De voormalige Communistische Partij van Nederland (CPN, 1909-1991) maakt onderdeel uit van de parlementaire geschiedenis van Nederland. En meer dan dat, zij maakt ook deel uit van de internationale arbeidersbeweging, met historische relaties tussen haar en aanverwante partijen en bewegingen, en last but not least met de geschiedenis van de ontwikkeling van theorie. Zoals van de marxistische filosofie.
Na de Val van de Muur in 1989 kwam er een vrij lange periode waarin in het openbare discours maar betrekkelijk weinig interesse overbleef voor die theorie, de politiek en de denkers van de socialistische arbeidersbeweging, zoals voor Marx en Engels. Het leek wel op een boekverbranding waarin alles van vóór die Val tot oninteressant, achterhaald, waardeloos of zelfs gevaarlijk werd verklaard.
Wat men vergat was het kaf van het koren te scheiden. Niet alles van het communisme en ook niet alle boeken waren van hetzelfde kaliber. Niet alleen rommel of dogma’s werden weggegooid zonder het nog een blik waardig te gunnen, ook interessante wetenschappelijke bijdragen, boeken, brochures, enzovoort. Interessant? Ja, zo waren er in het reële socialisme filosofische discussies gaande over kennis- en waarheidsfilosofie, met een inbreng waar men tegenwoordig als het om ‘nepnieuws’ gaat nog wat van zou kunnen leren.
Nu, na diverse crises inclusief de Coronacrisis die velen aan het denken en spreken krijgen is dit wat veranderd en verandert dit nog steeds. Hopelijk ten goede, de politiek is een vat vol tegenstellingen. Er wordt weer meer gelezen, ook werken van Marx en Engels, zij het misschien mondjesmaat.
Nu oude taboes (deels) doorbroken worden en sommige mensen geïnteresseerd raken in socialistische theorie rijst de vraag of die nog bestaat, goed opgeslagen is, en nog verder ontwikkeld wordt, enzovoorts. Dan blijkt dat die oude hierboven genoemde CPN nog wel wat kan betekenen. Deze partij heeft gedurende de vele jaren van haar bestaan vrij veel gepubliceerd, per saldo een hele theoretische geschiedenis, inclusief ups en downs, inclusief wat ertoe doet en er niet meer toedoet. Speciale aandacht kun je dan besteden aan het tijdschrift ‘P & C’, voluit: ‘Politiek en Cultuur; marxistisch maandblad.’ Want in de vele jaren van publicatie van dit blad tekent zich een hele geschiedenis af.
Dit theoretisch partijblad heeft lang bestaan en veel van de eigen geschiedenis van deze partij én de hele naoorlogse geschiedenis vind je in dit tijdschrift weerspiegeld. In totaliteit is het een geschiedenis op zich. Leerzaam, interessant, en natuurlijk ook met veel dat onjuist of niet meer ‘van deze tijd’ is. Of waar je heel verschillend over kunt denken.
Intussen moet de belangstellende in deze geschiedenis vooral kijken in wetenschappelijke collecties of bij antiquariaten. Maar gelukkig heeft het internet veel te bieden en wordt er weer serieus onderzoek gedaan naar de betekenis van de werken van de grondleggers van het socialisme als theorie en praktijk. Zie ook de link onderaan deze blog.
Al met al biedt het tijdschrift ‘P&C’ door haar lange bestaan tot aan de opheffing van de CPN een mooi – wisselend interessant – overzicht van de geschiedenis van een groot deel van de communistische politiek in Nederland. Niet alleen wat de leiding te berde bracht, ook gewoon interessante stukken, soms nog heel leesbaar en actueel relevant.
Dit tijdschrift doorbladerend, kijkend naar de oudere uitgaven, stuitte ik op een heel interessante tekst van de communist en wiskundige, hoogleraar Dirk Struik (1894-2000). Deze gaat over ‘Friedrich Engels en de natuurwetenschappen’, en is verschenen in het Maart-nummer van 1946. Het is een beschouwing over de dialectisch-materialistische filosofie in het algemeen en de natuurfilosofie in het bijzonder.
