zaterdag 2 april 2016

Molenbeek, buurtwerk en politie


Mijn weblog richt zich doorgaans niet zozeer op het nieuws van de dag, maar eerder op kwesties en vragen die langer spelen. Soms laat ik een actueel bericht zelfs eerst een poosje liggen zodat de zaak door de tijd zich tot een hogere algemeenheid verheft.
      Uitzonderingen zijn echter soms nodig. Vandaag lees ik in De Volkskrant dat in het Belgische Molenbeek bezuinigd wordt op buurtwerk, maar er wel meer politie komt. In Molenbeek heb je nog een welzijnsclub met de juiste stevige grondslagen. Foyer doet aan emancipatie, taal, sport, eten, gesprek, discussies en houdt contact met ‘ieder’ in de buurt.
      Zoals het hoort. En zoals dit helaas tegenwoordig met alle bezuinigingen zo weinig erkenning krijgt van de blinde politici. De overdrachtelijke blindemannen, die bedoel ik natuurlijk. Dat gebrek aan erkenning bestaat overigens niet alleen in België, ook op heel wat plaatsen in Nederland speelt dit, de goede niet te na gesproken.

Politie en buurtwerk? Die horen elkaar op een slimme en verantwoordelijke manier te steunen. Niet elk wissewasje hoeft aan de orde te komen, wel de zaken waar het echt om draait. Buurtwerkers, (ambulante) jongerenwerkers en ervaren wijkagenten weten dat.
    Het doet mij denken aan de periode 1998-2002 waarin ik aan het project Heel de Buurt in Groningen – Corpus den Hoorn – leiding gaf. We hadden buurtwerkers en jongerenwerkers, prima mensen met hart voor de zaak. Maar de wijkaanpak sloot niet in alle opzichten. Eén klacht was dat er geen wijkagent meer was. Die waren bij een eerdere politiereorganisatie afgeschaft. In deze periode werd de fout echter ingezien en kwamen de buurtagenten weer terug.

Niet overal tegelijk, maar wij maakten ons hard voor de wijkagent en als (waarschijnlijk) de eerste naoorlogse wijk in de stad kregen we onze buurtagent.
    Dit bleek een kanjer te zijn die iedereen helder kon maken waar grenzen lagen. Daarbij was hij in het bezit van alle nodige voelsprieten om goed te communiceren.
      In de wijk was wat onrust over een aantal jongeren in enkele straten en een leegstand pand was al half door hen gesloopt. De nieuwe buurtagent bedacht zich niet (of juist dus wel natuurlijk) en had binnen ongeveer een week met alle ouders van deze jongeren bij hen thuis een afspraak. En sprak natuurlijk met de jongeren zelf. Gelijk aan de slag op de juiste plaats, een doordachte maar heel directe benadering.
      Stevig, duidelijk en respectvol. Vanaf dat moment kon hij lezen en schrijven met deze jongeren, al was het ook niet zo dat er nooit meer wat gebeurde, maar veel minder dan voorheen. ‘Lezen en schrijven’ dus in de zin dat nooit de communicatie verbroken werd en ieder precies wist wat men aan elkaar had. Tegelijk was het wel zo dat deze diender dit niet zo goed had kunnen doen als er niet al een stevig buurtwerk bestond.

In Molenbeek is de problematiek een paar graadjes ernstiger natuurlijk. Maar de praktijk leert dat buurwerkers soms de politie nodig hebben, maar net zo goed de politie het buurtwerk. De agent moet immers zelf geen buurtwerker worden, dat is zijn rol niet. Het gaat vaak niet om de controle, wel om kennis, de juiste afstemming en respect te verkrijgen.
    Wat leert de praktijk: in de huidige complexe samenleving is buurtwerk nodig, met zowel klassieke vormen als de allernieuwste. Klassiek zijn de directe aandacht, het gesprek, culturele en sportieve activiteiten en vorming. Die blijven beslist nodig in de huidige digitale en vaak zo bureaucratische tijd.
      Laten ze in Molenbeek – en overal! – hun verstand gebruiken en geef professionele en betrokken buurtwerkers de ruimte.