Ik heb een uitstekende relatie met houthakkers en andere werkers die bossen, parken en hagen onderhouden. Dat komt door het simpele feit dat ik ze vaak tegenkom en we elkaar vriendelijk groeten.
Aangesneld op de racefiets zie ik al van grote afstand de versperring van het fietspad. Hele en halve bomen, takken, twijgjes en mannen (bijna nooit vrouwen) in overall, druk in de weer. Ze kennen de overlast die ze bezorgen, kijken je vriendelijk aan en groeten goed Gronings ‘Moi!’
Ze doen hun werk, ze doen het goed, maar wanneer ik langs ze kruip, één voet aan de grond, op mijn fietsje, dan denk ik vaak, wordt hier niet wat erg rigoureus gekapt? Bij een enkele keer denk je nog, het zal wel onderhoud zijn, of toeval dat er nu juist gekapt wordt waar ik heen fiets. Maar zijn er niet te veel plekken in en rondom Groningen (en elders) waar eerst mooie boompartijen stonden en nu een onduidelijk groen randje overgebleven is? Vaak, niet altijd, wordt er teruggeplant. Dat dappere nieuwe dunne boompje moet het verlies doen vergeten, al heb je er dan nieuwe generaties bewoners voor nodig die zich niet meer herinneren hoe het was.
In het Dagblad van het Noorden van 18 april jl. stond een uitstekend opiniestuk van bomen- en bossenbeschermers uit de regio en het land. Stevige argumenten. Vooral maakt indruk dat ze duidelijk uitleggen dat wat natuurbeschermers onder biodiversiteit verstaan soms een eenzijdig verhaal is. Dat soms belangrijke biotopen daardoor verdwijnen en dat de term exoot in de biologie wel evenveel discussie kan oproepen als het politieke vluchtelingenvraagstuk.
Kortom, dat bij kappen wel meer het voorzorgprincipe zou mogen gelden: ‘Bezint eer ge begint!’ Het artikel is ongetwijfeld nog wel op internet te vinden, voor wie nu geïnteresseerd raakt.
Toen ik het las, paste het precies in mijn waarneming op mijn fietsje, ook buiten de stad. Maar voor ik de stad al helemaal verlaten heb rijd ik bijvoorbeeld eerst nog langs de Hoornse Plas. Aldaar worden nu voor slechts het commerciële belang (althans de kortetermijnvisie ervan) van het nabije hotel massaal bomen gekapt en struiken verwijderd. Tot schrik van omwonenden en vooral van mensen die misschien wel van het plan gehoord hadden, maar zich hiervan nu pas een goede voorstelling kunnen maken. En bewonersparticipatie? Op z’n D66-tigsten, als het even niet uitkomt, dan maar niet.
Of elders bijna uit de stad. Droevig oogt de aanpak van de Zuidelijke Ringweg. Er moet groen voor wijken. Natuurlijk. Maar zó rigide? Het lijkt wel of elke boom en struik die zich in de buurt ervan waagt zo snel mogelijk aan de kant moet. De hele wereld als aanrijdroute. Eerst alles plat, en die nieuwe boompjes zullen ook hier vanzelf wel weer eens komen. Maar wat is dat voor een aanpak …. Grootschalig geklungel?
De stad uit fiets ik dan bijvoorbeeld naar de Westerbroekstermadepolder. Prachtig fietspad door de natuur, heus niet zoveel op aan te merken. Maar zeker is wel dat aan de rand vroeger meer kleine boompjes en struiken stonden die een mooie rustplaats boden voor bepaalde vogels.
Ik zag eens een fitis op een boom die er al niet meer staat. Daar vlakbij stond nog een jonge boom waar in een ander seizoen een klapekster op zat. Nu ook gekapt. Klapekster, geen kapekster!
Nog iets verderop voerde ik eens een gesprek met een bekende die ik daar tegenkwam, terwijl achter haar rug in de struik de hele tijd een blauwborst duidelijk zichtbaar zat en wat heen en weer wipte. Die struik was kort erna ook verdwenen. Kennelijk moest op dit stuk bij de spoorbaan bijna alles wat maar omhoogstak worden geruimd.
Het gaat hier niet om veel bomen, maar ze pasten er toch prima? Aan de rand van een groot heel open gebied. Iemand zei me een keer dat wellicht deze struiken en bomen hadden moeten wijken om roofvogels te weren, hun rustplaatsen weg te halen. Vreemd als dat zo zou zijn en gelukkig werkt dat ook niet zo. Buizerds, kiekenduiven, torenvalken, soms een slechtvalk en in de buurt tegenwoordig ook nog de zeearend: roofvogels genoeg hier en die horen er ook bij.
Soms lijkt het alsof men gewoon zaag en takkenschaar wil gebruiken.
Elk specifiek voorbeeld heeft zijn eigen verhaal en vast wel goede argumenten. Daarom worden bomenbeschermers soms wel eens als zeurpieten gezien. Maar het totaal van boom en bos maakt wel een punt. Ook het oudere bos dat niet zomaar vervangbaar is. Dus moet men juist in een tijd waar ecologie en klimaat primaire aandachtspunten zijn en moeten zijn, dat gezeur dan maar even aanhoren. Om tot meer evenwichtige visies op beheer en onderhoud te komen. Groene groei in plaats van afbraak.
Bij zo’n evenwicht hoort natuurlijk de open ruimte en het waterbeheer, maar net zo goed oud en nieuw bos, houtwallen en gevarieerd en bloemrijk akkerland. Als de boombeschermers nu oproepen: ‘Laat de bossen staan!’, raken ze een punt dat wél politiek de aandacht verdient. Mag het ietsje méér zijn?
Ampsen bij Lochem
Ik geef niet om rijm. Zelden
Ziet men twee gelijke bomen naast elkaar.
Fernando Pessoa