In Coronatijd gaat de discussie vaak over vrijheid. Overheidsmaatregelen ontnemen burgers ‘hun vrijheid’, menen sommigen. Wat een uitdrukking. Alsof de vrijheid zomaar een ding is dat je af kunt pakken.
Maar ja, er is natuurlijk wel minder vrijheid als je concrete vrijheden gaat benoemen en je je afvraagt of die momenteel meer of minder een rol spelen. Je moet een mondkapje op in de bus, wat je er ook van vindt.
Anderzijds worden er juist door de pandemie nieuwe vrijheden zichtbaar. Zoals de menselijke mogelijkheid een gevaarlijk virus de pas af te snijden. Dat lukte in vroegere tijden met de pest niet. Is de mens in staat dit doen? Nooit eerder over nagedacht wellicht. Er zijn nieuwe vrijheden en inzichten aan de orde, hoeveel beperkingen tegelijk ook mogen meespelen.
Er lijkt een soort tweedeling of interactie te bestaan tussen een impuls voor meer vrijheid versus één voor minder vrijheid. Een spanningsveld waarop de vrijheid steeds in het geding is.
Om te weten of ‘de vrijheid’ kan worden ‘afgepakt’, kunnen we beter eerst eens zien wat vrijheid is of wat er zoal meespeelt. Dan blijkt dat de vrijheid zoveel vormen kan aannemen en dus zo veelvormig in het geding kan zijn, dat een enkele definitie misschien niet verder helpt. Dan nog is een poging en paar kernbegrippen te benoemen de moeite waard.
Kernbegrippen: je kunt (hypothetisch) beweren dat bij de vrijheid over het algemeen vier aspecten meespelen, namelijk objectiviteit (1), subjectiviteit (2), het maatschappelijk geheel ofwel de collectiviteit (3), en bovendien de individualiteit of persoonlijkheid (4).
Binnen het (speel)veld van de concrete vrijheden dat je met deze termen kunt vormen, kun je bepaalde vrijheidsmogelijkheden (of vrijheidsgraden) laten zien. Aan de hand ervan kun je bepalen waarin de vrijheden of De Vrijheid al dan niet bestaan, nog verworven moeten worden of allang een opmerkelijk hoogtepunt hebben bereikt. En bijvoorbeeld of de vrijheid sterk verandert of omgekeerd momenteel juist een stabiele factor is. Of dat de vrijheid je van kindsbeen af overkomt of daartegenover dat je er persoonlijk heel hard voor hebt moeten knokken.
Een complexe discussie ophangen aan genoemde vier punten kan verhelderend werken, maar kan nooit alle vrijheidsaspecten omvatten. Dat is hier de pretentie niet. Wat betekenen nu deze vier termen, wat laten ze zien?
1 - Het aspect objectiviteit. Door wetenschap, ethische reflectie, jurisprudentie en sociaalpolitieke strijd hebben regels, wetten én de ideeën over vrijheid een zekere mate van duurzaamheid gekregen. Dat is in normale situaties vooral een voordeel. Je kan en mag dan misschien heel wat, maar kent ook de grenzen.
Toch ligt de vrijheid hiermee niet helemaal vast, er zullen altijd uitdagingen ontstaan om vrijheden van keuzes en handelen in te perken of juist te vergroten. De strijd gaat altijd maar weer door, op wisselende fronten. Met rede en recht, maar helaas is de behoefte aan meer vrijheid vaak gekoppeld aan een bestaande (politieke) onredelijkheid en onrecht.
Vrijheid is nooit absoluut, hoe reëel ze ook kan zijn. De vrijheid kan getoetst worden, de keerzijde ervan ook. Bijvoorbeeld door de woorden te analyseren die (on)vrijheid uitdrukken.
Denk maar eens aan de totale onvrijheid die in het verschiet ligt als de klimaat- en biodiversiteitscrisis niet overwonnen kan worden. Wég spoelen dan alle mooie woorden over ‘mijn vrijheid’ of ‘onze vrijheid’. De klimaatcrisis verkleint de bestaande vrijheid, maar de inzet die crisis op te heffen vergroot deze weer. Scherper nog kun je dit stellen: de vrijheid van de mens is ontaard in een onvrijheid, een rampzalige gijzeling, een vervreemding. Vrijheid heeft nooit slechts één kant. Komt hier een historische balans? Hopelijk, ook al is die in absolute zin ook weer tijdelijk en complex.