Dirk Jan Struik was niet ‘de eerste de beste’. Hij was een bekend wetenschapshistoricus die van meet af aan de Russische Revolutie steunde en dat ook in de Koude Oorlog, toen hij in de VS woonde en werkte, bleef doen. Als hoogleraar schreef hij verscheidene boeken over de geschiedenis van de wiskunde en de natuurwetenschappen, die vertaald zijn in verschillende talen.
Struik schrijft in het Maart-nummer van P&C, jaargang 1946, over Friedrich Engels’ analyse van de dialectische wetmatigheden van de evolutie van de natuur. Het gaat hier om de kern van de marxistische (dialectisch-materialistische) natuurfilosofie en om filosofie in het algemeen. Daarin laat Struik de betekenis van Engels als denker zien, op een overtuigende wijze.
Genoeg uitleg vooraf over dit artikel: hieronder volgt Struiks waardering van Engels’ filosofie, de weergave daarvan door Struik, een deel van zijn tekst, in zijn woorden. De geciteerde tekstdelen zijn ontleend aan pagina’s 119-122 van dit P&C-nummer.
‘Onder de denkers van vroegere generaties vallen er enkelen op, wier gedachten zo scherpzinnig, wier blik zo helder was, dat de bestudering van hun werken een leidraad verschaft aan hen, die de principes willen begrijpen, die ten grondslag liggen aan de hedendaagse wetenschap. Leibniz was een van hen en Hegel, ondanks al zijn grillen, ook. Friedrich Engels behoort tot deze groep van uitblinkers.
Men herdenkt Engels altijd in de eerste plaats als de medewerker van Marx en het is waar, dat hij het voorrecht bezat van een voortdurende, prikkelende aansporing door de grootste denker van de 19e eeuw. Het is ook waar, dat Engels zich altijd als nummer twee van het tweetal beschouwde. Dit leidt ertoe, de grote verdiensten van Engels zelf, als denker en als man van actie in de schaduw te stellen. Het is nog steeds nodig, de nadruk te leggen op het feit, dat Engels persoonlijk een denker van de allereerste rang was, wiens denkbeelden bestemd zijn niet alleen de wereldpolitiek, maar ook de filosofie der wetenschap voor vele toekomstige generaties te beïnvloeden.
Het is misschien jammer, dat Engels de wereld nooit een groot, omvattend werk heeft geschonken, een fundamentele verhandeling als ‘Het Kapitaal’ van Marx of Spinoza’s ‘Ethica’. Zijn denkbeelden staan, zelfs meer dan die van Leibniz, verspreid in strijdgeschriften, in korte verhandelingen, in brieven en in beknopte aantekeningen. Veel van zijn fundamenteel werk is pas in de laatste jaren gepubliceerd in zijn ‘Dialectiek der natuur’.’ Tot zover dit citaat.
Struik vervolgt dan zijn betoog met een kenschets van de drie hoofdwetten van de materialistische dialectiek, die Engels zelf vrij beknopt beschrijft en in zijn nooit afgekomen ‘Dialectiek der natuur’ verder wilde ontwikkelen. Afgekomen is dat boek dan weliswaar niet, maar in zijn boek ‘Anti-Dühring’, enkele andere boeken en diverse half voltooide stukken is veel op te maken. Struik beschrijft aldus Engels’ genoemde drie hoofdwetten van de dialectiek. Deze drie worden aangeduid als ‘De wet van de omzetting van kwantiteit in kwaliteit en omgekeerd’, ‘De wet van wederzijdse doordringing van tegendelen’ en ‘De wetmatigheid van de ontkenning van de ontkenning.’
