Grote Denkers-boeken zijn er genoeg. Boeken waarin je ingeleid wordt in denkers die de auteur op dat moment belangrijk en invloedrijk acht. Meestal filosofen natuurlijk, dat zijn de denkers. Alhoewel, waarom zouden de natuurkundigen en sociologen niet even grote denkers zijn, als ze een relevante theoretische bijdrage hebben geleverd? Gaat het bovendien alleen om wat de auteur op dat moment belangrijk acht? Zo vrij is de Grote Denkers-auteur niet. Stel dat hij nalaat Plato en Aristoteles te noemen, wordt hij dan serieus genomen?
Soms valt op dat denkers die er volgens de Grote Denkers-boeken vroeger bij hoorden nu wat vergeten zijn. Zo was er ooit de zeer interessante socioloog Karl Mannheim (1893-1947). In menig sociologieboek werd hij genoemd en zelfs geroemd.
Kijk nu eens op de Nederlandse versie van Wikipedia, de mooie site met schatten aan informatie, altijd goed voor een eerste blik of ingang tot een nieuw onderwerp. Voor Karl Mannheim schiet dat echter niet op, er staat maar een klein stukje. Over zijn opvattingen word je hier niet veel wijzer.
Mannheim kwam uit Hongarije en verbindt zich na de neergeslagen Hongaarse radenrepubliek van 1919 met de Frankfurter Schule, het linkse kritische onderzoeksinstituut waarin onder meer Max Horkheimer en Theodor Adorno actief zijn. Wanneer Hitler aan de macht komt vertrekt Mannheim naar Engeland, waar hij verder zal wonen en werken.
Mannheim is een soort marxistische edelman. Hij denkt links en ziet veel in de marxistische ideeën om het maatschappelijk systeem te veranderen. Hij pleit voor een rationeel beleid en een sociale planmatige ordening die de crisis moet uitsluiten. Daarbij is zijn inziens een soort meritocratie nodig, de besten of liever de zich breed oriënterende intelligentsia moet het kader vormen dat het maatschappelijk stelsel goed moet laten draaien.
Dat doet wat denken aan Plato, die immers ook de wijzen de staat wilde laten bestieren? Maar let wel, Mannheim is zeker geen technocraat. Tegenover functionele rationaliteit stelt hij een substantiële rationaliteit: breed kijken, kritisch zijn, geen eendimensionale blik op een beperkt belang.
Marxistische critici vonden hem ongetwijfeld te intellectueel. Anti-marxistische critici vonden hem te marxistisch. Een geplande rationele maatschappij, dat kan toch niet deugen? Maar vergeet niet dat zijn idee zo slecht nog niet is. Tijdens de ernstige crisis van vorige eeuw was het gedurfd tegenover het geschreeuw van Hitler zo’n rationele visie te verwoorden. Geen populisme. En als dat zou lukken, dan zou de ogenschijnlijk intellectuele aanpak het draagvlak kunnen krijgen dat ook democratische waarden versterkt en verder helpt ontwikkelen.
Dit is maar een snelle schets. Maar grote of minder grote denkers: in tijden van crisis is het nodig goede ideeën te overdenken en ze te bespreken. Rationaliteit versus economische crisis, klimaatcrisis en morele crisis. Klinkt dat zo vreemd? Eigenlijk komt het neer op de idee: radicaal veranderen, maar genuanceerd en verstandig toepassen.
Karl Mannheim (1893-1947)