In het huidige welzijnswerk, de reïntegratie van werklozen, het sociaal beleid van gemeenten en de Vogelaaraanpak is ‘achter de voordeur’ een gevleugelde term. Het is de voorloper of een variant van ‘direct er op af’, een van de bakens voor het Welzijn Nieuwe Stijl. Heel Nederland lijkt hier de komende periode mee aan de slag te willen gaan. Een mooi monument voor de actieve staatssecretaris Jet Bussemaker, die de Wmo wilde uitvoeren zoals die bedoeld was, althans de mooie kanten ervan.
Het is de strijdbare reactie op passiviteit, die soms voorkomt in welzijnswerk en zorg, maar die ongetwijfeld ook vaak wordt overdreven.
Achter de voordeur. Wat doen we daar? Dat is de vraag. En die vraag moet goed beantwoordbaar zijn vóór de werker er op af gaat, voor hij de drempel van de voordeur overschrijdt. Er zijn gemeenten waar het lukt achter de voordeur te komen en bij de thee een keurige enquête wordt afgenomen om ‘de vraag op te halen’. Maar als de werker dan ook niet ‘direct’ wat te bieden heeft, bestaat het risico van een averechtse werking. ‘Er is iemand van de gemeente bij me geweest, maar wat die nu precies wilde …?’
De werker die geacht wordt achter de voordeur te komen moet weten wat hij te bieden heeft in het gezin, in de straat, de wijk, het dorp of in de stad. Vraaggerichtheid moet matchen met een goed, aantrekkelijk en sluitend aanbod dat vooraf overdacht is en ook werkelijk op korte termijn kan bestaan. Zonder dat wordt de activistische terminologie een frase.
Welzijn Nieuwe Stijl, de Wmo zoals die bedoeld was? Zonder voldoende inhoud en middelen wordt weer een kans gemist. Actief mensen benaderen is goed, als de consequenties vooraf worden doorgeëxerceerd. Gemeenten, afdelingen van gemeenten zoals welzijn en sociale zaken, instellingen en corporaties moeten dus samen weten wat ze doen en laten. Consistent.