschill. jrt.