Aan de vrijheid kleven verschillende aspecten die objectief genoemd kunnen worden. Zoals dat de maatschappelijke context steeds weer sterk medebepalend is voor concrete vrijheden, de feiten, de beleving ervan en de permanente inzet of strijd ervoor.
Concretisering, concrete uitgewerkte vrijheid kan en moet ook opgeëist worden in tal van situaties. Meer zeggenschap voor werkers in het bedrijfsleven als vrijheidseis bijvoorbeeld. Dus meer ruimte voor hen om zelf te handelen en mee te beslissen. Allemaal zaken die voortvloeien uit de basale wens meer vrij te zijn. Wat een toekomst, de vrijheid kan nog oneindig groeien! Maar met welke maatstaven?
2 - De subjectiviteit. Beperking van een keuzevrijheid die ook de eigen voorkeuren en persoonlijke levensstijl raakt, wordt danig gevoeld. Maar er speelt meer dan de wensen de bestaande vormen van vrijheid te behouden. De emotie, de (on)vrijheid wordt weliswaar ervaren, het gebrek kan krachtig worden benoemd, overschreeuwd zelfs. Een overdrijving kan hier echter dwangmatig worden, een fixatie, dus weer onvrijheid.
Aan te raden is dan óók terug te grijpen naar (1), de objectieve kant, de analyse. Beredeneer de balans, is de situatie werkelijk zo onvrij? Toon als daar aanleiding toe is begrip voor de situatie. Erkennen van een zeker ongemak of een tekort is draaglijker dan een fixatie op ‘dat niets deugt’, de klaagzang. Keer liever het perspectief om, van sociale, economische en ecologische strijd voor een vrijheid die (al) reëel mogelijk is, zonder vervreemding.
3 - Het maatschappelijk geheel. Vrijheden en onvrijheden bestaan slechts binnen een sociale inbedding. Een overmatig, maar momenteel wel reëel bestaand individualisme, verliest dit uit het oog.
Dan raakt het spoor bijster. En resteert voor de overgeïndividualiseerde burger als morele plaatsbepaling, als ‘ziel’, dan vooral de ‘stem van de sociale media’. Dat lijkt misschien een vrijheid maar heeft geen grond. Het is een fictie die makkelijk leidt tot een moeras van ontevredenheid, klagen en vervreemding.
4 - De persoonlijkheid. De erkenning van zowel het objectieve als het subjectieve aspect vormt de persoonlijke ruimte om zich binnen het maatschappelijk geheel te ontwikkelen. Dat kan aanvaarding inhouden, maar ook de inzet grenzen te verleggen. Vrijheden winnen of veranderen. Verlies van rechten, nieuwe opeisen. Nieuwe ruimte met nieuwe accenten scheppen. Dit kan alleen door reflectie, waaruit blijkt dat de hier genoemde factoren steeds allemaal meespelen en dat ze samenhangen.
Dat brengt ons bij een conclusie.
5 - Wat leert ons dit? Er is een punt (5) nodig dat benadrukt dat er een overkoepeling bestaat. Overkoepeld doordat al deze (vier genoemde) aspecten op elkaar inwerken.
Niets, ook het vrije denken niet, is helemaal zichzelf. Er zijn externe factoren die de genoemde aspecten (1 t/m 4) mogelijk maken en helpen vorm te geven. Er is verbinding tussen alle aspecten. Vrijheid blijkt een verhouding te zijn, een verhouding tot iets bereikbaars of juist onbereikbaars.
Het geheel is dynamisch, dialectisch of hoe je het ook maar wilt noemen. Dan is er dus steeds verandering. Dat veranderingsproces impliceert dat je voorzichtig moet zijn over ‘de vrijheid’ absolute uitspraken te doen. Er is altijd analyse nodig met erkenning van het meespelen van de vier genoemde aspecten.
In de filosofie was en is de kwestie van de vrijheid altijd aan de orde. Dan stuit je steeds weer op de samenhang en dynamiek, en de poging daarbij passende woorden te vinden.
De filosoof Jean-Paul Sartre (1905-1980) zag de vrijheid als hét kenmerkende van de mens, vooral de beslissende keuzevrijheid en zelfbeschikking van het individu. Maar hij zag de andere kant ook, de worsteling die ontstaat door die keuze. Deze stuit op de objectieve realiteit, bijvoorbeeld van de politieke situatie, oorlogen, hongersnood of het bestaan van sterke diametraal tegengestelde standpunten.
