Onze slak? Het zijn er meer dan een. De Gekielde loofslak (Hygromia cinctella) kruipt al zeker drie jaar door onze voor- en achtertuin. Ze lopen niet de voordeur in en de achterdeur uit, en aangezien we in een rijtjeshuis wonen kun je zo concluderen dat in onze buurt vermoedelijk heel wat meer van deze slakjes te vinden zullen zijn.
Is dit bijzonder? De Gekielde loofslak is een exoot, afkomstig uit Zuid-Frankrijk of daaromtrent. Ze rukken op naar het noorden. Waarschijnlijk lopen ze niet die afstand in korte tijd, maar liften ze vooral mee op planten die mensen van zuid naar noord meenemen. Door de opwarming kunnen ze vervolgens gedijen en voelen ze zich hier thuis. Een paar dagen terug, dus in de nog vrij warme november, kropen er nog enkele vrolijk rond. Misschien had ik ze met mijn werk in de tuin verstoord, maar ze zagen er levenslustig genoeg uit. Ook lagen er enkele losse huisjes van – zo te zien – volwassen exemplaren.
In mei 2014 heb ik de waarneming van de Gekielde loofslak aan Waarneming.nl gemeld. Niet na eerst enkele foto’s per mail voorgelegd te hebben aan malacoloog Henk Mienis, die in het blad ‘Spirula’ van de Nederlandse Malacologische Vereniging over deze slak had geschreven. Hij bevestigde de determinatie. Voor oostelijk Nederland was nog niet eerder een waarneming geregistreerd boven Nijmegen en omstreken, vandaar mijn melding.
De vondst in Groningen was dus wel aardig, althans voor de liefhebber. Deze vrij kleine slak schijnt echter aardig wat groen te kunnen eten, al valt dit in onze tuin tot nu toe reuze mee. Hoe die hier komt? Wellicht ook door iemand in de buurt ongemerkt met wat planten meegenomen uit zuidelijker streken of van Noord-Holland waar ze inmiddels meer voorkomen. Of tuincentra hier nog een onbedoelde rol kunnen spelen is mij niet bekend.
Wil je meer weten van rondkruipende slakken in je tuin of de natuur, dan is er goed nieuws. Zeer onlangs verscheen een prachtige veldgids ‘Slakken en mossels’, geschreven door Bert Jansen. Met per soort een mooi overzichtskaartje.
De vindplaats Groningen staat nog niet vermeld voor de Gekielde loofslak. Mijn eerder doorgegeven waarneming kwam kennelijk na het afronden van de flinke klus van het opstellen van de verspreidingskaartjes van deze gids.
Deze gids is voor de liefhebber echt een aanrader, heel compleet en duidelijk. Niet alleen de slakken met huisjes, ook de naaktslakken, waarvan er voor Nederland wel zo’n vijfentwintig soorten bekend zijn. Naast de landslakken worden ook de zoetwater en brakwater weekdieren en hun schelpen beschreven.
Als een vogelaar me vraagt hoeveel soorten vogels in onze tuin waargenomen worden, kun je zo een stuk of tien noemen. Minder bekend zal zijn dat onze tuinslakken niet alleen van die bruine sigaren zijn, waar de buren met zo veel plezier naar kijken, maar deze weekdieren in de eigen tuin – midden in de stad – vergezeld kunnen worden van een stuk of tien andere slakkensoorten. Zoals bij ons de grote Segrijnslak (Cornu aspersum) en een heel kleine Agaathoren (Cochlicopa spec.) van nog geen centimeter lang.
Mijn stelling luidt zoals wel vaker: de natuur ligt overal voor het grijpen.
De genoemde veldgids:
- Bert Jansen, Veldgids Slakken en mossels, Meer dan 200 soorten, Herkenning en verspreiding, Compleet voor Nederland, Land en zoet water, KNNV Uitgeverij, Zeist 2015.
Hieronder enkele foto’s: voorjaar 2014 en twee van een ‘huisje’ van de Gekielde loofslak, november 2015