zaterdag 6 mei 2023

Immanuel Kant, Max Adler en Friedrich Engels over de strijd tegen de oorlog

 

Geen enkele staat mag zich met geweld mengen in de grondwet en regering van een andere staat.

(Immanuel Kant, Zum ewigen Frieden, Werke in zehn Bänden, Darmstadt 1983, p.199.)


Een toekomst zonder wapens? Een eeuwige vrede, is die denkbaar? De filosoof Immanuel Kant verbond zijn naam voor eeuwig aan dat streven. Daarover gaat dit artikel. Niet zozeer over de haalbaarheid en de moeilijke weg van de vrede. Ook niet over de analyse van de posities van het verderop genoemde ‘austromarxisme’ ca. 1925. En ook is dit geen afgeronde reflectie op de huidige oorlog om Oekraïne.

Pas stond het weer eens stellig in de krant: ‘Pacifisme bestaat niet meer.’ De pacifist is dood. De columnist zal dat bepalen, dan is dat zo?
      Maar wordt er wel goed gekeken en geluisterd? De tijd verandert en dus de vormen en de historische feiten. Zoals de niet te miskennen bruutheid van Rusland nu. Altijd echter ontstaat als reactie op het geweld een zoeken naar veiligheid en beschutting. Daaruit ontstaan nieuwe vormen van denken, zoals een sociale ethiek die niet uit zwakte denkt, maar samenwerking en verzet eist. Heden zijn vooral nieuwe samenwerkingsvormen relevant, zoals die van milieuactivisten met anti-oorlogsactivisten. De klassieke politieke partij legt het vaak af tegen deze nieuwe vormen.

Over oorlog en vrede is veel nagedacht. De filosoof Immanuel Kant (1724-1804) streefde een ‘eeuwige vrede’ na. Zou die niet binnen handbereik zijn door de (vermeende) toegenomen rationaliteit van de mens? Is de burger een goede leerling van de geschiedenis? Daarmee komt ethiek op de agenda. De ethiek die vaak zo sterk naar binnen is gekeerd, maar nu velen raakt. Met vragen op de agenda als: Wapenleveranties opvoeren voor ‘de goede partij’ versus praten en onderhandelen? Bij zo’n complex punt van discussie zal men vaak uitkomen bij een ‘én-én’. Immers, concreet gezien sluiten wapenleveranties met versterkingen niet uit dat ook de diplomatie op een hoger niveau verder gaat en er weer gesprek op gang komt. Maar het omgekeerde kan ook, toename van levering van wapens om de macht te vergroten. Er spelen nu sterke imperialistische motieven in een wereld die sowieso sterk verandert en dat nog lang blijft doen. Ook in en om Nederland. De spanning heet nu geopolitiek. Kort woord voor een lange oorlog, een extreme tijd.
    De pacifist is in dit geheel een maatschappelijk actieve figuur. Sommigen kiezen consequent voor pacifistische standpunten en strategieën, zonder zichzelf als pacifist te presenteren. Pacifisme betekent niet dat je je mond moet houden. In tegendeel, van de mondige burger mag je wat verwachten. Minimaal: ‘Gij zult niet doden.’ Laat dat een houdbaar principe zijn, de oude formulering respecterend.


