Op 29 augustus a.s. organiseren Milieudefensie en ‘We zijn het Megazat’ een manifestatie op het Malieveld tegen de industrialisering en misstanden van de melkveehouderij. De landbouw behelst veel meer dan een ecologisch en ‘diervriendelijk’ vraagstuk. Het is een eeuwenoud politiek vraagstuk, dat te maken heeft met macht en rijkdom, de verhouding rijk en arm, en met ingrijpende geopolitieke en demografische veranderingen.
Grote vragen spelen door in de filosofie van de klassieke denkers. Neem bijvoorbeeld John Locke.
De klassieke Britse filosoof John Locke (1632-1704) is een van de belangrijkste grondleggers van het liberalisme, duidelijk ook met een link met het opkomend kapitalisme en een visie op arbeid.
In zijn ‘Twee verhandelingen over de overheid’ uit 1689 komt de eigendom ter sprake. God heeft de mensheid een rijke aarde geschonken en deze is aanvankelijk in gemeenschappelijk bezit. Maar zodra iemand een deel van de aarde bewerkt om door deze arbeid in zijn levensonderhoud te voorzien, mag hij deze voor hem nuttige grond als eigendom beschouwen, deze toe-eigenen voor zijn eigen welzijn.
Voorheen gemeenschappelijk bezit komt dan in handen van de bewerker van de grond. Dit wordt gezien als een rationeel en optimistisch toekomstperspectief. Natuur en arbeid worden vermengd, vermaatschappelijkt. Zo wordt de wereld beschaafd. Er is genoeg voor iedereen en de maatschappij ontwikkelt zich op deze manier tot een basis van welzijn van een ieder.
Dit klinkt redelijk, zoals heel veel bij John Locke gematigd en redelijk klinkt, met de weloverwogenheid die de Britse moralistische en vroege kapitalistische economen vaak kenmerkt. Echter, het is wel een idee dat slechts kan ontstaan tegen de achtergrond van de reële maatschappelijke ontwikkeling. In feite werd de van oorsprong gemeenschappelijke grond steeds verder omheind en tot privé-eigendom verklaard. Daar werd een groot deel van de bevolking verjaagd, werd akkerland schapengras, werd er na verloop van tijd meer en meer met de grond gespeculeerd en over het gebruik ervan belasting geheven door de particuliere grondbezitter. Grond werd eigendom, kapitaal. In feite legitimeert Locke de privatisering van de gemeenschappelijke gronden, de basis van het gebruik ervan met winstoogmerk.
In dat historische licht gezicht is John Locke een ideoloog van het kapitalisme, ondanks zijn hoge idealen. Hij legitimeert het private, zondert het af van het gemeenschappelijke.
De ontwikkeling van de onteigeningen verloopt in verschillende fasen. Zo ook de kritiek hierop. Scherpe kritiek op de omheiningen zien al bij Thomas More die in zijn ‘Utopia’ (1516) de gemeenschappelijkheid als ideaal tracht te redden. Later wijdt Karl Marx in ‘Het kapitaal’ (1867) een vrij uitgebreid stuk aan de onteigeningen, inclusief de verschillende fasen van de omheiningen van de gemeenschappelijke eigendom, van de late middeleeuwen tot in de moderne tijd. Hij spreekt over een wrede wetgeving tegen de onteigenden, ‘Blutgesetzgebung’.
En wanneer de anarchist Pierre-Joseph Proudhon zegt ‘Eigendom is diefstal’ is dat geen abstract begrip, maar heeft ieder in deze tijd nog kennis van het feit dat veel vruchtbare gemeenschappelijke gronden zijn ingepikt, omheind, er belasting voor moet worden betaald, en deze ontoegankelijk zijn voor de werkende bevolking, vaak van boerenkomaf. Een groot deel hiervan wordt tot loonarbeid voor lage lonen, armoede en volksverhuizingen gedreven. Overigens had Proudhon deze leuze waarschijnlijk ontleend aan Thomas Münzer (1490-1525), de leider in de Duitse Boerenopstand, die streed voor de rechten van de uitgebuite, arme boeren.
