donderdag 3 september 2015

Een retorische vraag van Peter de Waard


In De Volkskrant ruim een week geleden (21 augustus) stond boven de column van Peter de Waard een retorische vraag. ‘Maakt technologie Utopia mogelijk?’ De eindredactie van dezelfde krant gaf gelijk het antwoord en zette vet voorop de krant dat volgens Peter de Waard het einde van het kapitalistisch systeem in zicht zou zijn. Toch staat dat niet zonder voorbehoud in de column, maar met een kanttekening.
      Er wordt in de column gereageerd op het boek van de journalist Paul Mason ‘Postcapitalism, a guide to the future’. Daarin staat dat door de informatietechnologie het kapitalistisch systeem steen voor steen wordt afgebroken.
    Ik stel dat genoemde vraag retorisch is, vooral vanwege het slot van de column. Daar staat dat de visie van Mason optimistisch is, maar suggestief en naar mijn idee terecht, wordt toegevoegd dat de afloop ook heel anders kan zijn. Wellicht wordt gedoeld op de mogelijkheid dat de informatietechnologie kan leiden tot een maatschappij waar Big Brother en vervreemding heersen.

In de samenvatting staat dat Mason meent dat digitalisering de behoefte aan arbeid vermindert, het werk flexibel wordt, het op schaarste gebaseerde marktmechanisme niet meer werkt, met de 3D-printer alles gemaakt kan gaan worden, de deeleconomie de oude markt zal vervangen en ook nog eens het basisinkomen gerealiseerd wordt. Enzovoorts. Het is geen unieke visie, je hoort dit in vele varianten.

Is dit optimistisch of eerder naïef? Dat het industrieel kapitalisme in hoge mate overvleugeld is door financieel kapitalisme of een nieuwe mix van kapitalistische initiatieven, of simpeler dat de maatschappelijke productie enorm is veranderd, is een gegeven. Dat daarbij de toepassingen en gevolgen van de technologische ontwikkeling een grote rol spelen is ook een feit. Digitalisering, bio-industrie, met daarbij permanente bereikbaarheid, enzovoorts. Maar alleen maar alle positieve mogelijkheden benoemen miskent de brede werking van de nieuwe kapitalistische vormen.
      Er bestaan nog altijd enorme machtsverschillen en tegenstellingen tussen rijk en arm. De opwarming van de aarde wordt niet in de laatste plaats versterkt door het gebrek aan sturing van productie en consumptie. En geen kapitalisme meer? Dat jong talent en nieuwe kansrijke ideeën op basis van de technologie met veel geld gelokt en ingepast worden in kapitaalkrachtige concerns, is dat niet gebaseerd op winstverwachtingen? De presentaties zien er vrolijk en creatief uit, dat is mooi, maar is dat alles? Krenten uit de pap.

Zo’n visie als van Mason lijkt te horen bij een cultuur die de rest van de wereld niet ziet en de werking van de (financiële) macht negeert. Dat de lonen onder druk staan, dat veel arbeid wordt uitgestoten, dat jongeren moeilijk werk vinden dat past bij hun ontwikkelingsniveau (enzovoorts), blijft allemaal buiten beeld als je alleen maar succesverhalen wilt kennen.
      En wat is het voor een wereld waarin alles spraakmakend en tóp moet zijn, en alle vermaak louter individueel? Het volk mag daar naar kijken? Met alle vernieuwing ontstaan nog steeds nieuwe en hardnekkige vormen van ongelijkheid. De voedselbanken zijn nog niet opgeheven. Ook is er steeds minder collectieve en democratische sturing op de voornaamste maatschappelijke ontwikkelingen. Elke nieuwe ontwikkeling genereert een eigen dynamiek, waar met veel media-aandacht vervolgens vaak klakkeloos achteraan wordt gelopen. Dat is op zich geen kapitalisme, maar ook geen vrijheid. Het resultaat kan een schijnwereld zijn, vol vervreemding.

Het eenduidig industrieel kapitalisme is vervangen door een mengsel, een mengvorm van waarin vooral financieel kapitalisme dominant is. Het lijkt vaak vaag, maar is dat geen gebrek aan analyse? Of van consequenties verbinden aan kritische analyses in plaats van negatieve effecten weg te praten? Durf wordt geassocieerd met financiële risico’s nemen, maar wie heeft de durf bij te sturen bij de risico’s van ongelijke verdeling en van geweld?
    Toen Thomas More in 1516 zijn ‘Utopia’  publiceerde, uitte hij een strenge maatschappijkritiek. Zijn gelijkheidsideaal en de in dit boek uitgesproken behoefte aan maatschappelijke sturing was ongetwijfeld uitdagend bedoeld, als tegenhanger van de tendens van verpaupering in zijn tijd. Het hedendaagse door de technologie zo hoog ontwikkelde kapitalisme biedt veel kansen. Maar wanneer gelijkheid of gelijkwaardigheid dichter kunnen komen, als een geactualiseerde utopie, komt niet door de technologische en economische mogelijkheden alleen. Er is democratische en sociale politieke machtsvorming en sturing bij nodig.
      En of we daarover momenteel zo optimistisch moeten zijn is maar de vraag. Jawel, alweer een retorische vraag.









Thomas More (1478-1535)