Een extreme tijd

De tijd van Kant is een extreme tijd. De tijd van de toenemende mondigheid van de burger, de Verlichting. ‘Verlichting’ klinkt goed, maar er speelden ook oorlogen, slachtpartijen en er was veel strijd om de macht. Denk aan Napoleon, denk aan het Engelse imperialisme, denk aan geheime diplomatie. Dat laatste betrof smerige deals om land en macht te verdelen over de ruggen van de werkende massa’s heen.
      Op de keper beschouwd zijn enorme tegenspraken zichtbaar, tussen vredes-mogelijkheden en destructie. Deze tegenspraken werken dan ook door in de verschillende velden van de filosofie. Net als tegenwoordig trekken sommigen zich dan terug, uit de zichtbaarheid, bijvoorbeeld op het terrein van de ethiek. Van Kant, ethicus en kennistheoreticus bij uitstek zou je dat misschien ook verwachten, maar juist hij schrijft een boek dat openlijk de oorlog bestrijdt, met de fraaie titel: ‘Naar de eeuwige vrede’ (1796).
    Deze titel zal sommigen zweverig in de oren klinken, maar Kant beschrijft nauwkeurig hoe een Volkenbond eruit zou moeten zien, die vrede, recht en vrijheid bewaakt. Hij presenteert zijn standpunt in juridisch klinkende termen: zó zet je een stap naar de vrede. Denkt Kant dat dit ‘eeuwige’ ook precies zo zal ontstaan? Beslist niet, eerder ziet hij een permanent dialectisch veld van geweld, eeuwig zich vormend en nooit ophoudend. Daarbinnen vormt zich de roep om vrede en recht tegenover de staat van oorlog en hebzucht. Zo ontstaat de inzet die nodig is vrede en vrijheid te bevorderen, daarmee een perspectief van handelen en van te verwachte resultaten daarvan.

Het is een toepassing van het beginsel van rationaliteit. Denk eens na, als we zó strijden voor een eindeloos perspectief van verbetering en vrijheid, zullen mensen dan niet in beweging komen? Dat dit perspectief direct zou bestaan en voldoende invloed zou hebben, zegt Kant niet. Maar hij noemt wél heel concreet de bepalingen waar de deelnemende staten van de Volkenbond aan moeten voldoen. Concreet laten ze vérstrekkende politieke veranderingen zien die bitter nodig zijn.
      De term ‘eeuwigheid’ is sterk, een kritische onophefbaarheid. Steeds komt de roep om vrede terug wanneer het lijden groot is. De eeuwige doelstelling van rechtvaardigheid en vrede kan dan niets anders betekenen dan hard werken, dat je er nog niet bent, dat je er anderen daarbij nodig hebt, naast nog andere waarschijnlijke implicaties. Zoals de onverwachtheid van de beweging naar de vrede of juist niet. Omdat de vrede als een ‘op weg erheen’ wordt neergezet ontstaat een sociale structuur. Immers wie schetst de ware weg, wie heeft macht deze af te bakenen en te volgen? Kants visie had in 1796 betekenis, en de wijze waarop hij pleit voor de gewenste Volkenbond heeft dat nog steeds.
      Hier kan een eyeopener worden gevormd die de puur individualistische en juridische invalshoeken sociaal, structureel overtreft. De filosofie is tegenwoordig vaak individualistisch ingesteld. Gericht op persoonlijke groei en daarmee moet je ook eens een keertje de oorlog bestrijden? In zekere zin moet dat wel, pacifisme vraagt om een mondige doortastende mens. Als je kunt schakelen tussen belangrijke collectieve en persoonlijke waarden is dat natuurlijk prima, maar dat zal niet ieder gegeven zijn. Het vraagt om arbeid en actie.

Kant stelt concrete politieke eisen met betrekking tot vrijheid, staat en recht. Hij beschrijft enkele essentiële voorwaarden voor de weg naar vrede en vrijheid en een effectieve en proactieve Volkenbond. Zo meent t hij:
    ‘Geen enkel vredesverdrag mag als geldig beschouwd worden wanneer het gesloten wordt met een geheim voorbehoud dat de stof bevat voor een toekomstige oorlog.’ (p. 196.)
Ook stelt hij:
    ‘Geen enkele op zich staande staat – klein of groot – behoort op grond van erfenis, ruil, koop of schenking door een andere staat verworven te kunnen worden.’ (p. 196.)