Dit kort gezegd, waarbij terzijde kan worden opgemerkte dat de ontwikkelingen in Engeland en het vasteland van Europa niet precies gelijk verliep, al zijn er overeenkomstige kenmerken.
In het Belgische standaardwerk over landschap en natuurontwikkeling ‘Punten en lijnen in het landschap’ uit 1997 wordt gewezen op de natuur- en cultuurhistorische aspecten van het ontstaan van gesloten landschappen. Hierbij komt ook de Britse en Europese ontwikkeling van het omvormen van het gemeenschappelijk landbouwstelsel naar de zogeheten landhervormingen aan bod. Het betreft dan vooral de lange periode van de 14e tot en met de 18e eeuw, waarin de privatiseringen werden doorgevoerd in verschillende fasen. Door het afsluiten ontstonden kleine landschapselementen die voor natuurlijke variatie zorgden, zoals akkerlanden, houtwallen, toegangspaden, sloten en dergelijke. In dit boek van inmiddels een paar jaar oud wordt gewezen op recente visies, waarin vaak perceelrandbegroeiing als inefficiënt wordt gezien.
Dat lezend, denk ik onmiddellijk aan de ruilverkavelingsgebieden die in het Nederlandse landschap vaak direct herkenbaar zijn, omdat ze vaak ogen als schraal en saai. In de periode van de ruilverkaveling gold de nieuwe inrichting als rationeel en progressief, maar naar gebleken is kijkt ‘echt rationeel’ breder, kijkt naar alle effecten. En zeker niet alleen naar winst voor de korte termijn.
Regelmatig fietsen we in de Achterhoek. Steeds vaker kom je er plekken tegen waar breed om je heen grote grasvelden liggen. Maar waar zijn de beesten gebleven? Het schier eindeloze cultuurgras en de stoffige randen zonder omheining maken duidelijk dat ze in die grote megastallen staan. Omheining is niet meer nodig, en behalve de koeien mis je ook de akker- en weidevogels. Wat een stilte. Eigendom zonder omheining of met een virtuele omheining, maar vooral ook zonder de houtwallen en randen die voor diversiteit zorgden.
De hier in het geding zijnde historische beweging verliep van gemeenschappelijkheid naar private toe-eigening en aanvankelijk in verschillende opzichten ook schaalverkleining. De gevorderde kapitalistische uitwerking leidde tot steeds meer schaalvergroting en uitlevering van de boeren aan de banken. Dit proces tot over de top doorgevoerd vraagt om tegenspraak, verkleining en om koeien in het land. Maatschappelijk vraagt dit misschien wel om regulering, nieuwe quotering, subsidie van kleinschaligheid, ecologisch beheer en echte samenwerking tussen natuur en landbouw.
Landbouw heeft in haar megavorm weinig meer te maken met de morele basis van toe-eigening die Locke in gedachten had. Marx beschrijft de kapitalistische wet van verdere privatisering, accumulatie en schaalvergroting, die door Locke gelegitimeerd maar nog niet begrepen werd. Een bijdrage aan de opheffing van die wet, van dat systeem, is alleszins toe te juichen. Op 29 augustus op het Malieveld bijvoorbeeld.
Omheining is vaak niet meer nodig, maar daarmee is de gemeenschappelijkheid nog niet terug. Bovendien blijven kleinschalige specifieke landschapskenmerken noodzakelijk. Zoals de koe op het land.
Bronnen o.m.:
- Martin Hermy, Geert de Blust (red.), Punten en lijnen in het landschap, Stichting Leefmilieu, Schuyt & Co., Haarlem 1997, zie m.n. pp. 25-32.
- Karl Marx, Das Kapital, Kritik der politischen Ökonomie, deel 1, (MEW, deel 23), Dietz Verlag Berlin 1979, zie m.n. hoofdstuk 24, pp. 744-772.