Vijandige overnames en kapitaal. Onder het motto dat de crisis voorbij is en bovendien op grond van het feit dat de spaarrente ongeveer 0% is, woekert het kapitaal weer volop. De beleggers willen resultaat zien. Rendement, grotere opbrengsten, geld.
Op het speelveld van de bedrijfsovernames is het dringen geblazen. De kapitalist ziet het simpel. Wie geld en aandelen heeft, heeft het voor het zeggen. Het zou daarom ethisch, juridisch en in ieder geval redelijk zijn dat gewoon de weg van de winst wordt gevolgd. Een goed overname-aanbod afslaan betekent in die visie dan een even redelijke gang naar de rechter. Zie John de Mol die de Telegraafgroep wilde overnemen en zich onheus bejegend voelde, want hij deed toch het hoogste bod?
Dat is een eenvoudige ethiek, de moraal van het kapitaal. Wat is er mis mee? Als iedereen dit zo ongeveer vindt is dat toch de redelijkheid van het moment? Vergeet de achtergrond, vergeet de verdere samenhang.
Overal overnames en pogingen ertoe. Zie AkzoNobel, zie Unilever. Deze bedrijven voor Nederland bewaren, dat is toch protectionisme? Dat mag niet, vinden velen. En toch vinden ook heel wat mensen dat de tijd van het neoliberalisme voorbij is, laat dat gegeven dan niet een zeker protectionisme toe?
Maar daar wringt de schoen. Er wordt als het uitkomt wel beweerd dat de tijd van het neoliberalisme voorbij is, maar dat is nog lang geen inhoudelijk, positief, actief politiek en economisch verhaal. Zeker geen verhaal dat breed wordt gedeeld. En is het woord ‘protectionisme’ soms geen stoplap, waarachter zowel minder goede als goede maatregelen schuil kunnen gaan?
De overnames en pogingen ertoe geven te denken. Neem Unilever. De overname-overval afgeslagen, maar dan gauw de margarine in de etalage als het juiste smeermiddel om de begerige aandeelhouders, de eigen kapitalisten, tevreden te stellen.
Neem inderdaad Unilever als voorbeeld. Is dit slechts een bedrijf met X-aantal arbeidsplaatsen als Nederlands en Brits belang? En niet een groter economisch, sociaal en ecologisch internationaal belang?
En inderdaad, Unilever is veel meer. Het is en omvat een sociale en economische geschiedenis, een erfgoed. Het is een resultaat van werk van mensen die deels al lang zijn gestorven. Het is nu een sociale werkelijkheid voor de velen die er nu werken of buitenom voor Unilever meewerken. Het is een technologisch geavanceerde ontwikkeling. Het is een verhouding tot de natuur, tot het klimaat, de visvangst, de ontbossingen en herbebossing. Het is een veel groter sociaal en internationaal geheel dan het aandeel van de kapitalist die er op teert. Het is als historisch resultaat een grote verantwoordelijkheid met betrekking tot werk, de verdeling van arm en rijk, en het klimaat. Groter dan iets dat zomaar te koop kan staan.
Een bedrijf als Unilever deels in de uitverkoop doen betekent het opgeven van (mede)zeggenschap, van werk, van invloed op sociale en ecologische verhoudingen. Je zou het kunnen omkeren en zeggen dat een bedrijf dat een grote potentie heeft de wereld in de huidige kritische fase positief vorm te geven een collectief bezit is en dat duidelijk zou moeten uitstralen. Die positieve vormgeving bestaat nu nog niet helemaal natuurlijk, maar de mogelijkheden zijn groot. Zulke mogelijkheden onbenut laten is niet rationeel, sociaal en ethisch.
Is het niet veel vruchtbaarder en van grote betekenis zo’n bedrijf gecontroleerd en innovatief verder vorm te geven, de medewerkers ervan mee te laten denken, beslissen en meeprofiteren, en hoge maatschappelijke en ecologische doelen te stellen? Dus het bedrijf voort te laten bestaan en zo nodig pas in productieve delen te verdelen, als daar een echt goede reden voor is. Dan nog kan de winst naar het bedrijf, de werknemers, de staat, en als men dat wil naar aandeelhouders. Wie de winst neemt is van belang, maar beslist niet het enige grote belang. En ook een overheidsbedrijf kan werken met privé-aandelen, als er reden bestaat hiervoor te kiezen, bijvoorbeeld als spaarmogelijkheid voor burgers of om de politieke reden dat men doelbewust opteert voor een gemengde economie.
Kortom, er is een productieve ontwikkeling van en controle op een bedrijf mogelijk die je veel breder kunt situeren dan ‘de fabriek’ of als aandelenpakket. Die ook meer behelst dan de directe maatstaf van werkgelegenheid.
Dat is niet erg, maar realistisch. Daarom mag je het concern nationaliseren of dat goed beredeneerd nalaten. Net als het woord ‘protectionisme’ kan ‘collectivisering’ bovendien meerdere betekenissen hebben. Ook die van beheer, van zorg, van goed werk, van aandacht voor de natuur, het laatste bijvoorbeeld omdat het ook om palmolie en dus om natuurbeheer en het klimaat gaat.
Dit riekt naar socialisme, en in ieder geval naar sociaal. Want wat maatschappelijk het beste is, wordt toegelaten en gaat boven de privé-eigendom. Daar is niets mis mee. Socialisme wordt al te vaak te grofvormig voorgesteld. Dat is ideologie en heeft natuurlijk vaak met de reële voorgeschiedenis of de karikatuur daarvan te maken.
Dit is geen einde verhaal, dat zou kortzichtig zijn. De economie kan veel creatiever worden bekeken. Ook sociaal, politiek en vanuit slimmere gezagsverhoudingen dan die van de overhaaste beslissing van de sneller belegger, die slechts wil plukken en profiteren.