Ware woorden, nog steeds. Knap van ‘Naar de eeuwige vrede’ zijn de kort- en krachtige formuleringen. Ze passen bij het werk van de scherpzinnige kentheoreticus Kant. Inhoudelijk worden reële ‘oorlogshitsers’ aangeduid. Geen woord teveel, maar voldoende om de kern van een handelingsperspectief te kunnen vormen. Precies wat de pacifist nodig heeft: als politicus of als burger de kans krijgen de oorlog te vermijden. Vanwege de onrechtmatigheid van de oorlog, maar ook vanwege de reële kans op verlies. Oorlogen betekenen immers altijd ook misvattingen. Zoals de overschatting van het eigen kunnen. Denk eerst beter na!
    In de tijd van Kant ontstonden nieuwe politieke bewegingen die in de toekomst vaak eerder zouden eindigen met overmatig particularisme, dan met sociaal bewustzijn. En met bloedige oorlogen. Kants boek stelt hier een sterkere regulering van de wereldpolitiek tegenover, ideeën die bij latere denkers als Hegel (1770-1831) en Marx (1818-1883) doorwerken.
    De Verlichting wordt vaak gekoppeld wordt aan ‘vrijheid’, vooral de ver doorgevoerde persoonlijke vrijheid. Alles mag, zolang ‘mijn’ eigen vrijheid maar niet wordt aangetast. De vrijheid presenteert zich dan als een paradoxaal duo, waarin de mens helemaal vrij is totdat de ander zich vanuit zijn toekomstperspectief met jouw verworvenheid, jouw vrijheid gaat bemoeien. Daarom meent Kant dat een vrijheid als het ultieme zijn tegendeel oproept. Tot in het andere uiterste, de oorlog, de machtswellust, de verovering uit bezitsdrang. Daarom verbindt hij zijn ethiek met een staatsvisie waarin de vrede centraal staat. Ethiek en materiële realiteit worden dan kritisch verbonden. Dan is ethiek niet te soft en wordt het handelen, de wil te veranderen niet vergeten.


Pacifisme als socialistische ethiek

Onder socialisten bestond in het verleden wel de tendens wat geringschattend te spreken over ethische vragen. Immers de maatschappijverandering, structureel verankerd, moest de doorslaggevende oplossing voor honger en ongelijkheid vormen, geen ethiek, zeker niet in de eerste plaats. In verlengde daarvan was dan soms ook de uitgesproken pacifist – drager van het gebroken geweertje – een verdacht subject, soms bestempeld als scheurmaker in de strijd.
      Maar dat gold lang niet voor iedereen, zoals blijkt uit de geschiedenis van de Oostenrijkse arbeidersbeweging. In Oostenrijk had zich aan het eind van de 19e eeuw een marxistische variant ontwikkeld die wordt aangeduid met ‘austromarxisme’. Een zeer massale partij of beweging, met zo’n 150.000 leden. Deze partij volgde, zeker in het begin, vrijwel dezelfde marxistische richting als de Duitse zusterpartij. Een belangrijk partijleider was Max Adler (1873-1937) Hij was naast zijn interesse voor de ideeën van Marx en Engels, sterk gecharmeerd door Kant. Zijn hele werk en vooral de ideeën over het bereiken van vrede, welvaart en mondigheid.
      In 1925 publiceert Adler zijn boek ‘Kant und der Marxismus’, (Berlin). Het zijn verzamelde opstellen over kennistheorie en maatschappijvisie. In de titel lees je de denkers die zullen worden opgevoerd, Kant en Marx. In dit boek beschouwt Adler Kant als de top van de ontwikkelde rationele kennistheorie en psychologie, terwijl Marx het hoogtepunt is van de wetenschappelijke maatschappijtheorie. Adler ziet Marx’ werk dan als de moderne sociologie van de toekomst. Geen dorre theorie, maar als het socialisme dat het nalatenschap van Kant zal voltrekken. Het gaat om de mondig geworden mens van de Verlichting, die de mondigheid verder tot praktijk zal verheffen.
    Het begin, de grondslag is bij Adler dus Kant, de geniale voltrekker is de als socioloog aangeduide Marx. Hier slaat Max Adler dus Georg Hegel (1770-1831) over. Het nawoord bij de tweede druk van Marx’ ‘Das Kapital’ waarin Hegel in kritische zin wordt benoemd, gaf Adler kennelijk voldoende munitie om van Kant direct over te stappen op Marx. Een denkbeweging waarin hij beslist niet door alle marxisten werd gevolgd. Maar niet vergeten: Adler is niet alleen theoretische Kant-interpreet, maar zijn partij mobiliseert duizenden in Oostenrijk in de strijd voor socialisme en voor de rechten, vrijheden en lonen van de werkende klasse. Dat gaf hem en andere austromarxisten ruimte eigen theorie te ontwikkelen en openlijk te verwoorden, waarbij ook regelmatig aan Marx wordt gerefereerd..

