vrijdag 20 november 2015

Monisme – Beeld en idee van eenheid van de wereld


Waarom zijn er eigenlijk maar zo betrekkelijk weinig mensen die openlijk zeggen dat ze filosofisch of wereldbeschouwelijk gezien een monist zijn? De oorzaak ligt waarschijnlijk voor een deel in de praktische beperkingen van ons verstand dat van de weeromstuit zichzelf of liever het denken in het algemeen groter of aparter wil voorstellen dan het is. Bovendien – net zo natuurlijk, maar ook paradoxaal – zal een oorzaak het feit zijn dat wij na ons leven tot stof vergaan en ons leven en denken dan slechts voortbestaan als herinnering bij anderen of bijvoorbeeld nog even door een bepaalde invloed die je gehad hebt, die net ietsje verder reikt dan de eigen generatie.
      Dat laatste is dan een gelukje of bij sommigen misschien ook grote pech, bijvoorbeeld als ten onrechte een bepaald beeld over je blijft hangen. Veel last heb je er al niet meer van, maar dat kan voor je nageslacht anders liggen. Hoe kan echter iets verdwenen of tot ultieme passiviteit vervallen zijn waar je bij uitstek zo aan was gehecht, je identiteit en persoonlijkheid, je ‘eigen’? Veel mensen vinden dat toch wel onbevredigend. Anderen worden er zelfs angstig van.

Dit zijn wat bijkomstigheden die me te binnen schieten als ik het prachtige boek van Matthijs Schouten ‘Spiegel van de natuur’  lees en bekijk. Een boek waarin vanuit tal van invalshoeken blijkt dat zowel de natuur als ons denken in de kunst wordt weerspiegeld. En dat omgekeerd de kunst of de beelden die we zelf vormen van de natuur net zo goed in ons denken en emoties worden weerspiegeld. Kortom, alles weerspiegelt zich in het andere, vice versa. Dit schrijft Schouten niet precies zo, het zijn mijn woorden.
    Wel schrijft hij over het hindoeïsme en Indiase wereldbeschouwingen: ‘Een cyclisch wereldbeeld vormt een wezenlijk bestanddeel van het Indiase denken. Het wiel van de tijd draait volgens de eeuwige kosmische wet en in iedere omwenteling ontstaat het universum opnieuw, om daarna ook weer uiteen te vallen.’ (p. 34)
      Mooi beeld. Dat uiteenvallen is dus relatief, want de cyclus en dus de samenhang wordt als bepalend, algemeen overstijgend gezien. Een eenheidsleer, monisme of dialectiek staat aldus centraal. Daar passen de natuur en ook wij miljoenen met zijn allen dan in. En ieder die al kwam en nog komen moet. Als de mens de wereld zo opwarmt dat we ten slotte allen verloren gaan, dan verbeeldt dit optimisme ook nog een keer dat het universum zich opnieuw zal hergroeperen. Als de zon dan nog schijnt ongetwijfeld op den duur weer met allerlei min of meer weldenkende wezens.

Zo zijn er heel wat monisten, want de hindoes zijn met velen. Al zijn veel van hen niet helemaal consequent en geven ze ‘de ziel’ toch een aparte plek, los van de wereld. Zo zijn er aldaar ook vele dualisten. Dat was en is zo.
      Er zijn ook ‘bij ons’ zowel veel dualisten als monisten in heel wat soorten en maten, met diverse veronderstellingen en overwegingen. Om er enkele bekende te noemen:
    Dualisten? In ieder geval René Descartes die altijd weer vanwege zijn dualisme wordt genoemd en soms geroemd. Ook had je Immanuel Kant, met zijn wereld die bestaat maar onkenbaar is. Bisschop George Berkeley reduceerde alle bestaan tot de waarneming, bijna monistisch, maar is de wereld of God misschien toch nog ergens gebleven? Tal van religies gunnen de ziel een parkeerplek in het hiernamaals, al een beetje los van de wereld zelf, maar ook weer niet helemaal. Enzovoort.
    Monisten? Dat zijn ook de geringsten niet. Na Parmenides kwam Aristoteles al zal deze indeling gelijk de nodige discussie opleveren. Benedictus de Spinoza: dat was een heel zuivere monist. En niet te vergeten de dialectische Georg Hegel. Bovendien eigenlijk toch ook zijn leerling Ludwig Feuerbach, die net als Matthijs Schouten de verbeelding betrok op de religie, ook bij hem vice versa. Dan had je nog Joseph Dietzgen, de arbeidersfilosoof, te onbekend, maar een monist die ten strijde trok tegen de netgenoemde kantiaanse onkenbaarheid en die overigens gewoon weer terugwijst naar Spinoza en Hegel. Als er slechts één geheel bestaat kun je logischerwijs toch geen enkel aspect principieel voor de kennis uitsluiten? Enzovoort.