Of zie Karl Marx (1818-1883) die er bij herhaling op wijst dat een land dat een ander land (koloniaal) onderdrukt door deze onderdrukkingsrelatie principieel onvrij is. De onderdrukker is onvrij. Hij is met ketenen gebonden aan het onderdrukte land en de mensen die er wonen. Wat zo vrij lijkt voor de rijke bezitter, en mogelijk onder een bult van mooie woorden en plechtige ceremonies over vrijheid wordt bedolven, blijkt juist een grote, principiële beperking, een onvrijheid.
Laten we ook vooral de oeroude Chinese filosofen niet vergeten. Zij zeiden: ‘Vrijheid betekent dat je iets voor een ander mag doen.’ Die ander kan de kwetsbare persoon zijn die jou vraagt een aantal persoonlijke vrijheden voorlopig op te schorten om voor hem of haar een veilige leefsituatie te creëren.
Jouw (echte) vrijheid stelt in deze visie niet zozeer jouw persoonlijke belang voorop, maar eerder de relationele (onbaatzuchtige) samenleving met anderen. Een goede samenleving is vrij. Het bereiken ervan ongetwijfeld vooralsnog vooral een strijd.
Deze vrijheid is in Coranatijd aan de orde. De oude Chinezen bedachten er dus al een filosofie bij. Geniet van de concrete vrijheid en dus de mogelijkheden die je wel hebt. Maar steeds met de blik op de ander die de pandemie hoopt te doorstaan. Je bent ook vrij je handelen in te perken waar dat wenselijk is. Welbeschouwd blijft er dan nog heel veel over.
Vrijheid omvat veel, in principe alles, net zo goed als dat de vrijheden altijd gekoppeld zijn aan beperkingen. Dat een overheid zomaar ‘de vrijheid’ van het volk kan afpakken kan theoretisch wel zo zijn, maar nadere analyses zullen laten zien dat de vrijheidsmogelijkheden, dus de grotere vrijheid ook dan nog altijd in het verschiet ligt. Ook al zal de ontwikkeling daarnaartoe steeds opnieuw een verder liggend perspectief blijven tonen. Hinderlijk onbereikbaar? Er blijft altijd een punt op de horizon. Dat is paradoxaal het enig altijd blijvende. Zolang er mensen zijn, die dit punt zullen benoemen.
Deze blog biedt beslist geen complete analyse of definiëring van De Vrijheid, de vrijheid, de vrijheden en allerlei andere mogelijke concretiseringen die horen bij dit onderwerp.
Dat vrijheid zoveel verschijningsvormen en meetellende factoren kent neemt niet weg dat op een concreet alledaags niveau de zelf ervaren vrijheid door feiten, overheden, burgers of regels hinderlijk beperkt kan worden.
Subjectief, dus ook lastig, maar het hoeft lang niet altijd de ramp te zijn die sommigen menen te ontwaren. In een groter kader bezien is het misschien juist een voordeel, een kans op een volgende slag vóór (de) vrijheid.
Wees zuinig met de vrijheid die er al is en roep niet te snel dat die ‘verdwenen’ is of ‘zomaar’ – zonder voldoende reden – van je wordt afgepakt. Al komt de sociale en persoonlijke strijd voor verdere vrijheid en gelijkheid in verschillende verschijningsvormen nog vaker terug dan je lief is, koester de vrijheid die er al is.
Die strijd gaat wel door. Het is onvoorstelbaar dat dit niet zo zou zijn. De vrijheid is geen ding, maar een steeds weer te verwerven en nader in te richten verhouding.
Meer reflecties over vrijheid, aan de hand van Spinoza en Marx, vind je in:
Jasper Schaaf, Het speelveld van de vrijheid, Marx, Spinoza, Overwegingen over vrijheid en macht, Uitgeverij Damon, Budel 2014, ISBN 9789460361937
Jasper Schaaf, Actief socialisme en vrijheid, Pleidooi voor hechtere linkse samenwerking, Uitgeverij Damon, Eindhoven 2018, ISBN 9789463401425
Te bestellen bij de auteur, de boekhandel en de uitgeverij, zie www.Damon.nl