Intussen is ‘Kant und der Marxismus’ een lezenswaardig strijdschrift. Expliciet spreekt Adler zich uit tegen oorlog, geweld, militaire budgetten, koloniale politiek en imperialisme. Opmerkelijk is dan ook dat hij op vlotte wijze ingaat op vragen met betrekking tot pacifisme. (pag. 244-248). Hij wijst op de verschillende betekenissen die ‘pacifisme’ kan hebben. Het marxisme heeft het vaak teveel als utopie gezien, maar de oorlogen hebben geleerd dat het ook te radicaal afgewezen kan worden. De arbeidersklasse moet tegen oorlogen en imperialisme strijden. Daar past de slogan ‘Nooit weer oorlog!’ beslist bij. Wat dat betreft is het moderne socialisme pacifistisch, aldus Adler.
      Hij voegt toe: ‘Maar dit pacifisme negeert op geen enkele manier de revolutionaire klassenstrijd van het proletariaat, ...’ (pag. 246.) Adler gaat vervolgens gedetailleerd in op de diverse paradoxen en valkuilen die hier bestaan, gebruik makend van ideeën van Kant én Marx.


Grote verschillen bij hetzelfde verhaal

Van de pacifist is geen eenduidige ‘eeuwige’ definitie te geven. Immers, verschillende verschijnselen die aanvaard worden onder dat etiket, worden pacifistisch genoemd. Het gaat dan meestal om een verschijnsel met een dubbel karakter, namelijk het afwijzen van geweld en het aanvaarden van verantwoordelijkheid in situaties waar dit politiek en maatschappelijk moeilijk ligt. Gooi zulke halve en veelzijdig in te vullen definities in een groep en de discussie kan zo losbarsten. Omdat er reële verschillen zijn. Vul dus maar in naar eigen inzicht? Dat kan, maar reken erop dat anderen verder gaan of juist minder ver in het aanvaarden van verantwoordelijkheden op de gebieden van geweld en oorlog. Totale afkeer is nog geen actieve pacifistische houding. Kijk naar de huidige uiteenlopende meningen over wapenleveranties in Oekraïne. Een oorlog waarvan (vrijwel) iedereen hoopt dat die stopt maar je door dat te zeggen nog niet weet hoe die situatie het beste, makkelijkste, rechtvaardigste en op de meest solidaire manier (etc.) bereikt kan worden.
      Een zichtbare betrokkenheid van de pacifist kan dan zeldzamer lijken als vroeger, maar daarmee is een consequent verantwoordelijk toekomstgericht handelen en denken niet weg. Sterker nog, er ontstaan bestaan kansen de verschillende activistische bewegingen sterker te verenigen in scholing, actie enzovoort. Als dat meer geprobeerd wordt blijken de linkse, socialistische en groene bewegingen op verschillende terreinen dichter bij elkaar te staan dan vermoed of gezegd werd. Het gaat immers om de levensvoorwaarden van de toekomst. Daarmee kan een sociale ethiek van verandering geactiveerd worden, die een louter persoonlijke overtreft.


Staande legers afschaffen?

