vrijdag 8 januari 2021

Hoe kijk je aan tegen de klassenstructuur van Nederland?


Het gaat niet om een quizje. Het is een boeiende en ook nog politiek belangrijke vraag of er sociale klassen bestaan of dat dit een louter lege theoretische abstractie is. Een poos bestond er een taboe om over klassen te spreken, want je ‘mocht’ mensen niet zo indelen, tegenwoordig is de term in sociologische (etc.) studies wel gebruikelijk.
    Daar kunnen natuurlijk veel verschillen bij optreden, in betekenis voor de groep en bijvoorbeeld voor de politieke actie. Denk aan Marx met zijn strijdbare klassen-idee en revolutionair perspectief.

Voor dat je het zo groot maakt kun je er zelf over nadenken. Zijn er klassen, hoe beschrijf je die, de relatie met de politieke macht, oude en recente verschuivingen in aantallen en positie, botsen klassen of bestaan ze ‘gewoon’ naast elkaar? Enzovoort.
    Hier ter discussie een kleine en niet getoetste invulling. Vul verder maar aan, denk erover na. Gekozen uitgangspunt is de indeling uit 2014 van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Zonder nu op relevante onderzoeksrapporten in te gaan. (Voor enkele bronnen met uitwerkingen en uitleg, zie onderaan en zie ook internet)

Bij deze indeling kunnen dan vragen gesteld worden als: klopt deze, heb je er wat aan, welke dynamiek kunnen de genoemde groepen meebrengen, interacties. En nu natuurlijk ook: de pandemie en de lockdowns, hebben die (veel) effect op deze groepen? En wat verder bij je opkomt …

Volgens deze indeling van het SCP bestaan – stand 2014 – de volgende zes groepen of klassen in Nederland. Zes herkenbare groepen, gerangschikt van ‘hoog’ naar laag:
1 - de gevestigde bovenlaag (15% van de bevolking);
2 - de jongere kansrijken (13%);
3 - de werkende middengroep (27%);
4 - de comfortabel gepensioneerden (17%);
5 - de onzekere werkenden (14%);
6 - het precariaat (15%).

Wat komt er nu – dit lezend en als ik vlot en intuïtief kijk – bij me op? Een mogelijke stand van vandaag? Dit alles mede bepaald door de coronacrisis, maar beslist niet alleen daardoor.
      In de eerste plaats dat groep 5 + 6, dus opgeteld, de grootste groep in Nederland zou zijn. Het doet ertoe hoe je de woorden positioneert en daarmee de kijk op de bevolking en haar strijdpunten. Er is niet slechts één manier.

- 1 – Ja, er bestaan klassen. En hier valt wat te halen. Maar beter is structureel naar het kapitaal in Nederland en elders te kijken en structurele maatschappelijke veranderingen na te streven. En niet iedere persoon uit de bovenlaag over dezelfde kam scheren. In pandemietijd duikt een deel van deze groep in het veiligstellen van de verworven vermogens en premies. Zie de hoge beursnoteringen, deels losgezongen van de reële economie. Maar niet iedereen doet dat.
- 2 – De jonge kansrijken moeten uitkijken. Een deel raakt veel kwijt, een ander deel vaart er wel bij, met nieuwe projecten en bedrijven. Maar bij deze groep, veelal uitstekend opgeleid, ligt ook een heel grote verantwoordelijkheid met betrekking tot onder meer de klimaatcrisis.
- 3 – De arbeidersklasse in brede zin van het woord? Met 27% percentueel ook nu nog de meest omvangrijke genoemde groep. Maar de loonontwikkeling is matig tot slecht, en de positie als werknemer verzwakt. Een punt voor de vakbonden en links Nederland.
- 4 – Nog mobiel? Toon je solidair waar dat kan en nodig is.
- 5 – Hier liggen enorme problemen. Veel raken werk kwijt en vooral de toch al problematische zekerheden. Een enorm grote groep dreigt verliezer voor jaren te worden en in de onderste groep te belanden. Hier liggen kerntaken voor de vakbonden. Strijden voor zekerheid, werk en inkomen. Beëindig de flex-structuren en houdt daar vervolgens steeds stevig toezicht op, met doorzettingsmacht.
- 6 – Deels vloeit deze groep over met de vorige. Een rijke maatschappij met zoveel mensen in de marge? Onverantwoord en beslist niet solidair. Een groot deel van de strijd moet zich hiertegen richten. Op concrete velden, zoals volwaardig werk en betaalbare goede huisvesting.

Zo zie je maar, denkend over de ontwikkelingen maak je ‘zó’ een ‘Program van Eisen’. Net als ondernemers dat doen. Een kernpunt is de enorme omvang van de laatste twee genoemde groepen, die je bij elkaar mag optellen, als het gaat om de bedreigingen en de persoonlijke consequenties.

Is dit een basis voor verder debat? Dat zou kunnen. In Nederland laten ‘We’ bij elke nota van het Sociaal en Cultureel Planbureau de onderzoekers netjes opdraven in de media. En menig Tweede Kamerlid zal de papierstapels doorbladeren. Maar (vooral) ook daarbuiten, in de acties en discussies kan deze informatie creatief, verdiepend en mobiliserend werken.
      Klassen, om over na te denken. Natuurlijk moet dat niet kritiekloos, maar een linkse politiek die serieus aan een betere toekomst werkt vraagt om wetenschap, om dáár te strijden en te verbeteren waar dat kan. De gekozen indelingen zijn nooit vrijblijvend.






Je verder hierin verdiepen en verder lezen? Bronnen en internet links:

- Bron: Cok Vrooman, Mérove Gijsberts, Jeroen Boelhouwer (red.), De hoofdzaken van het
Sociaal en Cultureel Rapport 2014,
Journalistieke samenvatting door Karolien Bais, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, december 2014, pag. 30

- Actueel artikel: Cok Vrooman, Pandemie verscherpt tegenstellingen tussen klassen, niet tussen jong en oud.
In dit artikel kunnen je surfen naar diverse relevante links.
Het is te vinden op de website Sociale Vraagstukken: https://www.socialevraagstukken.nl/