Politiek gaat altijd over tegenstellingen, maar in de dialectisch-materialistische beschrijving van de ontwikkeling, de evolutie van de natuur, speelt de tegenstelling (tegenspraak, ontkenning) ook altijd een hoofdrol. De werkelijkheid in samenhang is altijd in ontwikkeling, en de tegenspraak, de interactie die veranderingen afdwingt is de motor ervan.
Na vrij uitvoerig de drie wetten van de dialectiek uitgelegd te hebben, schrijft Struik: ‘Bijna ieder proces in de natuur heeft de tendens tegengestelde processen te ontwikkelen om het te doen ophouden en in dit proces van tegenhouden ontwikkelen zich nieuwe en vaak meer omvattende processen. De evolutie van de levende materie van primitieve organismen tot de zoogdieren toe volgt zulk een weg en eveneens de vorming van bergketens zowel als de groei van een individueel wezen. Zelfs de evolutie van de materie zelf volgt, zoals wij het nu beginnen in te zien, dergelijke dialectische processen. De moderne natuur- en scheikunde is knap geworden in het ontdekken van dergelijke ketens van tegenspraken, die elkaar ontkennen, zoals in de tegenstelling van de theorie van het licht van Newton, die van atomen, tegenover de theorie van Huygens, die van golven uitgaat. Beide theorieën worden thans in de kwantentheorie van het licht ‘ontkend’.’
Tot zover dit citaat; ‘thans’ is dus: 1946.
De wetenschapshistoricus Struik ziet Engels aldus als een uiterst praktisch filosoof die het wetenschappelijk inzicht dienstbaar is. Terwijl het tegelijk om theorie gaat die bij Marx en Engels de kern van hun reflectie is. Sinds Marx en Engels de filosofie van Ludwig Feuerbach bestudeerden – ongeveer in het jaar 1843 – en daarover ook kritisch oordeelden omdat Hegels dialectiek door Feuerbach te rigoureus aan de kant gezet leek te worden, hebben ze daarmee een kernpunt behouden die in heel hun werk, in tal van geschriften, weer opdook.
Het gaat om het reële materialisme dat kritisch is, dat de beweging, de ontwikkeling als kern blijft zien. Dat je daarvan de structuren kunt destilleren, deze algemeen kunt verwoorden, bewijst Engels’ half uitgewerkte aanzet tot het beschrijven van de dialectische processen in de hele natuur.
Struik biedt de lezer van ‘P&C’ een mooie, didactisch sterke inkijk in deze kern van de marxistische (dialectisch-materialistische) filosofie. Een vruchtbare kern, die ook nu tot denken en analyse uitnodigt. Door nog eens naar zo’n oud nummer uit 1946 te kijken kun je in één klap zowel Engels als Struik rechtdoen, en ook het eigen creatieve denken een ‘boost’ geven.
Bovendien is het boeiend te zien hoe de P&C-redactie in 1946 de lezers hier flink aan het studeren zette.
De draad die soms een knoop lijkt, de gefundeerde eenheid van de wetenschappen – hier de politiek, sociologie en de natuurwetenschappen – is soms een lastige zaak. Engels, nuchter als altijd, pakte die draad vaak weer op, wat inderdaad zo waardevol is als Struik het beschrijft. Dat is in de huidige tijd waar nepnieuws en warboel groeien en bloeien een uiterst waardevol inzicht.
Om verder te lezen over Engels’ Dialectiek van de natuur en andere teksten over dialectiek, natuur en politiek, zie onder meer de website ‘Marxists.org’. Zie https://www.marxists.org/nederlands/
De Engelstalige versie vind je ook via Marxists.org.
Over de drie hoofdwetten van de materialistische dialectiek heb ik eerder en uitgebreider geschreven in mijn boek ‘Dialectiek en praktijk, De creatieve tegenspraak. Uitgegeven en nog verkrijgbaar bij Uitgeverij Damon, zie https://www.Damon.nl
In dit boek, zie met name de hoofdstukken 2 en 5.
Je kunt bij vragen ook mailen naar JasperSchaaf@gmail.com.