Inzicht in de verwevenheid van sociale factoren met het persoonlijke bestaat al lang, ook vóór Marx. Maar in de Verlichting en wat Adler noemt de marxistische sociologie vindt verdere precisering plaats. Zo heeft Kant zich in de kwestie van beroeps- of staande legers duidelijk uitgesproken: ‘Staande legers (…) behoren mettertijd geheel te worden afgeschaft.’ (pag.197-198.) Kant zegt ook waarom: ‘Want zij bedreigen andere staten onophoudelijk met oorlog, door hun bereidheid altijd daartoe uitgerust te lijken.’
    Hier speelt een belangrijk, hardnekkig vraagstuk met betrekking tot de kansen voor vrede en de risico’s van de oorlog. Friedrich Engels (1820-1895) komt – ongeveer 100 jaar na Kant – hier nog op terug. Hem wordt gevraagd hoe hij denkt over de vredeskansen in Europa. Dan schrijft hij onder meer: over het afschaffen, verkleinen of regulering van legers: ‘Vanuit een zuiver militair standpunt staat een geleidelijke afschaffing van de staande legers absoluut niets in de weg. Wanneer deze legers desondanks in stand worden gehouden, geschiedt dit niet om militaire, maar om politieke redenen.’ (Engels, Kan Europa ontwapenen?, Amsterdam? 1974, pag. 9.)
    Zó de politiek beoordelen op haar consequenties kun je ook een vorm van pacifisme of een aanzet ertoe noemen. Engels beoordeelt de kansen op vrede en adviseert de socialistische politici die hem vragen om verheldering van zulke moeilijke kwesties, waarover ze moeten stemmen in de Duitse Rijksdag. Engels kijkt hierbij ook naar de bredere context, zoals de zaken die het daglicht niet kunnen velen, maar in de machtsstrijd wel meespelen. Met name het ‘werk’ van de geheime diplomatie van Rusland met zijn gretige imperialistische doeleinden. Een onderwerp waar Marx over schreef en waar Kant in wezen al tegen ageert met de vorm en inhoud van zijn voorstel over de eeuwige vrede.

Tenslotte komen – hoe tragisch ook, gezien de beslist niet vreedzame context – de vragen rondom pacifisme bij Adler nog altijd neer op een vredesstrijd. En daarmee op wat Adler ziet als ‘Het socialisme als de voltrekker van Kants erfenis.’ (pag. 247.) Het gaat om de humane aspecten van en rondom oorlog en vrede, en hoe in een Volkenbond of op een ander manier de humane aspecten zouden kunnen domineren en het geweld helpen terugdringen.
    Op naar de eeuwige vrede? Vergeet niet wat Kant bedoelde. Het is geen naïviteit maar het spanningsveld waarin vernieuwing ontstaat. Deze is niet per se een verbetering en in ieder geval meer dan slechts een individueel doel. Wie daaraan durft te werken mag gerust met trots een speldje met een gebroken geweer dragen, wat flauwe krantencolumnisten ook beweren.


De complexe eenvoud van de hedendaagse politiek

Pacifisme duidt op een veelvoud en veelvormigheid van actieve mensen die elkaar lang niet altijd weten te vinden, maar die in hoofdzaak toch werken aan een ideaal waarin vrijheid, recht en verantwoordelijkheid centraal staan. De analyse en het onderzoek naar beweringen en feiten vormen een eenheid. Die moet keer op keer getoond worden, om aan de reële strijd voor vrede te kunnen bijdragen. De pacifist is dan één van die strijdbare figuren die gemakzuchtig denken over het militarisme bekritiseert. Dat die stem misschien aan kracht te wensen overlaat zal momenteel zo zijn, maar daarmee is die strijd niet verdwenen. Dan bestaat de taak meer te verbinden. Meer samenwerken tussen de vele groepen en personen die strijden voor doelen die in elkaars verlengde liggen.
      Het ging Kant om concrete problemen, het leven en de inperking van de vrijheid en rechten van de volkeren. De rechten zijn niet zonder slag of stoot verworven en moeten worden gekoesterd. Slag of stoot? Dán al speelt geweld op de achtergrond mee, waardoor zichtbaar wordt dat de discussie over pacifisme nog lang door zal gaan. Speel daarop in als pacifist of ‘gewoon’ als een vredelievende actieve mens.
      Een toekomst zonder wapens? Dit zal voorlopig wel een eeuwig vraagstuk zijn. Te meer een reden daaraan te werken en de eeuwigheid in haar verschillende gedaanten te ontmaskeren.



Stop de oorlog in Oekraïne



 
Immanuel Kant (1724-1804)


Dit artikel is ook gepubliceerd op de website van 'Solidariteit' .