O, ja, natuurlijk zijn er ook nog de vele monistische natuurkundigen die ondanks alle moderne benamingen voor de soms grillige vormen van samenhang en hogere wiskunde, altijd impliciet of expliciet veronderstellen dat alles wat bestaat elkaar veroorzaakt, vormt en dus eigenlijk ook weerspiegelt. Oerknal of niet, maakt niet uit. Anders zouden ze wel ophouden te zoeken, denk ik dan. Een idee dat ware kennis bestaat of ergens nog ontstaat, betekent helemaal niet dat alle gezoek ooit een eindpunt bereikt. Waarom zou het ook?
      Monisme, alles bestaat in zowel een enkele als veelzijdige eenheid. Alle dingen, details en veranderingen, wat mooi is en wat niet klopt, maken deel uit van dat ene. Monisme staat tegenover talloze dualismen. Dat zijn allemaal schijnopvattingen volgens de monist. Omgekeerd is dat natuurlijk ook zo, en al die denkers opdelen in twee groepen lost in de filosofie ook niet erg veel op, want er zijn tal van uiteenlopende funderingen, accenten, uitwerkingen en bovenal nog heel wat inconsequenties, paradoxen en anomalieën.

De verschillende visies zullen bij wie er weer anders over denkt de nodige misverstanden oproepen. Een misverstand kan zijn dat in een monistische opvatting concreet onderscheid verloren gaat. Daar zijn genoeg voorbeelden van, maar het hoeft beslist niet. Zo was Spinoza bij uitstek de denker van de eenheid van de wereld én degene die concreter dan wie dan ook in zijn tijd de menselijke emoties en de al dan niet gemankeerde omgang met de wereld benoemde.
      Monisme, de kunst is het specifieke te blijven ontdekken en te ontwikkelen, want een monistische visie kan vaag worden en dan slechts de schijnoplossing van te mooie woorden bieden. Abstraheren is niet verkeerd, maar je hebt er verkeerde abstracties tussen. Daarom is het zinvol woorden, begrippen én beelden vormen. Een beeld kan treffend uitdrukken wat woorden soms niet vermogen. Soms of zelfs heel vaak niet.

Het hindoeïsme – denk aan de hindoeïstische Vedanta-school – en ook het boeddhisme met zijn vele varianten geven vaak mooie beschrijvingen van het non-dualisme. Dat beelden daarbij een rol kunnen spelen is zeker zo. Denk aan het beeld van de eeuwige terugkeer van de zon, dat tal van beschrijvingen en emoties oproept. Of de eeuwige terugkeer van de seizoenen. Als het maar eeuwig terugkeert, lijkt het dan, maar dat geldt voor de mens misschien juist wel niet.
      Het beeld van de natuur bepaalt dus de visie op het totaal? Maar ja, het dualisme bestaat nog altijd, het denken moet zich een plaats veroveren in het geheel, maar wil vaak zo graag ontsnappen en een eigen veilig plekje of een eigenzinnige positie creëren. Aan een gebrek aan creativiteit of fantasie zal het inderdaad niet liggen.
      De wijze waarop dat plekje benoemd wordt of bijvoorbeeld in de kunst wordt verbeeld, neemt tal van vormen aan. Allemaal mooi geprobeerd en je kunt een sterke voorkeur hebben voor een ervan. Waarom ook niet? Blijft de genoemde vraag over waarom er betrekkelijk weinig mensen openlijk monist zijn, want daar passen even creatieve beelden bij. Zonder aparte hemel hoef je nog niets te missen.






Genoemde titel:
Matthijs G.C. Schouten, Spiegel van de natuur, Het natuurbeeld in cultuurhistorisch perspectief, KNNV Uitgeverij en Staatsbosbeheer, 1e druk, Utrecht 2005, ISBN 90-5011-206-4.

Over dialectiek en weerspiegeling schreef ik onder meer:
Jasper Schaaf, Dialectiek en praktijk, De creatieve tegenspraak, Een inleiding in dialectisch denken, Uitgeverij Damon, Budel 2005, ISBN 90-5573-646-5.